Beleidsregels bestuurlijke boete wet BRP Oirschot 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot,

gelet op artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) en titel 5.4 van de Algemene Wet

Bestuursrecht (AWB),

 

B e s l u i t:

Vast te stellen de Beleidsregels bestuurlijke boete wet BRP Oirschot 2022

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet basisregistratie personen;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      ingeschrevene: de ingeschrevene als bedoeld in artikel 1.1 sub e van de wet;

    • e.

      toezichthouder: de op grond van het bepaalde in artikel 4.2 van de wet door het college benoemde ambtenaar;

    • f.

      boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 5.40 Awb en artikel 4.17 van de wet;

    • g.

      overtreder: degene die verwijtbaar niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 4.17 onder a van de wet dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan het bepaalde in artikel 4.17 onder b van de wet of een valse aangifte heeft gedaan;

    • h.

      gelegenheidsgever: de persoon als bedoeld in artikel 4.17 sub b van de wet.

  • 2.

    De begripsbepalingen van de wet zijn op deze beleidsregels onverkort van toepassing.

Artikel 2 Bevoegdheid en mandatering

  • 1.

    Het college is bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete

  • 2.

    Het college kan deze bevoegdheid mandateren.

  • 3.

    De boete heeft als doeI de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen, zoals bedoeld in de Wet.

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1.

    Bij de toepassing van deze beleidsregel is artikel 5.4 van de Awb onverkort van toepassing.

  • 2.

    Per overtreding kan het college slechts één boete opleggen.

  • 3.

    Een boete wordt opgelegd binnen 3 jaar na de overtreding.

  • 4.

    In geval de verplichtingen als bedoeld in de wet moeten worden vervuld door een ander dan de ingeschrevene of de aangifteplichtige zelf, wordt de boete opgelegd aan degene op wie de verplichting op grond van de wet rust.

  • 5.

    Het college kan aan meerdere personen een boete opleggen voor dezelfde overtreding. In dat geval zijn deze personen afzonderlijk hoofdelijk aansprakelijk voor de hele boete.

  • 6.

    Overlijdt de overtreder voor inning van de opgelegde boete, dan vervalt deze op de datum van overlijden.

Artikel 4 Verwijtbaarheid en bijzondere omstandigheden

  • 1.

    Voor het opleggen van een boete moet er sprake zijn van verwijtbaarheid.

  • 2.

    Het ontbreken van verwijtbaarheid wordt niet aangenomen, indien de overtreder:

    • a.

      al eerder eenzelfde overtreding in de zin van artikel 4.17 van de wet heeft begaan;

    • b.

      aangeeft de inhoud van de correspondentie van de gemeente niet te begrijpen, daaronder ook begrepen vanwege gestelde onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal;

    • c.

      aangeeft niet op de hoogte te zijn van de verplichtingen genoemd in artikel 4.17 van de wet;

    • d.

      aangeeft al in een eerder stadium aan zijn verplichting te hebben voldaan, maar dit niet aan kan tonen;

    • e.

      aangeeft langere tijd niet in staat te zijn geweest zijn belangen te behartigen, doordat hij tijdelijk niet op het adres zegt te hebben gewoond. Dit geldt ook in geval van tijdelijk verblijf in het buitenland, tijdelijk verblijf in een instelling voor de gezondheidszorg, een instelling op het gebied van kinderbescherming of een penitentiaire instelling;

    • f.

      aangeeft door slechte postbezorging of gebreken aan of ontbreken van een brievenbus geen post te hebben ontvangen;

    • g.

      aangemerkt wordt als gelegenheidsgever, die een verklaring heeft getekend dat de andere persoon woont op zijn adres, terwijl vastgesteld is dat deze er niet woont;

    • h.

      aangemerkt wordt als gelegenheidsgever in de zin van sub g van dit artikel en stelt dat de andere persoon niet langer op het adres woont, terwijl hij niet aan kan tonen dat de andere persoon verhuisd is naar een ander adres of vertrokken is naar het buitenland en daarvan nog niet binnen de wettelijke termijn als bedoeld in artikel 2.39 en 2.43 van de wet aangifte heeft gedaan.

  • 3.

    Het college kan van het opleggen van een boete afzien of kan een boete matigen indien de overtreder aannemelijk maakt dat het opleggen van de boete een onevenredig zware sanctie is op grond van:

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert.

Artikel 5 Boetebedrag

Overtreding Migratie

Boete

Wetsartikelen

Het niet doen van aangifte uit het buitenland

€ 325,-

Artikel 2.38, eerste, tweede en vierde lid Wet BRP

Het niet doen van aangifte van een nieuwe verblijfplaats binnen Nederland

€ 325,-

Artikel 2.39 eerste lid Wet BRP

Het niet verstrekken van inlichtingen over een mogelijk adreswijziging

€ 200,-

Artikel 2.47 Wet BRP

Het ten onrechte opgeven van een adreswijziging naar een briefadres terwijl er sprake is van een woonadres

€ 325,-

Artikel 2.39 derde lid Wet BRP

Het niet geven van inlichtingen door de briefadresgever over de briefadresnemer op verzoek van het gemeentebestuur

€ 200,-

Artikel 2.45 vierde lid Wet BRP

Het geven van gelegenheid tot de overtreding

€ 325,-

Artikel 4.17 sub b Wet BRP

 

Overtreding Brondocumenten

Boete

Wetsartikelen

Het niet overleggen van brondocumenten betreffende de burgerlijke staat of nationaliteit in verband met vestiging uit het buitenland

€ 200,-

Artikel 2.38 derde lid Wet BRP

Het niet overleggen van brondocumenten van feiten die zich buiten Nederland hebben voorgedaan en in de BRP opgenomen moeten worden

€ 200,-

Artikel 2.44 Wet BRP

Het niet overleggen van brondocumenten betreffende burgerlijke staat of nationaliteit op verzoek van het gemeentebestuur

€ 325,-

Artikel 2.46 Wet BRP

Het niet overleggen van een buitenlandse overlijdensakte

€ 200,-

Artikel 2.51 Wet BRP

 

Overtreding Migratie en Brondocumenten

Boete

Wetsartikelen

Onjuiste aangifte met overlegging van valse documenten

€ 325,-

Artikel 2.38, 2.39 en 2.43 juncto 2.45 Wet BRP

 

Overig

Boete

Wetsartikelen

Overtreder heeft eerder een overtreding begaan waarvoor de boete opgelegd kan worden (recidive)

€ 325,-

Alle hiervoor genoemde artikelen

Artikel 6 Valsheid in geschrifte

  • 1.

    Bij valsheid in geschrifte volgt aangifte bij de politie;

  • 2.

    In het geval van strafvervolging, legt het college geen boete op zoals bedoeld in deze beleidsregel.

  • 3.

    Als geen strafvervolging plaatsvindt, kan alsnog een bestuurlijke boete opgelegd worden.

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid

In de gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 25-10-2022

de secretaris,

Saskia Willems-van Ulden

de burgemeester,

Judith Keijzers-Verschelling

Toelichting op de beleidsregels bestuurlijke boete Wet BRP Oirschot 2022

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel zijn de in de regeling gebruikte begrippen nader gedefinieerd en is aansluiting gezocht bij de wettelijke begripsomschrijvingen, die onverkort van toepassing zijn.

 

Artikel 2 Bevoegdheid en mandatering

  • 1.

    Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als daarvoor een wettelijke basis is. De noodzakelijke wettelijke basis is de Wet basisregistratie personen (artikel 4.17).

  • 2.

    Zoals blijkt uit dit artikel heeft het college de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen. Uit praktische overwegingen (snelheid, effectiviteit) is besloten de bevoegdheid te mandateren tot het niveau van teammanager.

  • 3.

    De Wet basisregistratie personen introduceert de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete in het geval de burger bewust niet aan de verplichtingen als bedoeld in deze Wet voldoet. Het opleggen van de bestuurlijke boete is geen doel op zich. Het moet de burgers aanzetten tot het nakomen van de verplichtingen die deze Wet aan hen oplegt.

Daarom wordt altijd als blijkt dat de registratie niet overeenkomt met de werkelijke situatie formeel gevraagd om de registratie aan te passen. Hiervoor krijgt de betrokkene een periode van 2 weken. Heeft de betrokkene binnen deze twee weken de registratie aangepast naar de werkelijke situatie dan wordt geen verdere actie ondernomen. Is de registratie niet aangepast dan kan de gemeente besluiten een boete op te leggen.

 

De mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen vervangt de strafbaarstelling via de weg van het strafrecht, die eerder in de Wet GBA was opgenomen.

 

De verplichtingen zoals deze momenteel in de Wet staan zijn onder andere:

  • het niet voldoen aan verplichtingen die te maken hebben met aangiften van vestiging (verblijf en adres), adreswijziging of vertrek,

  • het overleggen van documenten waaraan gegevens over de identiteit, de burgerlijke staat en nationaliteit moeten worden ontleend,

  • de verplichting om in persoon te verschijnen, of

  • het verstrekken informatie.

Artikel 3 Voorwaarden

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:43) kan één overtreding slechts éénmaal worden beboet. Als de burger geen aangifte doet van adreswijziging en vervolgens niet verschijnt als het college hem daartoe verplicht, dan zijn er in feite twee overtredingen begaan. Het kan echter buiten proportie zijn om dan twee boetes op te leggen. Overweging kan dan zijn om 'slechts' één boete op te leggen.

 

De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt drie jaar nadat de overtreding is begaan (Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:45). Het is dus van belang te bepalen op welke datum de overtreding van een verplichting op grond van de Wet basisregistratie personen is begaan.

 

Uitgangspunt is dat de overtreding wordt begaan op het moment dat het college constateert dat niet is voldaan aan de wettelijke verplichtingen. Na overtreding van de aangifteplicht, bijvoorbeeld, blijft de overtreding actueel. Elke dag dat de burger in gebreke blijft, overtreedt hij de Wet. De termijn schuift daarmee dus ook op.

 

In het geval de verplichtingen van de Wet basisregistratie personen rusten op de wettelijke vertegenwoordigers van minderjarigen tot 16 jaar of mensen die onder curatele staan, wordt de bestuurlijke boete opgelegd aan die wettelijk vertegenwoordiger(s) of de curator.

De minderjarige, bijvoorbeeld, is niet bevoegd om zelf aangifte van verhuizing te doen, terwijl aan hem ook niet de verplichting tot het overleggen van (bron)documenten kan worden opgelegd. Die verplichtingen rusten op de wettelijke vertegenwoordiger of de curator. Het college kan hen aanspreken op deze verantwoordelijkheid, door het opleggen van een bestuurlijke boete.

 

Een bestuurlijke boete kan niet worden opgelegd aan een overtreder die al is overleden. In de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:42) staat dat de opgelegde boete vervalt als deze bij leven van de overtreder is opgelegd, maar voor inning van het opgelegde boetebedrag komt te overlijden.

 

Artikel 4 Verwij s baarheid en bijzondere omstandigheden

Een bestuurlijke boete kan aIleen worden opgelegd als er sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grand van objectieve en subjectieve verwijtbaarheid.

Bij objectieve verwijtbaarheid gaat het om het handelen of na laten van betrokkene. De vraag is dan of betrokkene feitelijk een wettelijke regel heeft overtreden.

Bij subjectieve verwijtbaarheid gaat het om de persoon zelf: wist of kan hij redelijkerwijs weten, dat hij een verplichting had moeten nakomen?

De mate waarin de gedragingen verwijtbaar zijn, beoordeelt het college op basis van de situatie op het moment waarop de verplichtingen hadden moeten worden nagekomen.

 

Of er sprake is van verwijtbaar gedrag moet blijken uit een dossier, op grand waarvan het college uiteindelijk een boete oplegt. Het is in verband met de bewijslast noodzakelijk dat feiten en omstandigheden worden vastgelegd. Onderdeel van het op te bouwen dossier is in ieder geval een rapportage van de toezichthouder over de overtreding (Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:48).

 

Het na laten van het vervullen van verplichtingen, al dan niet bewust, kan als verwijtbaar bestempeld worden. Aan de hand van feiten en omstandigheden kan bepaald worden in welke mate het niet voldoen aan de verplichtingen verwijtbaar is.

 

Artikel 5 Boetebedrag

In het bestuursrecht wordt onderscheid gemaakt tussen lage en hoge bestuurlijke boetes. Voor lage bestuurlijke boetes gelden minder voorschriften en administratieve regels dan voor hogere boetes. De grens ligt op € 340,-. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen heeft de wetgever voor het opleggen van boetes ingevolge de Wet BRP gekozen voor een maximum van € 325,-.

 

Uit oogpunt van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid stelt de gemeente twee boetes vast, namelijk een boete van € 325,- en een boete van € 200,-.

 

Bij het vaststellen van de boetes is rekening gehouden met de soort overtreding, de ernst van de overtreding en het belang voor de BRP bij het nakomen van de verplichtingen. De boete van € 325,- is vastgesteld voor gevallen die gezien één of meer van deze elementen als ernstiger wordt aangemerkt. De boete van € 200,- wordt opgelegd in de overige gevallen. In de tabel is schematisch aangegeven wanneer welke boete opgelegd kan worden.

 

Artikel 6 Valsheid in geschrifte

Bij valsheid in geschrifte moet het in principe gaan om een schriftelijk document. Ook het opzettelijk gebruiken van een door iemand anders valselijk opgemaakt of vervalst geschrift is valsheid in geschrifte. Bij een vals aangifte als hier bedoeld kan een bestuurlijke boete worden opgelegd vanwege overtreding van de aangifteplicht. Er dient dan wel rekening te worden gehouden met het bepaalde in artikel 5:44 Awb. Als er naast het overtreden van de aangifteplicht tevens sprake is van valsheid in geschrifte, dient de zaak eerst aan het Openbaar Ministerie (OM) te worden voorgelegd. Besluit het OM niet strafrechtelijk te vervolgen, dan kan alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd.

 

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid

Dit artikel geeft het college nog enige 'speelruimte'. In een geval waarin deze beleidsregel niet voorziet, kan het college alsnog besluiten een bestuurlijke boete op te leggen. In geval van bijzondere omstandigheden kan het college echter ook besluiten om geen boete op te leggen, of het boetebedrag te matigen. Dat kan bijvoorbeeld zijn in het geval het niet voldoen aan de verplichtingen weliswaar verwijtbaar is, maar het opleggen van een boete vanuit onze gemeentelijke zorgplicht onwenselijk is.

Naar boven