Gemeenteblad van Haarlemmermeer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlemmermeer | Gemeenteblad 2022, 525614 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlemmermeer | Gemeenteblad 2022, 525614 | beleidsregel |
Beoordelingskader Maatschappelijke Voorzieningen Integraal Accommodatieplan
Bij de behandeling van het Integraal Accommodatieplan 2020 (2019.0058287) op 11 juni 2020 (hierna IAP) heeft de raad de behoefte uitgesproken om een taakstellend toetsingskader op te stellen op basis waarvan kan worden bepaald hoe een maatschappelijke voorziening functioneert. Bij de besluitvorming over het IAP heeft de raad dit als volgt geformuleerd in het amendement:
Het college komt, voordat er gestart wordt met de wijkanalyses in Q3 2020, met een taakstellend toetsingskader en legt deze ter goedkeuring voor aan de raad.
Met dit Beoordelingskader Maatschappelijke Voorzieningen IAP (hierna: Beoordelingskader) geven wij invulling aan het taakstellende toetsingskader uit het amendement. Dit doen wij als volgt:
Het IAP is een procesbeschrijving waarbij we kijken naar hoe de maatschappelijke voorzieningen in een wijk/kern functioneren. Om onze maatschappelijke voorzieningen objectief te beoordelen, stellen wij een beoordelingskader voor met de volgende richtlijnen:
De richtlijnen in het Beoordelingskader zijn ontwikkeld als hulpmiddel bij de wijkanalyses van het IAP. Met deze richtlijnen zijn wij in staat om onze voorzieningen te beoordelen en te bekijken of deze doelmatig en doeltreffend worden ingezet. De uitkomsten van de beoordeling geven ons inzichten in waar nog verbeteringen mogelijk zijn. Deze uitkomsten nemen we mee in de actieplannen als resultaat van de uitkomsten van een wijkanalyse conform de aanpak als verwoord in het IAP. Tijdens het opstellen van het Beoordelingskader is het meerjarenbeeld gewijzigd. Als het beleid of de koers van gemeente in de toekomst wijzigt, kan dit beoordelingskader meebewegen.
In de volgende hoofdstukken lichten wij de invulling van de richtlijnen, de toepassing en de kanttekeningen verder toe.
In bijlage I is een begrippenlijst opgenomen met definities van veelgebruikte begrippen die in dit Beoordelingskader aan bod komen.
2 Ruimtelijke richtlijn voor maatschappelijke voorzieningen
Maatschappelijke voorzieningen zijn van belang voor de sociale duurzaamheid en een leefbare en aantrekkelijke woonomgeving. Wat de ruimtebehoefte voor bepaalde voorzieningen is, is lastig te in te schatten. Dit doen wij aan de hand van zogenoemde referentienormen. Een referentienorm is een vertaling van de indicatieve ruimtebehoefte aan maatschappelijke voorziening uitgedrukt in m2. Door referentienormen vast te stellen, kunnen we een kwantitatieve beoordeling maken van de voorzieningen in een wijk of kern.
Hieronder zetten wij uiteen hoe wij de referentienormen hebben bepaald. Verder merken wij op dat de referentienorm slechts één van de richtlijnen is op basis waarvan we bepalen hoe de maatschappelijke voorzieningen in een kern functioneren. Te veel of te weinig m2 van een voorziening in een kern betekent niet automatisch dat een voorziening gesloten respectievelijk uitgebreid dient te worden.
2.2 Referentienormen ruimtebehoefte maatschappelijke voorzieningen
In samenwerking met onderzoeksbureaus STIPO en Springco Urban Analytics hebben wij referentienormen geformuleerd. Dit heeft geleid tot de rapportage in bijlage II (hierna: de rapportage). In de rapportage is per voorziening een referentienorm weergegeven, oftewel het gewenste aantal m2 van een voorziening per woning. Deze zijn gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
Er is gekozen voor een referentienorm per woning, maar om recht te doen aan de verscheidenheid van de kernen van onze gemeente zal deze bij de wijkanalyse omgerekend worden naar een referentienorm per inwoner. De referentienorm delen wij door gemiddelde bezetting van een woning in Haarlemmermeer en vermenigvuldigen we met het aantal inwoners van een specifieke kern.
De drie gemeenten die wij als benchmark hebben gebruikt zijn Zaanstad, Zoetermeer en Almere (hierna: benchmarkgemeentes). Deze zijn gekozen omdat ze qua opbouw lijken op Haarlemmermeer.
In de collegenota Schaalsprong Wonen (2018.0061852), staat dat het voorzieningenniveau minimaal hetzelfde moet blijven om het aantrekkelijke woon- en vestigingsklimaat te behouden. Daarom hebben wij de actuele omvang van de maatschappelijke voorzieningen in Haarlemmermeer meegenomen in de totstandkoming van de referentienormen.
Hierbij merken wij nog wel het volgende op. Het betreffen soms schattingen van de werkelijke hoeveelheid vierkante meters aan voorzieningen, omdat niet alle informatie via deskresearch eenduidig te reproduceren was. Verder zijn de referentienormen soms op een verschillende wijze tot stand gekomen, bijvoorbeeld wanneer een gemeente sterk afweek in het aantal vierkante meters. Zo zitten sommige referentienormen qua getal tussen het gemiddelde van de drie benchmarkgemeenten en de huidige vierkante meters in Haarlemmermeer in. Andere referentienormen komen voort uit het gemiddelde van twee benchmark- gemeentes en de huidige vierkante meters in Haarlemmermeer of zijn juist gebaseerd op het gemiddelde van de drie benchmarkgemeentes inclusief de vierkante meters in Haarlemmermeer. Ook is een aantal referentienormen niet op basis van een benchmark, maar op basis van cijfers van brancheverenigingen tot stand gekomen. In tabel A is dit samengevat. Onder de tabel is een korte toelichting toegevoegd. Voor een uitgebreide toelichting op de totstandkoming per referentienorm verwijzen wij naar de rapportage.
In de tabel is ook aangegeven hoeveel m2 per woning van een bepaalde voorziening in Haarlemmermeer aanwezig is. Daar waar niets staat ingevuld (zoals bij ziekenhuis, logopedist, verloskundige, geïndiceerde dagbesteding, verslavingszorg e.d.), is dit niet onderzocht. Bij een toekomstige uitbreiding van deze voorzieningen adviseren wij bij gebruik van deze referentienorm de huidige m2 per woning te onderzoeken.
De grijs gearceerde referentienormen kunnen ook worden gebruikt bij de wijkanalyses van het IAP, maar hierin heeft gemeente een beperktere rol en minder invloed op de totstandkoming van de voorziening, omdat wij geen eigenaar van het vastgoed worden en/of geen subsidie of exploitatievergoeding verstekken. De gemeente heeft wel belang bij voldoende niveau van deze voorzieningen, zoals bijvoorbeeld huisartsen, eerstelijnszorg en de totstandkoming van integrale kindcentra (IKC).
Voor sport is in 2019 de huisvestingsopgave voor Haarlemmermeer door het Mulier Instituut onderzocht. Zij hebben beoordeeld hoeveel m2 per sport gewenst is gelet op de huidige aanwezige voorzieningen, landelijke normen en de ontwikkeling van de betreffende sport. In bijlage III en IV zijn de volledige rapportages van het Mulier Instituut opgenomen. Op basis van deze rapportages zijn de referentienormen voor binnen- en buitensport vertaald in de tabel.
Voor een aantal categorieën is in de rapportage ook onderscheid gemaakt tussen de verschillende woonmilieus1 die Haarlemmermeer heeft. De verschillende normeringen per woonmilieu gebruiken wij alleen bij de afweging of we de referentienorm naar boven of beneden willen afronden.
Tot slot merken we nog op dat de volgende categorieën niet zijn meegenomen in Tabel A omdat voor:
2.3 Toepassing referentienormen
De referentienormen moeten gezien worden als een eerste richtlijn bij de wijkanalyses van het IAP om te bepalen of een wijk of kern voldoende m2 aan maatschappelijke voorzieningen heeft. Verdere inkleuring per wijk of kern is altijd noodzakelijk. De al aanwezige voorzieningen (of het tekort hieraan), zowel binnen de wijkgrenzen als aangrenzend, worden meegenomen in het bepalen van de concrete opgave bij de wijkanalyses. Wat betreft de status van deze referentienormen is het uitdrukkelijk niet zo dat als een wijk of kern een tekort heeft (in m2) van een bepaalde voorziening conform de norm, automatisch volgt dat de opgave is om bij te bouwen. Andersom betekent een overschot (aan m2) van een bepaalde voorziening niet dat er automatisch voorzieningen moeten worden gesloten. Afwijkingen van meer dan 20% op de referentienormen lichten wij verder toe in het actieplan als resultaat van de IAP wijkanalyse.
Ook andere factoren, zoals de mogelijkheid om meerdere voorzieningen in één gebouw te organiseren of leegstaande ruimte in de omgeving beter te benutten, spelen een belangrijke rol. Op deze wijze wordt het vastgoed optimaal benut, hetgeen ten goede kan komen aan de exploitatie en de subsidieafhankelijkheid kan verminderen. De referentienormen worden daarom niet gezien als een hard gegeven, maar als een startpunt voor het bepalen van de juiste omvang en het in beeld brengen van verbeteringen.
Bij het opstellen van de referentienormen hebben we voor een aantal voorzieningen gekeken in hoeverre de huidige aanwezigheid zich verhoudt tot de nu opgestelde normen. Hieruit is gebleken dat we bij de meeste categorieën in onze vastgoedportefeuille, waarvoor de gemeente een huisvestings- of subsidierol heeft, minimaal aan de referentienorm voldoen.
Bij de wijkanalyses van het IAP richten wij ons voornamelijk op de maatschappelijke voorzieningen waar wij als gemeente een actieve huisvestings- of subsidierol hebben (zoals bij ontmoeting-, cultuur of sport, etc.). In de wijkanalyses kijken we zijdelings naar de maatschappelijke voorzieningen waarbij we deze actieve rol niet hebben.
De referentienormen kunnen ook als één van de uitgangspunten bij de ruimtereserveringen voor maatschappelijke voorzieningen in een gebiedsontwikkeling worden gebruikt. Voor voorzieningen waar wij geen actieve rol hebben kan de referentienorm ook gebruikt worden om de benodigde ruimte te (laten) reserveren.
In 2021 leggen wij verder een visie en uitvoeringsprogramma sociale infrastructuur ter bespreking aan de raad voor. Hierin wordt de ruimtebehoefte aan maatschappelijke voorzieningen geformuleerd op basis van deze referentienormen en overige uitgangspunten. Ook wordt omschreven welke maatschappelijke voorzieningen waar en wanneer benodigd zijn, met een beschrijving van de planning, kostenopgave en organisatie rondom de schaalsprong. In de nota Verkennend onderzoek voor een uitvoeringsstrategie schaalsprong wonen (2020.0001424) is al een eerste inzicht gegeven in de benodigde investeringen ten behoeve van de schaalsprong op het gebied van fysieke infrastructuur, groen en recreatie en maatschappelijke voorzieningen.
3 Vastgoed richtlijnen maatschappelijke voorzieningen
De ruimtelijke richtlijn vormt het startpunt van het beoordelingskader. In hoofdstuk 2 hebben we deze en de toepassing daarvan verder toegelicht.
Voor de maatschappelijke voorzieningen waar wij eigenaar van zijn, gaan we aan de hand van vastgoed richtlijnen beoordelen of het gebouw financieel en technisch presteert zoals wij dat zouden willen. Hierbij maken wij gebruik van zogenoemde prestatie-indicatoren. Het betreffen voorlopige prestatie-indicatoren, zodat in de wijkanalyses op basis hiervan het vastgoed alvast beoordeeld kan worden.
3.1 Financiële prestatie-indicatoren
Met de financiële prestatie-indicatoren krijgen we objectief in beeld hoe ons vastgoed financieel presteert. We kijken naar welke financiële ruimte er beschikbaar is voor investeringen en/of welke verbeteringen in de exploitatie (zoals het aanpassen van de huur en/of de kosten) nodig zijn. Deze prestatie-indicatoren vormen belangrijke input in de afweging of en welke maatregelen uitgevoerd kunnen worden.
Tabel B. Financiële prestatie-indicatoren
Het verschil tussen de begrote kosten(onderhoudskosten uit het Meerjarenonderhoudsplan (MJOP)), belastingen, verzekering en kapitaallasten) en begrote baten (huurprijs)van een gebouw. |
||
De geplande meerjarige onderhoudskosten per m2 (over periode van 10 jaar) worden vergeleken met een genormeerde bandbreedte voor onderhoud, zodat inzichtelijk wordt of het onderhoud van een objectrealistisch is. |
11 – 17 €/m2 bvo 2 (bruto vloeroppervlakte) |
|
De werkelijke huurprijs per m2 wordt vergeleken met de gemiddelde huurprijs vansoortgelijke voorzieningen binnenonze eigen portefeuille. Bij grote afwijkingen kan dit aanleiding zijnvoor aanpassingen. |
huurprijs binnen een bandbreedte van 10% van degemiddelde huur |
|
De boekwaarde wordt vergeleken met de WOZ-waarde3. Is de boekwaarde hoger,dan kan afboeking een optie zijn. |
Het kan zijn dat afwijkende resultaten een logische verklaring hebben en niet noodzakelijk leiden tot aanpassingen. In die gevallen zal bij de wijkanalyse hierover een extra toelichting worden gegeven.
3.2 Technische prestatie-indicatoren
Met de technische prestatie-indicatoren kunnen we bepalen of een gebouw eenvoudig is aan te passen (flexibele indeling, in- en uitbreiding goed mogelijk) of dat sloop en nieuwbouw een betere optie is. Daarbij kijken we naar de onderhoudsconditie en de leeftijd van het gebouw. Dit geeft een indicatie of vervanging technisch noodzakelijk kan zijn. De uitkomsten van deze gegevens moeten in de afweging in samenhang gezien worden met de financiële prestaties van een gebouw.
Daarnaast zal op basis van het Klimaatakkoord van ons verwacht worden, dat onze vastgoedportefeuille presteert conform de afspraken van dit akkoord. En als gemeente willen wij optimaal bijdragen aan een inclusieve maatschappij. Dit houdt in dat ons vastgoed ook toegankelijk moet zijn voor mensen met een beperking. In onderstaande tabel zijn de prestatie-indicatoren nader toegelicht en is een eerste aanzet gegeven van onze ambities.
Tabel C. Technische prestatie-indicatoren
Voor ons onderhoud maken we gebruik van een meerjaren onderhoudsplan op basis van de NEN27674. Wij onderhouden onsvastgoed sober en doelmatig. |
||
Het bouwjaar geeft aan hoe oud een gebouw is en zegt ietsover de mogelijk resterende boekwaarde en of er investeringsruimte is. |
Een gebouw ouder dan 20 jaar komt eerder in aanmerking voorrenovatie, sloop of nieuwbouw |
|
Op basisvan het Klimaatakkoord moet al het vastgoed in 2050 energieneutraal zijn. Hiervoor wordt een Routekaart Maatschappelijk Vastgoed Haarlemmermeer uitgewerkt. Vooruitlopend op dezeRoutekaart wordt nu alvast een prestatiedoel benoemd. |
Ten minste Energielabel C 5. |
|
Voor de toegankelijkheid van gebouwen is nog geen landelijk of gemeentelijk beleidgeformuleerd. Momenteel is er ook nog geen vastomlijnde landelijke NEN-methodiek vastgesteld. Bij de introductie van de Omgevingsvisie wordt het landelijk Bouwbesluit wel (beperkt) aangepast voor (ver-)bouw van woningen en openbare gebouwen. Vooruitlopend op duidelijke centrale richtlijnen voor toegankelijkheid benoemen we hier wel alvast ons ambitieniveau. De verdere uitwerking van toegankelijkheid van onze voorzieningen wordt meegenomen in het beleidskader Vastgoed. Hierin zal beschreven worden wat de minimaleeisen zijn wat betreft bereikbaarheid, bewegingsvrijheid en verblijfscomfort6. |
|
4 Beleidsmatige richtlijnen maatschappelijke voorzieningen
4.1 Prestatie-indicatoren voor beleidsmatige richtlijnen
Als de maatschappelijke voorzieningen aan de hand van de ruimtelijke richtlijn en de vastgoedrichtlijnen zijn beoordeeld, gaan we tijdens de IAP wijkanalyse aan de hand van beleidsmatige richtlijnen beoordelen of de invulling van het gebouw (programmering) presteert zoals wij dat zouden willen. Het doel is immers dat de programmering bijdraagt aan onze beleidsdoelen (maatschappelijke meerwaarde oplevert). Het meten van een maatschappelijke meerwaarde is een lastige opgave, omdat het niet eenvoudig objectief meetbaar is. Om deze prestatie toch te beoordelen, stellen wij voor om het gebruik en de tevredenheid van de gebruiker van de maatschappelijke voorziening te meten aan de hand van de volgende prestatie-indicatoren:
We gaan per type voorziening nog een passende methode en ambitie over gebruik en tevredenheid formuleren. Het gebruik van een bibliotheek is immers anders te meten dan van een sporthal, dat vraagt om maatwerk. Ook zijn wij hiervoor afhankelijk van de informatie die onze maatschappelijke partners (stichting Maatvast, stichting Het Cultuurgebouw en Sportfondsen NV) kunnen aanleveren. Samen met hen stellen wij een passende methode en ambitie vast. Dit gaan we in de komende tijd verder uitwerken. Hierbij wordt ook gekeken naar het onderscheid tussen grote en kleine kernen.
Maatschappelijke meerwaarde is vanzelfsprekend meer dan alleen het resultaat van bezetting, aantal bezoekers en de tevredenheid. Maar door deze prestaties meetbaar te maken krijgen we wel inzicht in de mogelijkheden om het gebruik van de maatschappelijke voorzieningen te optimaliseren. Bij de vraag of de ruimte meer gebruikt zou kunnen worden, speelt ook de afweging welke extra kosten het uitbreiden van programmering of extra uren beheer met zich meebrengt. Hieronder is een eerste uitwerking van de prestatie- indicatoren gebruik en tevredenheid weergegeven.
Tabel D. Prestatie-indicatoren bij beleidsmatige richtlijn
In juni 2020 is het IAP geamendeerd vastgesteld. Tijdens het opstellen van het Beoordelingskader is meerjarenbeeld gewijzigd. Het vaststellen van dit beoordelingskader heeft nu echter verder geen financiële consequenties. Dit beoordelingskader is de invulling van het amendement en van toepassing bij de wijkanalyses van het IAP. Uit de wijkanalyses van het IAP komen per kern actieplannen, deze actieplannen worden ter informatie of besluitvorming, afhankelijk van een eventuele investeringsvraag, aan de raad voorgelegd en meegenomen in Meerjaren Perspectief vastgoed (MPV). Het eerste MPV zal eind 2021 gereed zijn. Binnenkort zal ook visie en uitvoeringsprogramma sociale infrastructuur ter bespreking aan de raad worden aangeboden. Hierin wordt de ruimtebehoefte aan maatschappelijke voorzieningen geformuleerd met een beschrijving van de planning, kostenopgave en organisatie die past bij de gewenste schaalsprong van ongeveer 20.000 extra woningen.
De samenhang tussen de diverse stukken kan als volgt worden weergegeven:
Net als het IAP 2020, is het Beoordelingskader Maatschappelijk Voorzieningen IAP een document dat we moeten evalueren op basis van de toepassing in de praktijk. Van belang is te beoordelen hoe de referentienormen en de richtlijnen in de praktijk uitwerken.
Tegelijkertijd willen we ook de eerste wijkanalyses gebruiken om te toetsen of de richtlijnen die we hier hebben opgenomen realistisch en eenvoudig toepasbaar zijn en dienen de volgende prestatie-indicatoren nog verder te worden uitgewerkt:
Duurzaamheid en toegankelijkheid nemen we mee in het Beleidskader Vastgoed en gebruik en tevredenheid worden meegenomen in de prestatieafspraken bij de subsidieverlening/overeenkomsten met onze maatschappelijke partners.
Het beoordelingskader is onderdeel van de evaluatie van het IAP. Bij de raadssessie eind 2021 informeren wij de raad over de voortgang en eind 2022 evalueren we het IAP.
Referentienormen Voorzieningen Haarlemmermeer
Springco Urban Analytics & Stipo, 19 januari 2021
Overzichtsmatrix (m2 per woning)
De gemeente Haarlemmermeer heeft Stipo gevraagd om in navolging van Stipo’s rapportage uit 2019 (Update Kengetallen voorzieningen Haarlemmermeer, 15 februari 2019) meer inzicht te bieden in de benodigde vierkante meters voor een aantal maatschappelijke voorzieningen. Stipo heeft Springco Urban Analytics gevraagd om hierin als onderzoeker te participeren.
Bij veel gemeenten is de wens groot om meer inzicht te krijgen in de normen die worden gebruikt om het ruimtebeslag van maatschappelijke voorzieningen te berekenen en te beoordelen. Van normen die gemeenten al jarenlang gebruiken in hun stedelijke ontwikkeling is soms onduidelijk hoe deze ooit tot stand zijn gekomen. Ook bestaat de behoefte om het huidige niveau naast dat van vergelijkbare gemeenten te leggen. Dit rapport met bijbehorend advies voor referentienormen biedt een antwoord op bovengenoemde vragen en dient als objectieve onderbouwing voor de beoordeling van bestaande maatschappelijke voorzieningen en voor ruimtereserveringen van maatschappelijke voorzieningen bij gebiedsontwikkelingen. Per voorziening is al een indeling (wijkgebonden, bovendijks of gemeentelijk) gemaakt die de reikwijdte (afstand voor inwoners tot een voorziening) van een voorziening beschrijft. Deze komt terug in de Overzichtsmatrix aan het begin van dit rapport.
Zeker in de huidige context, waarin de gemeente Haarlemmermeer voor een grote stadsuitbreiding staat, is dit zeer relevante informatie. In de Nota Schaalsprong Wonen (2018.0061852) staat dat het huidige voorzieningenniveau in de gemeente Haarlemmermeer goed voldoet, en dat de huidige voorzieningen naar verhouding van de groei van de gemeente moeten meegroeien. Daarom is in dit onderzoek ook gekeken naar het huidige bezit aan maatschappelijke voorzieningen in Haarlemmermeer en is dit meegewogen om tot een advies referentienorm te komen. Omdat landelijke kengetallen of referentienormen niet of nauwelijks voorkomen is gekozen voor een onderzoeksintensieve aanpak met drie vergelijkbare steekproefgemeenten. Hierbij moet worden opgemerkt dat met deze aanpak een benadering van de werkelijkheid wordt gegeven. Toch heeft het resulterende getal veel waarde gehad, omdat het in combinatie met ambtelijke beleidskennis tot een betrouwbare definitieve referentienorm heeft geleid.
Stipo’s rapportage uit 2019 en deze gezamenlijke rapportage van Springco Urban Analytics en Stipo gebruiken verschillende methodieken. De eerste ging uit van een theoretische benadering, waarin cijfers van brancheverenigingen, een voorzieningenmodel uit Amsterdam en een kennisbank Van Mensen Naar Meters gecombineerd zijn met beleid van de gemeente Haarlemmermeer. Door de werkelijke locaties en vierkante meters van voorzieningen te achterhalen in zowel de gemeente Haarlemmermeer als drie steekproefgemeenten, en hieruit een reële referentienorm te berekenen (praktische benadering), vult dit onderzoek de cijfers uit 2019 aan.
In deze rapportage zijn allereerst drie steekproefgemeenten (Almere, Zaanstad en Zoetermeer) onder de loep genomen. De keuze voor deze evenals Haarlemmermeer polycentrische steekproefgemeenten wordt verder toegelicht in Bijlage 1. De verschillende voorzieningen werden door middel van bureauonderzoek (bv. Google Maps, OpenStreetMaps), beleidsanalyse (bv. subsidieregisters) en ‘web scrapes’7 in kaart gebracht. Vervolgens zijn voor alle gevonden voorzieningen de hoeveelheid vierkante meters op verschillende manieren berekend. Per locatie is gekozen voor de methode waarmee een zo accuraat mogelijke benadering van de werkelijke oppervlakte kon worden verkregen. De volgende methoden werden gebruikt:
Zo kon in het geval van een gebouw met ‘dedicated space’ het aantal vierkante meters van Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) worden gehaald. Deze methode is alleen mogelijk als het verblijfsobject uitsluitend voor genoemde functie wordt gebruikt (bv. een gebouw dat alleen dienstdoet als fysiotherapiepraktijk en niet ook als sportschool). Omdat de BAG gebruiksoppervlakte aangeeft in plaats van bruto vloeroppervlakte (hierna BVO) zijn deze vierkante meters omgerekend naar BVO (zie Bijlage 2).
Voor sommige voorzieningen was al een referentienorm bekend uit 2019. De gevonden vierkante meters in steekproefgemeenten en/of de gemeente Haarlemmermeer maakt een vergelijking mogelijk. Dit is per voorziening beschreven in de duiding. Zichtbare verschillen zijn vaak het gevolg van specifieke beleidskeuzes in de desbetreffende gemeente, wat ook te zien is in de verschillen tussen de drie steekproefgemeenten onderling. Als een steekproefgemeente in een bepaalde categorie overduidelijk afweek van het normale patroon, is deze als ‘outlier’ bestempeld en niet opgenomen in de uiteindelijke berekening. In de meeste gevallen zien we echter – op enkele uitschieters na - dat veel getallen grotendeels overeenkomen.
De metrage van avonturenspeeltuin Jeugdland Nieuw-Vennep werd op basis van satellietbeelden bepaald
De getallen zijn op verzoek van de gemeente berekend per woning. Mocht de wens bestaan dit te vertalen naar een getal per bewoner dan kan dat met de gemiddelde woningbezetting van het jaar waarin het kengetal werd opgesteld (2,39 in 2019 en 2,43 in 2020).
Ontmoetingsruimte (dorps- en wijkcentrum)
In de landelijke Taxatiewijzer voor overheidsgebouwen hanteert VNG (2019) voor een ‘Dorpshuis, 1980 en ouder, traditionele bouw’ een bruto BVO van 600m² en voor een ‘Standaard wijk- en buurtcentrum, 1980 en ouder, traditionele bouw’ een BVO van 1.000m². Voor alternatieve archetypes van wijk- en buurtcentra gelden in de Taxatiewijzer andere vloeroppervlaktes.8 In een eerder onderzoek naar de wijkonderneming, die Wijkplaats (2012) in opdracht van Bouwstenen voor Sociaal en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitvoerde, wordt een BVO van 600m2 gehanteerd. Omdat deze standaard grootte in twee verschillende onderzoeken naar voren komt, wordt bij wijkcentra zonder ‘dedicated space’ uitgegaan van 600m2. Dat is bij 10 van de 56 gevonden buurtcentra het geval. |
|
Locatiespecifiek: Zoetermeerwijzer, Sociale Kaart Flevoland, Subsidieregeling buurthuizen Zaanstad |
|
In Almere zijn 24 locaties, met totaal BVO van 14.683m2. In 2020 had de stad 85.977 woningen.Dit betekent 14.683/85.977=0,171m2 per woning. In Zaanstad zijn 18 locaties, met totaal BVO van 13.294m2. In 2020 had de gemeente 68.947 woningen. Dit betekent 13.294/68.947=0,193m2 per woning. In Zoetermeer zijn14 locaties, met totaalBVO van 4.661m2. In 2020 had de stad 56.458 woningen. Dit betekent 4.661/56.458=0,083m2 per woning. In de drie steekproefgemeenten zijn dit dus 56 locaties, met een BVO van 32.638m2. In totaal zijn er 211.382 woningen. Dit betekent 32.638/211.382=0,154m2 per woning. In Haarlemmermeer zijn 28 locaties, met totaal BVO13.015m2. In totaalzijn er 64.195 woningen. Ditbetekent 13.015/64.195=0,203m2 per woning. In totaal zijn dit dus 84 locaties, met een BVO van 45.653m2. In totaal zijn er 275.577 woningen. Dit betekent 45.653/275.577=0,166m2 per woning. Omdat de gevonden hoeveelheid vierkante meters in de gemeente Zoetermeer significant afwijkt van de resterende gemeenten en deze gemeente een ander beleid aangaande buurthuizen lijkt te hanteren, adviseren Stipo en Springco deze gemeente niet op te nemen in de benchmark. In Almere, Zaanstad en Haarlemmermeer zijn in totaal 70 locaties, met een BVO van 40.992m2. In totaal zijn er 219.119 woningen. Dit betekent 40.992/219.119=0,187m2 per woning. |
|
|
Ruimte voor ontmoeten en welzijn
Voor het oppervlak per atelier of expositieruimte zijn geen landelijke statistieken of referentienormen beschikbaar. Daarom worden de missende oppervlaktes in de drie steekproefgemeenten ingevuld door het gemiddelde van de locaties met ‘dedicated space’ te berekenen. Voor deze locaties geldt op basis van informatie uit de BAG (geconverteerd van GO naar BVO, zie Bijlage 2) een gemiddelde BVO van 500m2. Van de 12 locaties uit de steekproef moesten er 4 op deze manier worden ingevuld, en een bureauonderzoek op Google Maps kan bevestigen dat deze schatting voor de gevonden locaties accuraat is. |
|
Locatiespecifiek: Cultuurplan Almere, Cultuurfonds Almere, Toekomstagenda Cultuur Zaanstad, Subsidiekader Zoetermeer, Cultuurfonds Zoetermeer |
|
In Almere zijn7 (deels) gesubsidieerde locaties met ateliers/expositieruimten, mettotaal BVO van 2.141m2. In 2020 had de stad 85.977 woningen. Dit betekent 2.141/85.977=0,025m2 per woning. In Zaanstad zijn 4 (deels) gesubsidieerde locaties met ateliers/expositieruimten, met totaal BVO van 2.227m2. In 2020 had de stad 68.947 woningen. Dit betekent 2.227/68.947=0,032m2 per woning. In Zoetermeer zijn 2 (deels) gesubsidieerd locaties met ateliers/expositieruimten, met totaal BVO van 2.613m2. In 2020 had de stad 56.458 woningen. Dit betekent 2.613/56.458=0,046m2 per woning. In de drie steekproefgemeenten zijn dit dus 13 (deels) gesubsidieerde ateliers/expositieruimten, met een BVO van 6.982m2. In totaal zijn er 211.382 woningen. Dit betekent 6.982/211.382=0,033m2 perwoning. In Haarlemmermeer zijn 4 ateliers, met totaal BVO van 1.335m2. In 2020 had degemeente 64.195 woningen. Dit betekent 1.335/64.195=0,021m2 per woning.9 In totaal zijn dit dus 17 ateliers, met een BVO van 8.317m2. In totaal zijn er 275.577 woningen. Dit betekent 8.317/275.577=0,030m2 per woning. |
|
|
Ruimte voor recreatie, groen en ontspanning
In haar richtlijnen gebruikt Scouting Nederland (2020) drie indicatieve scoutinggebouwen die verschillen van grootte.10 Omdat het niet te achterhalen is hoeveel groepsruimten de scoutinggebouwen in de vier steekproefgemeenten hebben wordt de standaardgrootte van het middelgrote gebouw genomen als leidraad. Dit levert een BVO van 428m2 per scoutinggebouw op, die bij 5 van de 15 gevonden locaties op deze manier is ingevuld. Om de oppervlakte van het perceel te achterhalen zijn satellietbeelden van de 21 locaties nader bekeken, indien er sprake was van een omliggend perceel. |
|
In Almere zijn 7 scoutings, met 2.889m2 BVO voor de gebouwen en 24.790m2 voor de percelen. In 2020 had de stad 85.977 woningen. Dit betekent een BVO van 2.889/85.977=0,039m2 gebouw per woningen 0,288m2 perceel per woning. In Zaanstad zijn 4 scoutings, met 2.181m2 BVO voor de gebouwen en 9.115m2 voor de percelen. In 2020 had de gemeente 68.947 woningen Dit betekent een BVO van 2.181/68.947=0,032m2 gebouw per woning en 0,132m2 perceel per woning. In Zoetermeer zijn 4 scoutings, met 1.395m2 BVO voor de gebouwen en 14.119m2 voor de percelen. In 2020 had de stad 56.458 woningen. Dit betekent een BVO van1.395/56.458=0,025m2 gebouw per woning en 0,250m2 perceel per woning. In de drie steekproefgemeenten zijn 15 scoutings, met 6.465m2 BVO voor de gebouwen en 48.024m2 voorde percelen. In totaal zijn er in deze gemeenten 211.382 woningen. Dit betekent 6.465/211.382=0,031m2 gebouw per woning, en 48.024/211.382=0,227m2 perceel per woning. In Haarlemmermeer zijn 6 scoutings, met 2.282m2 BVO voor de gebouwen en 20.920m2 voor de percelen. In 2020 had de gemeente 64.195 woningen. Ditbetekent een BVO van 2.282/64.195=0,036m2 gebouw per woningen 20.920/64.195=0,326m2 perceel per woning. In totaal zijn dit dus 21 scoutings, met 8.747m2 BVO voor de gebouwen en 68.944m2 voor de percelen. In totaal zijn er 275.577 woningen. Dit betekent 8.747/275.577=0,032m2 gebouw per woning, en 68.944/275.577=0,250m2 perceel per woning. |
|
|
Ruimte voor recreatie, groen en ontspanning
Avonturenspeeltuinen en Speeltuinverenigingen
Ruimte voor recreatie, groen en ontspanning
Ruimte voor recreatie, groen en ontspanning
2,68m2 BVO per woning(Landelijk: 3,19m2 BVO per woning11) |
|
De volkstuinen zijn gevonden door middel van een ‘web scrape’ van OpenStreetMap (2020). Hierin zijn geen natuurtuinen en private tuinen opgenomen, maar alleen de door de gemeente gefaciliteerde volkstuin voor recreatief gebruik. Omdat bij alle 49 gevonden volkstuinen de oppervlakte gedetecteerd is hoeft er voor deze norm geen standaardgrootte worden gebruikt. De gemiddelde volkstuin in de vier steekproefgemeenten heeft een BVO van 17.597m2, wat hoger ligt dan het landelijk gemiddelde (BVO van circa 12.000m2). Dat wordt mede veroorzaakt door de aanwezigheid van de Waterlandse Tuinen in Almere, met 296.099m2 één van de grootste volkstuincomplexen van Nederland. Voor een overzicht van de volkstuinen in heel Nederland (die zichtbaar zijn in OpenStreetMap) is een extra tabblad toegevoegd aan de spreadsheet. Omdat alle oppervlakten bekend zijn is bij 0 van de 60 volkstuinen een standaard grootteingevuld. |
|
In Almere zijn 22 tuincomplexen, met een BVO van 564.676m2. In 2020 had de stad 85.977 woningen.Dit betekent 564.676/85.977=6,568m2 per woning. In Zaanstad zijn 17 tuincomplexen, met een BVO van 257.705m2. In 2020 had de gemeente 68.947 woningen. Dit betekent 257.705/68.947=3,738m2 per woning. In Zoetermeer zijn 10 tuincomplexen, met een BVO van 100.379m2. In 2020 had de stad 56.458 woningen. Dit betekent 100.379/56.458=1,778m2 per woning. In de drie steekproefgemeenten zijn 49 tuincomplexen, met een BVO van 922.760m2. In totaal zijn er in deze gemeenten 211.382 woningen. Dit betekent 922.760/211.382=4,365m2 per woning. In Haarlemmermeer zijn 11 tuincomplexen, met een BVO van 150.663m2. In 2020 had de gemeente 64.195 woningen. Dit betekent een BVO van 150.663/64.195=2,347m2 per woning. In totaal zijn dit dus 60 tuincomplexen, met een BVO van 1.073.423m2. In totaal zijn er275.577 woningen. Ditbetekent 1.073.423/275.577=3,895m2 per woning. Omdat de gemeente Almere, zoals aangegeven in de toelichting, met deWaterlandse Tuinen het gemiddelde zwaar omhoog trekt, adviseren wij deze gemeente niet op te nemen in de benchmark. In Zaanstad, Zoetermeer en Haarlemmermeer zijn in totaal 38 tuincomplexen, met een BVO 508.747m2. In totaal zijn er 189.600 woningen. Dit betekent 508.747/189.600=2,683m2 per woning. |
|
|
Ruimte voor recreatie, groen en ontspanning
Ruimte voor zorg en gezondheid | Eerstelijnszorg
Ruimte voor zorg en gezondheid | Eerstelijnszorg
Ruimte voor zorg en gezondheid | Eerstelijnszorg
Ruimte voor zorg en gezondheid | Eerstelijnszorg
Ruimte voor zorg en gezondheid | Eerstelijnszorg
Ruimte voor zorg en gezondheid | Tweedelijnszorg
Ziekenhuis (incl. buitenpoliklinieken)
Ruimte voor zorg en gezondheid | Tweedelijnszorg
Geïndiceerde dagbesteding (18-64 jaar)
Ruimte voor zorg en gezondheid | Tweedelijnszorg
In 2019 heeft Stipo in opdracht van de gemeente Haarlemmermeer voor een aantal voorzieningen kengetallen ontwikkeld op basis van landelijke cijfers (van verscheidene brancheverenigingen, het Voorzieningenmodel Amsterdam, Stipo’s Mensen naar Meters, Module Kengetallen - Wolters Kluwer, het Bouwbesluit, waarstaatjegemeente, etc.). Deze kengetallen zijn direct overgenomen in de overzichtsmatrix op pagina 2 van deze rapportage. Voor een aantal kengetallen uit het onderzoek uit 2019 heeft inmiddels een actualisatie plaatsgevonden; deze zijn niet in dit onderzoek opgenomen. In dit onderzoek is een inschatting gemaakt van de werkelijke hoeveelheid vierkante meters die voor deze voorzieningen zijn gereserveerd in de Haarlemmermeer.
Maatschappelijke dienstverlening
Tot slot zijn er twee categorieën in de overzichtsmatrix op pagina 2 opgenomen die uit Stipo’s rapport van 2019 stammen, maar waarvan geen inschatting van de werkelijke hoeveelheid vierkante meters in Haarlemmermeer of de drie steekproefgemeenten is gemaakt. Om de verantwoording van de referentienormen compleet te maken wordt de berekening die toentertijd is gemaakt hieronder herhaald.
Ontmoetingsgroepen (vrij toegankelijk)
Bijlage 1. Steekproefgemeenten en woonmilieus
Bijlage 1a. Toelichting van methodiek
Er zijn voor de gevraagde categorieën geen landelijke referentienormen bekend. Daarom zijn er drie steekproef- gemeenten gekozen om toch een beeld te krijgen van wat er in de rest van Nederland aan maatschappelijke voorzieningen is.
De gemeenten Almere (211.893 inwoners, 85.977 woningen), Zaanstad (156.794 inwoners, 68.947 woningen) en Zoetermeer (125.285 inwoners, 56.458 woningen) zijn niet zonder reden gekozen voor deze steekproef. Net als de gemeente Haarlemmermeer (156.039 inwoners, 64.195 woningen) zijn het middelgrote gemeenten. Daarnaast delen zij het polycentrisme wat Haarlemmermeer kenmerkt. Ook qua demografie sluiten de steekproefgemeenten goed aan op de Haarlemmermeerse realiteit.
Voor sommige voorzieningen zijn ook woonmilieu-specifieke referentienormen berekend (zie Bijlage 2). Deze zullen niet leidend zijn als definitief referentiegetal, maar kunnen wel dienen als verklarende factor wanneer wordt afgeweken van de generieke referentienorm. Woonmilieu 1 bestaat uit dichtbevolkte stadskernen met een relatief hoog voorzieningenniveau en een hoofdzakelijk gestapelde woningvoorraad. Woonmilieu 2 bestaat met name uit uitbreidingen van bestaande landelijke kernen met een redelijk voorzieningenniveau. Woonmilieu 3 bestaat uit dunner bevolkte landelijke gebieden zonder veel voorzieningen.
Bijlage 1b. Woonmilieu-specifieke inventarisatie gevonden m2
De gemeente Haarlemmermeer wenste voor vier specifieke voorzieningen een indicatief beeld van de vierkante meters per woonmilieu (op basis van de drie steekproefgemeenten), omdat dit deels binnenwijkse voorzieningen zijn. Deze woonmilieu-specifieke referentienormen zullen niet leidend zijn in beleid, maar kunnen verklaren waarom de gemeente in beleid afwijkt van de generieke referentienormen. De totstandkoming van de woonmilieus in de drie steekproefgemeenten en Haarlemmermeer zijn in de bijlage ‘Steekproefgemeenten en Woonmilieus’ nader toegelicht.
Voor deze woonmilieu-specifieke referentienormen is dezelfde methodiek gebruikt als bij de generieke referentienormen (m2/woning). In het geval van ontmoetingsruimten bleek er in Almere, Zaanstad en Zoetermeer 13.512m2 op 101.987 woningen in Woonmilieu 1 te zijn, dus 0,133m2 per woning. Dit was 13.901 m2 op 90.354 woningen in Woonmilieu 2, dus 0,154m2 per woning (toevallig ook het algemene referentienormen voor alle woonmilieus). Omdat er geen locaties voor cultuureducatie en bibliotheken zijn gevonden in Woonmilieu 3 komt deze referentienorm op 0 m2 uit.
Bijlage 2. Bruto-vloeroppervlakte (BVO)
In deze rapportage worden de referentienormen gecommuniceerd in bruto-vloeroppervlakte (BVO). De BVO is de som van de buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van alle bouwlagen (in België wordt dan ook gesproken over de "buitenmuurse oppervlakte"). Dit is de gangbare eenheid die gehanteerd wordt in gebouwanalyses en investeringsramingen. Voor de gemeente Haarlemmermeer is relevant hoeveel bouwruimte gereserveerd moet worden voor de verschillende maatschappelijke voorzieningen, en omdat kengetallen over bouwkosten beschikbaar zijn op basis van BVO is dit de meest nuttige eenheid.
Het kadaster van Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) maakt gebruik van de gebruiksoppervlakte (GO) volgens NEN 2580:2007. Tot de GO van een verblijfsobject wordt dus uitsluitend de binnenruimte gerekend.12 Omdat dit minder goed aansluit bij de aard van het onderzoek moet deze GO worden geconverteerd naar BVO. Deze conversie heeft een foutmarge, omdat de verhouding per object kan verschillen (dikte van buitenmuren, hoeveelheid binnenwanden). Het Bouwkostenkompas hanteert een vormfactor van 0,87. Elke 1m² BVO is dus 0,87m² GO.
Daarnaast gebruiken ontwikkelaars in mindere mate verhuurbare vloeroppervlakte (VVO). De WOZ wordt bijvoorbeeld getaxeerd met VVO op basis van huurwaardekapitalisatie, omdat alle marktinformatie over huurprijzen gerelateerd is aan VVO. De VVO van een gebouw is de GO vermeerderd met de correctie glaslijn.
Bijlage 3. Landelijke standaardgrootte bibliotheken
Om tot een landelijke standaardgrootte te komen voor bibliotheken is een ‘web scrape’ van het geografische platform OpenStreetMap uitgevoerd. Dit heeft 670 bibliotheken opgeleverd, waarvan bij 25 onduidelijk is welke BVO erbij hoort. Volgens de Koninklijke Bibliotheek waren er in 2018 763 bibliotheekvestigingen, waar de servicepunten niet bij zijn inbegrepen.13 Een aantal bibliotheken is dus niet meegenomen in deze landelijke referentienorm, maar vanwege de grote N hoeft dit geen probleem te zijn. In totaal hebben 290 (neven)vestigingen een BVO die minder groot is dan 750m2, wat neerkomt op 45,0% van het totale aantal bibliotheken met een bekende oppervlakte. Daarnaast hebben 146 bibliotheken een BVO tussen 750m2 en 1.500m2, wat neerkomt op 22,6%. Ruim een derde van de (neven)vestigingen heeft dus een BVO van minder dan 1.500m2.
Omdat het gemiddelde erg vertekend is door de invloed van grote atypische vestigingen zoals het Amsterdamse OBA Oosterdok (28.500m2), is de mediaan (842m2) de meest logische standaardgrootte.
Landelijke verdeling van oppervlaktes (m2) van bibliotheekvestigingen
Bijlage 4. Verzorgingsgebieden ( Voronoi )
Om het verzorgingsgebied van bibliotheken te achterhalen is voor de verschillende vestigingen een straal verbeeld door middel van Voronoi-cellen. In een omgeving zonder reliëf, zoals Nederland, worden deze gebruikt om de ruimtelijke dichtheid te meten. De Rijksoverheid gebruikt de Voronoi-methode veelvuldig.
Voor elke locatie in de steekproefgemeenten is berekend wat in vogelvlucht de dichtstbijzijnde bibliotheek is, en op die manier ontstaat een indicatief beeld van de verzorgingsgebieden per bibliotheek. Hierin is geen rekening gehouden met de oppervlakte en bijbehorende significantie (hoofd- of nevenvestiging) van de desbetreffende bibliotheek. Dit zou in een bredere beleidsoverweging wel een rol moeten spelen, net als de afstand die een bewoner per fiets, auto of openbaar vervoersmiddel moet afleggen om bij de bibliotheek te komen. Deze Voronoi-verdeling geeft slechts een indicatie van de dichtheid van een voorziening, omdat een kleine cel betekent dat de voorziening een relatief kleine geografische straal bedient.
Bijlage 3a. Voronoi-cellen bibliotheken
Voronoi -cellen voor bibliotheken op landelijke schaal
Voronoi -cellen voor bibliotheken in Haarlemmermeer met een straal van 1500m om elke bibliotheek
Bijlage 3b. Voronoi-cellen cultuureducatie
Zoals eerder in het traject is aangegeven zijn er weinig locaties gevonden die bestemd zijn voor cultuureducatie. Dat maakt het lastig uitspraken te doen over het verzorgingsgebied van deze locaties. Omdat organisaties binnen de cultuureducatie vaak (maar niet uitsluitend) buitenshuis cultureel onderwijs verzorgen, zou de kantoorlocatie ook niet leidend moeten zijn voor het geografische verzorgingsgebied dat de organisatie bedient. Omdat er slechts één locatie bestemd voor cultuureducatie gevonden is in Zoetermeer (en de brede definiëring van cultuureducatie het onmogelijk heeft gemaakt een landelijke data-verzameling te doen) staat op de volgende pagina een Voronoi- verdeling voor Almere en Zaanstad. Wat opvalt is dat de gevonden locaties in het centrum van de gemeenten zijn gevestigd. Hoewel op basis van deze steekproef geen gewenste straal kan worden berekend, kan wel worden geconcludeerd dat het redelijk zou zijn om organisaties die cultuureducatie verzorgen in Hoofddorp (of eventueel in Nieuw-Vennep) te huisvesten.
Voronoi -cellen voor cultuureducatie in Almere
Ruimte voor binnensport in Haarlemmermeer
Een vraag-aanbodanalyse naar binnensportruimte (2018 – 2035)
De gemeente Haarlemmermeer heeft behoefte aan een helder toekomstperspectief op de vraag naar sportruimte binnen de gemeente. Gelet op de te verwachte bevolkingsgroei zijn inzichten nodig in de ontwikkeling van de behoefte aan sportaccommodaties en onderbouwing van waar eventuele planmatige aanpassingen nodig zijn.
Deze rapportage richt zich op de behoefte aan binnensportruimte in Haarlemmermeer13. Binnensportruimte wordt gezien als de overdekte sportruimte die wordt benut voor de beoefening van meerdere zaalsporten en het geven van bewegingsonderwijs (sporthallen, sportzalen en gymzalen).
Ter beantwoording van de kennisbehoefte van de gemeente zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:
De normatieve behoefte is bepaald door middel van het toepassen van vastgelegde en algemeen geaccepteerde planningsnormen en richtlijnen. Het huidige gebruik is in beeld gebracht door het analyseren van de gebruikersoverzichten van de gemeentelijke binnensportruimtes. De ervaring van de gebruikers is geïnventariseerd via een online gebruikersbevraging en een discussiesessie met de sportverenigingen.
In hoofdstuk 2 wordt een aantal ontwikkelingen en prognoses, die relevant zijn bij sportcapaciteitsvraagstukken, beschreven. Hoofdstuk 3 behandelt het aanbod van binnensportruimte, waar in hoofdstuk 4 de behoefte centraal staat. In hoofdstuk 5 wordt het gebruik van de gemeentelijke binnensportruimte uiteengezet. De gebruikers komen in hoofdstuk 6 aan het woord. De beantwoording van de onderzoeksvragen en de beschouwing van de resultaten zijn in hoofdstuk 7 verwoord.
2. Relevante ontwikkelingen en prognoses
In dit hoofdstuk beschrijven we ontwikkelingen en prognoses die relevant zijn bij sportcapaciteitsvraagstukken. We behandelen achtereenvolgens de bevolkingssamenstelling en - prognose van Haarlemmermeer, de leerlingenprognoses van de scholen gevestigd in de gemeente, en de (landelijke) ontwikkelingen in sportdeelname en sportaccommodatiegebruik.
Haarlemmermeer telt in totaal circa 153.100 inwoners in 2018, waarvan ruim een kwart jonger is dan 20 jaar. De verwachting is dat het aantal inwoners met ruim 37.000 zal toenemen naar circa 190.000 inwoners in 2035 (+24%). Het aantal inwoners jonger dan 20 jaar zal met circa 4.600 toenemen (+12%), terwijl zowel het aantal inwoners van 20 tot 65 jaar (+18%) als het aantal inwoners van 65 jaar en ouder (+66%) met ruim 16.000 zal toenemen (figuur 2.1).
In bijlage 1 zijn de bevolkingscijfers opgenomen.
Figuur 2.1 (Verwachte) bevolkingssamenstelling naar leeftijdscategorie Haarlemmermeer in 2018, 2025 en 2035 (in absolute aantallen en procenten)
Bron: Gemeente Haarlemmermeer, team Onderzoek, 2018. Bewerking: Mulier Instituut.
Haarlemmermeer bestaat uit 31 plaatsen (kaart 2.1). De stad Hoofddorp is met circa 75.100 inwoners de plaats met de meeste inwoners, gevolgd door het dorp Nieuw-Vennep met circa 31.400 inwoners (tabel 2.1).
De verwachting is dat in 2035 de meeste plaatsen in Haarlemmermeer meer inwoners hebben dan in 2018, dan wel een vergelijkbaar aantal inwoners hebben. De grootste absolute toename wordt verwacht in Hoofddorp (+13.700 inwoners) en Nieuw-Vennep (+7.100). De grootste relatieve toename wordt verwacht in Cruquius (+518%) en Lisserbroek (+197%).
In bijlage 1 zijn de bevolkingscijfers per plaats opgenomen.
Tabel 2.1 (Verwacht) aantal inwoners plaatsen Haarlemmermeer in 2018 en 2035
Bron: Gemeente Haarlemmermeer, team Onderzoek, 2018. Bewerking: Mulier Instituut.
Kaart 2.1 Plaatsen Haarlemmermeer
1) Hoofddorp 2) Nieuw-Vennep 3) Badhoevedorp 4) Zwanenburg 5) Vijfhuizen 6) Rijsenhout 7) Lisserbroek 8) Spaarndam 9) Halfweg 10) Zwaanshoek 11) Abbenes 12) Cruquius 13) Beinsdorp 14) Lijnden 15a) Aalsmeerderbrug 15b) Oude Meer 15c) Rozenburg 16a) Burgerveen 16b) Leimuiderbrugdijk 16c) Weteringbrug 17) Haarlemmerliede, Penningsveer en Spaarnwoude 18) Buitenkaag 19) Boesingheliede 20) Schiphol.
Kaartvervaardiging: Mulier Instituut.
Gemeenten hebben een wettelijke taak in het voorzien van (binnen)sportruimte ten behoeve van het bewegingsonderwijs van de scholen voor het basisonderwijs, speciaal onderwijs (sbo & (v)so) en het voortgezet onderwijs gevestigd binnen de eigen gemeente.
In Haarlemmermeer zijn 57 scholen voor het basisonderwijs gevestigd, waarvan basisschool Jong Geleerd in Halfweg en De Kameleon in Zwanenburg twee vestigingen heeft. Het speciaal onderwijs (sbo & (v)so) wordt op negen scholen gegeven. Zes scholen verzorgen voortgezet onderwijs, waarvan het Haarlemmermeer Lyceum, het Hoofdvaart College en De Linie twee vestigingen hebben. In totaal zijn 72 scholen in Haarlemmermeer gevestigd, met in totaal 77 onderwijslocaties. Bij deze scholen zijn in totaal in het schooljaar 2018/’19 ruim 23.000 leerlingen ingeschreven (tabel 2.2)
De verwachting is dat het totale aantal leerlingen in het basisonderwijs in de periode tot en met het schooljaar 2024/’25 redelijk stabiel zal blijven, om vervolgens tot en met het schooljaar 2034/’35 met bijna 2.000 toe zal nemen. Het totale aantal leerlingen bij de scholen voor het voortgezet onderwijs zal tot het schooljaar 2034/’35 licht afnemen. Het totale aantal leerlingen in het speciaal onderwijs (sbo & (v)so) zal tot en met het schooljaar 2034/’35 redelijk stabiel blijven (tabel 2.2).
Tabel 2.2 (Verwacht) totale aantal leerlingen scholen Haarlemmermeer naar onderwijstype in de schooljaren 2018/’19, 2024/’25 en 2034/’35
Bron: Pronexus, 2019. Bewerking: Mulier Instituut.
De meeste scholen in Haarlemmermeer zijn in Hoofddorp gevestigd (38 scholen, 41 onderwijslocaties), gevolgd door Nieuw-Vennep (13 scholen en onderwijslocaties). De meeste leerlingen in het schooljaar 2018/’19 gaan dan ook naar een school gelegen in Hoofddorp of Nieuw-Vennep (tabel 2.3).
De verwachting is dat het totale aantal leerlingen ingeschreven bij de basisscholen in Abbenes (+90 leerlingen; +150%), Badhoevedorp (+480 leerlingen; +34%) en Lisserbroek (+630 leerlingen; +225%) in het schooljaar 2034/’35 significant hoger zal zijn dan in het schooljaar 2018/’19. De scholen voor het voortgezet onderwijs in zowel Hoofddorp als in Nieuw-Vennep zullen naar verwachting met een terugloop van het aantal leerlingen te maken krijgen (tabel 2.3).
Tabel 2.3 (Verwachte) totale aantal leerlingen scholen Haarlemmermeer naar onderwijstype en plaats (o.b.v. locatie schoolgebouw) in de schooljaren 2018/’19, 2024/’25 en 2034/’35
Bron: Pronexus, 2019. Bewerking: Mulier Instituut.
De gemeente Haarlemmermeer wil de komende periode investeringen in de renovatie van bestaande onderwijsgebouwen en het bijbouwen van onderwijslocaties. De plannen hiertoe zijn opgenomen in het Integraal Huisvestingsplan Onderwijsvoorzieningen (2017) dat is opgesteld door de gemeente Haarlemmermeer en de Haarlemmermeerse schoolbesturen. Hieronder zijn de drie concrete ontwikkelingen op een rij gezet die gevolgen hebben voor het aanbod aan binnensportruimte.
De gemeente Haarlemmermeer heeft in het tweede kwartaal van 2018 een bestemmingsplan voor de realisatie van een Integraal Kind Centrum (IKC) in Halfweg vastgesteld. De drie bestaande basisscholen in Halfweg (beide locaties van Jong Geleerd en basisschool Margriet) zullen samengaan in een nieuw schoolgebouw. In het IKC zal geen binnensportruimte worden gerealiseerd. Een nieuwe gymzaal zal worden gebouwd op de huidige locatie van de Margrietschool, gelegen nabij het toekomstige IKC. Definitieve besluitvorming over deze ontwikkeling moet nog plaatsvinden.
De gebouwen van het Hoofdvaart College en De Linie worden beoordeeld als verouderd, en zijn aan vervanging toe. De planvorming voor het onderbrengen van beide scholen in één gebouw, inclusief ruimte voor het bewegingsonderwijs, is eind 2018 gestart. De bestaande sportzaal en gymzalen in de bestaande gebouwen van het Hoofdvaart College zullen vooralsnog behouden blijven.
De verwachte bevolkingstoename als gevolg van nieuwbouw in Lisserbroek (van 3.500 inwoners in 2018 naar 10.400 inwoners in 2035) zal tevens leiden tot een significant toename van het aantal leerlingen woonachtig in Lisserbroek. Het is de verwachting dat de bestaande gymzaal in Lisserbroek niet voldoende capaciteit zal bieden voor het toekomstig aantal leerlingen. Definitieve besluitvorming over de uitbreiding van het aanbod van één naar twee gymzalen in Lisserbroek moet nog plaatsvinden.
Naast bovenstaande mutaties spelen er diverse ontwikkelingen op het gebied van onderwijs in Haarlemmermeer, met mogelijke gevolgen voor het aanbod aan binnensportruimte. Zo moet nog besluitvorming plaatsvinden over het bouwen van nieuwe onderwijslocaties in de gemeente waarbij in de nabijheid eventueel binnensportruimte gecreëerd moet worden, en moet nog besluitvorming plaatsvinden over het clusteren van diverse scholen.
Sporthallen, sportzalen en gymzalen worden, naast scholen voor het bewegingsonderwijs, in de regel hoofdzakelijk gebruikt door sportverenigingen die zijn aangesloten bij een sportbond. De ledenontwikkeling van de desbetreffende sportbonden geeft derhalve een goede indicatie van de ontwikkeling in het (structurele) gebruik van de binnensportruimte. Hieronder kijken we hoe het aantal leden bij de sportbonden, waarvan de activiteiten (grotendeels) in binnensportruimtes plaatsvinden, zich sinds 2000 heeft ontwikkeld.
Het totale aantal lidmaatschappen bij alle sportbonden in Nederland is in de periode 2000-2012 gestegen tot ruim 4.7 miljoen, maar sindsdien is sprake van een daling van ruim 150.000 (figuur 2.2). In 2012 was ruim 28 procent van alle Nederlanders lid van een sportbond. In 2017 is 26 procent van de Nederlandse bevolking nog lid van een sportbond. Het lidmaatschap bij de junioren ligt beduidend hoger dan het lidmaatschap bij de senioren, respectievelijk 48 procent bij de junioren om 22 procent bij de senioren in 2017.
Figuur 2.2 Ontwikkeling lidmaatschappen bij sportbonden in de periode 2000-2017 (in aantallen)
Noot: Het aantal lidmaatschappen is exclusief het aantal leden bij Aikido Bond Nederland, Reddingsbrigade Nederland, Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie en Sportvisserij Nederland. Deze bonden zijn na 2000 bij NOC*NSF aangesloten.
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
Badminton Nederland heeft ruim 39.000 leden in 2017. Dit ledental is bijna de helft van het aantal in 2000 (-47%). De ledendaling heeft zowel plaatsgevonden bij de senioren als bij de junioren (figuur 2.3).
Figuur 2.3 Ontwikkeling lidmaatschappen bij Badminton Nederland in de periode 2000- 2017 (in aantallen)
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
De Nederlandse Basketball Bond (NBB) is één van de weinige sportbonden waarvan de activiteiten (grotendeels) in binnensportruimtes plaatsvinden, die in 2017 meer leden heeft dan in 2000. De bond heeft ruim 51.000 leden in 2017, circa 5.000 meer dan in 2000 (figuur 2.4).
Figuur 2.4 Ontwikkeling lidmaatschappen bij de Nederlandse Basketball Bond in de periode 2000-2017 (in aantallen)
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
De Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) is met ruim 300.000 leden de grootste sportbond waarvan de activiteiten (grotendeels) in binnensportruimtes plaatsvinden. De KNGU laat als gevolg van een wijziging in de registratiemethode tussen 2014 en 2015 een grote stijging (+62.000) van het aantal lidmaatschappen zien (figuur 2.5)14. In de periode tussen 2000 en 2014 heeft de bond ruim 55.000 leden verloren (-18%).
Figuur 2.5 Ontwikkeling lidmaatschappen bij de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie in de periode 2000-2017 (in aantallen)
Toelichting: De stijging tussen 2014 en 2015 is het gevolg van een wijziging in de registratiemethode. Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
Het Nederlands Handbal Verbond (NHV) heeft ruim 49.000 leden in 2017. Dit aantal is bijna 6.000 lager dan in 2000. De afgelopen jaren is, door een toename van het aantal seniorenleden, het totale aantal leden stabiel. Het aantal junioren is namelijk verder afgenomen (figuur 2.6).
Figuur 2.6 Ontwikkeling lidmaatschappen bij het Nederlands Handbal Verbond in de periode 2000-2017 (in aantallen)
Toelichting: Voor 2009 kan geen onderscheid worden gemaakt naar het aantal leden naar (leeftijds)categorie. Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
De Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) heeft circa 85.500 leden in 2017. In 2010 had de bond nog meer dan 100.000 leden (figuur 2.7).
Figuur 2.7 Ontwikkeling lidmaatschappen bij het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond in de periode 2000-2017 (in aantallen)
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
De Nederlandse Tafeltennisbond (NTTB) heeft bijna 27.000 leden in 2017. Dit ledental is bijna 12.000 lager dan in 2000. De afgelopen vijf jaar zag de bond haar ledental dalen met meer dan 5.000 leden (- 17%). Voor een relatief kleine sportbond is dat een aanzienlijke daling (figuur 2.8).
Figuur 2.8 Ontwikkeling lidmaatschappen bij de Nederlandse Tafeltennisbond in de periode 2000-2017 (in aantallen)
Toelichting: Voor 2005 kan geen onderscheid worden gemaakt naar het aantal leden naar (leeftijds)categorie.
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
Ondanks een afname van het aantal leden sinds 2000 is de Nederlandse Volleybalbond met ruim 117.000 leden in 2017 de tweede sportbond van Nederland waarvan de activiteiten (grotendeels) in binnensportruimtes plaatsvinden. De afgelopen vijf jaar is het ledental gestabiliseerd (figuur 2.9).
Figuur 2.9 Ontwikkeling lidmaatschappen bij de Nederlandse Volleybalbond in de periode 2000-2017 (in aantallen)
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
Judo Bond Nederland (bijna 53.000 leden in 2017) en Karate-do Bond Nederland (circa 8.000 leden 2017) hebben sinds 2000 een kleine ledendaling meegemaakt. De Federatie Oosterse Gevechtskunsten heeft bijna 10.000 leden in 2017, circa 3.000 meer dan in 2000, en Taekwondo Bond Nederland heeft ruim 5.600 leden in 2017, circa 3.000 minder dan in 2000 (figuur 2.10).
Figuur 2.10 Ontwikkeling lidmaatschappen bij diverse gevechtssportbonden in de periode 2000-2017 (met 2000 als uitgangsjaar; in procenten)
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
Het is niet gezegd dat de ontwikkeling van de laatste zeventien jaar bij de sportbonden een-op-een toepasbaar is op de zeventien jaar die gaan komen. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat de sporten die een fors aandeel aan leden zagen verdwijnen, in dezelfde mate blijven slinken op weg naar volledige verdwijning. Daarnaast heeft bovenstaande analyse alleen betrekking op de ledentallen van de sportbonden. Informele of recreatieve sportgroepen, zoals een vriendenclub die eens in de zoveel tijd in een binnensportruimte badmintont of volleybalt buiten de badminton- of volleybalbond om, blijven hiermee buiten zicht.
In Haarlemmermeer is in 2017 ruim 28 procent van de inwoners lid van een sportbond, ten opzichte van 26 procent van alle Nederlanders. Het aandeel sportbondleden in Haarlemmermeer is eveneens hoger dan het gemiddelde van vergelijkbare gemeenten en hoger dan het gemiddelde in Kennemerland. Het grootste verschil bestaat bij het aandeel inwoners jonger dan 25 jaar dat lid is van een sportbond (figuur 2.11).
Figuur 2.11 Benchmark sportbondenleden naar leeftijdscategorie Haarlemmermeer in 2017 (in procenten)
Bron: Ledentalrapportage NOC*NSF, 2017. Bewerking: Mulier Instituut.
De Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) is de grootste sportbond in Nederland. Circa 7 procent van de Nederlandse bevolking is lid van de KNVB. In Haarlemmermeer is de KNVB eveneens de grootste sportbond (circa 10.000 leden). De grootste binnensportbond, zowel landelijk als in Haarlemmermeer is de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (tabel 2.4).
Tabel 2.4 Ledenpercentage tien grootste Nederlandse sportbonden in Haarlemmermeer en vergelijkingsregio’s in 2017
Bron: Ledentalrapportage NOC*NSF, 2017. Bewerking: Mulier Instituut.
Hoewel snel aan sportaccommodaties wordt gedacht als het om sportbeoefening gaat, maakt de volwassen Nederlander bij het sporten vooral veel gebruik van de openbare ruimte (figuur 2.12). Ook een derde van de Nederlandse kinderen sport in de openbare ruimte (figuur 2.13). Daarbij wordt de openbare ruimte veelal gebruikt voor hardlopen, wandelen en wielrennen. In vergelijking met 2014 valt op dat het gebruik van de openbare ruimte, met name bij de volwassenen, is toegenomen.
Sporthallen worden door de volwassenen Nederlanders beduidend minder als sportaccommodatie gebruikt. Daarentegen sport een kwart van de Nederlandse kinderen in een sporthal. Het gebruik van sporthallen voor de sportbeoefening is ten opzichte van 2014 zowel bij de volwassenen als bij de kinderen toegenomen.
Figuur 2.12 Gebruik van typen accommodaties voor sportbeoefening door volwassenen in 2014 en 2018 (in procenten)
Bron: Nationaal Sportonderzoek (NSO), oktober 2011 en mei 2018. Bewerking: Mulier Instituut.
Figuur 2.13 Gebruik van typen accommodaties voor sportbeoefening door kinderen in 2014 en 2018 (in procenten)
Bron: Nationaal Sportonderzoek (NSO), oktober 2011 en mei 2018. Bewerking: Mulier Instituut.
In dit hoofdstuk zetten we het aanbod aan binnensportruimte in Haarlemmermeer uiteen. Binnensportruimte wordt gezien als de overdekte sportruimte die wordt benut voor de beoefening van meerdere zaalsporten en het geven van bewegingsonderwijs. Het bijzondere van deze accommodaties is enerzijds het dubbelgebruik voor sport en bewegingsonderwijs en anderzijds dat meerdere sporten door middel van verschillende belijningen van dezelfde sportvloer gebruikmaken. Dat onderscheidt dit soort accommodaties van andere overdekte sportaccommodaties, zoals danszalen, dojo’s en turnhallen, die alleen voor één tak van sport gebruikt kunnen worden. Waar het gaat om de multifunctionele overdekte sportaccommodaties, is een driedeling in typen gangbaar. Deze indeling is gebaseerd op de oppervlakte van de sportvloer. Hierbij wordt van groot naar klein onderscheid gemaakt in sporthallen, sportzalen en gymzalen.
Standaardsporthallen hebben een sportvloer van minimaal 44 bij 24 meter. In sporthallen wordt ruimte geboden om zowel trainings- als competitievormen af te werken voor badminton, basketbal, volleybal, zaalhandbal, zaalhockey, zaalkorfbal, zaalvoetbal, en sporten zonder belijning (zoals diverse gevechts- en verdedigingssporten, gymnastiek, tafeltennis en turnen).
In Haarlemmermeer liggen zes sporthallen, waarvan vijf in eigendom van de gemeente Haarlemmermeer zijn (tabel 3.1). De Koning Willem-Alexanderhal wordt geëxploiteerd door Sportfondsen Koning Willem- Alexander; de andere gemeentelijke sporthallen door Sportfondsen Haarlemmermeer. De Dees Verdurmenhal is onderdeel van Dorpshuis Spaarndam. Het dorpshuis (inclusief sporthal) is in eigendom van Stichting Dorpscentrum Spaarndam, en wordt tevens door deze stichting geëxploiteerd. De vloer in de Dees Verdurmenhal is 38 bij 20 meter. Ondanks deze kleinere afmetingen vinden in de hal wel wedstrijden van de KNHB en KNVB plaats.
In de gemeentelijke sporthallen zijn één of meerdere scheidingswanden aanwezig, waardoor gedeelde zaalhuur door meerdere gebruikers mogelijk is, en waardoor gelijktijdig meerdere gymlessen kunnen worden geaccommodeerd. Alle sporthallen zijn beschikbaar voor zowel het accommoderen van de (georganiseerde) binnensport als het bewegingsonderwijs.
Tabel 3.1 Aanbod van sporthallen in Haarlemmermeer in 2018
Sportzalen zijn kleiner dan sporthallen en groter dan gymzalen. Standaardsportzalen hebben een sportvloer van circa 28 bij 22 meter. In sportzalen wordt ruimte geboden voor badminton, basketbal, volleybal en sporten zonder belijning (zoals diverse gevechts- en verdedigingssporten, gymnastiek, tafeltennis en turnen), met in principe mogelijkheden voor competitie en training. De benodigde afmetingen en de eisen van de betreffende bond staan niet toe dat in sportzalen officiële competitiewedstrijden worden gespeeld voor zaalhandbal, zaalhockey, zaalkorfbal en zaalvoetbal. Wel kunnen sportzalen voor deze sporten als trainingsmogelijkheden fungeren.
In Haarlemmermeer liggen zes sportzalen, waarvan de helft in gemeentelijke eigendom is (tabel 3.2). De gemeentelijke sportzalen worden geëxploiteerd door Sportfondsen Haarlemmermeer. De sportzalen van het Hoofdvaart College en het Haarlemmermeer Lyceum zijn in eigendom van de Dunamare Onderwijsgroep. De verhuur buiten schooltijden van deze sportzalen vindt plaats via Sportfondsen Haarlemmermeer. Sportzaal Sandestein is in eigendom van Woonzorg Nederland. De gemeente Haarlemmermeer huurt de sportzaal van deze stichting. De exploitatie is in handen van Sportfondsen Haarlemmermeer.
Het is mogelijk om de sportzalen door middel van een scheidingswand in twee delen te scheiden. De sportzalen zijn beschikbaar voor zowel het accommoderen van de (georganiseerde) binnensport als voor het bewegingsonderwijs.
Tabel 3.2 Aanbod van sportzalen in Haarlemmermeer in 2018
Gymzalen worden primair gebouwd om het bewegingsonderwijs van (basis)scholen te faciliteren. De afmetingen van gymzalen zijn vaak afgeleid uit de afmetingen die zijn opgenomen in de Modelverordening Huisvesting Onderwijs, namelijk 21 bij 12 meter15. Deze afmetingen bieden in principe mogelijkheden voor training en competitie voor badminton, diverse gevechts- en verdedigingssporten en tafeltennis. Wel kunnen gymzalen fungeren als trainingsmogelijkheden voor andere sporten.
In Haarlemmermeer liggen 43 gymzalen, verspreid over 35 locaties (tabel 3.3). 26 gymzalen zijn in eigendom van de gemeente Haarlemmermeer. De gemeentelijke gymzalen worden geëxploiteerd door Sportfondsen Haarlemmermeer. Sportfondsen Haarlemmermeer verzorgt tevens de verhuur (buiten schooltijden) van de gymzalen van het Hoofdvaart College (eigendom van Dunamare Onderwijsgroep) en gymzaal Sandestein (eigendom van Woonzorg Nederland).
De niet-gemeentelijke gymzalen zijn veelal in eigendom van onderwijsstichtingen. De meeste niet- gemeentelijke gymzalen in Haarlemmermeer zijn niet te huur voor sportverenigingen of andere partijen (geen extern gebruik). Deze gymzalen worden alleen gebruikt voor het bewegingsonderwijs van de desbetreffende scholen. Dit is een herkenbare situatie die zich ook in andere gemeenten voordoet. De toegankelijkheid van de gymzalen kan daarbij een rol spelen, bijvoorbeeld doordat deze gymzalen alleen vanuit de school te bereiken zijn. Vanuit privacy- en veiligheidsoverwegingen is het een drempel voor schoolbesturen om externen buiten schooltijd toegang te geven tot het schoolgebouw.
In het vierde kwartaal van 2018 is gestart met de bouw van een nieuw dorpshuis in Zwanenburg. In het dorpshuis zal een sporthal van 44 bij 28 meter worden gerealiseerd. In het huidige dorpshuis De Olm is een gymzaal aanwezig. De mutatie zal derhalve leiden tot een uitbreiding van het aanbod aan binnensportruimte. De Olm, inclusief gymzaal, zal na de realisatie van het nieuwe dorpshuis worden gesloopt. De verwachting is dat het nieuwe dorpshuis in het eerste kwartaal van 2020 wordt opgeleverd.
Definitieve besluitvorming over de invulling van de nieuwe gebouwen in Hoofdvaart van het Hoofdvaart College en De Linie, evenals de uitbreiding van het binnensportaanbod in Lisserbroek, moet nog plaatsvinden (zie paragraaf 2.3).
In Haarlemmermeer liggen meerdere overdekte sportaccommodaties die een deel van de (sportspecifieke) vraag naar binnensportruimte opvangen.
Tafeltennisverenigingen HTC Hoofddorp en TTV Nieuw-Vennep beschikken over een eigen accommodatie in respectievelijk Hoofddorp en Nieuw-Vennep. In Hoofddorp liggen Dojo Saikoro en ABC Kops en in Nieuw-Vennep ligt Judo Yushi waar diverse gevechtssporten plaatsvinden. In Nieuw-Vennep staat de Vespo-hal. De Vespo-hal was tot 2015 een standaardsporthal waarin diverse zaalsporten konden plaatsvinden. De hal is echter omgebouwd tot een trampoline-/turnhal.
Tabel 3.3 Aanbod van gymzalen in Haarlemmermeer in 2018
A = Abbenes, BD = Badhoevedorp, HD = Hoofddorp, LB = Lisserbroek, NV = Nieuw-Vennep, RH = Rijsenhout, VH = Vijfhuizen, ZH = Zwaanshoek, ZB = Zwanenburg, BK = Buitenkaag, C = Cruquius en SD = Spaarndam.
De sporthallen, sportzalen en gymzalen in Haarlemmermeer vertalen zich naar 73 zaaldelen16. Hierbij telt een sporthal voor drie zaaldelen, een sportzaal voor twee zaaldelen en een gymzaal voor één zaaldeel (ongeacht of scheidingswanden in de ruimtes aanwezig zijn of dat de ruimtes alleen gebruikt worden voor het bewegingsonderwijs). Het totale relatieve aanbod aan binnensportruimte in Haarlemmermeer (11,9 zaaldelen per 25.000 inwoners) is daarmee laag vergeleken met het landelijke gemiddelde (15,0), het gemiddelde in Kennemerland (13,8) en het gemiddelde van vergelijkbare gemeenten (15,8). Het relatieve lage aanbod in Haarlemmermeer is met name het gevolg van het beperkte aantal sporthallen. Haarlemmermeer beschikt over 1,0 sporthal per 25.000 inwoners, waar landelijk het gemiddelde 2,3 sporthal per 25.000 inwoners is (tabel 3.4).
Tabel 3.4 Vergelijking aanbod binnensportruimte in Haarlemmermeer in 2018
Bron: Database Sportaanbod (DSA), 2018. Bewerking: Mulier Instituut.
De meeste binnensportruimtes in Haarlemmermeer liggen in Hoofddorp (drie sporthallen, vier sportzalen en 23 gymzalen), gevolgd door Nieuw-Vennep (één sporthal, twee sportzalen en acht gymzalen). Zwanenburg (circa 7.800 inwoners) is de plaats in Haarlemmermeer met de meeste inwoners zonder een sporthal of sportzaal (kaart 3.1). In Zwanenburg liggen wel twee gymzalen die beide beschikbaar zijn voor de (georganiseerde) binnensport. Ook in Lisserbroek, waar een significant bevolkingsgroei wordt verwacht (van circa 3.500 inwoners in 2018 naar circa 10.400 inwoners in 2035) is geen sporthal of sportzaal aanwezig (wel één gymzaal).
Kaart 3.1 Aanbod van binnensportruimte in Haarlemmermeer in 2018
Kaartvervaardiging: Mulier Instituut.
Aan de rand van Haarlemmermeer liggen meerdere sporthallen (kaart 3.2). Mede als gevolg hiervan ligt voor 17 procent van de inwoners van Haarlemmermeer de dichtstbijzijnde sporthal niet in Haarlemmermeer. Voor bijna 10.000 inwoners van Haarlemmermeer, veelal woonachtig in Zwanenburg, is de Aristoshal in Amsterdam de dichtstbijzijnde sporthal. Voor de inwoners van Lisserbroek is De Waterkanten in Lisse de dichtstbijzijnde sporthal; voor de inwoners van Rijsenhout is dat Het Spant in Leimuiden. Voor ruim 4.000 inwoners ligt de dichtstbijzijnde sporthal in Haarlem (de Beijneshal, de Spaarnehal of de sporthal van het Haarlem College).
Kaart 3.2 Aanbod van sporthallen rond Haarlemmermeer in 2018
Kaartvervaardiging: Mulier Instituut.
Ten opzichte van onderwijslocaties
De spreiding van de binnensportruimte over Haarlemmermeer dient dusdanig te zijn dat de gemeente voldoet aan haar taakstelling om te voorzien van sportruimte voor het bewegingsonderwijs17. De binnensportruimte waar de scholen hun gymlessen geven, moet binnen een bepaalde afstand vanaf de onderwijslocatie te bereiken zijn, in het vervolg de normafstand genoemd. De normafstand is afhankelijk van het aantal klokuren waarvoor de gemeente ruimte ter beschikking moet stellen18. De kortste normafstand van toepassing op het basisonderwijs en het speciaal onderwijs (sbo & (v)so) is 1 kilometer; voor het voortgezet onderwijs 2 kilometer19.
In bijlage 2 zijn de binnensportruimtes binnen 1 kilometer van de onderwijslocaties, dan wel de dichtstbijzijnde binnensportruimte, opgenomen.
58 van de 59 locaties voor het basisonderwijs hebben ten minste één binnensportruimte binnen 1 kilometer van het schoolgebouw. Alleen de Sint Franciscusschool in Haarlemmerliede heeft geen binnensportruimte binnen 1 kilometer bereikbaar. De dichtstbijzijnde binnensportruimtes voor de school bevinden zich in Spaarndam (3,2 kilometer). De Sint Franciscusschool is een dusdanige kleine school (circa 80 leerlingen) dat deze afstand alsnog binnen de normen valt.
Wanneer alleen de gemeentelijke binnensportruimtes worden meegenomen, hebben 51 van de 59 onderwijslocaties ten minste één binnensportruimte binnen 1.000 meter van het schoolgebouw. De acht basisscholen zonder gemeentelijke binnensportruimte binnen 1.000 van het schoolgebouw zijn de Sint Willibrordusschool (in Buitenkaag), de Sint Franciscusschool (Haarlemmerliede), beide locaties van Jong Geleerd (Halfweg), basisschool Margriet (Halfweg), de Sint Adelbertusschool (Spaarndam), De Achtbaan (Zwanenburg) en de locatie aan de Plantsoenlaan van De Kameleon (Zwanenburg). De Sint Willibrordusschool beschikt over een eigen gymzaal. De Sint Adelbertusschool kan terecht in Dorpshuis Spaarndam (met sporthal en gymzaal). De dichtstbijzijnde binnensportruimte voor de drie locaties in Halfweg en de twee basisscholen in Zwanenburg is gymzaal De Olm (in Zwanenburg).
Speciaal onderwijs ( sbo & (v) so )
Alle onderwijslocaties voor het speciaal onderwijs hebben ten minste één binnensportruimte binnen 1 kilometer van het schoolgebouw. De Waterlelie (in Cruquius) is de enige school die geen gemeentelijke binnensportruimte binnen 1 kilometer van het schoolgebouw heeft. De Waterlelie beschikt echter over een eigen gymzaal.
Alle onderwijslocaties voor het voortgezet onderwijs hebben tenminste één gemeentelijke binnensportruimte binnen 1.000 meter van het schoolgebouw.
In dit hoofdstuk beschrijven we de normatieve behoefte aan binnensportruimte vanuit de (georganiseerde) binnensport en het bewegingsonderwijs. Hierbij baseren we ons op landelijke normen en richtlijnen.
4.1 (Georganiseerde) binnensport
De normatieve behoefte aan sporthallen en sportzalen voor de (georganiseerde) binnensport kan worden berekend aan de hand van draagvlakcijfers uit de Planologische Kengetallen. De draagvlakcijfers houden rekening met de omvang en samenstelling van de bevolking om het aantal benodigde sporthallen en sportzalen te bepalen. Ze houden geen rekening met (veranderingen in) de lokale sportdeelname of het sportaccommodatiegebruik.
De normatieve behoefte aan sporthallen en sportzalen wordt weergegeven in een bandbreedte, met een theoretische minimale behoefte (het minimaal aantal benodigde accommodaties) en een theoretische maximale behoefte (het maximaal aantal benodigde accommodaties)
Gymzalen en andere overdekte sportaccommodaties zonder vastgestelde normen (zoals danszalen, dojo’s en turnhallen) kunnen een deel van de (sportspecifieke) vraag naar sporthallen en sportzalen opvangen.
In Haarlemmermeer bestaat voor de (georganiseerde) binnensport een behoefte van tussen de zeven en negen sporthallen, en tussen de tien en dertien sportzalen in 2018. Zowel het aanbod aan sporthallen (zes) als het aanbod aan sportzalen (zes) vallen onder de behoeftebandbreedte (tabel 4.1).
De behoefte aan sporthallen en sportzalen in Haarlemmermeer vertaalt zich naar een behoefte van tussen de 39 en 51 zaaldelen. Het aanbod aan sporthallen en sportzalen vertaalt zich naar 30 zaaldelen; een aanbod (ruim) onder de behoeftebandbreedte (tabel 4.1).
De verwachte bevolkingsgroei in Haarlemmermeer leidt tot een significante verschuiving in de behoefte aan binnensportruimte. Waar in 2018 een behoefte van tussen de zeven en negen sporthallen bestaat, is de verwachting dat in 2035 een behoefte bestaat van tussen de acht en tien sporthallen. De behoeftebandbreedte voor sportzalen verschuift van tussen de tien en dertien sportzalen in 2018 naar tussen de twaalf en vijftien sportzalen in 2035 (tabel 4.1).
Tabel 4.1 Gemeentebrede vraag-aanbodanalyse sporthallen en sportzalen Haarlemmermeer (o.b.v. Planologische Kengetallen) in 2018, 2025 en 2035
Sportaccommodaties hebben een verzorgingsgebied dat niet ophoudt bij de grenzen van de stad of het dorp (of bij de gemeentegrens). Dat wil zeggen dat de sporters die gebruikmaken van de sportaccommodatie niet per definitie woonachtig zijn in dezelfde plaats (of gemeente) als waar de sportaccommodatie zich bevindt. Om toch inzicht te geven in waar in Haarlemmermeer de meeste behoefte aan binnensportruimte bestaat, is de gemeentelijke behoefte aan sporthallen en sportzalen in tabel 4.2 uitgesplitst naar plaats.
De grootste behoefte aan binnensportruimte bestaat in Hoofddorp, met een behoefte van drie sporthallen en vijf tot zeven sportzalen, gevolgd door Nieuw-Vennep, met een behoefte van twee sporthallen en twee tot drie sportzalen. Het aanbod in beide plaatsen is niet afdoende voor de behoefte. Het aanbod in Badhoevedorp is conform de behoefte. In Zwanenburg is voldoende behoefte aan binnensportruimte voor een sportzaal; in Zwanenburg is geen sporthal of sportzaal aanwezig. In de overige plaatsen is onvoldoende behoefte aan binnensportruimte voor een sporthal of sportzaal (tabel 4.2).
De verwachting is, op basis van de verwachte bevolkingsontwikkeling, dat de normatieve behoefte aan binnensportruimte in Hoofddorp en Nieuw-Vennep in 2035 hoger zal zijn dan in 2018. De reeds bestaande tekorten lopen daarmee op. De verwachte bevolkingstoename van Lisserbroek leidt tot een dusdanige toename in de normatieve behoefte aan binnensportruimte, dat in 2035 voldoende bestaansrecht bestaat voor een sporthal. De dichtstbijzijnde sporthal in Haarlemmermeer gezien vanaf Lisserbroek staat in Nieuw-Vennep, waar reeds een normatief tekort aan binnensportruimte wordt geconstateerd (tabel 4.2).
Ook in Cruquius geeft de verwachte bevolkingsontwikkeling aanleiding tot het overwegen van het uitbreiden van het aanbod aan binnensportruimte (sporthal of sportzaal). Voor de (toekomstige) inwoners van Cruquius ligt de dichtstbijzijnde sporthal of –zaal in Haarlemmermeer in Hoofddorp, waar reeds een normatief tekort wordt geconstateerd (tabel 4.2).
Tabel 4.2 Behoefte sporthallen en sportzalen plaatsen Haarlemmermeer (o.b.v. Planologische Kengetallen) in 2018, 2025 en 2035 (1/2)
Tabel 4.2 Behoefte sporthallen en sportzalen plaatsen Haarlemmermeer (o.b.v. Planologische Kengetallen) in 2018, 2025 en 2035 (2/2)
Het bewegingsonderwijs is een verplicht vak in het basisonderwijs, speciaal onderwijs (sbo & (v)so) en het voortgezet onderwijs. Scholen zijn echter vrij in het kiezen van de duur en frequentie van de gymlessen. In Haarlemmermeer is vastgelegd dat basisscholen bij de gemeente aanspraak kunnen maken op binnensportruimte zodat elke gymgroep (groep van 6- tot 12-jarigen) wekelijks twee keer 45 minuten kan gymmen (1,5 klokuur). De scholen voor het speciaal onderwijs (sbo & (v)so) hebben recht op binnensportruimte waarin elke gymgroep wekelijks drie keer 45 minuten kan gymmen (2,25 klokuur).
Hoeveel ruimte beschikbaar moet zijn voor het voortgezet onderwijs is afhankelijk van het aantal leerlingen20. De scholen kunnen echter minder of meer uren aanvragen dan waar zij bij de gemeente op basis van het aantal gymgroepen of leerlingen aanspraak op kunnen maken
In het vervolg wordt het maximaal aantal klokuren waarvoor de gemeente wekelijks ruimte beschikbaar moet stellen, de normatieve behoefte genoemd.
De basisscholen in Haarlemmermeer kunnen in totaal aanspraak maken op binnensportruimte waarin wekelijks 592,50 klokuur gymlessen in ingeroosterd kan worden. Uitgaande van een capaciteit van 26 klokuren per zaaldeel21, zijn voor het basisonderwijs minimaal 23 zaaldelen nodig. De scholen voor het speciaal onderwijs (sbo & (v)so) hebben in totaal een normatieve behoefte van 137,25 klokuur, waarvoor ten minste vijf zaaldelen nodig zijn. Voor de scholen voor het voortgezet onderwijs zijn ten minste 22 zaaldelen nodig om hun normatieve behoefte te accommoderen.
In Haarlemmermeer liggen 69 af te scheiden zaaldelen (rekening houdende met de aanwezige scheidingswanden in de sporthallen en sportzalen, zie paragraaf 3.1), waarvan 45 in gemeentelijke eigendom zijn. Achttien zaaldelen zijn in eigendom van diverse onderwijsstichtingen of gerelateerde stichtingen (zoals SEIN en de Aloysius Stichting). Gemeentebreed zijn derhalve voldoende af te scheiden zaaldelen aanwezig om de normatieve behoefte te accommoderen.
De toename van het aantal leerlingen in het basisonderwijs zal leiden tot een significante toename in de behoefte aan zaaldelen ten behoeve van het bewegingsonderwijs. De behoefte aan zaaldelen voor het speciaal onderwijs (sbo & (v)so) zal constant blijven; voor het voortgezet onderwijs zal deze afnemen (tabel 4.3).
Tabel 4.3 Minimaal benodigd aantal zaaldelen t.b.v. bewegingsonderwijs scholen Haarlemmermeer naar onderwijstype in de schooljaren 2018/’19, 2024’25 en 2034/’35
A In de schooljaren 2024/’25 en 2034/’35 zal het aanbod met twee zaaldelen (in niet-gemeentelijke eigendom) uitgebreid zijn ten opzichte van het schooljaar 2018/’19 (zie geplande mutaties in hoofdstuk 3). Bron: Pronexus, 2019. Bewerking: Mulier Instituut.
De grootste behoefte aan binnensportruimte ten behoeve van het bewegingsonderwijs bestaat in Hoofddorp, gevolgd door Nieuw-Vennep. Op Halfweg, Cruquius en Haarlemmerliede na, zijn in alle plaatsen in Haarlemmermeer voldoende af te scheiden zaaldelen aanwezig voor de normatieve behoefte van de scholen gevestigd in de desbetreffende plaatsen (tabel 4.4).
In Halfweg is geen binnensportruimte aanwezig waar de basisscholen in Halfweg (Jong Geleerd (twee locaties) en Basisschool Margriet) gebruik van kunnen maken. De scholen wijken uit naar gymzaal De Olm (in Zwanenburg). De afstand van De Olm tot de drie basisscholen is minder dan 1.000 meter. Bij de totstandkoming van het Integraal Kind Centrum (IKC) in Halfweg zal op de huidige locatie van de Margrietschool (nabij het toekomstige IKC) een gymzaal gerealiseerd worden, waardoor de scholen in de toekomst wel in de eigen plaats kunnen gymmen.
In Cruquius heeft De Waterlelie ((voortgezet) speciaal onderwijs) alleen de beschikking over haar eigen gymzaal (met een theoretische capaciteit van 26 klokuren). De school heeft echter een normatieve behoefte van 31,5 klokuur bewegingsonderwijs.
In Haarlemmerliede heeft de Sint Franciscusschool (basisonderwijs) geen binnensportruimte binnen de eigen plaats voor het geven van het bewegingsonderwijs. De binnensportruimtes in Dorpshuis Spaarndam (met sporthal en gymzaal) zijn de dichtstbijzijnde mogelijkheden voor de school. De afstand bedraagt ruim 3 kilometer. De school beschikt wel over een eigen speelzaal (~90 m2) in het eigen schoolgebouw. Alle gymlessen vinden in deze zaal plaats.
Het is de verwachting dat de toename van het aantal klokuren bewegingsonderwijs zal leiden tot een behoefte aan extra zaaldelen in Hoofddorp, Badhoevedorp, Zwanenburg en Lisserbroek. In Hoofddorp, Badhoevedorp en Zwanenburg is voldoende capaciteit aanwezig om deze toename te accommoderen. In Lisserbroek zal in het schooljaar 2034/’35 behoefte zijn aan een tweede zaaldeel, waar nu maar één zaal aanwezig is.
Tabel 4.4 Minimaal benodigd aantal zaaldelen t.b.v. bewegingsonderwijs scholen Haarlemmermeer, naar onderwijstype en plaats (o.b.v. locatie schoolgebouw) in het schooljaar 2018/’19
AIn de schooljaren 2024/’25 en 2034/’35 zal één extra zaaldeel (in niet-gemeentelijke eigendom) aanwezig zijn (zie geplande mutaties in hoofdstuk 3). Bron: Pronexus, 2019. Bewerking: Mulier Instituut.
De verwachting is dat één gymzaal de scholen gevestigd in Halfweg (Jong Geleerd (twee locaties) en Basisschool Margriet) in de schooljaren 2024/’25 en 2034/’35 voldoende capaciteit zal bieden voor het bewegingsonderwijs. Bij de totstandkoming van het Integraal Kind Centrum (IKC) in Halfweg zal op de huidige locatie van de Margrietschool (nabij het toekomstige IKC) één gymzaal gerealiseerd worden, waarvan de scholen in Halfweg gebruik zullen gaan maken. Dit is conform de huidige en toekomstige behoefte. Het bewegingsonderwijs van de scholen in De Olm in Zwanenburg zal derhalve komen te vervallen.
Het Hoofdvaart College (beide locaties) en De Linie (beide locaties) hebben gezamenlijk in het schooljaar 2018/’19 een normatieve behoefte van ruim 106 klokuren, waarvoor minimaal drie zaaldelen nodig zijn. Het is de verwachting dat de gezamenlijke behoefte dusdanig afneemt dat in de schooljaren 2024/’25 en 2034/’35 drie zaaldelen voldoende capaciteit zullen bieden.
De verwachte toename van het aantal leerlingen op de scholen in Lisserbroek zal leiden tot een dusdanige hogere behoefte aan binnensportruimte dat één gymzaal in het schooljaar 2034/’35 niet voldoende capaciteit zal bieden. Uitbreiding van het aanbod van één zaaldeel is noodzakelijk (conform de bestaande plannen).
In dit hoofdstuk kijken we naar het gebruik van de gemeentelijke binnensportruimtes, evenals van de niet-gemeentelijke binnensportruimtes waarvan de verhuur (deels) via Sportfondsen Haarlemmermeer loopt, in de periode september 2017 tot en met augustus 2018.
In tabel 5.1 staat het totale jaargebruik (in gewogen uren10) van de sporthallen naar doeleinde. De sporthallen zijn gedurende het jaar gemiddeld 45 procent van de tijd bezet (maandag t/m zondag; van 08:00 tot 23:00 uur), variërend van De Sporthoeve (32%) tot de Fanny Blankers-Koenhal (52%).
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en NOC*NSF hebben beide richtlijnen voor de bouw en exploitatie van sporthallen en -zalen opgesteld. Deze richtlijnen gaan uit van het (potentiële) jaargebruik in uren. De VNG adviseert dat voor de bouw en exploitatie van een sporthal of –zaal een minimale behoefte van 1.600 uur per jaar moet bestaan. NOC*NSF hanteert een richtlijn van 1.400 uur sportgebruik.
Alle sporthallen voldoen met hun jaargebruik aan de VNG-richtlijn; alleen de Koning Willem- Alexanderhal voldoet met het sportgebruik tevens aan de NOC*NSF-richtlijn (tabel 5.1).
Tabel 5.1 Jaargebruik (in gewogen uren 22) en jaarbezetting (in procenten) naar doeleinde sporthallen Haarlemmermeer in de periode september 2017 tot en met augustus 2018
Het Spectrum en de Koning Willem-Alexanderhal hebben een duidelijke hoofdgebruiker wanneer het gaat om het sportgebruik van de sporthallen. Bijna de helft van het sportgebruik van Het Spectrum is op naam van badmintonvereniging BC Meershuttle; bijna 60 procent van het sportgebruik van de Koning Willem-Alexanderhal is op naam van basketbalvereniging BV Hoofddorp. De overige sporthallen hebben niet zozeer één hoofdgebruiker, maar het meeste gebruik staat wel op naam van een klein aantal gebruikers (tabel 5.2).
Tabel 5.2 Hoofdsportgebruikers sporthallen Haarlemmermeer in de periode september 2017 tot en met augustus 2018 (percentage betreft aandeel van het totale sportgebruik)
De Fanny Blankers-Koenhal is de enige sporthal die door onderwijsinstellingen van verschillende onderwijstypen wordt gebruikt (figuur 5.1). De hal wordt zowel door de Juliana van Stolbertschool en de Klimop (beide basisonderwijs) als het MBO College Airport (middelbaar beroepsonderwijs) gebruikt. Het Spectrum wordt uitsluitend door KSH Hoofddorp en het Kaj Munk College gebruikt (beide voortgezet onderwijs). De Estafette wordt alleen door het Herbert Vissers College (voortgezet onderwijs) gebruikt; de Sporthoeve alleen door de Rietveldschool (basisonderwijs).
Figuur 5.1 Onderwijsgebruik (in gewogen uren) sporthallen Haarlemmermeer naar onderwijstype in de periode september 2017 tot en met augustus 2018
Verenigingen en scholen maken doorgaans niet het hele jaar gebruik van de sporthallen. Om deze reden kijken we hieronder naar de seizoensbezetting, waarbij we een onderscheid maken in het reguliere seizoen en het winterseizoen. Het reguliere seizoen is gedefinieerd als de maanden maart tot en met november en het winterseizoen als de maanden december, januari en februari. De eventuele openstelling en het gebruik tijdens vakantieweken en op feestdagen is buiten beschouwing gelaten, om mogelijke knelpunten die tijdens het structurele gebruik bestaan te detecteren.
De sporthallen zijn overdag (08:00 tot 16:00 uur), zowel in het reguliere seizoen als in het winterseizoen, gemiddeld voor 75 procent van de tijd bezet, waarbij de bezetting van De Sporthoeve relatief laag is (38%, figuur 5.2).
De sporthallen zijn doordeweeks gemiddeld in de middag/avond (16:00 tot 23:00 uur) tijdens het reguliere seizoen voor iets meer dan de helft van de tijd bezet (51%). In het winterseizoen zijn alle sporthallen beter bezet; gemiddeld zijn de sporthallen voor circa drie kwart (76%) van de tijd bezet (figuur 5.2).
De bezetting van de sporthallen is tussen 19:00 en 21:00 uur het hoogst. Gemiddeld zijn de sporthallen tijdens deze piekuren in het reguliere seizoen voor 65 procent van de tijd bezet; in het winterseizoen 95 procent van de tijd (figuur 5.2).
In bijlage 3 zijn de bezettingsgraden voor de sporthallen per doordeweekse dag opgenomen.
De sporthallen zijn tijdens het reguliere seizoen op zaterdag (tussen 09:00 en 18:00 uur) gemiddeld voor 34 procent van de tijd bezet; in het winterseizoen voor 78 procent van de tijd. De bezetting van de sporthallen op zondag is vergelijkbaar met de zaterdagbezetting; op zondag is tussen 09:00 en 18:00 uur de gemiddelde bezetting 31 procent in het reguliere seizoen en 67 procent in het winterseizoen (figuur 5.3).
Figuur 5.2 Gemiddelde doordeweekse bezetting sporthallen Haarlemmermeer naar tijdsperiode en seizoen in 2017/’18 (in procenten)
Figuur 5.3 Gemiddelde weekendbezetting sporthallen Haarlemmermeer tussen 09:00 en 18:00 uur naar seizoen en dag in 2017/’18 (in procenten)
In tabel 5.3 staat het totale gebruik (in gewogen uren) van de sportzalen. De sportzalen zijn gedurende het jaar gemiddeld 30 procent van de tijd bezet (maandag t/m zondag; van 08:00 tot 23:00 uur), variërend van sportzaal Floriande Midden (26%) tot sportzaal In de Breedte (33%). De sportzalen worden opvallend weinig gebruikt voor sportdoeleinden. Geen van de sportzalen voldoet dan ook aan de NOC*NSF-richtlijn.
Tabel 5.3 Jaargebruik (in gewogen uren) en jaarbezetting (in procenten) naar doeleinde sportzalen Haarlemmermeer in de periode september 2017 tot en met augustus 2018
Gymnastiekverenging SV Pax is een hoofdgebruiker in meerdere sportzalen (tabel 5.4). Het beperkte sportgebruik van de sportzaal van het Haarlemmermeer Lyceum is voor het overgrote deel op naam van SV Lotus (handbal) en Joy2BFit (divers).
Tabel 5.4 Hoofdsportgebruikers sportzalen Haarlemmermeer in de periode september 2017 tot en met augustus 2018 (percentage betreft aandeel van het totale sportgebruik)
In de sportzalen vindt nauwelijks deelgebruik door onderwijsinstellingen van meerdere onderwijstypen plaats. Alleen in de sportzaal Floriande Midden vindt beperkt deelgebruik plaats; de zaal wordt zowel door basisscholen als door een school voor het speciaal onderwijs (Prof. Van Gilseschool) gebruikt. De overige sportzalen worden alleen of door basisscholen of alleen door de scholen voor het voortgezet onderwijs gebruikt (figuur 5.4).
Figuur 5.4 Onderwijsgebruik (in gewogen uren) sportzalen Haarlemmermeer naar onderwijstype in de periode september 2017 tot en met augustus 2018
Noot: De sportzalen bij het Haarlemmermeer Lyceum en het Hoofdvaart College zijn doordeweeks overdag onbeperkt beschikbaar voor het bewegingsonderwijs van de desbetreffende scholen (beide voortgezet onderwijs). Het werkelijke gebruik ten behoeve van het bewegingsonderwijs is niet bekend.
De sportzalen zijn overdag (08:00 tot 16:00 uur), zowel in het reguliere seizoen als in het winterseizoen, gemiddeld voor 58 procent van de tijd bezet. In de middag/avond (16:00 tot 23:00 uur) zijn de sportzalen gemiddeld minder goed bezet; 32 procent in het reguliere seizoen, 39 procent in het winterseizoen. De bezetting van de sportzaal van het Haarlemmermeer Lyceum in de middag/avond is opvallend laag (figuur 5.5).
De sportzalen zijn gemiddeld tussen 19:00 en 21:00 uur in het reguliere seizoen voor de helft van de tijd bezet (53%); in het winterseizoen 68 procent van de tijd. Opvallend is de relatief hoge bezetting van sportzaal In de Breedte tijdens de piekuren in het reguliere seizoen (figuur 5.5).
In bijlage 3 zijn de bezettingsgraden voor de sportzalen per doordeweekse dag opgenomen.
De sportzalen worden beperkt (of niet) in het weekend (tussen 09:00 en 18:00 uur) gebruikt, met uitzondering van Sandestein (figuur 5.6).
Figuur 5.5 Gemiddelde doordeweekse bezetting sportzalen Haarlemmermeer naar tijdsperiode en seizoen in 2017/’18 (in procenten)
Noot: De sportzalen bij het Haarlemmermeer Lyceum en het Hoofdvaart College zijn doordeweeks overdag onbeperkt beschikbaar voor het bewegingsonderwijs van de desbetreffende scholen (beide voortgezet onderwijs). Het werkelijke gebruik ten behoeve van het bewegingsonderwijs is niet bekend.
Figuur 5.6 Gemiddelde weekendbezetting sportzalen Haarlemmermeer tussen 09:00 en 18:00 uur naar seizoen en dag in 2017/’18 (in procenten)
In tabel 5.5 staat het totale gebruik (in gewogen uren) van de gymzalen. Vrijwel alle gymzalen worden overwegend voor het bewegingsonderwijs gebruikt. De gymzalen zijn gedurende het jaar gemiddeld 24 procent van de tijd bezet (maandag t/m zondag; van 08:00 tot 23:00 uur), variërend van gymzaal Langerak (6%) tot gymzaal Graan voor Visch (35%). Er bestaan geen richtlijnen waar het gebruik van de gymzalen tegen afgezet kan worden.
Tabel 5.5 Jaargebruik (in gewogen uren) naar doeleinde gymzalen Haarlemmermeer in de periode september 2017 tot en met augustus 2018
Het gebruik van de gymzalen ten behoeve van bewegingsonderwijs in de gymzalen is grotendeels ten dienste van het basisonderwijs (78%). De grootgebruiker qua sport van de gymzalen is gymnastiekvereniging SV Pax. Bijna 18 procent van het sportgebruik van de gymzalen staat op naam van deze vereniging.
De gymzalen zijn overdag (08:00 tot 16:00 uur), zowel in het reguliere seizoen als in het winterseizoen, gemiddeld voor 57 procent van de tijd bezet. In de middag/avond (16:00 tot 23:00 uur) zijn de gymzalen, als gevolg van het beperkte sportgebruik, gemiddeld minder goed bezet; 23 procent in het reguliere seizoen, 26 procent in het winterseizoen (figuur 5.7). De gymzalen zijn gemiddeld tussen 19:00 en 21:00 uur in het reguliere seizoen voor 37 procent van de tijd bezet; in het winterseizoen 42 procent van de tijd (figuur 5.8).
De gymzalen worden beperkt (of niet) in het weekend (tussen 09:00 en 18:00 uur) gebruikt (niet in figuur).
Figuur 5.7 Gemiddelde doordeweekse bezetting gymzalen Haarlemmermeer naar tijdsperiode en seizoen in 2017/’18 (in procenten)
Noot: De gymzalen bij het Hoofdvaart College (voortgezet onderwijs) zijn doordeweeks overdag onbeperkt beschikbaar voor het bewegingsonderwijs van de desbetreffende school. Het werkelijke gebruik ten behoeve van het bewegingsonderwijs is niet bekend.
Figuur 5.8 Gemiddelde doordeweekse bezetting gymzalen Haarlemmermeer naar tijdsperiode en seizoen in 2017/’18 (in procenten)
Om te bezien in hoeverre de bezetting van de gemeentelijke binnensportruimtes in Haarlemmermeer zich verhouden tot de bezetting in andere gemeenten, is een benchmark opgesteld met vergelijkbare gemeenten (qua inwoneraantal en stedelijkheid) waar het Mulier Instituut op dezelfde wijze de bezetting van de gemeentelijke binnensportruimtes in beeld heeft gebracht. De benchmark bestaat uit de gemeentelijke (niet sportspecifieke) sporthallen, sportzalen en gymzalen in Apeldoorn, Haarlem, Nijmegen en Tilburg.
De sporthallen, sportzalen en gymzalen in Haarlemmermeer zijn overdag (08:00 – 16:00 uur) gemiddeld beter bezet dan de binnensportruimtes in de benchmark. Ook in de middag/avond (16:00 – 23:00 uur) zijn de Haarlemmermeerse sporthallen beter bezet dan de sporthallen in de benchmark; de sportzalen en gymzalen zijn minder goed bezet. Tijdens de piekuren hebben de sporthallen in Haarlemmermeer een vergelijkbare bezetting met de benchmark; de sportzalen en gymzalen blijven, net als de hele middag/avond, achter ten opzichte van de benchmark (figuur 5.9).
In de bezettingscijfers van de sporthallen in Haarlemmermeer en in de benchmark, lijkt een organisatorische grens naar voren te komen. Een grens (maximale bezettingsgraad) die in de praktijk niet of moeilijk te overschrijden is, terwijl theoretisch meer gebruik mogelijk is (bezettingsgraad richting de 100 procent). Deze grens lijkt op de doordeweekse middag/avond (16:00-23:00 uur) rond de 80 procent te liggen en tijdens de piekuren (19:00-21:00 uur) rond de 90 procent. Ook de bezetting op zaterdag van de sporthallen in Haarlemmermeer zal richting een organisatorische grens gaan.
Het zaterdaggebruik van de sporthallen in Haarlemmermeer is hoger dan de benchmark; de sportzalen in Haarlemmermeer worden minder gebruikt. Op zondagen worden zowel de sporthallen als sportzalen in Haarlemmermeer gemiddeld meer gebruikt door de sporthallen en sportzalen in de benchmark (figuur 5.9).
Figuur 5.9 Vergelijking bezetting gemeentelijke binnensportruimtes Haarlemmermeer met benchmark naar type, weekdeel, tijdsperiode en seizoen
Naast de normatieve behoefte die uitgaat van landelijke normen en richtlijnen, en het werkelijk plaatsgevonden gebruik, hebben we de sportverenigingen en exploitanten gevraagd naar hoe zij het aanbod op het gebied van beschikbaarheid en kwaliteit ervaren. Alle gebruikers van de gemeentelijke binnensportruimtes zijn benaderd voor het invullen van een online gebruikersbevraging. De sportverenigingen zijn daarnaast voor een discussiesessie uitgenodigd.
De meeste gebruikers van de sportzalen en gymzalen in Haarlemmermeer zijn van mening dat de ruimtes voldoende beschikbaar zijn, en dat zij op de gewenste dagen en tijdens de gewenste tijden gebruik kunnen maken van de sportruimtes. Bijna de helft van de gebruikers van de sporthallen geeft echter aan dat dit niet het geval is bij de sporthallen (figuur 6.1).
Bijna de helft van de gebruikers van de sporthallen kunnen niet het gewenste aantal uren (op de gewenste dagen en tijdens de gewenste tijden) afnemen bij de sporthallen, omdat deze reeds bezet zijn. De gebruikers die ontevreden zijn over de beschikbaarheid van de sporthallen betreffen zowel structurele gebruikers als incidentele gebruikers, zowel gebruikers die gedurende het hele seizoen gebruikmaken van de sporthallen als gebruikers die alleen gedurende het winterseizoen gebruikmaken van de sporthallen.
In bijlage 4 is het aantal reacties per binnensportruimte opgenomen.
Figuur 6.1 Reactie gebruikers op de stelling “Deze sportaccommodatie is beschikbaar voor ons op de momenten dat wij deze willen gebruiken” naar type binnensportruimte (in aantallen en procenten)
De diverse onderdelen van de sporthallen in Haarlemmermeer worden over het algemeen voldoende tot goed beoordeeld door de gebruikers (figuur 6.2). Met name de sportruimtes op zichzelf zijn volgens de gebruikers goed.
Het onderhoud van de sportruimte, sportvloer, sportmaterialen en de hygiëne van de was-/kleedgelegenheden worden relatief vaak als matig of slecht beoordeeld. Andere aandachtspunten in de sporthallen zijn de stroefheid van de sportvloeren en de opslagmogelijkheden van de eigen materialen: meer dan een kwart van de gebruikers ervaart dit als matig of slecht23.
In bijlage 4 zijn de beoordelingen per sporthal opgenomen.
De beoordelingen van de sportzalen in Haarlemmermeer tonen veel overeenkomsten met de beoordelingen van de sporthallen. Over het algemeen worden de sportzalen voldoende tot goed beoordeeld door de gebruikers (figuur 6.3).
Het onderhoud van de sportruimte, sportvloer, sportmaterialen en de hygiëne van de was-/kleedgelegenheden worden relatief vaak als matig of slecht beoordeeld. Ander aandachtspunt in de sportzalen is de opslagmogelijkheden van eigen materialen: meer dan de helft van de gebruikers ervaart dit als matig of slecht.
In bijlage 4 zijn de beoordelingen per sportzaal opgenomen.
De gymzalen in Haarlemmermeer worden over het algemeen minder goed beoordeeld dan de sporthallen en sportzalen. Toch worden de gymzalen alsnog overwegend voldoende tot goed beoordeeld door de gebruikers (figuur 6.4).
Net als in de sporthallen en sportzalen, zijn de gebruikers het minst tevreden over het onderhoud van de sportruimte, sportvloer, sportmaterialen en de hygiëne van de was-/kleedgelegenheden. In vergelijking met de sporthallen en sportzalen, valt de relatief slechte beoordeling van het onderdeel ‘accommodatie’ van de gymzalen op. De gebruikers van de gymzalen zijn minder tevreden over de accommodatie waarvan de gymzaal onderdeel is, zoals de uitstraling van het gebouw of het vloerplan van de accommodatie.
In bijlage 4 zijn de beoordelingen per gymzaal opgenomen.
Figuur 6.2 Beoordeling sporthallen Haarlemmermeer naar onderdeel (in aantallen en procenten)
Figuur 6.3 Beoordeling sportzalen Haarlemmermeer naar onderdeel (in aantallen en procenten)
Figuur 6.4 Beoordeling gymzalen Haarlemmermeer naar onderdeel (in aantallen en procenten)
De aanwezige sportverenigingen geven te kennen dat het huidige aantal binnensportruimtes in Haarlemmermeer niet voldoende is voor de behoefte van de verenigingen. De verenigingen willen meer uren afnemen dan nu mogelijk is. De verenigingen ervaren dit tekort als structureel. Zij geven aan dat ook vijf tot tien jaar geleden de aanwezige binnensportruimte beperkend was voor het bedienen van de inwoners van Haarlemmermeer. De verenigingen hanteren noodgedwongen een wachtlijst of hebben een ledenstop.
De sportzalen bieden de verenigingen niet de mogelijkheden die zij van een binnensportruimte verlangen. Alleen sporthallen bieden de verenigingen de gewenste capaciteit en voldoen aan bepaalde randvoorwaarden (zoals een kantine en tribune). De verenigingen wijken alleen uit naar de aanwezige sportzalen in Haarlemmermeer indien dit onvermijdelijk is. Zij zien het uitbreiden van het aantal sportzalen in Haarlemmermeer niet als een oplossing voor het (ervaren) capaciteitstekort.
De verenigingen hebben in hun ogen een grote reikwijdte. De verenigingen hebben leden woonachtig door de hele gemeente. De verenigingen die actief zijn in de binnensportruimtes in Hoofddorp en
Nieuw-Vennep bedienen naar hun mening niet alleen de inwoners van deze plaatsen, maar bedienen alle inwoners van Haarlemmermeer. Volgens de verenigingen moet het geen heikele kwestie zijn als wordt overwogen het aanbod aan binnensportruimte in Hoofddorp of Nieuw-Vennep uit te breiden, waar het aanbod zich nu al in deze plaatsen concentreert.
In dit hoofdstuk zetten we de resultaten uit voorgaande hoofdstukken bijeen. We sluiten af met een eindconclusie.
Op basis van de landelijke normen bestaat in Haarlemmermeer een normatief tekort aan binnensportruimte. Het aanbod van binnensport (zes sporthallen, zes sportzalen en 43 gymzalen) in Haarlemmermeer is vergeleken met landelijke cijfers laag. Met name het aantal sporthallen blijft achter. Haarlemmermeer beschikt over 1,0 sporthal per 25.000 inwoners, waar in vergelijkbare gemeenten het gemiddelde 1,6 sporthal per 25.000 inwoners is. Om dit gelijk te trekken, zijn vier extra sporthallen nodig.
De basisscholen hebben een normatieve behoefte van 23 zaaldelen, de scholen voor het speciaal onderwijs (sbo & (v)so) van vijf zaaldelen en de scholen voor het voortgezet onderwijs van 22 zaaldelen. Het aanbod aan af te scheiden zaaldelen in Haarlemmermeer bedraagt 69, waarvan 45 in gemeentelijke eigendom zijn en 18 in eigendom van diverse onderwijs(gerelateerde)stichtingen. Gemeentebreed zijn derhalve voldoende af te scheiden zaaldelen aanwezig om de normatieve behoefte te accommoderen.
De spreiding van de (gemeentelijke) binnensportruimtes in Haarlemmermeer is dusdanig dat de gemeente in de meeste gevallen ruimschoots voldoet aan haar taakstelling in het voorzien van ruimte voor bewegingsonderwijs in de nabijheid van de scholen. Alleen in Cruquius en Haarlemmerliede worden knelpunten geconstateerd. De eigen gymzaal van De Waterlelie in Cruquius biedt de school onvoldoende capaciteit; in Haarlemmerliede is geen zaaldeel aanwezig voor het bewegingsonderwijs van de Sint Franciscusschool (de school beschikt wel over een kleinere zaal (~90 m2) voor de gymlessen).
De gemeentelijke sporthallen in Haarlemmermeer zijn gedurende het hele jaar gemiddeld voor 45 procent van de tijd bezet (365 dagen; 08:00 tot 23:00 uur). Dit is hoger dan het gemiddelde in vergelijkbare gemeenten.
De bezetting van de sporthallen in Haarlemmermeer lijkt in de middag/avond (16:00 tot 23:00 uur) tegen een organisatorische grens aan te zitten. Gelet op de beschikbaarheid van het kader (trainers en vrijwilligers) en de leden van de verenigingen, is nauwelijks ruimte beschikbaar voor een hogere bezetting. De gemiddelde bezetting op de doordeweekse avonden in Haarlemmermeer is dan ook hoger dan het gemiddelde in vergelijkbare gemeenten. Ook in het weekend is de bezetting van de sporthallen in Haarlemmermeer dusdanig dat deze waarschijnlijk richting een organisatorische grens gaan. De weekendbezetting in Haarlemmermeer is tevens hoger dan het gemiddelde in vergelijkbare gemeenten.
De sportzalen en gymzalen worden relatief weinig gebruikt (voor sportdoeleinden). Zowel op de doordeweekse avonden (ook tijdens de piekuren) als in het weekend zijn voldoende mogelijkheden voor meer gebruik door de bestaande gebruikers of door nieuwe gebruikers.
Een groot deel van de gebruikers van de binnensportruimte in Haarlemmermeer is van mening dat het huidige aanbod aan sporthallen in Haarlemmermeer niet voldoende is voor de behoefte aan sporthallen. De gebruikers geven aan meer uren te willen afnemen in de (gemeentelijke) sporthallen, maar dat dit nu niet mogelijk is vanwege de overbezetting. Deze situatie zou zich al lange tijd voordoen (5–10 jaar).
De sportzalen (en gymzalen) in Haarlemmermeer worden door de meeste verenigingen als ongeschikt beoordeeld. De verenigingen wensen (uitsluitend) gebruik te maken van sporthallen. Sporthallen bieden in hun ogen de gewenste capaciteit en bieden meer mogelijkheden voor hun activiteiten (aanwezigheid van een kantine en tribune). De sportverenigingen bedienen, naar eigen zeggen, inwoners van de hele gemeente. De sportverenigingen die actief zijn in de binnensportruimtes in Hoofddorp en Nieuw-Vennep hebben ook leden vanuit andere plaatsen.
De kwaliteit van de sporthallen, sportzalen en gymzalen wordt overwegend positief beoordeeld. Aandachtpunten in de binnensportruimtes zijn het onderhoud en de hygiëne.
De verwachting is dat de totale bevolking van Haarlemmermeer van circa 153.100 inwoners in 2018 toeneemt naar circa 190.000 inwoners in 2035 (+24%); het aantal jongeren zal met circa 4.600 toenemen. Jongeren maken, ten opzichte van andere leeftijdsgroepen, relatief veel gebruik van de binnensportruimte voor de sportbeoefening, terwijl ouderen relatief veel gebruikmaken van de openbare ruimte. Het aantal ingeschreven leerlingen op de scholen gevestigd in Haarlemmermeer zal in dezelfde periode met ruim 1.300 toenemen.
De verwachte bevolkingsgroei zal leiden tot een significante toename in de behoefte aan binnensportruimte ten behoeve van de (georganiseerede) binnensport. Gemeentebreed zal in 2025 en 2035 normatief behoefte zijn aan een extra sporthal, waarmee de behoefte in totaal uitkomt op acht tot tien sporthallen. Ook de normatieve behoefte aan sportzalen zal stijgen tot twaalf tot vijftien sportzalen (toename van twee sportzalen t.o.v. 2018). Het tekort aan binnensportruimte zal zodoende oplopen. De grootste absolute toename in aantal inwoners wordt verwacht in Hoofddorp en Nieuw- Vennep. Het aanbod aan binnensportruimte in Haarlemmermeer concentreert zich in deze twee woonplaatsen. Het aanbod is reeds niet afdoende voor de behoefte. Ook in Lisserbroek en Cruquius wordt een significante bevolkingsgroei verwacht dat voldoende bestaansrecht zal bieden voor een sporthal of sportzaal.
De verwachte toename van het aantal leerlingen op de scholen gevestigd in Haarlemmermeer zal leiden tot een behoefte aan extra zaaldelen voor het bewegingsonderwijs in Hoofddorp, Badhoevedorp, Zwanenburg en Lisserbroek. In Hoofddorp, Badhoevedorp en Zwanenburg is voldoende capaciteit aanwezig om deze toename te accommoderen. In Lisserbroek zal in het schooljaar 2034/’35 behoefte zijn aan een tweede zaaldeel, waar nu maar één zaaldeel aanwezig is.
Haarlemmermeer beschikt in 2018 over zes sporthallen, zes sportzalen en 43 gymzalen. De gemeente beschikt hiermee over relatief weinig binnensportruimte. Derhalve is het aantal binnensportruimtes ook lager dan de normen voor de (georganiseerde) binnensport voorschrijven. De sportverenigingen geven aan dat het aanbod aan binnensportruimte niet voldoende is om de inwoners van Haarlemmermeer te kunnen bedienen. Zij moeten noodgedwongen een wachtlijst of ledenstop hanteren. De huidige bezetting van de sporthallen is hoger dan in vergelijkbare gemeenten, en laat weinig mogelijkheden zien tot een hogere bezetting door sportverenigingen. Deze mogelijkheden zijn er wel in de sportzalen en gymzalen. Deze worden echter door de sportverenigingen als ongeschikt beoordeeld.
De verwachte bevolkingsgroei zal leiden tot een toenemende behoefte aan binnensportruimte, zowel voor de (georganiseerde) binnensport als voor het bewegingsonderwijs. Het huidige aanbod is in de meeste gevallen afdoende voor de toenemende behoefte aan zaaldelen voor het bewegingsonderwijs. Waar dit niet het geval is, liggen plannen om het aanbod aan binnensportruimte uit te breiden. De toenemende behoefte vanuit de (georganiseerde) binnensport zal leiden tot een hogere druk op het bestaande aanbod, waar de druk op de binnensportruimte nu al hoog is.
Op basis van bovenstaande is uitbreiding van de binnensportruimte ten behoeve van de (georganiseerde) binnensport in Haarlemmermeer gegrond. Gelet op de huidige spreiding van behoefte, en de verwachte bevolkingsontwikkeling, is uitbreiding van het aanbod in Hoofddorp en Nieuw-Vennep gegrond, ondanks dat het huidige aanbod zich reeds in deze plaatsen concentreert. In Lisserbroek wordt een dusdanige bevolkingsgroei verwacht, dat ook hier in de toekomst voldoende draagvlak zal bestaan voor de realisatie van een sporthal (of sportzaal).
Het beperkte sportgebruik van de sportzalen en gymzalen geven voldoende aanleiding om te kijken naar mogelijkheden voor optimalisatie van het gebruik. Eventueel kan door het verplaatsen van sporten die kunnen plaatsvinden in een sportzaal of gymzaal, maar nu plaatsvinden in een sporthal, naar een sportzaal of gymzaal, ruimte worden gemaakt in de sporthallen voor sporten die alleen in een sporthal kunnen plaatsvinden.
Bijlage 1 – Bevolkingscijfers Haarlemmermeer
Tabel b1.1 (Verwachte) bevolkingssamenstelling naar leeftijdscategorie Haarlemmermeer in 2018, 2025 en 2035
Bron: Gemeente Haarlemmermeer, team Onderzoek, 2018. Bewerking: Mulier Instituut.
Tabel b1.2 (Verwachte) bevolkingssamenstelling naar leeftijdscategorie plaatsen Haarlemmermeer in 2018, 2025 en 2035
Bron: Gemeente Haarlemmermeer, team Onderzoek, 2018. Bewerking: Mulier Instituut.
Bijlage 2 - Afstanden scholen en binnensportruimtes Haarlemmermeer
Tabel b4.1 Binnensportruimtes binnen 1 kilometer van de basisscholen in Haarlemmermeer (exclusief de basisscholen in Hoofddorp; afstanden in kilometer)
Noot: de blauwgedrukte binnensportruimtes zijn in gemeentelijke eigendom.
Tabel b4.2 Binnensportruimtes binnen 1 kilometer van de basisscholen in Hoofddorp (afstanden in kilometer; 1/2)
Noot: de blauwgedrukte binnensportruimtes zijn in gemeentelijke eigendom.
Speciaal onderwijs (sbo & (v)so)
Tabel b4.3 Binnensportruimtes binnen 1 kilometer van de scholen voor het speciaal onderwijs (sbo & (v)so) in Haarlemmermeer (afstanden in kilometer)
Noot: de blauwgedrukte binnensportruimtes zijn in gemeentelijke eigendom.
Tabel b4.4 Binnensportruimtes binnen 1 kilometer van de scholen voor het voortgezet onderwijs in Haarlemmermeer (afstanden in kilometer)
Noot: de blauwgedrukte binnensportruimtes zijn in gemeentelijke eigendom.
Vervolg tabel b4.2 Binnensportruimtes binnen 1 kilometer van de basisscholen in Hoofddorp (afstanden in kilometer; 2/2)
Noot: de blauwgedrukte binnensportruimtes zijn in gemeentelijke eigendom.
Bijlage 3 – Bezetting binnensportruimtes Haarlemmermeer
Tabel b3.1 Gemiddelde bezetting sporthallen Haarlemmermeer naar weekdag, tijdsperiode en seizoen in 2017/’18 (in procenten)
Tabel b3.2 Gemiddelde bezetting sportzalen Haarlemmermeer naar weekdag, tijdsperiode en seizoen in 2017/’18 (in procenten)
Bijlage 4 – Beoordeling binnensportruimte Haarlemmermeer
Tabel b5.1 Reactie gebruikers op de stelling “Deze sportaccommodatie is beschikbaar voor ons op de momenten dat wij deze willen gebruiken” naar binnensportruimte (in aantallen)
Ruimte voor buitensport in Haarlemmermeer
Een vraag-aanbodanalyse naar buitensportaccommodaties (2018 – 2035)
De gemeente Haarlemmermeer heeft behoefte aan een helder toekomstperspectief op de vraag naar sportruimte binnen de gemeente. Gelet op de te verwachte bevolkingsgroei zijn inzichten nodig in de ontwikkeling van de behoefte aan sportaccommodaties en onderbouwing van waar eventuele planmatige aanpassingen nodig zijn.
Deze rapportage richt zich op de behoefte aan buitensportaccommodaties24. Op verzoek van de gemeente Haarlemmermeer wordt de normatieve behoefte aan ruimte (velden en banen) van de bestaande atletiek-, handbal-, hockey, honk- en softbal-, korfbal-, tennis-, rugby- en voetbalverenigingen bepaald, en inzicht gegeven hoe deze behoefte zich zal ontwikkelen in de periode tot en met 2035. Daarnaast wordt in beeld gebracht hoe de verenigingen de accommodatie waarvan zij gebruikmaken beoordelen, om te bezien waar eventueel knelpunten bestaan.
Ter beantwoording van de kennisbehoefte van de gemeente zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:
De ruimtebehoefte van de verenigingen is, tenzij anders aangegeven, bepaald door het toepassen van de planningsnormen of richtlijnen uit het Handboek Sportaccommodaties. De vooruitzichten op de ruimtebehoefte die worden gepresenteerd, zijn gebaseerd op bevolkingsprognoses en landelijke sportdeelnamecijfers. De beoordeling van de accommodaties wordt in beeld gebracht met het Waarderingsmodel Sportaccommodaties (WSA) van het Mulier Instituut.
In hoofdstuk 2 worden ontwikkelingen en prognoses, die relevant zijn bij sportcapaciteitsvraagstukken, beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het aanbod aan buitensportaccommodaties op een rij gezet, evenals de (toekomstige) ruimtebehoefte van de atletiek-, handbal-, hockey-, honk- en softbal-, korfbal-, tennis-, rugby- en voetbalverenigingen. De beoordeling van de buitensportaccommodaties wordt in hoofdstuk 4 behandeld. Een overzicht van alle uitkomsten wordt in hoofdstuk 5 gegeven.
2. Relevante ontwikkelingen en prognoses
In dit hoofdstuk beschrijven we ontwikkelingen en prognoses die relevant zijn bij sportcapaciteitsvraagstukken. We behandelen de bevolkingssamenstelling en -prognose van Haarlemmermeer en de (landelijke) ontwikkelingen in sportdeelname en sportaccommodatiegebruik.
Haarlemmermeer telt in totaal circa 153.100 inwoners in 2018, waarvan ruim een kwart jonger is dan 20 jaar. De verwachting is dat het aantal inwoners met ruim 37.000 zal toenemen naar circa 190.000 inwoners in 2035 (+24%). Het aantal inwoners jonger dan 20 jaar zal met circa 4.600 toenemen (+12%), terwijl zowel het aantal inwoners van 20 tot 65 jaar (+18%) als het aantal inwoners van 65 jaar en ouder (+66%) met ruim 16.000 zal toenemen (figuur 2.1).
In bijlage 1 zijn de bevolkingscijfers opgenomen.
Figuur 2.1 (Verwachte) bevolkingssamenstelling naar leeftijdscategorie Haarlemmermeer in 2018, 2025 en 2035 (in absolute aantallen en procenten)
Bron: Gemeente Haarlemmermeer (team Onderzoek), 2018. Bewerking: Mulier Instituut.
Haarlemmermeer bestaat uit 26 plaatsen (kaart 2.1). De stad Hoofddorp is met circa 75.100 inwoners de plaats met de meeste inwoners, gevolgd door het dorp Nieuw-Vennep met circa 31.400 inwoners (tabel 2.1).
De verwachting is dat in 2035 de meeste plaatsen meer inwoners hebben dan in 2018, dan wel een vergelijkbaar aantal inwoners hebben. De grootste absolute toename wordt verwacht in Hoofddorp (+13.700 inwoners) en Nieuw-Vennep (+7.100). De grootste relatieve toename wordt verwacht in Cruquius (+518%) en Lisserbroek (+197%).
In bijlage 1 zijn de bevolkingscijfers per plaats opgenomen.
Tabel 2.1 (Verwachte) totale aantal inwoners plaatsen Haarlemmermeer in 2018 en 2035
Bron: Gemeente Haarlemmermeer (team Onderzoek), 2018. Bewerking: Mulier Instituut.
Kaart 2.1 Plaatsen Haarlemmermeer in 2019
1) Hoofddorp 2) Nieuw-Vennep 3) Badhoevedorp 4) Zwanenburg 5) Vijfhuizen 6) Rijsenhout 7) Lisserbroek 8) Spaarndam 9) Halfweg 10) Zwaanshoek 11) Abbenes 12) Cruquius 13) Beinsdorp 14) Lijnden 15a) Aalsmeerderbrug 15b) Oude Meer 15c) Rozenburg 16a) Burgerveen 16b) Leimuiderbrugdijk 16c) Weteringbrug 17) Haarlemmerliede, Penningsveer en Spaarnwoude 18) Buitenkaag 19) Boesingheliede 20) Schiphol.
Kaartvervaardiging: Mulier Instituut.
Buitensportaccommodaties worden in de regel veelal gebruikt door sportverenigingen die zijn aangesloten bij een sportbond. De ledenontwikkeling van de desbetreffende sportbonden geeft derhalve een goede indicatie van de ontwikkeling in het (structurele) gebruik van de buitensportaccommodaties.
Het totale aantal lidmaatschappen bij alle sportbonden in Nederland is in de periode 2000-2012 gestegen tot ruim 4.7 miljoen. Sindsdien is er sprake van een daling van ruim 150.000 (figuur 2.2). In 2012 was 29 procent van alle Nederlanders lid van een sportbond. In 2017 is 26 procent van de Nederlandse bevolking nog lid van een sportbond. Het lidmaatschap bij de junioren ligt beduidend hoger dan het lidmaatschap bij de senioren, respectievelijk 48 procent bij de junioren om 22 procent bij de senioren in 2017.
Figuur 2.2 Ontwikkeling lidmaatschappen bij sportbonden in de periode 2000-2017 (in aantallen)
Toelichting: Het aantal lidmaatschappen is exclusief het aantal leden bij Aikido Bond Nederland, Reddingsbrigade Nederland, Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie en Sportvisserij Nederland. Deze bonden zijn na 2000 bij NOC*NSF aangesloten.
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
De Atletiekunie heeft ruim 137.000 leden in 2017. Sinds 2000 is het ledental met circa 50.000 toegenomen. Het ledental is de afgelopen vijf jaar redelijk stabiel. Het grootste deel van de leden is seniorlid. Het aantal senioren is de afgelopen jaren echter afgenomen, terwijl het aantal junioren is toegenomen (figuur 2.3).
Figuur 2.3 Ontwikkeling lidmaatschappen bij de Atletiekunie in de periode 2000-2017 (in aantallen)
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
Het Nederlands Handbal Verbond heeft ruim 49.000 leden in 2017. Dit aantal is bijna 6.000 lager dan in 2000. De afgelopen jaren is, door een toename van het aantal seniorenleden, het totale aantal leden stabiel. Het aantal junioren is verder afgenomen (figuur 2.4).
Figuur 2.4 Ontwikkeling lidmaatschappen bij de handbalbond (NHV) in de periode 2000- 2017 (in aantallen)
Toelichting: Voor 2009 kan geen onderscheid worden gemaakt naar (leeftijds)categorie. Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
De Koninklijke Nederlandse Hockey Bond is de afgelopen jaren één van de snelst groeiende sportbonden. De hockeybond heeft ruim 254.000 leden in 2017; bijna een verdubbeling ten opzichte van het aantal in 2000. De groei is met name toe te schrijven aan een toename van het aantal juniorenleden, in het bijzonder het aantal meisjes. De afgelopen jaren neemt relatief gezien het aantal seniorenleden meer toe (figuur 2.5).
Figuur 2.5 Ontwikkeling lidmaatschappen bij de hockeybond (KNHB) in de periode 2000- 2017 (in aantallen)
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
Ondanks een tussentijdse toename van het aantal leden heeft de Koninklijke Nederlandse Baseball en Softball Bond circa 20.500 leden in 2017, vergelijkbaar met het aantal in 2000. De afgelopen vijf jaar zag de bond haar ledental dalen met meer dan 2.000 leden (-10%, figuur 2.6). Voor een relatief kleine sportbond is dat een aanzienlijke daling.
Figuur 2.6 Ontwikkeling lidmaatschappen bij de honk- en softbalbond (KNBSB) in de periode 2000-2017 (in aantallen)
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
De Koninklijk Nederlands Korfbalverbond heeft circa 85.500 leden in 2017. In 2010 had de bond nog meer dan 100.000 leden (figuur 2.7).
Figuur 2.7 Ontwikkeling lidmaatschappen bij de korfbalbond (KNKV) in de periode 2000- 2017 (in aantallen)
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
De Nederlandse Rugbybond is de afgelopen jaren één van de snelst groeiende sportbonden. De bond heeft ruim 15.000 leden in 2017, ruim 5.000 meer dan vijf jaar terug. Met name het aantal junioren is de afgelopen vijf jaar toegenomen (+70%, figuur 2.8).
Figuur 2.8 Ontwikkeling lidmaatschappen bij de rugbybond (RN) in de periode 2000-2017 (in aantallen)
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
Ondanks een significante afname van het aantal leden sinds 2000 is de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond met ruim 570.000 leden in 2017 de tweede sportbond van Nederland, na voetbalbond KNVB. De afgelopen vijf jaar is met name het aantal junioren afgenomen (-25%, figuur 2.9).
Figuur 2.9 Ontwikkeling lidmaatschappen bij de tennisbond (KNLTB) in de periode 2000- 2017 (in aantallen)
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
De Koninklijke Nederlandse Voetbalbond is de grootste sportbond met ruim 1,2 miljoen leden in 2017. Sinds 2000 is het ledental toegenomen met ruim 200.000. De afgelopen jaren is het ledental redelijk stabiel; het aantal vrouwen en meisjes aangesloten bij de bond is wel toegenomen (figuur 2.10).
Figuur 2.10 Ontwikkeling lidmaatschappen bij de voetbalbond (KNVB) in de periode 2000- 2017 (in aantallen)
Bron: Ledentalrapportages NOC*NSF, 2000-2017. Bewerking: Mulier Instituut.
In Haarlemmermeer is in 2017 ruim 28 procent van de inwoners lid van een sportbond, ten opzichte van 26 procent van alle Nederlanders in 2017. Het aandeel sportbondleden in Haarlemmermeer is eveneens hoger dan het gemiddelde van vergelijkbare gemeenten en hoger dan het gemiddelde in Kennemerland. Het grootste verschil bestaat bij het aandeel inwoners jonger dan 25 jaar dat lid is van een sportbond (figuur 2.11).
Figuur 2.11 Aandeel inwoners dat lid is van een sportbond naar leeftijdscategorie in 2017 (in procenten)
Bron: Ledentalrapportage NOC*NSF, 2017. Bewerking: Mulier Instituut.
De Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) is de grootste sportbond in Nederland. Circa 7 procent van de Nederlandse bevolking is lid van de KNVB. In Haarlemmermeer is de KNVB eveneens de grootste sportbond (circa 10.000 leden). De KNHB en KNLTB hebben relatief veel leden in Haarlemmermeer (tabel 2.2).
Tabel 2.2 Ledenpercentage tien grootste Nederlandse sportbonden in Haarlemmermeer en vergelijkingsregio’s in 2017
Bron: Ledentalrapportage NOC*NSF, 2017. Bewerking: Mulier Instituut.
Hoewel snel aan sportaccommodaties wordt gedacht als het om sportbeoefening gaat, maakt de volwassen Nederlander bij het sporten vooral veel gebruik van de openbare ruimte (figuur 2.13). Ook een derde van de Nederlandse kinderen sport in de openbare ruimte (figuur 2.14). Daarbij wordt de openbare ruimte veelal gebruikt voor hardlopen, wandelen en wielrennen. In vergelijking met 2014 valt op dat het gebruik van de openbare ruimte, met name bij de volwassenen, is toegenomen.
Sportvelden en tennisbanen worden door de volwassenen Nederlanders beduidend minder als sportaccommodatie gebruikt (figuur 2.12). Daarentegen sport ruim een derde van de Nederlandse kinderen op een sportveld. Het gebruik van sportvelden voor de sportbeoefening is ten opzichte van 2014 bij kinderen toegenomen, bij volwassenen is het gebruik gelijk gebleven (figuur 2.13).
Figuur 2.12 Gebruik van typen accommodaties voor sportbeoefening door volwassenen in 2014 en 2018 (in procenten)
Bron: Nationaal Sportonderzoek 2014 en 2018 (Mulier Instituut).
Figuur 2.13 Gebruik van typen accommodaties voor sportbeoefening door kinderen in 2014 en 2018 (in procenten)
Bron: Nationaal Sportonderzoek 2014 en 2018 (Mulier Instituut).
3. Aanbod en behoefte buitensportaccommodaties
In dit hoofdstuk zetten we het totale aanbod aan buitensportaccommodaties in Haarlemmermeer uiteen, en bepalen we de (toekomstige) ruimtebehoefte van de bestaande atletiek-, handbal-, hockey, honk- en softbal-, korfbal-, tennis-, rugby- en voetbalverenigingen.
Haarlemmermeer telt 32 sportparken (kaart 3.1). De meeste sportparken liggen in Hoofddorp (acht), gevolgd door Nieuw-Vennep (zes). Halfweg is de plaats met de meeste inwoners zonder een sportpark (circa 2.400 inwoners). Halfweg grenst aan Zwanenburg, waar meerdere sportparken liggen (drie). Ook in Cruquius is geen sportpark aanwezig. Cruquius telt in 2018 iets meer dan 1.000 inwoners. De verwachting is dat de bevolking van Cruquius richting 2035 met ruim 4.000 inwoners zal toenemen. Voor de inwoners van Cruquius zijn de sportparken in Hoofdorp en Vijfhuizen het dichtstbij gelegen. In bijlage 2 is per sportpark het aanbod aan sportvoorzieningen opgenomen.
In de volgende paragrafen staat de ruimtebehoefte van de bestaande atletiek-, handbal-, hockey, honk- en softbal-, korfbal-, tennis-, rugby- en voetbalverenigingen in Haarlemmermeer centraal. De ruimtebehoefte is, tenzij anders aangegeven, bepaald door het toepassen van de richtlijnen en normen die zijn opgenomen in het Handboek Sportaccommodaties. De ruimtebehoefte van de verenigingen in 2025 en 2035 is geraamd door middel van het toepassen van de bevolkingsprognoses en landelijke sportdeelnamecijfers die zijn behandeld in hoofdstuk 2. Uitgangspunt bij de ontwikkeling in ruimtebehoefte is de verwachte bevolkingsontwikkeling, waarbij een bevolkingstoename zal leiden tot een toename in de ruimtebehoefte en een bevolkingsafname (of vergrijzing) tot een afname in de ruimtebehoefte. Vervolgens is gecorrigeerd met de recente landelijke ontwikkelingen in sportdeelname, zoals de afnemende populariteit van handbal of de stijging van het aantal rugbyleden. Wanneer deze trends zich doorzetten, zal in de toekomst het aandeel inwoners dat lid is van een handbalvereniging lager zijn, en van een rugbyvereniging juist hoger zijn.
Kaart 3.1 Sportparken Haarlemmermeer in 2019
Kaartvervaardiging: Mulier Instituut.
Atletiek wordt zowel op een atletiekaccommodatie, waar alle loop-, spring-, en werponderdelen uitgevoerd kunnen worden, als in de openbare ruimte beoefend. Een gebruikelijk beeld bij atletiekverenigingen is dat ongeveer de helft van de leden voor de sportbeoefening gebruikmaakt van de sportvoorzieningen bij de atletiekaccommodatie.
Nederland telt in totaal 188 atletiekaccommodaties, wat neerkomt op 0,3 accommodatie per 25.000 inwoners (DSA, 2019). De Atletiekunie telt circa 137.000 leden in 2017. Dit betekent gemiddeld 715 leden per accommodatie. In Haarlemmermeer zijn twee atletiekaccommodaties aanwezig. Het aanbod is hiermee vergelijkbaar met de landelijke cijfers. Het aantal inwoners van Haarlemmermeer dat lid is van de Atletiekunie is echter relatief laag, waardoor het gemiddelde aantal leden per accommodatie in Haarlemmermeer eveneens laag is (tabel 3.1).
Tabel 3.1 Aantal atletiekaccommodaties, ledenpercentage Atletiekunie en gemiddeld aantal leden per atletiekaccommodatie
Bron: Databestand SportAanbod (DSA), 2019; Atletiekunie via NOC*NSF, 2017. Bewerking: Mulier Instituut
In Haarlemmermeer zijn twee atletiekverenigingen actief. AV Badhoevedorp is begin 2018 verhuisd naar sportpark De Veldpost in Badhoevedorp. De vereniging heeft circa 200 leden in het seizoen 2018. AV Haarlemmermeer heeft haar thuisbasis op het Arnolduspark in Hoofddorp. De vereniging heeft circa 600 leden in het seizoen 2018.
Beide atletiekaccommodaties in Haarlemmermeer worden gezien als een volwaardige atletiekaccommodatie, bestaande uit (minimaal) een rechte sprintbaan voor afstanden tot en met 110 meter, een rondbaan waarop de afstanden langer dan 110 meter kunnen worden gelopen, en een (midden)ruimte met de mogelijkheid om alle werpnummers en springnummers uit te voeren. De richtlijn van de Atletiekunie is dat een volwaardige atletiekaccommodatie een vereniging ruimte kan bieden voor het accommoderen van ongeveer 1.000 leden. Zodoende hebben AV Badhoevedorp en AV Haarlemmermeer voldoende ruimte voor het huidige aantal leden.
De verwachting is dat AV Badhoevedorp en AV Haarlemmermeer tot en met 2035 een groeipotentie hebben (figuur 3.1). Dit is op basis van zowel de verwachte toename van het aantal inwoners in Haarlemmermeer als op basis van de recente toename van het aantal leden bij de Atletiekunie. Beide verenigingen hebben op de bestaande accommodaties voldoende capaciteit om de verwachte groei te faciliteren.
AV Badhoevedorp heeft met haar nieuwe accommodatie op sportpark De Veldpost mogelijk een impuls in aantrekkingskracht gekregen, waarmee meer leden geworven kunnen worden dan is weergegeven. Ook deze extra toename zal op de bestaande accommodatie kunnen worden geaccommodeerd.
Figuur 3.1 Verwachte ontwikkeling atletiekverenigingen Haarlemmermeer in de periode 2018 - 2035 (in aantal leden)
De Atletiekunie is begin 2017 gestart met het project “More Indoor”. Het project heeft als doel te komen tot meer indoor atletiekaccommodaties in Nederland. De Atletiekunie wil meer atletiekverenigingen de mogelijkheid bieden het gehele jaar in de eigen regio te trainen, zowel binnen als buiten.
Handbal wordt zowel binnen als buiten gespeeld. Het eerste deel van het veldseizoen start in september en duurt tot midden oktober. Hierop aansluitend begint het zaalseizoen. Het tweede deel van het veldseizoen begint eind maart en duurt tot en met juni. Het oudere veldhandbal heeft veel populariteit verloren ten opzichte van het jongere zaalhandbal; in Nederland wordt nu meer zaalhandbal beoefenend dan veldhandbal.
Bij handbalverenigingen die zowel in het veldseizoen als het zaalseizoen actief zijn, kan de ruimtebehoefte buiten niet los worden gezien van de ruimtebehoefte binnen. Als de capaciteit tijdens het veldseizoen beperkingen voor het aantal teams kent, zal dit doorwerken op het aantal actieve teams tijdens het zaalseizoen (en andersom).
In Haarlemmermeer zijn drie handbalverenigingen gevestigd. SV Lotus, DSOV en VOS hebben in het seizoen 2017/’18 in totaal 34 teams bij een zondagcompetitie bij het NHV ingeschreven25. SV Lotus beschikt tijdens het veldseizoen over twee verharde velden; DSOV en VOS beschikken beide over één verhard veld.
SV Lotus (op sportpark Toolenburg in Hoofddorp) en DSOV (op sportpark Zijdewinde in Vijfhuizen) hebben tijdens het veldseizoen de beschikking over het aantal velden waaraan zij behoefte hebben. Het veld op sportpark De Bataaf in Zwanenburg biedt VOS nipt voldoende ruimte (tabel 3.2).
Tabel 3.2 Vraag-aanbodanalyse velden handbalverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18
Toelichting: Alle teams in de tabel van de handbalverenigingen spelen hun wedstrijden op zondag.
De verwachting is dat de velden bij SV Lotus, DSOV en VOS de verenigingen ook in de toekomst voldoende capaciteit bieden voor het aantal teams (tabel 3.3). Bij DSOV zal tussen 2025 en 2035 eventueel een capaciteitstekort ontstaan. Dit als gevolg van de bevolkingsgroei in Cruquius, waar geen handbalvereniging actief is.
Tabel 3.3 (Verwachte) veldbehoefte handbalverenigingen Haarlemmermeer in 2017/’18, 2025 en 2035
Toelichting: De (verwachte) veldbehoefte heeft betrekking op de behoefte op zondag. De handbalverenigingen in Haarlemmermeer hebben geen zaterdagafdeling.
In Nederland is bij een groeiend aantal handbalvereniging sprake van (tijdelijk) aanbod van beach handball. In de meeste gevallen wordt een tijdelijk zandveld gerealiseerd op een van de verharde (permanente) buitenhandbalvelden. In Haarlemmermeer heeft nog geen van de handbalverenigingen een (tijdelijk) beachcourt gerealiseerd.
Hockey wordt zowel binnen als buiten beoefend. Zaalhockey vindt plaats in de periode dat het veldhockey winterstop heeft (december, januari en februari). Hoewel het zaalhockey de laatste jaren veel aan populariteit wint, wordt veldhockey in Nederland het meest beoefend.
In Nederland liggen 892 buitenhockeyvelden, wat neerkomt op 1,3 veld per 25.000 inwoners (DSA, 2019). De Koninklijke Nederlandse Hockey Bond (KNHB) telt circa 254.000 leden in 2017. Dit betekent een gemiddelde velddruk van 278 leden per veld. In Haarlemmermeer zijn negen hockeyvelden aanwezig, waarmee het relatieve aanbod hoog is. Het aantal inwoners van Haarlemmermeer dat lid is van een hockeyvereniging is echter ook hoog, waardoor de velddruk vergelijkbaar is met de velddruk in vergelijkbare gemeenten tabel 3.4).
Tabel 3.4 Aantal hockeyvelden, ledenpercentage KNHB en gemiddeld aantal leden per hockeyveld
Bron: Databestand SportAanbod (DSA), 2019; KNHB via NOC*NSF (2017). Bewerking: Mulier Instituut.
Haarlemmermeer telt drie hockeyverenigingen. MHC De Reigers, MHC De Kikkers en HC Spaarndam hebben in het seizoen 2017/’18 in totaal 144 teams bij een zaterdag- of zondagcompetitie bij de KNHB ingeschreven26. MHC De Reigers en MHC De Kikkers beschikken beide over vier velden: drie (semi-)watervelden en één zandkunstgrasveld. HC Spaarndam beschikt over één zandkunstgrasveld27.
MHC De Kikkers (op sportpark Getsewoud-Noord in Nieuw-Vennep) en HC Spaarndam (op het sportpark in Spaarndam) hebben onvoldoende capaciteit voor hun teams op zaterdag; het tekort bij MHC De Kikkers is het meest nijpend. MHC De Reigers beschikt op het Arnolduspark in Hoofddorp over de veldcapaciteit conform haar behoefte (tabel 3.5)28 .
De verwachting is dat MHC De Reigers, MHC De Kikkers en HC Spaarndam een dusdanige groei zullen meemaken dat bij MHC De Reigers een tekort aan velden zal ontstaan en dat de huidige tekorten aan veldcapaciteit bij MHC De Kikkers en HC Spaarndam zullen toenemen (tabel 3.6).
Als gevolg van de toenemende populariteit van de hockeysport zal MHC De Reigers in 2025 en 2035 meer teams hebben ten opzichte van het seizoen 2017’/18. Het aantal zaterdagteams bij de vereniging loopt in de periode tot en met 2025 dusdanig op dat een behoefte gaat bestaan aan een vijfde veld (ten opzichte van de huidige vier op het Arnolduspark in Hoofddorp). In de periode tussen 2025 en 2035 zal mogelijk een behoefte gaan bestaan aan een zesde veld.
Bij MHC De Kikkers is reeds een behoefte aan vijf velden (ten opzichte van aanbod van vier velden op sportpark Getsewoud-Noord). De verwachting is dat de behoefte tot en met 2025 redelijk stabiel zal blijven. Als gevolg van de bevolkingsgroei van Lisserbroek, waar geen hockeyvereniging actief is, wordt een dusdanige toename van het aantal zaterdagteams verwacht dat de behoefte zal oplopen tot een zesde (en eventueel een zevende) veld.
Het aantal teams bij HC Spaarndam zal tot en met 2035 lichtelijk oplopen. Deze toename kan gefaciliteerd worden met de aanleg van een tweede veld op het sportpark in Spaarndam (conform de huidige behoefte).
Een groeiend aantal hockeyverenigingen in Nederland beschikt tijdens de wintermaanden over een blaashal. Het lukt veel hockeyverenigingen niet om tijdens het zaalseizoen voldoende zaalruimte te regelen. Een blaashal zorgt ervoor dat verenigingen een continu trainings- en wedstrijdprogramma voor alle teams kunnen hanteren. In Haarlemmermeer maakt geen van de hockeyverenigingen gebruik van een blaashal.
Tabel 3.5 Aantal teams en velden hockeyverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18
Tabel 3.6 (Verwachte) veldbehoefte hockeyverenigingen Haarlemmermeer in 2017/’18, 2025 en 2035 (in normteams)
Honk- en softbalvelden nemen, ten opzichte van velden van andere veldsporten zoals hockey en voetbal, relatief veel ruimte in beslag. Om deze reden wordt vaak besloten een combinatieveld aan te leggen, waarop meerdere vormen van honkbal en softbal beoefend kunnen worden. In Nederland liggen in totaal 360 velden waarop één of meerdere vormen van honkbal en softbal kunnen worden gespeeld (DSA, 2019). Dit komt neer op een half veld per 25.000 inwoners. In Kennemerland, inclusief Haarlemmermeer, zijn relatief veel velden voor de honk- en softbalsport aanwezig (tabel 3.7).
Tabel 3.7 Aantal honk- en softbalvelden in 2019
Bron: Databestand SportAanbod (DSA), 2019. Bewerking: Mulier Instituut.
Haarlemmermeer heeft vier honk- en softbalverenigingen. De verenigingen hebben in het seizoen 2018 in totaal 51 teams bij de Koninklijke Nederlandse Baseball en Softball Bond (KNBSB) ingeschreven (tabel 3.8)29 . In de gemeente liggen in totaal vier honkbalvelden (geschikt voor senioren- en juniorenhonkbal), één jeugdhonkbalveld (geschikt voor aspiranten- en pupillenhonkbal), twee velden voor beeball (alleen geschikt voor beeball) en zes softbalvelden (geschikt voor softbal en aspiranten- en pupillenhonkbal).
De vier honk- en softbalverenigingen hebben genoeg veldcapaciteit voor het aantal teams in het seizoen 2018 (tabel 3.8).
De verwachting is dat de velden bij SC Badhoevedorp, Hoofddorp Pioniers, Vennep Flyers en SV Spaarnwoude de verenigingen ook in de toekomst voldoende capaciteit bieden voor het aantal teams (tabel 3.9). De huidige capaciteit biedt voldoende ruimte om de eventuele groei te faciliteren30 .
Tabel 3.8 Vraag-aanbodanalyse velden honk- en softbalverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2018
Tabel 3.9 (Verwachte) veldbehoefte honk- en softbalverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2018, 2025 en 2035
Korfbal wordt zowel binnen als buiten gespeeld. Het eerste deel van het veldseizoen start in september en duurt tot eind november. Hierop aansluitend begint het zaalseizoen. Het tweede deel van het veldseizoen begint eind maart en duurt tot en met juni.
Bij korfbalverenigingen die zowel in het veldseizoen als het zaalseizoen actief zijn, kan de ruimtebehoefte buiten niet los worden gezien van de ruimtebehoefte binnen. Als de capaciteit tijdens het veldseizoen beperkingen kent, zal dit doorwerken op het aantal actieve teams tijdens het zaalseizoen (en andersom).
Korfbalvereniging Sporting Badhoevedorp en KIOS zijn gevestigd in Haarlemmermeer. De verenigingen hebben in het seizoen 2017/’18 in totaal 33 teams in een zaterdagcompetitie bij de Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) ingeschreven31 . Beide verenigingen hebben tijdens het veldseizoen de beschikking over twee volwaardige kunstgrasspeelvelden en een kunstgraspupillenveld.
Sporting Badhoevedorp heeft een afgeronde behoefte van twee speelvelden (één volwaardig speelveld en één pupillenveld voldoen tevens aan de behoefte), waarmee de vereniging een overschot aan veldcapaciteit heeft. KIOS heeft afgerond drie speelvelden nodig voor het aantal ingeschreven teams; twee volwaardige speelvelden en één pupillenveld voldoen ook, waarmee het aanbod op sportpark Eugenie Previnaireweg in Nieuw-Vennep conform de behoefte van KIOS is (tabel 3.10).
Tabel 3.10 Vraag-aanbodanalyse velden korfbalverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18
A Het halve veld betreft een pupillenveld.
Toelichting: Alle teams in de tabel van de korfbalverenigingen spelen hun wedstrijden op zaterdag.
De verwachting is dat de velden bij KV Badhoevedorp en KIOS de verenigingen ook in de nabije toekomst (2025) voldoende capaciteit bieden voor het aantal teams (tabel 3.11). Bij KIOS zal eventueel een capaciteitstekort ontstaan tussen 2025 en 2035. Dit als gevolg van de bevolkingsgroei in Cruquius, waar geen korfbalvereniging actief is.
Alle teams van KV Badhoevedorp en KIOS spelen hun wedstrijden op zaterdag. Bij het doorrekenen van de toekomstige veldbehoefte is uitgegaan dat ook in 2025 en 2035 de verenigingen alleen op zaterdag spelen. Het mogelijke toekomstige tekort bij KIOS kan opgelost worden door een deel van de teams op zondag te laten spelen.
Tabel 3.11 (Verwachte) veldbehoefte korfbalverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18, 2025 en 2035
Toelichting: Alle teams in de tabel van de korfbalverenigingen spelen hun wedstrijden op zaterdag.
Beachkorfbal is groeiende in Nederland. Verenigingen zien het als een manier om de leden in de zomerperiode extra aanbod te bieden. In Haarlemmermeer is nog geen sprake van aanbod van beachkorfbal.
Nederland telt in totaal 86 rugbyverenigingen. De meeste rugbyverenigingen beschikken over één veld waar zowel wedstrijden op worden gespeeld als op wordt getraind (DSA, 2019).
De Haarlemmermeer Hawks is de enige rugbyvereniging in Haarlemmermeer. De vereniging heeft de beschikking over één rugbynatuurgrasveld voor haar zes teams die in het seizoen 2017/’1832 bij de Nederlandse Rugby Bond (NRB) staan ingeschreven.
Voor rugby zijn geen planningsnormen of richtlijnen in het Handboek Sportaccommodaties opgenomen. Vanuit de rugbybond wordt de vuistregel gehanteerd van 5,5 normteams per veld. De zes teams van de Haarlemmermeer Hawks vertalen zich naar 6,3 normteams, waarmee de vereniging (volgens de vuistregel van de rugbybond) met het huidige veld op sportpark De Deugd in Hoofddorp onvoldoende capaciteit heeft (tabel 3.12).
Tabel 3.12 Vraag-aanbodanalyse velden Haarlemmermeer Hawks in het seizoen 2017/’18
Gelet op de recente ontwikkelingen bij de NRB heeft Haarlemmermeer Hawks een significant groeipotentieel (figuur 9.2). Deze groei kan niet worden gefaciliteerd met het bestaande veld op sportpark De Deugd in Hoofddorp, waar nu reeds een tekort aan veldcapaciteit wordt geconstateerd.
Figuur 9.2 Verwachte ontwikkeling Haarlemmermeer Hawks in de periode 2017/’18 – 2035 (in normteams)
Tennis wordt zowel binnen als buiten beoefend. Er zijn circa 350 accommodaties In Nederland waar binnen kan worden getennist, met in totaal circa 1.300 overdekte tennisbanen, ten opzichte van ruim 2.000 accommodaties waar buiten kan worden getennist, met in totaal circa 11.300 tennisbanen (DSA, 2019).
In Nederland liggen 11.336 tennisbanen in de buitenlucht, wat neerkomt op 16,6 baan per 25.000 inwoners (DSA, 2019). De Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB) telt circa 570.000 leden in 2017. Dit betekent een gemiddelde baandruk van 48 leden per baan. In Haarlemmermeer zijn 128 buitentennisbanen aanwezig, waarmee het relatieve aanbod aanzienlijk hoger is dan het landelijke gemiddelde. De baandruk is echter als gevolg van het hoge ledenpercentage in Haarlemmermeer in lijn met de gemiddelde baandruk in vergelijkbare gemeenten (tabel 10.1).
Tabel 10.1 Aantal buitentennisbanen, ledenpercentage KNLTB en gemiddeld aantal leden per baan
Bron: Databestand SportAanbod (DSA), 2019; KNLTB via NOC*NSF (2017). Bewerking: Mulier Instituut.
In Haarlemmermeer zijn vijftien tennisverenigingen actief. De tennisverenigingen in Haarlemmermeer beschikken in totaal over 126 outdoor tennisbanen33 . In totaal staan bij de verenigingen in het seizoen 2017/’18 circa 7.700 leden bij de KNLTB ingeschreven.
Bij negen tennisverenigingen in Haarlemmermeer wordt geconstateerd dat het aantal aanwezige tennisbanen conform de behoefte is. Bij TV Badhoevedorp op sportpark Quatrebras in Badhoevedorp wordt als enige een normatief tekort aan tennisbanen geconstateerd. De vereniging heeft een behoefte van zestien banen ten opzichte van een aanbod van twaalf banen. De overige vijf tennisverenigingen hebben een normatief overschot aan tennisbanen (tabel 10.2).
Het toekomstige aantal leden bij de tennisverenigingen is sterk afhankelijk van hoe de sport zich in de nabije toekomst ontwikkelt. De KNLTB heeft sinds 2000 bijna 140.000 leden verloren (-20%); deze afname is vooralsnog niet gestagneerd.
De verwachting is dat de meeste tennisverenigingen in Haarlemmermeer ook in de toekomst voldoende baancapaciteit zullen hebben voor het aantal leden. Gelet op de verwachte bevolkingsgroei in Badhoevedorp, is het goed mogelijk dat het tekort bij TV Badhoevedorp op sportpark Quatrebas in Badhoevedorp zal toenemen. Ook in Lisserbroek en Vijfhuizen wordt een significante bevolkingstoename verwacht, waardoor het mogelijk is dat het huidige aantal banen (na 2025) bij TV Lisserbroek en TV Vijfhuizen niet afdoende zal zijn (tabel 10.3; tabel 10.4).
Padel is een jonge racketsport die begin 2000 in Nederland is geïntroduceerd en de laatste jaren steeds populairder is geworden. In Nederland zijn op het moment 58 padelaccommodaties gerealiseerd (DSA, 2019). Dit aantal neemt snel toe. De KNLTB geeft aan dat 30 procent van de 1.700 tennisverenigingen in Nederland concrete interesse heeft getoond in het aanbieden van padel in de nabije toekomst.
Volgens gegevens van de KNLTB is 90 procent van de padelcompetitiespelers tennisspeler. Deze stappen niet volledig over op de sport, maar spelen padel naast het tennissen. De tennisverenigingen die padel aanbieden doen dat voornamelijk als extra dienst voor hun leden.
De gedachte bij verenigingen is om met padel mensen aan het sporten te houden en bij de vereniging te laten blijven. De populariteit van de sport hangt af van de mate waarin de verenigingen slagen om de sport bekendheid te geven. De sport heeft potentie omdat de aard van het spel past bij de individuele en flexibele sportbehoefte van deze tijd
Op het tennispark van TC De Nieuwe Brug is sinds 2006 één padelbaan aanwezig. Dit betreft de eerste padelbaan in Nederland. Bij TV Badhoevedorp op sportpark Quatrebas in Badhoevedorp zijn in 2018 drie padelbanen aangelegd.
Tabel 10.2 Vraag-aanbodanalyse banen tennisverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18
Toelichting: Het aantal leden betreffen de leden ingeschreven bij de KNLTB, en zijn aangeleverd door de KNLTB
Tabel 10.3 Verwachte ruimtebehoefte tennisverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18 en in 2025 en 2035 (o.b.v. bevolkingsontwikkeling)
Tabel 10.4 Verwachte ruimtebehoefte tennisverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18 en in 2025 en 2035 (o.b.v. bevolkingsontwikkeling gecorrigeerd met landelijke ontwikkeling KNLTB)
Voetbal is de meest beoefenende veldsport in Nederland. In Nederland liggen circa 7.300 voetbalvelden, waarvan 19 procent kunstgras betreft (DSA, 2019). Het betreft hier uitsluitend volwaardige velden die voldoen aan de officiële afmetingen vanuit de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB).
Verenigingen kunnen naast deze velden nog beschikken over kleinere (natuurgras)velden of –stroken die benut worden voor trainingen of voor het inlopen voorafgaand aan wedstrijden.
In Haarlemmermeer zijn in totaal 52 volwaardige voetbalvelden aanwezig, waarmee het aanbod ten opzichte van het aantal inwoners lager is dan het Nederlandse gemiddelde, maar wel in lijn is met het aanbod in vergelijkbare gemeenten. Het percentage kunstgras in Haarlemmermeer is relatief hoog. Het aantal inwoners in Haarlemmermeer dat lid is van de KNVB is lager dan het Nederlandse gemiddelde, maar vergelijkbaar met het aandeel in vergelijkbare gemeenten. Het gemiddeld aantal leden per veld in Haarlemmermeer is vergelijkbaar met dat in vergelijkbare gemeenten, maar het aandeel kunstgrasvelden is hoog (tabel 10.5).
Tabel 10.5 Aantal voetbalvelden, ledenpercentage KNVB en gemiddeld aantal leden per veld
Bron: Databestand SportAanbod (DSA), 2019; KNVB via NOC*NSF (2017). Bewerking: Mulier Instituut.
In Haarlemmermeer zijn dertien amateurvoetbalverenigingen actief. De verenigingen hebben in het seizoen 2017/’18 in totaal 587 teams bij de KNVB ingeschreven. 114 van deze teams (20%) zijn in een zondagcompetitie ingeschreven 34. De voetbalverenigingen beschikken naast 52 volwaardige velden nog over kleinere velden waarop trainingen kunnen plaatsvinden. Het merendeel van de velden betreft natuurgras. Natuurgrasvelden worden in beginsel alleen voor wedstrijden óf alleen voor trainingen gebruikt; kunstgrasvelden voor zowel wedstrijden als trainingen.
Tabel 10.6 Aantal teams en velden voetbalverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18
A Het kwart veld betreft een kunstgrasveld waarop trainingen kunnen plaatsvinden. De afmetingen laten het niet toe dat officiële wedstrijden op het veld kunnen plaatsvinden.
Toelichting: Het aantal teams betreft de teams ingeschreven bij de KNVB, en zijn aangeleverd door de KNVB.
In tabel 10.7 is het benodigd aantal wedstrijd- en trainingsvelden afgezet tegen het aanbod. Bij VV UNO (op sportpark De Deugd in Hoofddorp), VV Kagia (op het sportpark in Lisserbroek), SV DIOS (op sportpark Jan Schrama in Nieuw-Vennep) en SCW wordt een tekort aan wedstrijdvelden geconstateerd. Bij VV UNO, VV Kagia en SCW zijn niet genoeg velden aanwezig voor het aantal zaterdagteams; bij SV DIOS schiet het aanbod zowel voor het aantal zaterdagteams als voor het aantal zondagteams tekort. Bij SV DIOS is eveneens onvoldoende trainingscapaciteit aanwezig. Ook bij RKSV Prancratius (sportpark De Schuilhoeve in Hoofddorp) en SV Overbos (op het eigen sportpark in Hoofdorp) zijn onvoldoende trainingsvelden aanwezig.
De verwachting is dat bij de meeste voetbalverenigingen in Haarlemmermeer het aantal teams dusdanig zal toenemen dat de bestaande veldtekorten groter worden, of dat veldtekorten gaan ontstaan (tabel 10.8; tabel 10.9).
SV Abbenes, SC Badhoevedorp en VV UNO hebben geen vrouwen-/meisjesafdeling. Bij het doorrekenen van de toekomstige veldbehoefte van deze verenigingen is ervan uitgegaan dat zij ook in 2025 en 2035 geen vrouwen-/meisjesafdeling hebben. Wanneer deze verenigingen (succesvol) een vrouwen-/meisjesafdeling opzetten, zal uiteraard de toekomstige veldbehoefte hoger liggen dan hierboven is weergegeven.
De meeste voetbalverenigingen in Haarlemmerneer hebben in het seizoen 2017/’18 meer zaterdagteams dan zondagteams. De behoefte aan wedstrijdvelden is als gevolg op zaterdag hoger dan op zondag. Bij het doorrekenen van de toekomstige veldbehoefte is uitgegaan van een zelfde verdeling van het aantal teams over het weekend als in het seizoen 2017/’18. Huidige tekorten aan wedstrijdvelden, en tekorten die gaan ontstaan in de periode tot en met 2035, kunnen (deels) opgelost worden wanneer een meer evenwichtige verdeling van het aantal teams over het weekend tot stand komt. In bijlage 5 is de huidige en toekomstige wedstrijdveldbehoefte van de verenigingen bij een optimale verdeling van de teams over het weekend weergegeven.
Tabel 10.7 Vraag-aanbodanalyse velden voetbalverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18
Toelichting: Het aanbod aan wedstrijdvelden is de som van het aantal natuurgraswedstrijdvelden en het aantal kunstgrasvelden (m.u.v. van het kunstgrasveldje bij SV DIOS). Het aanbod aan trainingsvelden is de som van het aantal natuurgrastrainingsvelden en het aantal kunstgrasvelden.
Tabel 10.8 Verwachte ruimtebehoefte voetbalverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18 en in 2025 en 2035 (o.b.v. bevolkingsontwikkeling)
Toelichting: Het aanbod aan wedstrijdvelden is de som van het aantal natuurgraswedstrijdvelden en het aantal kunstgrasvelden (m.u.v. van het kunstgrasveldje bij SV DIOS). Het aanbod aan trainingsvelden is de som van het aantal natuurgrastrainingsvelden en het aantal kunstgrasvelden.
Tabel 10.9 Verwachte ruimtebehoefte tennisverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18 en in 2025 en 2035) o.b.v. bevolkingsontwikkeling gecorrigeerd met landelijke ontwikkeling)
Toelichting: Het aanbod aan wedstrijdvelden is de som van het aantal natuurgraswedstrijdvelden en het aantal kunstgrasvelden (m.u.v. van het kunstgrasveldje bij SV DIOS). Het aanbod aan trainingsvelden is de som van het aantal natuurgrastrainingsvelden en het aantal kunstgrasvelden.
4. Beoordeling buitensportaccommodaties
In dit hoofdstuk zetten we de beoordeling van de sportverenigingen over hun eigen buitensportaccommodatie op een rij. De sportverenigingen hebben hiervoor online een waarderingsmodel van de buitensportaccommodatie ingevuld. Hieronder geven we een totaalbeeld van hoe de verenigingen de sportaccommodaties hebben beoordeeld. In bijlage 4 is per buitensportaccommodatie de beoordeling weergegeven.
De sportverenigingen zijn over het algemeen tevreden over hun buitensportaccommodatie. De verenigingen kunnen veelal op de momenten wanneer zij dit wensen gebruikmaken van de buitensportaccommodatie (figuur 4.1). Dit als gevolg van het feit dat zij veelal de enige gebruiker van de buitensportaccommodaties zijn.
Tabel 4.1 Reactie sportverenigingen op algemene stellingen over hun buitensportaccommodatie (in procenten)
Het sportpark dat dient als thuisbasis voor de verenigingen wordt overwegend als ‘goed’ of ‘voldoende’ beoordeeld. Relatief veel verenigingen zijn ontevreden over de verlichting van het sportpark. Eén op de drie verenigingen beoordeelt dit aspect van het sportpark als ‘matig’ of ‘slecht’ (figuur 4.2).
Figuur 4.2 Beoordeling sportverenigingen onderdeel ‘sportpark’ van hun buitensportaccommodatie (in procenten)
De sportvoorzieningen (banen/velden en materialen) worden door de verenigingen overwegend positief beoordeeld. Het onderhoud van de sportvoorzieningen wordt relatief het vaakst beoordeeld als matig of slecht. Alsnog zijn de meeste verenigingen over dit aspect tevreden (figuur 4.3).
Figuur 4.3 Beoordeling sportverenigingen onderdeel ‘sportvoorzieningen’ van hun buitensportaccommodatie (in procenten)
De was- en kleedgelegenheden van de buitensportaccommodatie worden van de drie onderdelen (‘sportpark’, ‘sportvoorzieningen’ en ‘was- en kleedgelegenheden’) het minst goed beoordeeld. Veel verenigingen zijn ontevreden over de kwaliteit van de kleedkamers (figuur 4.4).
Figuur 4.4 Beoordeling sportverenigingen onderdeel ‘was- en kleedgelegenheden’ van hun buitensportaccommodatie (in procenten)
Het aanbod aan atletiekaccommodaties in Haarlemmermeer is in lijn met landelijke cijfers. AV Badhoevedorp is gevestigd op sportpark De Veldpost in Badhoevedorp, AV Haarlemmermeer op het Arnolduspark in Hoofddorp. Beide verenigingen hebben voldoende ruimte tot hun beschikking, nu en in de toekomst.
SV Lotus (op sportpark Toolenburg in Hoofddorp), DSOV (op sportpark Zijdewinde in Vijfhuizen) en VOS (op sportpark de Bataaf in Zwanenburg) hebben voldoende capaciteit op de bestaande buitenhandbalvelden. Bij DSOV zullen tussen 2025 en 2035 eventueel knelpunten ontstaan als gevolg van de bevolkingsgroei in Cruquius.
Het hockeyaanbod in Haarlemmermeer is relatief hoog vergeleken met landelijke cijfers. Het aandeel van de inwoners van Haarlemmermeer is naar verhouding nog hoger. Bij MHC De Kikkers (op sportpark Getsewoud-Noord in Nieuw-Vennep) en HC Spaarndam (op het sportpark in Spaarndam) worden dan ook capaciteitstekorten geconstateerd. MHC De Reigers (op het Arnolduspark in Hoofddorp) beschikt over voldoende veldcapaciteit.
De verwachting is dat MHC De Reigers, MHC De Kikkers en HC Spaarndam een dusdanige groei zullen meemaken dat bij MHC De Reigers (net als bij de andere twee verenigingen) een capaciteitstekort zal ontstaan en dat de huidige tekorten bij MHC De Kikkers en HC Spaarndam zullen toenemen.
Kennemerland is de honkbalregio van Nederland. Het aanbod aan honk- en softbalvelden in deze regio, inclusief Haarlemmermeer, is veel hoger dan in het rest van het land. SC Badhoevedorp (op sportpark De Schuilhoeve en in de toekomst op sportpark De Veldpost in Badhoevedorp), Hoofddorp Pioniers (op het eigen sportpark in Hoofddorp), Vennep Flyers (op sportpark Oosterdreef in Nieuw-Vennep) en SV Spaarnwoude (op het sportpark in Spaarndam) hebben voldoende veldcapaciteit tot hun beschikking, nu en in de toekomst.
Sporting Badhoevedorp (op sportpark Quatrebas in Badhoevedorp) en KIOS (op sportpark Eugenie Previnaireweg in Nieuw-Vennep) hebben voldoende capaciteit op de bestaande buitenkorfbalvelden. Bij KIOS zullen tussen 2025 en 2035 eventueel knelpunten ontstaan als gevolg van de bevolkingsgroei in Cruquius. Naast uitbreiding van het aantal velden, zouden de knelpunten ook opgelost kunnen worden met de bestaande capaciteit wanneer een deel van de teams van KIOS op zondag gaat spelen.
Rugby is één van de snelst groeiende sporten in Nederland. Haarlemmermeer Hawks (op sportpark De Deugd in Hoofddorp) beschikt niet over voldoende capaciteit om door te groeien. De verwachting is dat de vereniging een significant groeipotentieel heeft.
Het aanbod aan tennisbanen in Haarlemmermeer is relatief hoog vergeleken met landelijke cijfers. Het aandeel inwoners van Haarlemmermeer is eveneens hoog. In Haarlemmermeer zijn vijftien tennisverenigingen gevestigd. De meeste tennisverenigingen zijn ruim voldoende tennisbanen aanwezig om de leden te bedienen. Bij TV Badhoevedorp op sportpark Quatrebras in Badhoevedorp wordt een tekort aan tennisbanen geconstateerd.
Ook in de toekomst zullen de meeste tennisverenigingen voldoende capaciteit hebben met het huidige aantal tennisbanen. Het tekort bij TV Badhoevedorp op sportpark Quatrebas in Badhoevedorp zal mogelijk toenemen. Als gevolg van de bevolkingsgroei in Lisserbroek en Vijfhuizen is de verwachting dat het huidige aantal banen in de toekomst (na 2025) op het tennispark van TV Lisserbroek en bij TV Vijfhuizen op sportpark Zijdewinde in Vijfhuizen niet voldoende zal zijn.
Het aantal voetbalvelden in Haarlemmermeer is in lijn met landelijke cijfers. Het aandeel kunstgrasvelden is echter hoog. Bij meerdere voetbalverenigingen worden capaciteitstekorten geconstateerd. De verwachting is dat bij de meeste voetbalverenigingen in de toekomst capaciteitstekorten (gaan) bestaan. Huidige tekorten, en tekorten die gaan ontstaan kunnen (deels) opgelost worden wanneer een meer evenwichtige verdeling van het aantal teams over het weekend tot stand komt.
Op basis van het Waarderingsmodel Sportaccommodaties wordt vastgesteld dat vrijwel alle buitensportaccommodaties aan de verwachtingen van de verenigingen voldoen. De was- en kleedgelegenheden worden het meest kritisch beoordeeld, al is het algemene beeld eveneens goed.
In de bijlage 4 is per buitensportaccommodatie de beoordeling weergegeven.
Bijlage 1 – Bevolkingscijfers Haarlemmermeer
Tabel b1.1 (Verwachte) bevolkingssamenstelling naar leeftijdscategorie Haarlemmermeer in 2018, 2025 en 2035
Bron: Gemeente Haarlemmermeer (team Onderzoek), 2018. Bewerking: Mulier Instituut.
Tabel b1.2 (Verwachte) bevolkingssamenstelling naar leeftijdscategorie plaatsen Haarlemmermeer in 2018, 2025 en 2035
Bron: Gemeente Haarlemmermeer (team Onderzoek), 2018. Bewerking: Mulier Instituut.
Tabel b2.1 Sportvoorzieningen op sportparken Haarlemmermeer in 2018 (1/2)
Tabel b2.1 Sportvoorzieningen op sportparken Haarlemmermeer in 2018 (2/2)
Bijlage 3 – Teamaantallen buitensportverenigingen Haarlemmermeer
Tabel b3.1 Aantal teams handbalverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18
Tabel b3.2 Aantal teams hockeyverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18
Tabel b3.3 Aantal eams honk- en softbalverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18
Tabel b3.4 Aantal teams korfbalverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18
Tabel b3.5 Aantal teams Haarlemmermeer Hawks in het seizoen 2017/’18
Tabel b3.6 Aantal teams voetbalverenigingen Haarlemmermeer in het seizoen 2017/’18
Bijlage 4 - Beoordeling buitensportaccommodaties Haarlemmermeer
Tabel b4.1 Beoordeling ‘sportpark’ van buitensportaccommodaties Haarlemmermeer (1/2)
Tabel b4.1 Beoordeling ‘sportpark’ van buitensportaccommodaties Haarlemmermeer (2/2)
Sportvoorzieningen (velden en banen)
Tabel b4.2 Beoordeling ‘sportvoorzieningen’ van buitensportaccommodaties Haarlemmermeer (1/2)
Tabel b4.2 Beoordeling ‘sportvoorzieningen’ van buitensportaccommodaties Haarlemmermeer (2/2)
Tabel b4.3 Beoordeling ‘was- en kleedgelegenheden’ van buitensportaccommodaties Haarlemmermeer (1/2)
Tabel b4.3 Beoordeling ‘was- en gelegenheden’ van buitensportaccommodaties Haarlemmermeer (2/2)
Bijlage 5 – Wedstrijdveldbehoefte voetbalverenigingen Haarlemmermeer
Tabel b5.1 Verwachte wedstrijdveldbehoefte voetbalverenigingen Haarlemmermeer bij een optimale verdeling van de teams over het weekend in het seizoen 2017/’18, 2025 en 2035 (o.b.v. bevolkingsontwikkeling)
Toelichting: Het aanbod aan wedstrijdvelden is de som van het aantal natuurgraswedstrijdvelden en het aantal kunstgrasvelden (m.u.v. van het kunstgrasveldje bij SV DIOS). Het aanbod aan trainingsvelden is de som van het aantal natuurgrastrainingsvelden en het aantal kunstgrasvelden.
Tabel b5.2 Verwachte wedstrijdveldbehoefte voetbalverenigingen Haarlemmermeer bij een optimale verdeling van de teams over het weekend in het seizoen 2017/’18, 2025 en 2035 (o.b.v. bevolkingsontwikkeling gecorrigeerd met landelijke ontwikkeling)
Toelichting: Het aanbod aan wedstrijdvelden is de som van het aantal natuurgraswedstrijdvelden en het aantal kunstgrasvelden (m.u.v. van het kunstgrasveldje bij SV DIOS). Het aanbod aan trainingsvelden is de som van het aantal natuurgrastrainingsvelden en het aantal kunstgrasvelden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-525614.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.