2e wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening

De raad van de gemeente Stede Broec;

 

 

Overwegende dat het nodig is regels vast te stellen betreffende de huishouding van de gemeente die onder andere zijn opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening;

 

Overwegende dat het wenselijk is een aantal wijzigingen in de Algemene Plaatselijke Verordening door te voeren;

 

Gelet op de bepalingen in de Gemeentewet;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 september 2022

 

 

b e s l u i t :

 

 

Vast te stellen de navolgende Verordening tot de 2e wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening

Artikel I Wijziging verordening

De Algemene Plaatselijke Verordening wordt als volgt gewijzigd:

 

 

A

In het opschrift van Hoofdstuk 2, Afdeling 8a, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

In de artikelen 2:24, eerste lid, onder c, 2:34, 2:48, tweede lid, onder a, 2:48, tweede lid, onder b, en 3:7, eerste lid, onder i, onderdeel 1, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

 

B

In hoofdstuk 2, afdeling 6, wordt na artikel 2:19 een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:19b Gevaarlijke voorwerpen

 

  • 1.

    Het is verboden op door de burgemeester aangewezen wegen en daaraan gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en terreinen, messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt, bij zich te hebben.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor wapens behorende bij de categorieën I, II, III, IV Wet wapens en munitie of voorzover door het bij zich dragen van de voorwerpen bedoeld in het eerste lid de openbare orde of veiligheid niet in gevaar komt of kan komen.

C

In hoofdstuk 2, afdeling 7 komt in artikel 2:26 lid 2, 3, 4 en 5 te vervallen.

 

D

In Hoofstuk 2 afdeling 11, wordt artikel 2:48a vervangen door het volgende artikel:

 

Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik

 

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

  • 3.

    Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

E

 

Artikel 2:50a komt te vervallen.

 

F

In hoofdstuk 2 afdeling 15, wordt artikel 2:78 vervangen door het volgende artikel:

 

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

 

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de burgemeester bepalen dat een bevel als daar bedoeld wordt opgelegd voor een langere duur dan 48 uur, indien de overtreding is begaan tijdens een meerdaags evenement. De gebiedsontzegging wordt alsdan opgelegd voor ten hoogste de resterende duur van het evenement.

  • 3.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 8 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 4.

    Een bevel als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

  • 5.

    De burgemeester beperkt de krachtens het eerste, tweede of derde lid gegeven bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.

G

In hoofdstuk 2, afdeling 15, wordt na artikel 2:79 een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:80 Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen

  • 1.

    De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.

  • 2.

    Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.

  • 3.

    Het is de rechthebbende op het gebouw en/of het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.

  • 4.

    Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.

  • 5.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.

H

In hoofdstuk 2 wordt na afdeling 15 een afdeling ingevoegd, luidende:

 

Afdeling 15a Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

 

 

Artikel 2:81a Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • bedrijfsleider: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;

  • bedrijfsmatige activiteit: een activiteit die anders dan om niet plaatsvindt in een voor publiek toegankelijk gebouw of een daarbij horend perceel, in de openbare ruimte, of in enige andere ruimte;

  • beheerder: de exploitant alsmede andere natuurlijke personen die de algemene of onmiddellijke leiding hebben over de bedrijfsmatige activiteiten;

  • exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of de gevolmachtigden voor wiens rekening en risico een bedrijf wordt geëxploiteerd of de bedrijfsmatige activiteiten worden geëxploiteerd.

Artikel 2:81b Aanwijzing gebouwen, straten, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten

  • 1.

    De burgemeester kan gebouwen, straten, gebieden, bedrijfsmatige activiteiten of een combinatie daarvan aanwijzen wanneer in of rondom dat gebouw, die straat, dat gebied of ten gevolge van die bedrijfsmatige activiteit de leefbaarheid, de openbare orde of veiligheid onder druk staat of aannemelijk is dat deze onder druk kan komen te staan of indien er signalen zijn van ondermijnende activiteiten.

  • 2.

    Een gebouw, straat of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in die straat dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester het woon- en leefklimaat of de openbare orde en veiligheid onder druk staat of er signalen zijn van ondermijnende activiteiten.

  • 3.

    Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat of er signalen zijn van ondermijnende activiteiten.

Artikel 2:81c Exploitatievergunning uitoefening bedrijf

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen:

    • a.

      in een door de burgemeester op grond van het eerste lid van artikel 2:81b aangewezen gebouw, straat of gebied; of

    • b.

      indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het eerste lid van artikel 2:81b aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 2.

    De vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt aangevraagd door de exploitant.

  • 3.

    Op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 2:81d Eisen aan de exploitant en de bedrijfsleider

De exploitant en de bedrijfsleider:

  • staan niet onder curatele of bewind; of

  • zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag.

Artikel 2:81e Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:81c:

    • a.

      als de exploitant of de bedrijfsleider niet voldoet aan de in artikel 2:81d gestelde eisen;

    • b.

      op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • c.

      als de vestiging of exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan of omgevingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

    • d.

      als de exploitant of een van de bedrijfsleiders van het bedrijf drie jaar voor de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, aantasting van het woon- en leefklimaat gesloten is geweest of waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken; of

    • e.

      als niet wordt voldaan aan specifieke voorwaarden die zijn opgenomen in het aanwijzingsbesluit.

  • 2.

    Onverminderd het bepaald in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:81c weigeren:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • b.

      als naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat in de omgeving van het bedrijf of de openbare orde of veiligheid, door de wijze van exploitatie, dreigt te worden beïnvloed of indien er signalen zijn van ondermijnende activiteiten;

    • c.

      als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn; of

    • d.

      als er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

Artikel 2:81f Intrekkings- en wijzigingsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 trekt de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:81c in:

    • a.

      als er in het bedrijf of bij de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten strafbare feiten hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

    • b.

      als de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd; of

    • c.

      op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:81c intrekken of wijzigen als:

    • a.

      door het bedrijf of de bedrijfsmatige activiteiten de openbare orde of veiligheid wordt aangetast;

    • b.

      door het bedrijf of de bedrijfsmatige activiteiten de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • c.

      de exploitant of beheerder niet langer voldoet aan de in artikel 2:81d gestelde eisen;

    • d.

      de exploitant of leidinggevende(n) bij of krachtens deze verordening gestelde regels niet nakomt;

    • e.

      de exploitant of leidinggevende(n) betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde of veiligheid nadelig wordt beïnvloed;

    • f.

      er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • g.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

Artikel 2:81g Sluiting

  • 1.

    De burgemeester kan de sluiting van een gebouw of locatie bevelen indien daar een bedrijf of bedrijfsmatige activiteiten worden uitgevoerd in strijd met het verbod uit het eerste lid van artikel 2:81c.

  • 2.

    Het is eenieder verboden een gesloten gebouw of locatie te betreden of daarin te verblijven.

  • 3.

    De sluiting wordt door de burgemeester opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Artikel 2:81h Overgangsrecht

Voor aangewezen gebouwen, straten of gebieden waarbinnen reeds bedrijfsmatige activiteiten worden geëxploiteerd of voor aangewezen bedrijfsmatige activiteiten die op het tijdstip van aanwijzing reeds worden geëxploiteerd stelt de burgemeester een termijn vast waarop de vergunningplicht als bedoeld in artikel 2:81c in werking treedt.

Artikel II Overgangsrecht

Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing is ingediend dan wordt daarop beslist met toepassing van de verordening zoals die van kracht was ten tijde van het indienen van de aanvraag.

 

I

Afdeling 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN

 

Artikel 4:10 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 40 centimeter op 1.3 meter boven maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

    • b.

      waardevolle boom: een boom die als zodanig is aangewezen en staat vermeld op de door het college vastgestelde waardevolle bomenlijst

    • c.

      potentieel waardevolle boom: een boom die als zodanig is aangewezen op de door het college vastgestelde waardevolle bomenlijst

    • d.

      boomstructuur: lijnvormige boombeplantingen zoals deze zijn vastgelegd in het Omgevingsprogramma bomen 2021 (ook de aangewezen parken groenstroken begraafplaatsen maken deel uit van de bomenstructuur). Particuliere bomen staande op erven waarvan de voor- of zijkant is gesitueerd aan een boomstructuur maken onderdeel uit van de boomstructuur.

    • e.

      houtopstand: één of meer bomen, hakhout, boomvormers of andere houtachtige gewassen die onderdeel uitmaken van een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken of een beplanting bosplantsoen.

    • f.

      dunning: onder dunnen wordt verstaan het verwijderen van boomvormers uit een houtopstand als onderhoudsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand, waarbij geen oppervlakte van de betreffende houtopstand verloren gaat.

    • g.

      boomtechnisch deskundige: een theoretisch en praktisch geschoolde deskundige op het gebied van bomen, in het bezit van het certificaat ‘European Tree Technician’ of gelijkwaardig niveau.

  • 2.

    In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, verplanten maar ook handelingen zoals het voor de eerste keer knotten of kandelaberen, snoeien van meer dan 20% van de kroon in één groeiseizoen, graven binnen de stabiliteitskluit van houtopstanden (kwetsbare zone) en andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging of aantasting van de (natuurlijke) habitus van de boom ten gevolge kunnen hebben.

    • a.

      Het college kan, bij openbaar te maken besluit, conform de criteria zoals genoemd in het omgevingsprogramma bomen, een boom de status waardevolle boom of potentieel waardevolle boom geven.

    • b.

      Het college kan, bij openbaar te maken besluit, conform de criteria in het omgevingsprogramma, een rij of groep bomen de status structuur geven.

Artikel 4:11 Kapverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een boom te vellen of te doen vellen die:

    • a.

      deel uitmaakt van de door het college vastgestelde (potentieel) waardevolle bomenlijst;

    • b.

      deel uitmaakt van de bomenstructuren zoals deze zijn aangegeven in het omgevingsprogramma bomen 2021.

      Particuliere bomen binnen structuren, kleiner dat 40cm diameter, hebben geen vergunningsplicht.

  • 2.

    Het in het eerste lid opgenomen verbod geldt niet als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.

  • 3.

    Deze verordening is van toepassing op:

    • a.

      bomen die gelegen zijn binnen de bebouwde kom als bedoeld in artikel 4.1, onderdeel a, van de Wet natuurbescherming, en:

    • b.

      bomen die gelegen zijn buiten de bebouwde kom als bedoeld in artikel 4.1, onderdeel a, van de Wet natuurbescherming, voor zover het gaat om de door het college door openbaar besluit aangewezen bomen.

Artikel 4:12 Aanvraag vergunning

  • 1.

    De omgevingsvergunning moet onder bijvoeging van een situatieschets en foto, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de boom te beschikken.

Artikel 4:12a Toewijzingscriteria

  • 1.

    Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het vellen van bomen op grond van de volgende criteria:

     

    • a.

      Voor het vellen van waardevolle bomen zal geen omgevingsvergunning worden verleend tenzij:

      • er sprake is van gevaar en/of verhoogd risico of ziekte,

      • de levensverwachting van de boom minder is dan 10 jaar en er geen reële technische mogelijkheden zijn de levensverwachting te verlengen.

    • Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een waardevolle boom dient gepaard te gaan met een rapport van een onafhankelijke boomtechnisch deskundige waaruit de levensverwachting en/of het risico voor de omgeving blijkt. Of indien er sprake is van een zeer groot maatschappelijk belang dient de afweging van de belangen bij de aanvraag duidelijk gemotiveerd te worden.

    • b.

      Voor het vellen van potentieel waardevolle bomen zal geen omgevingsvergunning worden verleend tenzij:

       

      • er sprake is van gevaar en/of verhoogd risico of

      • er sprake is van een groot maatschappelijk belang of

      • de levensverwachting van de boom minder is dan 10 jaar en er geen reële technische mogelijkheden zijn de levensverwachting te verlengen. Een uitzondering hierop is voor het verplanten van herdenkingsbomen indien dit, naar beoordeling van een erkend boomdeskundige, een reële kans van slagen heeft.

    • Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een potentieel waardevolle boom dient gepaard te gaan met een rapport van een onafhankelijke geregistreerde boomtaxateur waaruit de levensverwachting en/of het risico voor de omgeving blijkt. Of indien er sprake is van een groot maatschappelijk belang dient de afweging van de belangen bij de aanvraag duidelijk gemotiveerd te worden.

    • c.

      Voor het vellen van bomen die deel uitmaken van bomenstructuren kan een omgevingsvergunning worden verleend indien:

      • er sprake is van een particulier of maatschappelijk belang;

      • de bomenstructuur of het park als zodanig intact blijft en/of

      • er voldoende compenserende maatregelen worden genomen om de structuur of het park te herstellen of te behouden als de structuur of het park door de velling ernstig wordt aangetast.

    • Indien de bomen, staande in grotere groenstroken of parken) geen gevaar opleveren voor de omgeving én plaats bieden aan bijzondere planten en of dieren die ecologische waarden vertegenwoordigen zal alleen bij zwaarwegende argumenten een omgevingsvergunning worden verleend.

       

      Voor het verwijderen van boomvormers uit houtopstanden als uitvoering van een dunning is geen omgevingsvergunning nodig.

  • 2.

    De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen van de in lid 1 van dit artikel genoemde bomen, indien sprake is van een groot gevaar voor mensen, dieren of andere houtopstanden, een groot risico op schade aan gebouwen of andere bouwwerken of een vergelijkbaar spoedeisend belang.

  • 3.

    Indien een boom waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

Artikel 4:12b Openbaarmaking

Het bevoegd gezag geeft onverwijld kennis van de beslissing om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze.

 

Artikel 4:12c Vervaltermijn vergunning

  • 1.

    De definitieve vergunning als bedoeld in het vorig artikel vervalt, indien daarvan niet volledig) gebruik is gemaakt binnen twee jaar na de datum van het definitief worden van de vergunning.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het vorige lid genoemde termijn verlengen indien het vellen van de houtopstand onderdeel uitmaakt van een bouw- of herinrichtingsplan waarvan de uitvoering over meerdere jaren gespreid is .

Artikel 4:12d Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1.

    Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften behoort het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Conform het omgevingsprogramma bomen worden voorschriften gegeven voor een passende groeiplaats.

  • 2.

    Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan wordt daarbij tevens bepaald dat wordt herplant in een passende groeiplaatsinrichting conform de richtlijnen van Handboek Bomen, met tenminste 3 jaar nazorg. Als de jonge aanplant tussentijds uitvalt, is inboet (vervangende aanplant) verplicht. De nazorgperiode gaat dan opnieuw in.

  • 3.

    Tot aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomen.

  • 4.

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren een voorschrift met betrekking tot het tijdstip waarop met de handeling waarvoor vergunning is verleend mag worden begonnen.

Artikel 4:12e Boetebepaling

Indien een boom waar voor het vellen een omgevingsvergunning is verplicht zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de boom bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, dan wel aan degene die de boom zonder omgevingsvergunning heeft geveld of daartoe opdracht heeft gegeven, een schadevergoeding opleggen ter hoogte van de waarde van de boom.

 

Artikel 4:12f Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 m voor bomen en nihil voor heggen en heesters.

 

Artikel 4:12g Bestrijding van ziekte

  • 1.

    Als op een erf of terrein één of meer bomen aanwezig zijn die volgens het college gevaar opleveren voor het verspreiden van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende die daarvoor door het college is aangeschreven verplicht binnen de daarvoor gegeven termijn:

     

    • a.

      Volgens richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen;

    • b.

      de houtopstand ter plaatse te vellen.

  • 2.

    In het geval van iepziekte moeten de iepen ter plaatse ontschorst worden en de schors vernietigd, of moeten de niet ontschorste iepen of delen daarvan zodanig vernietigd of behandeld worden dat de verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen, door:

     

    • a.

      De iepen te vellen als deze in de grond staan;

    • b.

      De iepen ter plaatse te ontschorsen en de schors te vernietigen, of;

    • c.

      De niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of te behandelen zodat de verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 3.

    Het is niet toegestaan gevelde bomen of delen daarvan te hebben of te vervoeren, als het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 4.

    In uitzondering op lid 3 is het wel toegestaan geheel ontschorst iepenhout en iepenhout met een doorsnede van minder dan 4 centimeter te hebben of te vervoeren.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het derde lid.

Artikel 4.12h Verhouding tussen kap- en bouw- of aanlegvergunning

Een omgevingsvergunning voor het vellen van bomen staande in bomenstructuren of parken zoals genoemd in artikel 4:11 lid 1b kan worden geweigerd op de enkele grond dat de voorgenomen velling voortvloeit uit een bouw- of aanlegplan waarvoor nog geen omgevingsvergunning is verleend.

 

Artikel 4.12i Bescherming bomen

  • 1.

    Het is verboden om bomen, die openbaar eigendom zijn te beschadigen, te bekladden of te beplakken of daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door ambtenaren en of externe boomverzorgers ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

  • 2.

    Het is verboden om een of meer voorwerpen in of aan een openbare bomen aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het bevoegd gezag.

Artikel 4.12j Activiteiten in de nabijheid van bomen

  • 1.

    Als in de nabijheid van (potentieel) waardevolle en/of gemeentelijke houtopstanden werkzaamheden gaan plaatsvinden die mogelijk een negatief effect hebben op de houtopstand, is de uitvoerder verplicht een Boom Effect Analyse op te laten stellen, door een boomtechnisch deskundige, van en voorafgaand aan de werkzaamheden. Het is verplicht de daaruit voortvloeiende maatregelen met betrekking tot bescherming van de houtopstand op te volgen.

  • 2.

    Bij de uitvoer van de werkzaamheden gelden de richtlijnen van de actuele versie van het Handboek Bomen van het Norminstituut Bomen.

  • 3.

    Bij aangerichte schade ten gevolge van de aanleg, instandhouding en opruiming van werkzaamheden in de nabijheid van bomen, laat de gemeente het herstel laten verrichten door een door de gemeente geselecteerde aannemer. De marktconforme kosten worden aan de uitvoerder doorberekend. De uitvoerder wordt hiervan vooraf (schriftelijk of per mail) op de hoogte gebracht door de gemeente;

  • 4.

    De schade aan bomen wordt achteraf vastgesteld op basis van de Richtlijnen NVTB (Nederlandse vereniging van taxateurs van bomen). De aansprakelijkheidsstelling voor de schade vindt plaats volgens het civiele aansprakelijkheidsrecht. Het totale schadebedrag wordt opgebouwd uit de getaxeerde schade inclusief taxatiekosten, beredderingskosten en overige bijkomende kosten zoals voor verhalen van schade.

Artikel 4:12k Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van de artikelen van afdeling 3 van deze verordening naar zijn oordeel leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de betrokkene(n), ten gunste van de aanvrager af te wijken.

 

J

In hoofdstuk 5, afdeling 6, wordt na artikel 5:25 een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 5:25a Vaartuigwrakken

  • 1.

    Het is verboden een vaartuigwrak in het openbaar water dan wel op de weg te plaatsen of te hebben, dan wel zodanig te plaatsen dat dit vanaf de openbare weg zichtbaar is dan wel hinder, gevaar of verontreiniging veroorzaakt.

  • 2.

    Onder vaartuigwrak wordt verstaan: een vaartuig dat vaartechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijke verwaarloosde toestand verkeert alsmede een vaartuig dat deels gezonken of geheel gezonken is.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel II Overgangsrecht

Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing is ingediend dan wordt daarop beslist met toepassing van de verordening zoals die van kracht was ten tijde van het indienen van de aanvraag.

Artikel III Inwerkingtreding

Deze verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking daarvan.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Stede Broec in zijn openbare vergadering van 27 oktober 2022.

De raad voornoemd,

de griffier,

M.P. van der Horst

de voorzitter,

R.A.P. Wortelboer

Toelichting

Artikel 2:19b

 

Met dit nieuw voorgestelde artikel kan de burgemeester gebieden en publiek toegankelijke gebouwen aanwijzen waar messen en steekwapens voor zover deze niet gereguleerd zijn via de Wet wapens en munitie verbieden. Het messenverbod heeft geen betrekking op (steek)wapens die reeds verboden zijn op grond van de Wet wapens en munitie. Hiermee wordt een instrument in de APV opgenomen waarmee indien dat nodig is snel in een gebied extra kan worden opgetreden tegen messen of andere steekwapens. De burgemeester is in dit geval het bevoegde bestuursorgaan omdat deze bevoegdheid samenhangt met zijn openbare orde bevoegdheden zoals de fouilleerbevoegdheid uit artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden.

 

Artikel 2:48a

 

Een algemeen, voor de gehele gemeente geldend gebruiksverbod stuit op belangrijke juridische bezwaren en is vanuit oogpunt van proportionaliteit ook niet te verdedigen. Daarmee zou er geen evenredigheid meer zijn tussen middel en doel, en dat zou in strijd met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarom beperkt het verbod in het eerste lid zich tot concrete situaties van oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik, die gepaard gaan met verstoring van de openbare orde, nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat of anderszins hinder tot gevolg hebben. Bij de handhaving moet de gemeente kunnen aantonen dat genoemde situaties de oorzaak zijn van de overlast en dergelijke.

 

Op grond van het tweede lid kan het college openbare plaatsen aanwijzen waar het oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik op voorhand verboden is, los van de vraag of dat in de concrete situatie tot ordeverstoring en dergelijke leidt. In het aanwijzingsbesluit moet het college motiveren waarom het verbod in dat specifieke gebied geldt (het belang van de openbare orde of bescherming van het woon- of leefklimaat). Uit politierapportages kan bijvoorbeeld blijken dat op bepaalde openbare plaatsen sprake is van aantoonbare en structurele overlast door lachgas. Het college kan – als dat afdoende lijkt te zijn – in het aanwijzingsbesluit opnemen dat het verbod op bepaalde tijden geldt, bijvoorbeeld tijdens de uitgaansavonden (derde lid).

 

Artikel 2:78

 

In de huidige APV staat dat een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats zich op mag houden bij de eerste overtreding. Op basis van ervaring is gebleken dat een gebiedsverbod van 24 uur ontoereikend is. Een persoon die op de eerste dag van een evenement een gebiedsverbod krijgt kan dan weer op de derde dag op het evenement verschijnen. Dit is in de huidige situatie niet wenselijk. Daarom is het voorstel om het aantal uur te verhogen naar 48 uur en in lid 2 is opgenomen dat als het strafbare feit tijdens een meerdaags evenement plaatsvindt het gebiedsverbod voor het gehele duur van het evenement in stand blijft

 

Artikel 2:80

 

Het sluiten van voor publiek openstaande gebouwen is een aanvulling op bestaande wetgeving om gebouwen te sluiten. Dit is vaak zeer specifiek zoals bij de Opiumwet of een zeer complex en langdurig proces zoals bij de Woningwet. Met deze bepaling kan sneller worden overgegaan tot de sluiting van een gebouw of een deel daarvan als de openbare orde of gezondheid daarom vraagt. Reden om deze bepaling tevens op te nemen is om een ongewenst waterbedeffect tegen te gaan vanuit omliggende gemeenten.

Dit artikel kan worden gebruikt bijvoorbeeld ten aanzien van:

 

  • Een garagebedrijf dat actief betrokken was bij het aanbrengen van verborgen ruimten in voertuigen ten behoeven van de handel van verdovende middelen in die voertuigen;

  • Waarneming bij garagebedrijven van personen met diverse antecedenten, waaronder drugshandel en vuurwapenbezit. Het garagebedrijf had daarmee een faciliterende rol in de drugshandel;

  • Sluiting van een winkel wegens witwassen en ondergronds bankieren.

Afdeling 15a Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat (artikelen 2:81a t/m 2:81h)

 

De aanpak van ondermijning is een van de prioriteiten uit het nationale, regionale en lokale veiligheidsbeleid. Het terugdringen van ondermijnende (drugs)criminaliteit lukt alleen met een integrale aanpak. Strafrecht, bestuursrecht en (fiscaal) afpakken van (crimineel) vermogen gaan daarbij hand in hand. Het Strategisch Beraad Ondermijning heeft in 2020 de Handreiking APV en ondermijning opgesteld met daarin voorbeelden van hoe de gemeenten, naast het toepassen van het wettelijk instrumentarium op grond van de Wet Bibob en de Opiumwet, ook de Algemene Plaatselijke Verordening als belangrijk juridisch instrument kunnen inzetten. De vergunningsplicht stelt de burgemeester in staat om in het kader van de openbare orde en veiligheid op gerichte locaties, gebouwen en branches een vergunningsplicht in te stellen. Het aanwijzingsbesluit zorgt ervoor dat maatwerk mogelijk is. Locaties, gebouwen en branches kunnen snel aangewezen worden als vergunningsplichtig, maar alleen als de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid onder ernstige druk staat. Dit maatwerk voorkomt dat de goeden onder de kwaden lijden. Als een dergelijke specifieke vergunningsplicht is ingesteld dan werpt dit een extra drempel op voor malafide bedrijven om op die specifieke locatie of binnen die branche actief te zijn binnen Stede Broec. De vergunningsplicht maakt het mogelijk een Bibob-onderzoek uit te voeren. De uitkomsten kunnen aanleiding geven tot het weigeren van de vergunning. Is er toch een vergunning verleend en blijkt er achteraf toch sprake te zijn van ondermijnende criminaliteit dan heeft de burgemeester met de vergunning een instrument om de bedrijfsvoering te stoppen. In Stede Broec hebben zich nog geen concrete situaties voorgedaan waarbij deze regels werden gemist. In de aanpak van ondermijning is het echter belangrijk om vooraf over het juiste instrumentarium te beschikken. Mocht een situatie zich voordoen dan kan er in de integrale aanpak gelijk doorgepakt worden. Achteraf repareren kost tijd, waardoor het momentum verloren gaat en bestuurlijk ingrijpen niet meer mogelijk is. Tevens gaat er een preventieve werking vanuit als een gemeente het handhavingsinstrumentarium op orde heeft. Voorbeelden waarbij de vergunningsplicht voor branches en locaties effectief zijn ingezet:

 

  • Aanpak van industriegebied met malafide autobedrijven, ondernemingen zonder klanten, drugslabs en hennepkwekerijen;

  • Aanpak recreatieparken met illegale bewoning en criminaliteit op het park;

  • Spyshops waarmee criminelen zichzelf beschermden tegen elkaar en de overheid.

AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN

 

In 2021 is het Omgevingsprogramma Bomen vastgesteld. In dit programma worden regels en richtlijnen beschreven die tot doel hebben bomen beter te beschermen en met name de (potentieel) waardevolle bomen en boomstructuren.

 

De regels en wensen en normen die in het omgevingsprogramma zijn beschreven zijn de uitwerking van de visie op bomen. Bomen dienen een bijdrage te leveren aan een prettige, veilige, groene leefomgeving en maken deel uit van een duurzaam bomenbestand.

 

Met de regels in deze afdeling worden enerzijds waardevolle bomen en boomstructuren beschermd en anderzijds geeft het de boomeigenaren meer handelingsvrijheid om bij de overige bomen zelf een keuze te maken in het beheer van de bomen waarbij wel rekening gehouden dient te worden met de uitgangspunten zoals deze zijn vermeld in het Omgevingsprogramma Bomen.

 

Voor technische uitvoeringmaatregelen wordt verwezen naar het Handboek Bomen. Het Handboek Bomen is opgesteld door het Norminstituut Bomen en geldt als een standaard waarmee door groenaannemers en opdrachtgevers wordt gewerkt. Voor de hantering van de richtlijnen en maatregelen is het meest recente Handboek van toepassing.

 

Artikel 4:10

 

  • 1.

    Met de begripsbepalingen wordt een definitie gegeven van bomen waarop deze verordening van toepassing is. Kleinere bomen (bomen met een dwarsdoorsnede van maximaal 40 cm) hebben (nog) geen grote impact op de leefomgeving, daarom zijn deze bomen niet vergunningsplichtig.

 

  • Onder bomen wordt tevens verstaan alle knot- en vormbomen en coniferen met een dwarsdoorsnede van de stam groter dan 40 cm.

 

  • Voor het dunnen van een houtopstand die onderdeel uitmaakt van een boomstructuur is geen vergunning vereist indien deze maatregel het behoud of de bevordering van de kwaliteit van houtopstand bevorderd.

 

  • 2.

    Voor handelingen die grote schade aan een boom kunnen veroorzaken dient ook een vergunning te worden aangevraagd. Hiermee wordt voorkomen dat bomen verloren gaan door ondeskundig handelen rondom bomen.

Artikel 4:11

 

  • 2.

    De burgemeester kan toestemming verlenen voor het kappen van bomen indien sprake is van spoedeisend belang.

 

  • Van spoedeisend belang is sprake wanneer direct gevaar dreigt voor personen of goederen maar ook voor het bestrijden van infectiegevaar van overige boombeplantingen zoals bijvoorbeeld iepziekte.

 

  • 3.

    Ook voor bomen buiten de bebouwde kom die onderdeel uitmaken van een aangewezen boomstructuur of zijn aangewezen als waardevolle bomen is deze verordening van toepassing.

Artikel 4:12

 

Uit de aanvraag van de omgevingsvergunning dient duidelijk te worden aangegeven om welke boom of bomen het gaat. Er mag hier geen enkele onduidelijkheid over bestaan.

 

Artikel 4:12a

 

  • 1a

    Met het toekennen van de status waardevolle boom wordt een dusdanig waarde toegekend aan de betreffende boom dat deze boom onvervangbaar is door zijn beeldbepalendheid, de ecologische waarde, de cultuurhistorische waarde of zijn zeldzaamheid (solitair of als samenhangende groep) of zeldzaamheid, en dat de boom daarom behouden moet blijven.

  • 1b

    Een potentieel waardevolle bomen staat op een locatie waarbij deze alle mogelijkheden heeft om uit te groeien en te ontwikkelen tot een waardevolle boom. Dergelijke bomen zijn de waardevolle bomen voor de volgende generatie en genieten een zeer hoge bescherming. Alleen bij groot maatschappelijk belang kan het college toestemming verlenen de bomen te kappen.

  • 1c

    Boomstructuren bepalen mede de ruimtelijke indeling en het karakter en identiteit van de leefomgeving. Boomstructuren dienen behouden te blijven. Wel bestaat de mogelijkheid individuele bomen te kappen mits de structuur behouden blijft of door aanvullende maatregelen voldoende wordt gecompenseerd.

  • Bomen die plaats bieden aan bijzondere of beschermde planten of dieren genieten een hogere bescherming. Ook dode bomen die een hoge ecologische waarden vertegenwoordigen moeten zoveel mogelijk behouden blijven.

 

  • Het dunnen van houtopstanden heeft als doel het behoud en het verbeteren van de houtopstand als geheel. Het om deze reden vellen van bomen is niet vergunningsplichtig. Ook hier geldt indien de boom andere ecologische waarden vertegenwoordigt dan moet de boom indien mogelijk behouden blijven.

 

  • 3

    Indien een eigenaar van een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is, handelingen verricht, laat verrichten of nalaat te verrichten waardoor de boom verloren dreigt te gaan dan kan het bevoegd gezag de eigenaar de verplichten maatregelen te treffen om de boom te behouden.

Artikel 4:12c

 

Een vergunning is twee jaar geldig. Hierdoor heeft de aanvrager voldoende gelegenheid om rekening te houden met de bepalingen uit de Wet natuurbescherming. De vergunning kan verlengd worden.

 

Artikel 4:12d

 

Niet altijd kan op dezelfde plaats een boom herplant worden. Bij het verwijderen van een vergunningsplichtige boom of een gemeentelijke boom dient herplant plaats te vinden:

 

  • 1.

    Op dezelfde plek (1:1). Is dit niet mogelijk, dan volgt:

  • 2.

    Binnen dezelfde locatie/perceel. Is dit niet mogelijk, dan volgt:

  • 3.

    Grenzend aan de locatie. Is dit niet mogelijk, dan volgt:

  • 4.

    Elders in het dorp of gemeente

Bij de herplantplicht behoort ook een verzorgingsplicht. Hiermee moet voorkomen worden dat door nalatige zorg een geplante boom alsnog verloren gaat en daarmee uiteindelijk niet aan het gewenste resultaat van een herplantplicht wordt voldaan.

 

Artikel 4:12e

 

Voor de waarde van de boom en de berekening van de schade wordt verwezen naar de boomwaarde-indextabel van het Handboek Bomen.

 

Artikel 4:12f

 

De afstand van bomen tot de erfgrens is van toepassing op nieuw aan te planten bomen. In bestaande situaties is de oude regelgeving van toepassing of is sprake van verjaring.

 

Het vervangen van bomen (inboet) op de oude plantplaats wordt gezien als het handhaven/herstellen van een bestaande situatie.

 

Artikel 4:12g

 

Het college is bevoegd om ten behoeve van het behoud van houtopstanden en overige beplantingen dwingende aanwijzingen te geven om verspreiding van ziekte en plagen te voorkomen of te beperken.

 

Artikel 4:12h

 

Om te voorkomen dat bomen gekapt worden voordat er daadwerkelijk een bouw- of aanlegvergunning is verleend zal een kapvergunning alleen worden verleend gelijktijdig of nadat en bouw- of aanlegvergunning. Weigeringsgronden voor bomen met een aangewezen status blijven onverkort van kracht.

 

Artikel 4:12i en 4:12j

 

Werken aan of in nabijheid van bomen dient met alle voorzorgsmaatregelen en zorgvuldigheid te geschieden om daarmee onnodige schade en kwaliteitsverlies van de bomen te voorkomen. Mede hierom moet een Boom Effect Analyse worden opgesteld en deze ter goedkeuring aan de boombeheerder worden voorgelegd.

 

Onder werkzaamheden wordt ook verstaan het transport en opslaan van grond en bouwmaterialen, het plaatsen van keten en containers en het parkeren anders dan op de reguliere parkeerplaatsen.

 

Artikel 5:25a

 

Met de bepaling over ‘vaartuigwrakken’ kan de gemeente handhaven op vaartuigwrakken die worden aangetroffen in de openbare wateren. Vaartuigwrakken kunnen leiden tot verrommeling van de openbare ruimte, kunnen overlast geven, de bruikbaarheid van het water verminderen of teniet doen, maar bovenal kunnen zij zorgen voor onveilige situaties. Middels dit artikel kan doorgepakt worden bij dit soort overlast en ongewenste situaties.

Naar boven