Vergunningenkader en APV-aanpassing deelmobiliteit

Deelmobiliteit is een relatief nieuwe ontwikkeling in Nederland. Verwacht wordt dat de vraag naar deelmobiliteit in de komende jaren zal toenemen. Met de opkomst van deelscooters en -fietsen heeft de verkeersdeelnemer steeds meer opties om zich te verplaatsen. Deze ontwikkeling sluit aan bij ambities om meer duurzame vormen van mobiliteit te stimuleren en het autobezit en het autogebruik te beperken. Daarmee draagt het al bij aan doelen als minder schadelijke emissies en minder congestie. Op dit moment manifesteren zich echter al wel de nadelen van deelmobiliteit; het stallen van deelvoertuigen in de openbare ruimte leidt regelmatig tot stallingshinder, verslechterde toegankelijkheid, afbreuk aan het straatbeeld en verkeersonveilige situaties. Daarom is een vergunningenkader vastgesteld en wordt de raad voorgesteld om de APV te wijzigen. Op die manier kunnen maximaal 2 exploitanten een vergunning krijgen voor het aanbieden van deelscooters en deelfietsen in de gemeente.

Artikel 5.2a Vergunningplicht commercieel aanbieden deelvoertuigen (7)

1. Het is verboden om zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders voertuigen op een openbare plaats ter gebruik aan derden aan te bieden tegen betaling of anderszins met commerciële doeleinden;

2. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen en voorschriften vaststellen ten aanzien van het commercieel aanbieden van deelvoertuigen zoals deel(bak)fietsen, deelscooters en/of deelvormen van ‘Licht Elektronische voertuigen (LEV)’ als bedoeld in dit artikel;

3. Onder deelvoertuigen worden voertuigen bedoeld als beschreven in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van personenauto's, die op een openbare plaats ter beschikking worden gesteld om, al dan niet tegen betaling of anderszins met commerciële doeleinden, herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruikt te worden op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke en rechtspersonen en/of een of meerdere aanbieder(s);

4. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing op auto’s.

5. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan het college van burgemeester en wethouders een vergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren of intrekken indien:

a. de aanvraag in strijd is met de nadere eisen en voorschriften als bedoeld in lid 2.

b. de vergunninghouder handelt in strijd met de eisen en voorschriften die deel uitmaken van de vergunning;

c. de deelvoertuigen van de vergunninghouder gevaar opleveren voor de veiligheid van de gebruikers of de verkeersveiligheid;

d. indien de exploitatie niet uiterlijk 3 maanden na de afgifte van de vergunning van start is gegaan.

6. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

 

(7) Gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 12 oktober 2022, punt 7.2, in werking getreden op 16 november 2022

Naar boven