Gemeenteblad van Hillegom
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hillegom | Gemeenteblad 2022, 51996 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hillegom | Gemeenteblad 2022, 51996 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening tot vierde wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Hillegom
De raad van de gemeente Hillegom,
gelezen het voorstel van het college van 7 december 2021 met als onderwerp Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Hillegom
gelet op de behandeling in de raadscommissie- en raadsvergadering,
Gemeentewet, art. 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a
Wet openbare manifestaties, art. 3 en 4
Alcoholwet, art. 4, 25a, 25b, 25c en 25d
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 5.13
Activiteitenbesluit milieubeheer, art. 2.18, eerste lid onder f en g en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid
Wet op de kansspelen, art. 30c
Artikel 1:2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:10 komt te luiden als volgt:
Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:
In het derde lid wordt “de Provinciale wegenverordening” vervangen door “de Omgevingsverordening Zuid-Holland”.
Artikel 2:24 wordt als volgt gewijzigd:
Het derde lid wordt toegevoegd en komt te luiden:
In deze afdeling wordt onder klein evenement verstaan een eendaags evenement waarbij:
geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur en na 23.00 uur, voorts dient in dit tijdsbestek het maximaal toelaatbare gemiddelde geluidsniveau (meetperiode 1 minuut) van 65 dB(A) op de gevels van omringende woningen niet te wordt overschreden. Indien er geen woningen aanwezig zijn dan geldt de genoemde geluidsnorm op een afstand van 25 meter van het evenement;
Artikel 2:25 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:27 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:29 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:31 wordt als volgt gewijzigd:
Onder b. wordt “na sluitingstijd” “, tenzij het personeel betreft,” ingevoegd.
Artikel 2:37 komt te vervallen.
Artikel 2:39 wordt als volgt gewijzigd:
In het derde lid wordt “de burgemeester weigert de vergunning” vervangen door “Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:”.
Artikel 2:40 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:40a wordt als volgt gewijzigd:
In de eerste zin wordt achter “ruimte” “en/of een daarbij behorend erf,” ingevoegd.
Artikel 2:41 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:47 wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste lid onder b. wordt “weg” vervangen door “openbare plaats”.
Artikel 2:48 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid onder a. en b. wordt “Drank- en Horecawet” vervangen door “Alcoholwet”.
Artikel 2:48a wordt toegevoegd en komt te luiden als volgt:
Artikel 2:48a Verboden lachgas gebruik
Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.
Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.
Artikel 2:50a wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste lid wordt achter “uiterlijke kenmerken zijn” “, of daarmee sterke gelijkenis hebben,” ingevoegd.
Artikel 2:59 wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste lid wordt “kan het” vervangen door “kan hij”.
Artikel 2:64 wordt als volgt gewijzigd:
In het vierde lid wordt “het Provinciaal wegenreglement Zuid-Holland” vervangen door “de Omgevingsverordening Zuid-Holland”.
Artikel 2:68 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:70 wordt weer opgenomen en komt te luiden:
“Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
Artikel 2:72 komt te vervallen.
Artikel 2:73a wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:79 wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste lid wordt een zinssnede verwijderd en komt te luiden:
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.”
Artikel 3:5 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid onder c. sub i wordt “Drank- en Horecawet” vervangen door “Alcoholwet”.
Artikel 4:1 wordt als volgt gewijzigd:
Onder b. wordt de verwijzing naar de artikelen “4:2 tot en met 4:5” vervangen door “4:2 en 4:3”.
Artikel 4:2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4:3 wordt als volgt gewijzigd:
Het tweede lid wordt herschreven en komt te luiden:
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.”
Het vijfde lid wordt toegevoegd en komt te luiden:
Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer – van zondag tot en met donderdag uiterlijk om 24.00 uur beëindigd en op zaterdagnacht (de nacht van vrijdag op zaterdag) en zondagnacht (de nacht van zaterdag op zondag) uiterlijk om 00.30 uur.
Artikel 4:6 wordt als volgt gewijzigd:
In het vierde lid wordt “Provinciale milieuverordening” vervangen door “Omgevingsverordening Zuid-Holland”.
Artikel 4:13 wordt als volgt gewijzigd:
In het derde lid wordt “Verordening Bescherming Landschap en Natuur Zuid-Holland” vervangen door “Omgevingsverordening Zuid-Holland”.
Artikel 5:6 wordt als volgt gewijzigd:
In het derde lid wordt “Provinciale landschapsverordening” vervangen door “Omgevingsverordening Zuid-Holland”.
Artikel 5:13 wordt als volgt gewijzigd:
In het derde lid worden b. en c. samengevoegd onder vernummering van “a. t/m d” naar “a. t/m c.”.
Artikel 5:14 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid onder b. wordt “artikel 160, eerste lid, onder h” vervangen door “artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g”.
Artikel 5:17 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid onder a. wordt “artikel 160, eerste lid, onder h” vervangen door “artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g”.
Artikel 5:20 wordt als volgt gewijzigd:
“het Provinciaal wegenreglement” wordt vervangen door “de Omgevingsverordening Zuid-Holland”.
Artikel 5:22 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid onder a. wordt “artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h” vervangen door “artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g”.
Artikel 5:23 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:24 wordt als volgt gewijzigd:
In het zesde lid wordt “Provinciale vaarwegenverordening” vervangen door “Omgevingsverordening Zuid-Holland”.
Artikel 5:25 wordt als volgt gewijzigd:
In het derde lid wordt “Provinciale vaarwegenverordening of de Provinciale landschapsverordening” vervangen door “Omgevingsverordening Zuid-Holland”.
Artikel 5:26 wordt als volgt gewijzigd:
In het derde lid wordt “Provinciale vaarwegenverordening” vervangen door “Omgevingsverordening Zuid-Holland”.
Artikel 5:28 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid wordt “Provinciale vaarwegenverordening” vervangen door “Omgevingsverordening Zuid-Holland”.
Artikel 5:30 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid wordt “Provinciale vaarwegenverordening” vervangen door “Omgevingsverordening Zuid-Holland”.
Artikel 5:30A als volgt gewijzigd:
In het vierde lid wordt “Provinciale vaarwegenverordening” vervangen door “Omgevingsverordening Zuid-Holland”.
Artikel 5:32 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid onder a. wordt “overlas” vervangen door “overlast”.
Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd:
De toelichting op de Algemene Plaatselijke Verordening Hillegom wordt als volgt gewijzigd:
De toelichting op artikel 1:2 behoeft niet te worden gewijzigd.
In de toelichting op artikel 2:1 wordt de tweede alinea “Het nieuwe verbod uit het tweede lid maakt het mogelijk voor handhavingsambtenaren om overeenkomstig het gemeentelijke handhavingsbeleid op te kunnen treden tegen beledigingen gericht aan inwoners of henzelf. De praktijk leert dat een dergelijk verbod helaas geen overbodige luxe is. Hierdoor kan sneller tegen aanstootgevend en/of norm overschrijdend gedrag worden opgetreden. Hieronder valt bijvoorbeeld ook nafluiten en sissen” verwijderd.
De toelichting op artikel 2:10 komt als volgt te luiden:
Dit artikel geeft de gemeente de mogelijkheid greep te houden op situaties die hinder of gevaar kunnen opleveren of ontsierend kunnen zijn.
In artikel 2:10 is een breed gestelde algemene regel opgenomen in plaats van een vergunningstelsel. Op deze manier wordt een nadrukkelijke keuze gemaakt voor het bieden van meer ruimte aan burger en bedrijfsleven. De gedachte is dat voor een groot aantal voorwerpen die in de openbare ruimte worden geplaatst een vergunning overbodig is, omdat deze voorwerpen volstrekt geen overlast veroorzaken of zelfs bijdragen aan de leefbaarheid.
In het tweede lid is een concretere invulling van het begrip hinder voor het verkeer opgenomen.
In het derde lid is de bevoegdheid voor het college opgenomen om nadere regels te stellen voor terrassen, uitstallingen en reclameborden.
Voor het verlenen van ontheffingen (vierde lid) is het college in beginsel het bevoegde bestuursorgaan. Voor een terrasontheffing is de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan.
De ontheffing wordt verleend als omgevingsvergunning indien het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wabo (vijfde lid).
De toelichting op artikel 2:12 behoeft niet te worden gewijzigd.
In de toelichting op artikel 2:24 wordt de toelichting op een Straatfeest of buurtbarbecue vervangen door een nieuwe toelichting, luidende:
De omschrijving van een klein evenement is verruimd waardoor meerdere kleine evenementen onder de begripsbepaling vallen en hierdoor meer mogelijkheden zijn om een klein evenement te organiseren onder de gestelde voorwaarden.
De toelichting op artikel 2:25 wordt als volgt gewijzigd:
De tweede alinea: “Voor kleine evenementen is het doen van een melding voldoende. Het gaat hierbij om een straatfeest of buurtbarbecue dat op één dag plaatsvindt. De voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden zijn aangegeven in het artikel.” wordt vervangen door:
“Voor kleine evenementen is het doen van een melding voldoende. Deze melding dient twee weken voorafgaand aan het evenement te zijn gedaan aan de burgemeester. De omschrijving van het kleine evenement is uitgebreid beschreven in artikel 2:24.
In het derde lid is een termijn van een week opgenomen waarbinnen de burgemeester kan besluiten om een evenement te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.”
De toelichting op artikel 2:27 wordt als volgt gewijzigd:
De volgende alinea wordt toegevoegd:
“Onder a. en b. is in de tekst achter “spijzen voor directe consumptie” “ter plaatse” toegevoegd. Dit is ter verduidelijking dat afhaalrestaurants niet onder de definitie van openbare inrichting vallen.”
De toelichting op artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:
De “Drank- en Horecawet” wordt vervangen door de “Alcoholwet”.
De toelichting op artikel 2:29 wordt als volgt gewijzigd:
De gehele toelichting wordt vervangen en komt te luiden:
Artikel 2:29 voorziet in een sluitingsregeling. Daarin is onderscheid gemaakt tussen de sluitingstijden op werkdagen en de sluitingstijden gedurende het weekeinde. Uiteraard kan deze onderverdeling anders worden opgezet, indien gewenst.
Grondslag voor de in de APV opgenomen sluitingsbepalingen is artikel 149 van de Gemeentewet. De raad kan verplichte sluitingstijden voor openbare inrichtingen vaststellen in het belang van de openbare orde. Deze bevoegdheid houdt ook in dat een afwijkende sluitingsplicht kan worden vastgesteld voor de zondag. Volgens HR 22-07-1960, AB 1961, p. 15, belet dit artikel de raad niet om voor de zondag een afwijkende regeling te treffen voor de sluitingstijden van cafés en dergelijke mits de grond voor de afwijking van de voor de andere dagen geldende regeling niet gelegen is in het bijzondere karakter van de zondag. Volgens de Hoge Raad beoogt de Zondagswet naar haar strekking niet de gemeentelijke wetgever te beperken in zijn bevoegdheid om ter afwering van verstoring van de openbare orde voorzieningen te treffen.
De sluitingsbepalingen betreffen de gedeelten van de inrichting, waarin de eigenlijke horecawerkzaamheden worden uitgeoefend: een op het trottoir gesitueerd terras behoort wel tot de inrichting, de zich boven de inrichting bevindende woning van de exploitant niet. Ook sportkantines, sociëteiten, clublokalen, verenigingsgebouwen en dergelijke zijn als inrichting aan te merken.
Het besloten karakter van een horecabedrijf kan de veronderstelling wekken dat de in de APV opgenomen sluitingstijden niet van toepassing zijn op dat bedrijf: immers, volgens de jurisprudentie kan een gemeentelijke verordening geen activiteiten betreffen die elk karakter van openbaarheid missen. Dit kan echter niet worden gezegd van activiteiten die een weerslag hebben op een openbaar belang, waarvan ook sprake is bij besloten horecabedrijven. De sluitingsuurbepaling ziet niet op activiteiten binnen het bedrijf, maar op de (nadelige) invloed die daarvan uitgaat op de omgeving: bijvoorbeeld in de vorm van overlast van komende en gaande bezoekers (het aan en afrijden van auto's, het slaan met portieren, claxonneren, menselijk stemgeluid en dergelijke).
Het onderscheid tussen regelgeving en uitvoering heeft in het kader van de sluitingsuren van inrichtingen aanleiding gegeven tot veel jurisprudentie van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State. In de uitspraak ABRvS 02-09-1983, ECLI:NL:RVS:1983:AM7471 (Oploo, Sint Anthonis en Ledeacker) stond de vraag centraal of de burgemeester bevoegd was een permanente ontheffing te verlenen van het verbod uit de APV. De Afdeling heeft over de bevoegdheidsafbakening tussen de raad en burgemeester aangegeven dat de raad in het APV-artikel in het geheel geen grenzen stelt aan de ontheffingsbevoegdheid van de burgemeester. Noch uit de tekst van het APV artikel, noch anderszins blijkt dat de ontheffing bijvoorbeeld slechts in bijzondere omstandigheden of in incidentele gevallen door de burgemeester mag worden verleend.
De visie van verweerder dat hij zich op het terrein van de gemeentelijke wetgever zou bewegen, zou naar het oordeel van de Afdeling slechts opgaan indien hij aan alle inrichtingen in de gemeente onbeperkt ontheffing van het in het desbetreffende APV-artikel vervatte verbod zou verlenen. In dat geval zou verweerder immers de door de raad vastgestelde sluitingsuren als vermeld in artikel 56 (thans: 2:29), eerste lid, van de APV in feite ter zijde stellen. De Afdeling kan daarom niet inzien waarom de burgemeester de bevoegdheid zou missen het verzoek om ontheffing in te willigen.
Voor het horecagedeelte geldt dezelfde sluitingstijd als voor de winkel om te voorkomen dat de horeca-activiteiten na sluitingstijd worden voortgezet.
Een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:27 kan vergunning plichtig zijn ingevolge de Wm of onder de werking van het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen. Aan een krachtens de wet te verlenen vergunning kunnen eveneens voorschriften worden verbonden dan wel nadere eisen worden gesteld ter voorkoming van de indirecte gevolgen van de inrichting.
De sluitingsbepalingen van de APV gelden derhalve niet voor zover de op de Wm gebaseerde voorschriften van toepassing zijn. Wat betekent dit voor de reikwijdte van de APV-bepalingen? De Wm beoogt een uitputtende regeling te geven ter voorkoming of beperking van alle nadelige gevolgen voor het milieu door het in werking zijn van krachtens die wet aangewezen inrichtingen. De raad is niet bevoegd die regeling bij verordening aan te vullen, indien daarmee wordt beoogd dezelfde belangen te beschermen.
De raad kan dus niet aanvullend via de APV gevaar, schade of hinder of andere belangen die onder het begrip ‘bescherming van het milieu’ vallen, tegengaan die worden veroorzaakt door een inrichting die vergunning plichtig is ingevolge de Wm.
Enerzijds gaat het hier om een relatief overzichtelijk besluit dat op zich tijdig genomen kan worden. Anderzijds zou een stilzwijgend verleende ontheffing zeer onwenselijk zijn voor omwonenden en andere ondernemers. De lex silencio positivo is hier van toepassing uitgezonderd. Het staat de raad vrij om daarin een andere keuze te maken.
Vz. ARRS 21-12-1992, ECLI:NL:RVS:1992:AQ1344. Een in naam besloten club die wel in hoge mate voor het publiek toegankelijk is, moet voldoen aan de sluitingstijden van de APV.
Rb. Breda 03-12-1997, ECLI:NL:RBBRE:1997:ZF0555. Beleid op basis waarvan coffeeshops, in tegenstelling tot andere horecabedrijven, vanaf 20:00 uur gesloten moeten zijn is noch in strijd met de Winkeltijdenwet noch anderszins onredelijk. Een coffeeshop is geen winkel. Hij is immers in hoofdzaak ingericht als een bedrijf waar gekochte waren ter plaatse worden genuttigd.
ARRS 02-09-1983, ECLI:NL:RVS:1983:AM7471. Sluitingstijden in de APV stellen geen grenzen aan de bevoegdheid van de burgemeester om ontheffing te verlenen.
ARRS 19-01-1984, ECLI:NL:RVS:1984:AM7699. De ontheffing van de burgemeester mag geen permanent karakter hebben en niet alle in de gemeente aanwezige inrichtingen betreffen.
ABRvS 29-10-2003, ECLI:NL:RVS:2003:AM5381. Herhaalde overtreding van sluitingstijd leidt tot onmiddellijke sluiting horecabedrijf.
ABRvS 02-03-2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP6323 (Edam/Volendam). De plaatsing van een artikel heeft een uitstraling naar de wijze waarop het gelezen moet worden.
ABRvS 24-10-2018, ECLI:NL:RVS:2018:3487. De systematiek van een APV is van belang voor het antwoord op de vraag op welke gronden de ontheffing of vergunning mag worden geweigerd. De ontheffing van sluitingstijden is geregeld binnen het hoofdstuk ‘Openbare orde’ en geplaatst in de afdeling ‘Toezicht op openbare inrichtingen’. De burgemeester heeft niet in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat de door hem genoemde omstandigheden een gevaar opleveren voor de openbare orde in verband met het toezicht op openbare inrichtingen.”
De toelichting op artikel 2:31 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:37 was al vervallen. Dit blijft zo.
De toelichting op artikel 2:39 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:40 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:40a behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:41 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:47 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:48 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:48a komt als volgt te luiden:
Een algemeen, voor de gehele gemeente geldend gebruiksverbod stuit op belangrijke juridische bezwaren en is vanuit oogpunt van proportionaliteit ook niet te verdedigen. Daarmee zou er geen evenredigheid meer zijn tussen middel en doel en dat zou in strijd zijn met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Daarom beperkt het verbod in het eerste lid zich tot concrete situaties van oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik, die gepaard gaan met verstoring van de openbare orde, nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat of anderszins hinder tot gevolg hebben.
Bij de handhaving moet de gemeente kunnen aantonen dat genoemde situaties de oorzaak zijn van de overlast en dergelijke.
Op grond van het tweede lid kan het college openbare plaatsen aanwijzen waar het oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik op voorhand verboden is, los van de vraag of dat in de concrete situatie tot ordeverstoring en dergelijke leidt.
In het aanwijzingsbesluit moet het college motiveren waarom het verbod in dat specifieke gebied geldt (het belang van de openbare orde of bescherming van het woon- of leefklimaat). Uit politierapportages kan bijvoorbeeld blijken dat op bepaalde openbare plaatsen sprake is van aantoonbare en structurele overlast door lachgas. Het college kan – als dat afdoende lijkt te zijn – in het aanwijzingsbesluit opnemen dat het verbod op bepaalde tijden geldt, bijvoorbeeld tijdens de uitgaansavonden (derde lid).
De toelichting op artikel 2:50a behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:59 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:64 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:68 wordt als volgt gewijzigd:
De nummering wordt aangepast en komt te luiden:
De toelichting op artikel 2:70 was al vervallen, dit blijft zo.
De toelichting op artikel 2:72 komt te vervallen.
De toelichting op artikel 2:73a komt te luiden:
“Artikel 2:73a Verbod carbidschieten
Door het landelijke vuurwerkverbod in 2020 bleek carbidschieten een alternatief voor het afsteken van vuurwerk. Voor de omgeving kan dit leiden tot gevaarlijke situaties, nadelige beïnvloeding van het woon-of leefklimaat, hinder en overlast. Daarnaast heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid aangegeven dat carbidschieten veiligheidsrisico's met zich mee brengt, vooral bij ondeskundig gebruik. VeiligheidNL, kenniscentrum voor letselpreventie, ziet carbidschieten niet als veilig alternatief voor vuurwerk. Bij grootschalig gebruik, en daarmee ook ondeskundig gebruik zal de gezondheidsschade groter zijn en de druk op de zorg toenemen. Een verbod op carbidschieten neemt deze risico’s weg.
Het tweede lid (de mogelijkheid tot het aanvragen van een ontheffing) reguleert de mogelijkheid om toch met carbid te schieten. Aan de ontheffing kunnen voorschriften verboden worden.”
De toelichting op artikel 2:79 eerste en derde lid komt te vervallen. De toelichting op het eerste lid komt te luiden als volgt:
In artikel 2:79 is een zorgplicht opgenomen voor gebruikers en verhuurders van woningen om geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden te veroorzaken. De burgemeester kan op grond hiervan gedragsaanwijzingen geven aan overlastgevers in zowel huur- als koopwoningen en aan verhuurders. Tot 1 januari 2021 was de gedragsaanwijzing aan verhuurders alleen mogelijk als de persoon die overlast gaf niet als ingezetene in de desbetreffende gemeente stond ingeschreven. Met de inwerkingtreding van de Wet toeristische verhuur van woonruimte (Stb. 2020, 460) op 1 januari 2021 is die beperking vervallen. In verband hiermee is artikel 2:79 aangepast. Om woonoverlast beter tegen te gaan, geldt de zorgplicht voortaan in alle gevallen voor verhuurders van woonruimten. Dat betekent dat verhuurders zorgdragen dat de woningen die zij verhuren geen ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaken. Als de verhuurder zich niet of op een verkeerde manier inzet tegen ernstige en herhaaldelijke hinder, kan de burgemeester direct een verhuurder aanspreken en hoeft de burgemeester daarvoor niet eerst de huurder te hebben aangesproken. Dit is wenselijk wanneer verschillende huurders van dezelfde verhuurder hinder hebben veroorzaakt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn in panden waar meerdere huurders wonen of waar huurders snel wisselen. De burgemeester kan dan dus – als ultimum remedium – direct aan een verhuurder een last onder bestuursdwang of dwangsom opleggen.”
De toelichting op artikel 3:5 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 4:1 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 4:2 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 4:3 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 4:6 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 4:13 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 5:6 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 5:13 wordt als volgt gewijzigd.
Het derde lid onder c wordt toegevoegd en komt te luiden:
Er zijn gemeenten die plaatselijke instellingen (met hun statutaire zetel in de gemeente) niet onder de vergunningplicht willen laten vallen. Dit onderdeel van het derde lid biedt in dat geval de mogelijkheid dat het college instellingen aanwijst die geen vergunning hoeven aan te vragen. Bij deze plaatselijke instellingen kan gedacht worden aan instellingen die kleinschalig geld inzamelen of producten verkopen met als doel financiële steun aan hun eigen organisatie. Een andere optie is deze groep als geheel in dit onderdeel van het derde lid uit te zonderen. Het gaat hier dus om instellingen die niet zijn ingedeeld in het door het college op grond van onderdeel b vastgestelde collecte- of wervingsrooster.”
De toelichting op artikel 5:14 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 5:17 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 5:20 wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste lid wordt “het Provinciaal wegenreglement” vervangen door “de Omgevingsverordening Zuid-Holland”.
De toelichting op artikel 5:22 wordt als volgt gewijzigd:
Onder het tweede lid, tweede aandachtsstreepje wordt “artikel 160, eerste lid, aanhef en ander h” vervangen door “artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g”.
De toelichting op artikel 5:23 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 5:24 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 5:25 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 5:26 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 5:28 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 5:30 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 5:30a wordt toegevoegd en komt te luiden:
“Artikel 5:30A Bescherming waterbodem en magneetvissen
Gebleken is dat de EOD (Explosieven OpruimingsDienst) heeft aangegeven dat scherpe explosieven kunnen worden geactiveerd door het magneetvissen, mede gelet op de instabiliteit van deze explosieven. Vanwege het gevaar dat daardoor ontstaat is het noodzakelijk om een verbod op magneetvissen op te nemen in de APV.”
De toelichting op artikel 5:32 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 5:34 behoeft niet te worden gewijzigd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-51996.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.