Nadere regels bewaren van houtopstanden gemeente Het Hogeland 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland;

gelet op de bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening;

besluit vast te stellen de Nadere regels bewaren van houtopstanden gemeente Het Hogeland 2022

Artikel 1 Definities

  • 1.

    Boom: een houtachtig overblijvend gewas met, gemeten op 1.30 meter boven het maaiveld, een dwarsdoorsnede (diameter) van de stam

  • a.

    van meer dan 25 centimeter in geval het gesitueerd is op gemeentelijk eigendom, bij meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

  • b.

    van meer dan 35 centimeter wanneer het niet gesitueerd is op gemeentelijk eigendom, bij meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

  • 2.

    Hakhout: eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

  • 3.

    Houtopstand: houtopstand: één of meer bomen, hakhout, of een beplantingsvak (beplanting en/of bomen) met een minimale aaneengesloten oppervlakte van 100 m2 en een gemiddelde natuurlijke groeihoogte van > 2 meter;

  • 4.

    Boom Effect Analyse (BEA): een rapportage waarin beschreven is welke effecten een ruimtelijke ontwikkeling op de houtopstand heeft en op welke wijze de houtopstand gecompenseerd wordt;

  • 5.

    Deskundige: persoon welke door ervaring en of opleiding (ETW, ETT, BTA, Boomveiligheidscontroleur) over relevante specialistische kennis beschikt.

  • 6.

    Groenstructuurplan: de door de raad vastgestelde groenstructuur van bomen en overig groen;

  • 7.

    Ruimtelijke ontwikkeling: een ontwikkeling door (semi) overheden of projectontwikkelaars zoals aanleg van wegen, bedrijventerreinen, havens, woonwijken dan wel een bouwplan die alleen met een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan gerealiseerd kan worden;

  • 8.

    Projectgebied: een op een tekening aangeduid gebied waarin de werkzaamheden plaatsvinden;

  • 9.

    Directe omgeving Projectgebied (als bedoeld in artikel 1.8): de omgeving in een straal van 500 meter buiten de grens van het projectgebied;

  • 10.

    Dunnen: vellen van een houtopstand ter bevordering van groei en gezondheid van de overblijvende houtopstand;

  • 11.

    Knotten: tot bepaalde hoogte verwijderen van de kroon van een boom met als gevolg periodiek noodzakelijk onderhoud;

  • 12.

    Kandelaberen: terugsnoeien van de kroon van een boom tot de hoofdstam en/of hoofdgesteltakken met tak-stompen;

  • 13.

    Vellen: geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse en/of ondergrondse deel van een houtopstand.

    Onder vellen wordt mede verstaan knotten en kandelaberen, en rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge kunnen hebben, alsmede het nalaten van handelingen waarvan men weet of behoort te weten dat dit de dood of ernstige beschadiging van de houtopstand ten gevolge kan hebben.

    Onder verplanten wordt niet verstaan het doen van voorbereidende werkzaamheden, voorafgaande aan het verplaatsen van de boom.

    Onder knotten en kandelaberen wordt niet verstaan de repeterende periodieke snoeiwerkzaamheden die daar het gevolg van zijn.

  • 14.

    Gedenkboom: een houtachtig overblijvend gewas welke geplant is ter nagedachtenis aan een gebeurtenis of persoon welke (inter)nationaal, regionaal of lokaal van betekenis is.

  • 15.

    Waardevolle houtopstand: de houtopstand die voldoet aan de hierna te noemen basisvoorwaarden en aan tenminste één van de nader te noemen specifieke voorwaarden:

    Basisvoorwaarden:

  • 70 jaar of ouder, of indien <70 jaar wanneer het een gedenkboom betreft;

  • voldoende vitaal: levensverwachting minimaal 10-15 jaar;

    Specifieke voorwaarden:

  • onderdeel ecologische infrastructuur;

  • onderdeel karakteristieke boomgroep/laanbeplanting;

  • zeldzaam en of gedenkboom;

  • cultuurhistorische waarde;

  • bepalend voor de omgeving;

     

  • 16.

    Potentieel waardevolle houtopstand: de houtopstand die voldoet aan de hierna te noemen basisvoorwaarden en aan tenminste één van de nader te noemen specifieke voorwaarden:

    Basisvoorwaarden:

  • Tussen 40 en 70 jaar

  • voldoende vitaal: levensverwachting minimaal 10-15 jaar;

    Specifieke voorwaarden:

  • onderdeel ecologische infrastructuur;

  • onderdeel karakteristieke boomgroep/laanbeplanting;

  • zeldzaam en of gedenkboom;

  • cultuurhistorische waarde;

  • bepalend voor de omgeving;

  • 17.

    College: het college van burgemeester en wethouders gemeente Het Hogeland;

  • 18.

    Afdeling VTH: afdeling Vergunning Toezicht en Handhaving gemeente Het Hogeland;

  • 19.

    Taxatiemethode NVTB: methode van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs voor Bomen om de economische waarde van een houtopstand te bepalen;

  • 20.

    Omgevingsvergunning: de omgevingsvergunning vellen van een houtopstand, zoals bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub g Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 21.

    Bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge de Wet natuurbescherming.

  • 22.

    Noodvelling: de burgemeester of diens gemandateerde kan op grond van de Gemeentewet toestemming geven tot direct vellen van een boom bij acute gevaarzetting of een vergelijkbaar spoedeisend belang van bijvoorbeeld openbare orde of veiligheid. Dit geldt zowel voor bomen in particulier eigendom als in gemeentelijk eigendom (ook andere overheidsorganen). De acute gevaarzetting dient te zijn vastgesteld door het bevoegd gezag;

Artikel 2 Toetsing aanvraag omgevingsvergunning

  • 1.

    Het college toetst een aanvraag om een omgevingsvergunning op het belang voor het behoud van de houtopstand en op het belang voor het verwijderen van de houtopstand. Hierbij toetst het college op de criteria ‘waardering’, ‘overlast’, ‘kwaliteit’, en ‘dringende reden’.

  • 2.

    Het college toetst voor het criterium ‘waardering’ de volgende aspecten:

  • a.

    onderdeel van een groenstructuur;

  • b.

    leefbaarheid;

  • c.

    ecologische waarde

  • d.

    esthetische waarde;

  • e.

    (potentieel) waardevolle houtopstand;

  • f.

    zeldzaamheid (dendrologische waarde).

  • 3.

    Het college toetst voor het criterium ‘kwaliteit’ (levensverwachting) de volgende aspecten:

    • a.

      Goed, > 15 jaar;

    • b.

      Voldoende, tussen 10 en 15 jaar;

    • c.

      Matig, tussen 5 en 10 jaar;

    • d.

      Slecht, < 5 jaar.

  • 4.

    Het college toetst voor het criterium ‘overlast’ de volgende aspecten:

  • a.

    lichtreductie of schaduwwerking;

  • b.

    opdruk van verharding door boomwortels.

  • c.

    Schade aan bouwwerken.

  • 5.

    In uitzonderlijke gevallen kan het college bij het criterium ‘overlast’ ook op de volgende aspecten toetsen:

  • a.

    vruchten/zaden/bloesem;

  • b.

    allergie;

  • c.

    op of in houtopstanden levende organismen;

  • d.

    gebrek aan uitzicht.

  • 6.

    Het college toets voor het criterium ‘overlast’ niet op de volgende aspecten:

  • a.

    bladval (hierbij inbegrepen afvallende naalden, druipen van hars …);

  • b.

    overlast door hogere energiekosten;

  • c.

    overlast door groene aanslag.

  • 7.

    Het college toetst voor het criterium ‘dringende reden’ de volgende aspecten:

  • a.

    ruimtelijke ontwikkeling;

  • b.

    bouwplan;

  • c.

    rendementsverlies energie-opwekkers;

  • d.

    sloopmelding;

  • e.

    groot onderhoud.

  • 8.

    Toepassing beoordelingsformulier:

  • a.

    Het college kan voor de toetsing van een aanvraag om een omgevingsvergunning bij overlast een beoordelingsformulier toepassen.

  • b.

    Bij een verzoek om een aanvraag omgevingsvergunning bij overlast van een gemeentelijke houtopstand kan het college een beoordelingsformulier toepassen.

  • c.

    Het college beoordeelt de aanvraag om een omgevingsvergunning onder meer aan de hand van de puntenscore voor het behoud van de houtopstand en de puntenscore voor de verwijdering van de houtopstand. De puntenscore vormt samen met de andere wegingskaders in het formulier de basis voor de belangenafweging.

  • 9.

    Bij een aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een vastgestelde Boom Effect Analyse (BEA) bij te voegen zoals opgesteld volgens de richtlijn BEA, opgesteld door de landelijke Bomenstichting en CROW. Deze BEA moet conform deze richtlijn worden opgesteld vanaf de initiatieffase als een doorlopend advies.

  • a.

    Het college besluit over de BEA indien er sprake is van een negatieve balans op de houtopstand, en/of als er sprake is van het vellen van een waardevolle houtopstand ongeacht de groenbalans.

  • b.

    Het college mandateert in de overige gevallen de teamlcoach VTH of diens gemanda-teerde plaatsvervanger tot het vaststellen van de BEA.

  • 10.

    Indien gewerkt wordt in de nabijheid van te behouden bomen is een boombeschermingsplan ver-plicht. De basis voor dit plan is de poster “boombescherming op bouwlocaties” van de vereni-ging Stadswerk en de Bomenstichting. Het plan dient voorafgaand aan de uitvoering van het werk aan het bevoegd gezag ter goedkeuring te worden voorgelegd.

Artikel 3 Eisen aan een Boom Effect Analyse

  • 1.

    Een BEA dient te voldoen aan de Richtlijn Bomen Effect Analyse van de Bomenstichting en CROW en bevat minimaal de volgende onderdelen:

  • a.

    Het aantal bomen en de oppervlakte van de houtopstand;

  • b.

    Boomsoort (Nederlandse en wetenschappelijke naam);

  • c.

    Diameter van de stam op 130 centimeter hoogte boven het maaiveld;

  • d.

    Aangegeven of het een 1e, 2e of 3e grootte betreft;

  • e.

    Kroonprojectie van de boom;

  • f.

    Schaalvaste tekening waarop de ingemeten bomen (met weergave van de kroonprojectie) staan weergegeven;

  • g.

    Unieke boomnummering;

  • h.

    Staat de boom in een vastgestelde groenstructuur;

  • i.

    Verplantbaarheid (nader onderzoek wortelpakket, ligging kabels en leidingen, transport mogelijkheden, nieuwe locatie);

  • j.

    Kwaliteit van de boom: conditie op basis Roloff;

  • k.

    Levensverwachting;

  • l.

    Opdruk van verharding door boomwortels;

  • m.

    Bijzondere karakteristiek van de boom (meerstammig, leiboom, knotboom, gedenkboom etc.)

  • n.

    (potentieel) waardevolle boom;

  • o.

    Herplant mogelijk in het projectgebied of in de directe omgeving (straal 500 meter) van het projectgebied;

  • p.

    Welke alternatieven onderzocht zijn;

  • q.

    Motivering vellen van een houtopstand;

  • r.

    Tekening met daarop de beschermingsmaatregelen voor de te handhaven bomen;

  • s.

    De hoogte van de eventuele financiële compensatie;

  • t.

    Eventuele bijzonderheden.

  • 2.

    Een BEA dient door een gecertificeerde ETT-er of boomdeskundige met een gelijkwaardig ken-nisniveau te worden opgesteld.

Artikel 4 Herplantplicht en compensatie

  • 1.

    Het college legt voor iedere gevelde vergunningsplichtige houtopstand een herplantplicht voor een nieuwe houtopstand op, hetzij op dezelfde locatie hetzij in de directe omgeving. Voor ge-meente Het Hogeland geldt dat herplant elders in de gemeente toegestaan is.

  • 2.

    In afwijking van artikel 4 lid 1 geldt:

  • a.

    tenzij de standplaats van de houtopstand vanwege een ruimtelijke ontwikkeling verdwijnt en er binnen het projectgebied of in de directe omgeving van het projectgebied geen geschikte ruimte voor een nieuwe houtopstand is. Er dient dan een compensatie als bepaald in artikel 6 in het groencompensatiefonds te worden gestort;

  • b.

    tenzij aanplant conform goedgekeurd beheerplan, vastgesteld groenbeleid, groenstruc-tuurplan of molenbiotoop ongewenst is;

  • c.

    tenzij de te vellen houtopstand zich bevindt op een voor-, zij- of achtererf kleiner dan 100m².

  • d.

    tenzij het een houtopstand betreft die als gevolg van een dunning is geveld;

  • e.

    tenzij de onverkorte toepassing van de herplantplicht zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard welke zich bij de oplegging van de herplantplicht zouden kunnen voordoen.

  • 3.

    Het college kan eisen stellen met betrekking tot de boomsoort (type boom), de plantmaat (in cm. omtrek op 1 meter hoogte), de locatie, de wijze van planten, de plantdatum (binnen 36 maanden vanaf het moment van verlening van de kapvergunning), instandhoudingsplicht, vervanging bij niet-geslaagde herplant gedurende 5 jaar na aanplant, en het aantal te herplanten.

  • 4.

    Indien de herplant plaatsvindt op grond van een ruimtelijke ontwikkeling gelden de volgende nadere voorwaarden:

  • a.

    Een te vervallen boom moet worden vervangen door een boom met een min of meer gelijkwaardig volume aan bladgroen (herplant naar kroonvolume). Daarbij wordt uitgegaan van de stamomvang (diameter gemeten op 1.30 meter boven maaiveld) van de te vellen boom. Bij het vaststellen van de fysieke compensatie wordt gebruik gemaakt van tabel 1:

Tabel 1: omrekentabel herplant aantal bomen op basis van de diameter van de gekapte bomen.

 

diameter in cm

aantal te herplanten ‘standaardbomen’

(stamomtrek 18-20 cm)

< 40

1

40-60

2

61-80

4

81-100

8

>100

10 + 1 per 5 cm Ø boven het meerdere

 

  • b.

    In plaats van de aantallen te herplanten bomen als genoemd in artikel 4:4a, tabel 1, kun-nen ook minder, maar wel grotere bomen worden herplant, mits de vervangende bomen dezelfde fysieke boomwaarde vertegenwoordigen als de gevelde bomen. Tabel 2 geeft daarvoor een omrekentabel naar rato van de stamdikte:

Tabel 2: omrekentabel van ‘standaardboom’ naar dunnere of dikkere bomen (omtrek gemeten op 1 meter hoogte)

 

Herplant met een stamomtrek van 14-17 cm

Herplant met een stamomtrek van 18-20 cm

Herplant met een stamomtrek van 21-35 cm

Herplant met een stamomtrek van 36-45 cm

Herplant met een stamomtrek van 46-55 cm

Factor 2

Factor 1

Factor 0,5

Factor 0,25

Factor 0,1

Artikel 5 Handhaving

  • 1.

    Bij het zonder de daarvoor benodigde omgevingsvergunning vellen van een houtopstand legt het college een herplantplicht op. Indien herplant niet mogelijk is, geldt de financiële compensatieplicht uit artikel 6.

  • 2.

    Bij het zonder de daarvoor benodigde omgevingsvergunning vellen van een gemeentelijke houtopstand brengt het college:

  • a.

    de kosten in verband met de herplant in rekening bij de illegale veller.

  • b.

    de waarde volgens de taxatiemethode NVTB, vermeerdert met de taxatiekosten, in rekening bij de illegale veller.

  • c.

    De op basis van artikel 2b ontvangen bedragen komen ten gunste van het groencompensatiefonds.

Artikel 6 Financiële compensatie

  • 1.

    Indien vanwege een ruimtelijke ontwikkeling de houtopstand volgens een door het college vast-gestelde BEA afneemt, legt het college een financiële compensatie op.

    Hierbij hanteert het college per afname van een vergunningsplichtige boom of houtopstand de tarieven uit onderstaande tabel:

categorie houtopstand

compensatie (€)

Standaard boom

€ 1.800 / st

Potentieel waardevolle boom

€ 3.600 / st

Waardevolle boom

€ 7.200 / st

Hakhout: oppervlakte van >100 m2 en natuurlijke groeihoogte > 2.00 M

€ 54,50 / m²

Bosplantsoen: oppervlakte van >100 M2 en natuurlijke groeihoogte > 2.00 M

€ 54,50 / m²

(Gemengde) heesters: oppervlakte van >100 M2 en natuurlijke groeihoogte > 2.00 M

€ 54,50 / m²

 

  • 2.

    Indien een financiële compensatie aan de omgevingsvergunning vellen van een houtopstand is verbonden, mag de houtopstand niet worden geveld dan nadat de opgelegde financiële compensatie in het compensatiefonds is gestort.

  • 3.

    De inkomsten in het groencompensatiefonds worden geoormerkt voor het aanplanten van bomen en groen in Gemeente Het Hogeland waarbij het fonds niet wordt aangewend om groen aan te leggen in grote ruimtelijke ontwikkelingsprojecten.

  • 4.

    Een in het groencompensatiefonds gestort bedrag wordt binnen twee jaar na storting ingezet volgens onderstaande prioritering:

  • a.

    Versterken van de hoofdgroenstructuur;

  • b.

    Ondersteuning van projecten waar extra bomen buiten de hoofdgroenstructuur worden aangeplant en daarmee onder andere bewonersinitiatieven ondersteunen;

  • c.

    Investeren in de groeiplaats van bestaande bomen om de kwaliteit daarvan te verbeteren.

  • d.

    Ondersteuning van projecten in het kader van de Bos & Hout-strategie.

Artikel 7 Vrijstelling

Situatie waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist:

  • a.

    Boom welke niet voldoet aan criteria van waardevolle boom en bovendien gesitueerd in een tuindeel, voor-, zij of achtertuin (erf) kleiner dan 100 m² behorend tot een bebouwde kavel.

  • b.

    Gemeentelijke houtopstand waarvan in een door het college goedgekeurd beheerplan staat dat dunnen als beheermaatregel kan worden toegepast. Dunnen is eveneens vergunningsvrij als dit geschiedt op basis van een beheer- of onderhoudsplan van een door de Stichting Certificering SNL gecertificeerde natuurbeheerorganisatie. Dunnen van overig particulier bezit, bijvoorbeeld van een woningbouwstichting, is vergunningsvrij als het beheer- of onderhoudsplan vooraf door de gemeente is goedgekeurd.

  • c.

    als verwijdering vereist is op grond van artikel 42, Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek of op grond van een rechterlijke uitspraak of arbitragevonnis.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na datum bekendmaking, met uitzondering van artikel 6 welke in werking treedt op een nader te bepalen datum.

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 1 februari 2022

H.J. Bolding, burgemeester

P.P.M. van Vilsteren, secretaris

Naar boven