Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Gemeente Kerkrade 2023

Artikel 1. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

  • 1.

    Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie;

  • 2.

    Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

    a. een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet, die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen en die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie; of

    b. een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet.

  • 3.

    Het college besluit of ten aanzien van een persoon advies wordt ingewonnen bij een externe organisatie met betrekking tot het oordeel of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 4.

    Het college stelt beleidsregels vast over de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.

Artikel 2. Vaststellen loonwaarde

  • 1.

    Het college besluit of ten aanzien van een persoon advies wordt ingewonnen bij een externe organisatie met betrekking tot het vaststellen van de loonwaarde.

  • 2.

    Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de loonwaarde-methodiek, die voldoen aan de minimumeisen die aan een methode ter bepaling van de loonwaarde worden gesteld.

  • 3.

    Het college stelt met betrekking tot de in het tweede lid genoemde beleidsregels in elk geval tevens regels vast die voldoen aan het landelijke preferente proces loonkostensubsidie.

Artikel 3. Hardheidsclausule

Het college kan, indien de toepassing van bepalingen in deze verordening in de individuele situatie tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, voor zover het de bevoegdheid betreft die voortvloeit uit deze verordening, afwijken van deze verordening.

Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De verordening loonkostensubsidie Participatiewet Kerkrade 2018 wordt ingetrokken per 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Gemeente Kerkrade 2023.

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Kerkrade in zijn openbare vergadering van 17 november 2022.

De voorzitter van de raad, De griffier,

dr. T.P. Dassen-Housen mr. drs. D.G.M.G. Franssen

Toelichting

Algemeen

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. Overeenkomstig deze bepaling dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen:

- de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, en

- de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld.

 

Op 1 januari 2017 is de ‘Wet stroomlijning loonkostensubsidie Participatiewet’ in werking getreden*1. Dat heeft geleid tot wijziging van artikel 10d van de Participatiewet en daaraan verbonden inhoudelijke aanpassingen van de regeling met betrekking tot loonkostensubsidie.

In de Participatiewet is middels artikel 10d, tweede lid, een nieuwe doelgroep opgenomen voor loonkostensubsidie. Deze doelgroep is opgenomen in de verordening en betreft jongeren:

• van het praktijkonderwijs, bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs;

• het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de expertisecentra, of

• de entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2., onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

die binnen 6 maanden na het verlaten van school zijn gaan werken. Het college hoeft voor deze doelgroep niet meer vast te stellen of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. De werkgever van deze jongeren kan – ook als de dienstbetrekking al tot stand is gekomen – de gemeente verzoeken de loonwaarde vast te stellen.

 

Het college kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet).

 

Heeft het college vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

 

De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon - die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie - verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet).

 

De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 60).

 

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze verordening daarom geen begripsomschrijvingen opgenomen. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities hieronder weergegeven.

- doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet): personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, alsmede personen als bedoeld in artikel 10d, tweede lid;

- loonwaarde (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, Participatiewet): vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;

- dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f Participatiewet): een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking.

 

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

 

Artikel 1. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:

o personen die algemene bijstand ontvangen;

o personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdeel b, 35, vierde lid, onderdeel b, en 36, derde lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA) tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;

o personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

o personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en

o personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

o personen die werken op een beschutte werkplek (artikel 10b, negende lid, van de Participatiewet).

 

In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 1, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd.

 

Artikel 2. Vaststelling loonwaarde

In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt.

 

In artikel 2, tweede lid wordt verwezen naar nader vastgestelde beleidsregels met betrekking tot de loonwaarde-methodiek, welke voldoet aan de minimumeisen die aan de methode ter bepaling van de loonwaarde zijn gesteld.

 

In artikel 2, derde lid wordt verwezen naar het landelijke preferente proces loonkostensubsidie. Het Kabinet heeft in gezet op landelijk uniforme loonwaardemethodiek te komen. Daarbij gaat het om het berekenen van de loonwaarde en de definities van de basisbegrippen die daarbij worden gehanteerd, de normfunctie, het werkproces, de vormgeving van de loonwaarderapportage en de houdbaarheid ervan. In het wetsvoorstel Breed offensief is de mogelijkheid gecreëerd om in lagere regelgeving voorwaarden op te nemen waaraan de loonwaardebepaling moet voldoen, zodat de uniforme loonwaardebepaling wordt geborgd.

 

Parallel hieraan is in samenwerking met VNG en Divosa een preferent werkproces voor loonkostensubsidies ontwikkeld. Het werkproces richt zich op de aanvraag, behandeling, betaling en afrekening; een uniforme brievenset ten behoeve van werkgevers en cliënten en eenduidige betalingskenmerken. Dit werkproces is getoetst bij 30 gemeenten waarna vastgesteld is dat het werkproces geschikt is om aan alle gemeenten als preferente werkproces aan te bieden. Het geteste preferente werkproces wordt in 2020 en 2021 verder verspreid, vanuit de ambitie dat alle gemeenten het preferente werkproces overnemen. In het wetsvoorstel Breed offensief worden beslistermijnen voorgesteld die aansluiten bij de in het preferente werkproces opgenomen termijnen en in lagere regelgeving kunnen betalingstermijnen worden geregeld.

 

*1 Wet van 17 november 2016 tot wijziging van de Participatiewet, de Wet tegemoetkoming loondomein, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten in verband met de stroomlijning van de loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet en enkele andere wijzingen (Stb. 2016-444).

Naar boven