Beleidsregel cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde in Amsterdam

De burgemeester van Amsterdam,

 

gelet op artikel 151 c van de Gemeentewet in samenhang met artikel 2.24 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008,

 

besluit de volgende regeling vast te stellen:

 

Beleidsregel cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde in Amsterdam

 

Inleiding

 

Burgemeesters kunnen sinds 2006 op grond van artikel 151c Gemeentewet cameratoezicht inzetten ten behoeve van handhaving van de openbare orde. Cameratoezicht wordt ingezet om de veiligheid in de openbare ruimte te bevorderen. De camera’s houden toezicht op uitgaansgebieden, winkelcentra of andere gebieden waar veel overlast of criminaliteit plaatsvindt. Met behulp van cameratoezicht kan de gemeente samen met de politie indien nodig snel optreden.

 

De bevoegdheid tot het instellen van cameratoezicht betreft een zogeheten getrapte bevoegdheid. Dat betekent dat de gemeenteraad eerst dient te bepalen of zij de burgemeester in de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (APV) de bevoegdheid verleent om cameratoezicht in te stellen. Alleen dan kan de burgemeester gebruik maken van de bevoegdheid van artikel 151c Gemeentewet en cameratoezicht inzetten als dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is. De gemeenteraad heeft deze bevoegdheid in artikel 2.24 APV voor de burgemeester opgenomen.

 

Daarna is er in 2012 een beleidskader cameratoezicht vastgesteld, waarin is beschreven op welke wijze de burgemeester gebruik maakt van haar bevoegdheid. Voorliggend beleidskader vervangt het Amsterdam Beleidskader cameratoezicht uit 2012. Het beleid uit 2012 wordt daarmee op een aantal punten aangepast. Diverse ontwikkelingen, zowel op het gebied van (privacy)wetgeving als op het gebied van technologie, zijn aanleiding voor deze actualisatie.

Zo is bijvoorbeeld in 2016 artikel 151c van de Gemeentewet gewijzigd. Sinds de wetswijziging is naast statisch cameratoezicht ook flexibel cameratoezicht mogelijk. Daarnaast volgt uit de wetswijziging de verplichting om ingesteld cameratoezicht stop te zetten zodra de inzet van camera’s niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde. Tenslotte is de maximumtermijn voor het bewaren van beelden verruimd van zeven dagen naar vier weken.

 

Een andere ontwikkeling is dat de laatste jaren cameratoezicht steeds vaker kortdurend ingezet wordt bij ernstige openbare ordeverstoringen die veroorzaakt worden door geweld van buitenaf, zoals een beschieting van een woning.

 

Het uitgangspunt is dat eenieder zich in de openbare ruimte moet kunnen begeven zonder dat er inbreuk op zijn/ haar privacy wordt gemaakt. Voorliggend beleidskader ziet op de situaties waarin in het belang van de handhaving van de openbare orde en veiligheid van dit uitgangspunt wordt afgeweken en omschrijft de wijze waarop de burgemeester invulling geeft aan haar bevoegdheid tot het inzetten van cameratoezicht.

 

Doel beleidskader

Het doel van het beleidskader is om inzicht te geven in de voorwaarden die gelden voor het inzetten van cameratoezicht in het belang van handhaving van de openbare orde. Daarnaast wordt ingegaan op de wijze waarop dit besloten wordt en de organisatie en uitvoering van het cameratoezicht. Daarbij wordt opgemerkt dat het besluit om cameratoezicht in te zetten vaak maatwerk is, afhankelijk van de aard en omvang van de problematiek, de locatie en de mogelijkheden tot het nemen van andere maatregelen.

 

Reikwijdte beleidskader

In Amsterdam hangen veel meer camera’s dan waarover het in dit beleidskader gaat. Het beleidskader richt zich enkel op cameratoezicht op openbare plaatsen voor handhaving van de openbare orde met artikel 151c Gemeentewet als wettelijk kader. Privaat cameratoezicht, politie camera’s en camera’s die door de gemeente worden ingezet ten behoeve van verkeershandhaving en ter ondersteuning van infrastructuur vallen buiten de werkingssfeer van het beleidskader.

 

Doel cameratoezicht

Cameratoezicht heeft verschillende functies. Cameratoezicht vergroot de efficiëntie en effectiviteit van het optreden van de politie, gemeentelijke handhavers en hulpdiensten. Het helpt politie, handhaving en toezichthouders om sneller ter plaatse te zijn waar hun inzet nodig is. Daarnaast werkt cameratoezicht preventief; het draagt bij aan het voorkomen van openbare-orde problemen en strafbare feiten. Ook heeft cameratoezicht een repressieve functie; politie en justitie kunnen de camerabeelden gebruiken voor opsporingsdoeleinden. Tot slot draagt cameratoezicht bij aan het verhogen van het veiligheidsgevoel van burgers en ondernemers.

 

Leeswijzer

In hoofdstuk 1 staat het wettelijk kader, de wijze van besluitvorming en de rolverdeling van de burgemeester, de stadsdelen, de politie en het Openbaar Ministerie beschreven. Hoofdstuk 2 gaat in op de wijze waarop de gemeente de privacy waarborgt.

 

1. Besluitvorming

1.1 Artikel 151c Gemeentewet en artikel 2.24 APV

De burgemeester heeft op grond van artikel 151c van de Gemeentewet en artikel 2.24 APV de bevoegdheid om in het belang van de handhaving van de openbare orde cameratoezicht in te stellen op openbare plaatsen. Uit deze wetgeving volgt een aantal voorwaarden waaraan de burgemeester moet voldoen bij de inzet van cameratoezicht:

  • De inzet van cameratoezicht is in het belang van de handhaving van de openbare orde;

  • De inzet van cameratoezicht voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit;

  • De inzet van cameratoezicht geldt voor een (beperkt) openbaar gebied en een afgebakende periode;

  • De aanwezigheid van cameratoezicht is kenbaar voor iedereen die de openbare plaats betreedt waar het cameratoezicht plaatsvindt;

  • De camerabeelden mogen maximaal vier weken worden opgeslagen;

Ad 1. Handhaving openbare orde

De burgemeester is belast met het handhaven van de openbare orde. Onder handhaving van de openbare orde wordt verstaan het voorkomen van onrechtmatige gedragingen in de publieke ruimte die hinder of gevaar voor één of meerdere personen of goederen veroorzaakt en het voorkomen van strafbare feiten die een nadelige invloed hebben op de rust in de samenleving en de beleving van veiligheid. Deze vorm van cameratoezicht heeft als doel de handhaving van de openbare orde. De (opgenomen) camerabeelden kunnen ook gebruikt worden bij het tegengaan van leefbaarheidsproblemen en voor opsporings- en vervolgingsdoeleinden. Ook hiervoor geldt dat moet worden voldaan aan bovengenoemde voorwaarden.

 

Ad 2. Proportionaliteit en subsidiariteit

Cameratoezicht kan ingesteld worden ter handhaving van de openbare orde als dit noodzakelijk is. Dit noodzakelijkheidsvereiste omvat de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De openbare ordeverstoring moet ernstig genoeg van aard zijn (proportionaliteit) en andere minder vergaande maatregelen hebben nog niet tot het gewenste resultaat geleid (subsidiariteit). Deze voorwaarden volgen uit de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit uit het EVRM.

 

Proportionaliteit

De inzet van cameratoezicht dient gerechtvaardigd te zijn gezien de omvang van de criminaliteit, de (on)veiligheid en/of de overlast. Dit betekent dat de burgemeester per geval beoordeelt of de inbreuk die het cameratoezicht maakt op de persoonlijke levenssfeer van inwoners en bezoekers van Amsterdam evenredig is aan het doel dat bereikt moet worden.

 

Subsidiariteit

Daarnaast dient de inzet van cameratoezicht gerechtvaardigd te zijn omdat de verstoring van openbare orde niet met andere minder ingrijpende maatregelen voldoende teruggedrongen kan worden. Voorbeelden van alternatieve maatregelen kunnen zijn: het intensiveren van surveillance door de politie en gemeentelijke handhaving, de inzet van straatcoaches, het aanpassen van de openbare ruimte (verlichting, groenvoorziening), een groeps- of persoonsgerichte aanpak voor overlastgevers, het opleggen van gebiedsverboden en het organiseren van bewonersbijeenkomsten. Dit wordt per geval afgewogen.

 

Ad 3. Een (beperkt) openbaar gebied en afgebakende periode

Het gebied of de locatie waar cameratoezicht plaatsvindt dient beperkt te blijven tot wat voor de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is. Hetzelfde geldt voor de periode van het cameratoezicht. Afhankelijk van de aard en omvang van de problematiek stelt de burgemeester langdurend of kortdurend cameratoezicht in (zie paragraaf 1.2).

 

Ad 4. Kenbaarheid

Heimelijk cameratoezicht is niet toegestaan. Aan eenieder die een cameratoezichtgebied betreedt dient dit op duidelijke wijze kenbaar te zijn gemaakt. Dit gebeurt door middel van het plaatsen van een bord. Daarnaast worden omwonenden en ondernemers in het betreffende gebied geïnformeerd over het besluit om cameratoezicht in te stellen en eventueel opnieuw bij de beëindiging van het cameratoezicht. (zie paragraaf 2.1).

 

Ad 5. Bewaartermijn

In Amsterdam worden alle camerabeelden in beginsel gedurende vier weken opgeslagen. Als deze wettelijke bewaartermijn is verstreken, worden de beelden automatisch overschreven. Als de camerabeelden gebruikt worden voor de opsporing van een strafbaar feit, dan kunnen de beelden, conform de Wet politiegegevens, zolang bewaard worden als nodig is voor de opsporing en vervolging van het strafbare feit (zie paragraaf 2.3).

 

1.2 Vormen van cameratoezicht

Bij de afweging voor het plaatsen van camera’s wordt afhankelijk van de problematiek, het te bereiken doel en de aard van het gebied een keuze gemaakt tussen langdurend en kortdurend cameratoezicht. De voorwaarden voor het instellen van deze vormen van cameratoezicht zijn hetzelfde, maar de keuze is afhankelijk van het te bereiken doel. Hierbij zijn de volgende mogelijkheden te onderscheiden:

 

Langdurend cameratoezicht

  • met vaste camera’s;

  • met flexibele camera’s;

  • een combinatie van vaste en flexibele camera’s;

Kortdurend cameratoezicht met flexibele camera’s.

 

Langdurend cameratoezicht

Langdurend cameratoezicht wordt ingezet met als doel om langdurend toezicht te houden op een bepaald gebied of locatie. Omdat voor een langdurende periode inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van eenieder die het gebied betreedt waar het cameratoezicht geldt, dient de aard, omvang en de duur van de problematiek de plaatsing te legitimeren. Langdurend cameratoezicht wordt ingezet indien met grote regelmaat en terugkerend ongeregeldheden plaatsvinden zoals geweldsincidenten, overlastproblematiek of overige incidenten die vragen om extra toezicht naast de andere maatregelen die worden ingezet. Langdurend cameratoezicht is maximaal voor een periode van twee jaar, na deze periode vindt er een evaluatie plaats en kan het cameratoezicht eventueel worden verlengd.

 

  • Vaste camera’s

    Met het begrip ‘vast’ wordt bedoeld dat de camera’s nagelvast zijn bevestigd. Dit bevestigen gebeurt doorgaans door montage aan de gevels of dakranden van gebouwen of op daarvoor geplaatste palen. Langdurend cameratoezicht met vaste camera’s wordt ingezet bij locatie gebonden problematiek, bijvoorbeeld in gebieden die door hun functie een grote aantrekkingskracht op het publiek hebben, zoals grote winkel- of uitgaansgebieden en andere locaties waar een verhoogde kans op verstoring van de openbare orde doorlopend aanwezig is.

     

  • Flexibele camera’s

    Onder flexibel cameratoezicht wordt verstaan het gebruik van mobiele camera’s die makkelijk verplaatst kunnen worden indien betreffende overlastproblematiek zich eveneens verplaatst. Met langdurend cameratoezicht met flexibele camera’s kan worden gereageerd op veranderende patronen van openbare ordeproblemen en patronen van criminaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan overlast veroorzaakt door hangjongeren, drugsgebruikers en drugsdealers, straatrovers, zakkenrollers en personen die vernielingen plegen in de publieke ruimte.

Kortdurend cameratoezicht met flexibele camera’s

Kortdurend cameratoezicht met flexibele camera’s wordt ingezet indien naar verwachting het openbare ordeprobleem in een kort tijdsbestek kan worden opgelost. Het doel van deze vorm van cameratoezicht is tijdelijk een bepaald gebied of een locatie te monitoren wegens ernstige overlast, incidenten of delicten met grote maatschappelijke impact en/of maatschappelijke onrust.

 

Bij een ernstige verstoring van de openbare orde, bijvoorbeeld een schietincident of een incident met een explosief, kan de burgemeester met spoed kortdurend cameratoezicht instellen indien de inzet van cameratoezicht het meest passende instrument is om de openbare orde te herstellen en verdere verstoring van de openbare orde te voorkomen. Dit gebeurt slechts in uitzonderlijke gevallen waarin de openbare orde herhaaldelijk ernstig is verstoord, er kans is op herhaling én als er sprake is van grote onrust in de buurt. Deze camera’s worden in principe niet op woningen gericht en hebben enkel zicht op de openbare ruimte nabij een woning. Dit cameratoezicht wordt in beginsel voor de duur van 1 maand ingesteld en wordt indien nodig verlengd.

 

Daarnaast kan kortdurend cameratoezicht worden ingesteld om te onderzoeken of de problematiek dermate ernstig is dat langdurend cameratoezicht nodig is.

 

1.3 Totstandkoming cameratoezicht

In geval van langdurend toezicht nemen stadsdelen in de regel, in afstemming met de politie, het initiatief tot aanvragen van cameratoezicht. Het stadsdeel omschrijft in de aanvraag de problematiek, de mate van overlast en de omvang van het gebied waar cameratoezicht wordt gewenst. Daarnaast geeft het stadsdeel aan welke maatregelen genomen zijn om deze problematiek terug te dringen en motiveert het waarom cameratoezicht noodzakelijk is.

 

Na het inwinnen van ambtelijke advies wordt de aanvraag met de politie en het Openbaar Ministerie (OM) besproken. De burgemeester neemt vervolgens indien aan de wettelijke voorwaarden is voldaan het besluit en wijst de plaatsen aan waar cameratoezicht wordt uitgeoefend. Vervolgens informeert de burgemeester de raad over het besluit.

 

De burgemeester gaat in uitzonderlijke gevallen ook zonder een verzoek van een stadsdeel over tot het besluit tot plaatsing van camera’s. Cameratoezicht kan, zoals hiervoor omschreven, tevens worden ingesteld na informatievoorziening door de politie na een ernstige verstoring van de openbare orde. In het geval van spoed kan de bespreking met het OM ook achteraf plaatsvinden.

 

1.4 Evaluatie cameratoezicht

In Amsterdam worden alle gebieden waar cameratoezicht is ter handhaving van de openbare orde gemonitord en periodiek geëvalueerd. Dit gebeurt op verschillende niveaus en manieren.

 

Per kwartaal wordt de feitelijke uitvoering van het cameratoezicht in de huidige cameragebieden gemonitord. Er wordt gekeken naar de aard, omvang en de ontwikkeling van het probleem waarvoor het cameratoezicht is ingesteld en de ontwikkeling en het gebruik van de camerabeelden voor de aanpak hiervan. Tevens wordt een beoordeling gemaakt van de veiligheidsrisico’s als de camera’s worden weggehaald. De uitkomsten van deze monitoring worden vastgelegd in een kwartaalmonitor en kunnen als gevolg hebben dat er wijzigingen worden aangebracht aan het cameragebied of de inzet van de camera’s.

 

Daarnaast worden alle langdurende cameraprojecten elke twee jaar geëvalueerd. Deze evaluatie wordt in opdracht van de burgemeester uitgevoerd door Onderzoek, Informatie en Statistiek (hierna: OIS) van de gemeente. OIS onderzoekt hierbij de proportionaliteit van alle langdurende cameraprojecten. De uitkomsten van het onderzoek geven een indicatie of de inzet van cameratoezicht gerechtvaardigd is gezien de omvang van de criminaliteit, de (on)veiligheid en/of overlast in het gebied. Als het in een cameragebied beter gaat dan in andere cameragebieden, kan dat erop duiden dat het cameratoezicht er niet meer proportioneel is. Andersom geldt dat een gebied waar het slechter gaat dan in andere cameragebieden wellicht wel nog cameratoezicht nodig heeft. De burgemeester gebruikt het onderzoeksrapport van OIS om per gebied te beslissen of het cameratoezicht in de huidige vorm wordt gehandhaafd of wijzigingen behoeft. In die beslissing spelen ook andere factoren een rol die buiten het onderzoek van OIS vallen, zoals demografische, ruimtelijke of sociaaleconomische kenmerken en ontwikkelingen van het gebied. Daarnaast bekijkt de burgemeester of het toezicht voldoet aan de vereiste van subsidiariteit: het cameratoezicht is gerechtvaardigd als het gewenste resultaat niet met minder ingrijpende middelen kan worden bereikt.

 

Ook de uitkomsten van de tweejaarlijkse evaluatie kunnen aanleiding geven om wijzigingen aan te brengen in de inzet van de camera’s, het cameratoezicht te verlengen dan wel te beëindigen. Het onderzoek en de daaruit vloeiende resultaten worden gedeeld met de gemeenteraad.

 

1.5 Wijziging, verlenging en beëindiging van het cameratoezicht

Wijzigingen

Gedurende de looptijd van een cameratoezichtproject kunnen er wijzigingen worden aangebracht in de uitvoering van het cameratoezicht. Dit kan naar aanleiding van een kwartaalmonitor maar wijzigingen kunnen ook op een ander moment worden doorgevoerd, bijvoorbeeld op voordracht van de politie of het stadsdeel. Mogelijke wijzigingen zijn het wijzigen van de uitkijktijden, de positie van de camera’s, het aantal camera’s of het wijzigen van de begrenzing van het gebied.

 

Verlengen cameratoezicht

Bij kortdurend cameratoezicht wordt aan het eind van de initiële periode getoetst of het noodzakelijk is om het cameratoezicht te verlengen. Bij langdurend cameratoezicht wordt op basis van de uitkomsten van de tweejaarlijkse evaluatie door de burgemeester besloten over het al dan niet verlengen van het cameratoezichtproject.

 

Eind cameratoezicht

Een cameratoezichtproject stopt van rechtswege als de door de burgemeester vastgestelde plaatsingsduur is verlopen en geen verlenging optreedt. Daarnaast kan een cameratoezichtproject (voortijdig) worden beëindigd; de burgemeester besluit hiertoe als niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden waaraan het cameratoezicht dient te voldoen.

2. Privacy en waarborgen

Cameratoezicht is een instrument dat in een samenstelling van maatregelen bijdraagt aan vergroting van de veiligheid. Amsterdam gaat zorgvuldig om met de privacy. Met gemeentelijke camera’s worden beelden gemaakt en verwerkt. De burgemeester is verantwoordelijk voor de inzet van het cameratoezicht. De politie is op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) verwerkingsverantwoordelijke ten aanzien van de daadwerkelijk verwerking van camerabeelden. Met voorliggend beleidskader biedt de gemeente Amsterdam transparantie over de zorgvuldige inzet van cameratoezicht om de openbare orde en veiligheid binnen de gemeente te borgen en te bevorderen.

 

2.1 Informatievoorziening

Aan eenieder die een cameratoezichtgebied betreedt dient dit op duidelijke wijze kenbaar te zijn gemaakt. Dit gebeurt door middel van het plaatsen van borden. Daarnaast ontvangen omwonenden en ondernemers in het betreffende gebied een brief waarin zij worden geïnformeerd over het besluit om cameratoezicht in te stellen en opnieuw bij de beëindiging van het cameratoezicht. Het besluit waarin de burgemeester bekendmaakt dat er een cameratoezichtbied wordt aangewezen wordt gepubliceerd in het digitale gemeenteblad. Burgers kunnen hiertegen in bezwaar en beroep. Daarnaast plaatst de gemeente op https://data.amsterdam.nl een actueel overzicht van de cameratoezichtgebieden en de mogelijkheid om de achterliggende besluiten in te zien.

 

2.2 Uitkijken camerabeelden

In Amsterdam worden de opgenomen camerabeelden in de Centrale cameratoezichtruimte (CCTR) live uitgekeken en/of opgeslagen. Het live uitkijken gebeurt op gezette tijden door gecertificeerde uitkijkers van de directie Toezicht & Handhaving Openbare Ruimte (THOR). Deze cameraobservanten voeren hun werkzaamheden uit onder regie van de politie. De politie kan personen autoriseren voor het uitkijken van de beelden. De politie beslist bij een waargenomen incident over het doorschakelen van de beelden naar de zogenoemde meekijkstations van de politie of in geval van leefbaarheidsproblematiek de meldkamer van THOR. De politie is de enige instantie die vrij toegang heeft tot de servers waar de beelden opgeslagen zijn. De gemeente heeft zelf geen toegang tot de servers.

 

De camera’s staan altijd aan maar de beelden worden niet altijd live uitgekeken. Als ze niet live bekeken worden zijn ze gericht op door de gemeente en politie overeengekomen vaste positie.

 

De politie kan besluiten hiervan bij incidenten of calamiteiten tijdelijk af te wijken. Om de inbreuk op de privacy te beperken gebeurt het live uitkijken alleen op de dagen en tijdstippen dat dit noodzakelijk is. Het uitkijken door de observanten gebeurt, volgens het vier ogen-principe, altijd onder regie van de politie.

 

2.3 Bewaartermijn camerabeelden

In Amsterdam worden alle camerabeelden in beginsel, conform de wettelijke maximumtermijn, vier weken opgeslagen. Als deze bewaartermijn is verstreken, worden de beelden automatisch overschreven. Het vastleggen van de camerabeelden en het verwerken daarvan valt onder de Wpg. De camerabeelden zijn dus politiegegevens. Binnen deze 4 weken kan de politie beelden terugzoeken, veiligstellen en gebruiken voor opsporingsdoeleinden.

 

2.4 Beveiliging

Om de privacy van burgers te beschermen worden de camera’s in principe niet op woningen gericht. Daarnaast is de software van de camera’s uitgerust met een privacy mask dat kan meedraaien als een camera beweegt. Door deze technische toepassing worden de camerabeelden afgeschermd met grijze pixels hetgeen het filmen binnen in private ruimtes voorkomt. Bij ruiten van woningen op de begane grond is het niet altijd mogelijk deze af te schermen indien dit het zicht op straatniveau blokkeert.

 

In opdracht van de burgemeester wordt eens per twee jaar het cameranetwerk onderworpen aan een pen- en hacktest. Deze test wordt uitgevoerd om de weerbaarheid van het netwerk te testen tegen digitale aanvallen en inzicht te geven eventuele kwetsbaarheden. Deze test wordt uitgevoerd door ethische hackers.

 

Daarnaast wordt doorlopend geïnvesteerd in het verbeteren van netwerkverbindingen en het verder intensiveren van de informatiebeveiliging.

 

2.5 Toepassen innovatie en slimme techniek

Technologische ontwikkelingen op het gebied van cameratoezicht gaan snel. Deze technologie kan ingezet worden om de veiligheid en leefbaarheid in de stad te vergroten. De gemeente Amsterdam onderzoekt hoe deze ontwikkelingen ten aanzien van cameratoezicht op grond van artikel 151c van de Gemeentewet kunnen bijdragen aan een efficiënte en effectievere inzet van cameratoezicht en handhaving. Technieken zoals het koppelen van sensoren aan de camera’ s en het gebruik van algoritmes, kunnen leefbaarheidsproblemen en openbare ordeproblemen beter zichtbaar maken en ervoor zorgen dat er sneller en/of adequater op wordt gereageerd. Hoewel er veel mogelijk is wordt alleen gebruik gemaakt van innovaties die noodzakelijk zijn om de opgaven in de stad het hoofd bieden. Om te beoordelen of de inbreuk op de privacy gerechtvaardigd is voert de gemeente zogenoemde privacy impact assessments uit.

3. Slotbepalingen

3.1 Intrekken bestaande beleidsregels

De beleidsregels neergelegd in het Amsterdams Beleidskader Cameratoezicht van november 2012 worden ingetrokken.

 

3.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

 

3.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregel cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde in Amsterdam.

Aldus vastgesteld op 14 november 2022

De burgemeester

Femke Halsema

Naar boven