Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2022, 510758 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2022, 510758 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening precario- en reclamebelasting 2023
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
bouwplaatsvergunning: besluit waarbij van gemeentewege aan de belastingplichtige vergunning wordt verleend tot het hebben van een bouwplaats op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, onder bouwplaatsvergunning wordt mede begrepen de vergunning gebruik van de weg of een daarmee vergelijkbare vergunning;
Belastingplichtig voor de precariobelasting is het lichaam dat, of de ondernemer die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, dan wel degene ten behoeve van wie één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond worden aangetroffen.
In afwijking van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en meetvoorschriften
In afwijking van het derde lid is de oppervlakte van een terras of bouwplaats gelijk aan de oppervlakte die is genoemd in de terrasvergunning respectievelijk bouwplaatsvergunning. Indien geen terrasvergunning of bouwplaatsvergunning is verleend dan wel de terrasvergunning of bouwplaatsvergunning geen oppervlakte vermeldt of een oppervlakte vermeldt die kleiner is dan het product van de grootste lengte en de grootste breedte van de voor openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop of waarboven het terras of de bouwplaats zich bevindt, is de oppervlakte van het terras respectievelijk bouwplaats gelijk aan dit product.
Het tarief van de precariobelasting is:
voor voorwerpen die bij een vestiging behoren:
indien de oppervlakte meer is dan 50 vierkante meter € 32,00 voor elke vierkante meter die de oppervlakte van de eerste 50 vierkante meter te boven gaat, met dien verstande dat een gedeelte van een oppervlakte van een vierkante meter dat de oppervlakte van de eerste 50 vierkante meter te boven gaat als een oppervlakte van een vierkante meter in aanmerking wordt genomen;
In afwijking van het vierde lid is het tarief van de precariobelasting voor voorwerpen die tezamen een terras vormen:
indien de oppervlakte van het terras meer is dan 50 vierkante meter: € 33,30 voor elke vierkante meter die de oppervlakte van het terras van 50 vierkante meter te boven gaat, met dien verstande dat een gedeelte van een oppervlakte van een vierkante meter dat de oppervlakte van de eerste 50 vierkante meter te boven gaat als een oppervlakte van een vierkante meter in aanmerking wordt genomen. Indien op hetzelfde adres meerdere terrassen aanwezig zijn, wordt voor de bepaling van de belastbare oppervlakte, de oppervlakte van alle aanwezige terrassen opgeteld.
In afwijking van het vierde lid is het tarief van de precariobelasting voor voorwerpen die tezamen een bouwplaats vormen € 1,40 per vierkante meter per week, met dien verstande dat een gedeelte van een oppervlakte van een vierkante meter als een oppervlakte van een vierkante meter in aanmerking wordt genomen en dat een gedeelte van een week als een week in aanmerking wordt genomen.
Het tarief van de reclamebelasting is:
voor openbare aankondigingen die bij een vestiging behoren:
indien de oppervlakte van openbare aankondigingen die bij een vestiging behoren meer is dan 30 vierkante meter, bedraagt het tarief € 59,90 voor elke vierkante meter die de oppervlakte groter is dan 30 vierkante meter, met dien verstande dat een gedeelte van een oppervlakte van een vierkante meter als een oppervlakte van een vierkante meter in aanmerking wordt genomen;
voor openbare aankondigingen die niet bij een vestiging behoren: € 59,90 per vierkante meter oppervlakte met dien verstande dat een gedeelte van een oppervlakte groter dan 0,1 vierkante meter, doch kleiner dan een vierkante meter, als een oppervlakte van een vierkante meter in aanmerking wordt genomen.
In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht na het begin van het heffingstijdvak aanvangt, beloopt de belasting zoveel twaalfde gedeelten van het over een volledig heffingstijdvak verschuldigde bedrag als er na het begin van de maand waarin de belastingplicht aanvangt volle kalendermaanden in het heffingstijdvak resteren.
Indien de belastingplicht in de loop van het heffingstijdvak eindigt, wordt op verzoek van de belastingplichtige naar tijdsgelang ontheffing van de belasting verleend. De ontheffing wordt berekend op zoveel twaalfde gedeelten van de over een volledig heffingstijdvak berekende belasting als er na de aanvang van de maand, volgende op die waarin de belastingplicht eindigt, volle kalendermaanden in het heffingstijdvak resteren. Het voorgaande is niet van toepassing ter zake van terrassen.
De belastingen worden niet geheven ter zake van:
voorwerpen en openbare aankondigingen die met uitdrukkelijke toestemming van de gemeente aanwezig zijn in het kader van door haar, of met toestemming van de gemeente, georganiseerde evenementen, tenzij de oppervlakte van die voorwerpen en openbare aankondigingen in hoofdzaak betrekking heeft op een product of bedrijfsactiviteit.
Artikel 11 Termijn van betaling
Ingeval de precariobelasting op de in het tweede lid bedoelde wijze wordt geheven, is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het voorlopig gevorderde en het gevorderde bedrag en is het bepaalde in het tweede lid van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het nagevorderde bedrag.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 november 2022.
De griffier,
I.C.M. Broeders
De voorzitter,
A. Aboutaleb
Toelichting op de Verordening precario- en reclamebelasting 2023
De Verordening precario- en reclamebelasting 2023 is gebaseerd op de artikelen 228 en 229 van de Gemeentewet.
Bij het redigeren van de verordening is gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvormigheid van de precariobelasting en de reclamebelasting. Ook deze eenvormigheid draagt bij aan de eenvoud van de (uitvoering van de) verordening.
Er is voor gekozen om uitsluitend lichamen en natuurlijke personen/ondernemers in de heffing van de belastingen te betrekken.
De begrippen lichaam en ondernemer zijn in artikel 1 gedefinieerd.
Een lichaam is een lichaam, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Deze bepaling verstaat onder lichamen: verenigingen en andere rechtspersonen, maat- en vennootschappen, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens.
Een ondernemer is een natuurlijk persoon die ondernemer is in de zin van de artikelen 3.4. en 3.5. van de Wet inkomstenbelasting 2001. Artikel 3.4. van de Wet inkomstenbelasting 2001 verstaat onder een ondernemer de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor de verbintenissen betreffende die onderneming. In artikel 3.5. van de Wet inkomstenbelasting 2001 is bepaald dat onder ondernemer tevens wordt verstaan de beoefenaar van een zelfstandig beroep.
Geen ondernemer in de zin van de verordening zijn de ‘pseudo-ondernemers’, bedoeld in afdeling 3.4. van de Wet inkomstenbelasting 2001. Hoewel het resultaat dat een ‘pseudo-ondernemer’ met zijn werkzaamheid behaalt wordt bepaald alsof de werkzaamheid een onderneming vormt, menen wij dat de ‘pseudo-ondernemer’ voor de toepassing van de precariobelasting en de reclamebelasting meer gelijkenis vertoont met de natuurlijke persoon die geen onderneming drijft dan met de ondernemer in de zin van de artikelen 3.4. en 3.5. van de Wet inkomstenbelasting 2001. Een nadere toelichting op dit punt is hierna opgenomen onder het kopje “Geen strijd met het gelijkheidsbeginsel”.
Waar in deze toelichting van ‘ondernemers’ wordt gesproken, worden daarmee, tenzij uit de context anders volgt, zowel lichamen als natuurlijke personen/ondernemers bedoeld.
Geen strijd met het gelijkheidsbeginsel
Door de keuze om uitsluitend lichamen en natuurlijke personen/ondernemers in de heffing van de belastingen te betrekken, blijven natuurlijke personen die geen ondernemer zijn buiten de reikwijdte van de belastingen. Deze impliciete vrijstelling is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat natuurlijke personen/niet-ondernemers enerzijds en lichamen en natuurlijke personen/ondernemers anderzijds niet in een feitelijk en rechtens gelijke positie verkeren.
Bovendien is er voor de impliciete vrijstelling van natuurlijke personen/niet-ondernemers een objectieve en redelijke rechtvaardiging aan te voeren.
In de eerste plaats is het belang van natuurlijke personen/niet-ondernemers bij het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond en/of bij openbare aankondigingen wezenlijk anders dan het belang dat lichamen en natuurlijke personen/ondernemers daarbij hebben. Het hierna gespecificeerde belang van een natuurlijk persoon/niet-ondernemer is doorgaans een belang dat ligt in de persoonlijke levenssfeer, althans een belang dat niet in hoofdzaak commercieel of anderszins zakelijk van aard is. Het belang van lichamen en natuurlijke personen bij het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond en/of bij openbare aankondigingen daarentegen is wel in hoofdzaak commercieel of anderszins zakelijk van aard.
In de tweede plaats zou zonder de impliciete vrijstelling van natuurlijke personen/niet-ondernemers de uitvoerbaarheid van de belastingen ernstig in het gedrang komen. Door de impliciete vrijstelling kan het opleggen van een groot aantal betrekkelijk geringe aanslagen achterwege blijven.
Dit heeft een gunstig effect op de perceptiekosten van de belastingen, zowel in absolute bedragen als gerelateerd aan de opbrengst van de belastingen.
Belastingplicht bij precariobelasting
Bij de omschrijving van de belastingplichtige voor de precariobelasting is zo dicht mogelijk bij de tekst van artikel 228 van de Gemeentewet gebleven. Voor de betekenis van de gebruikte termen wordt verwezen naar de toelichting op artikel 2.
Belastingplicht bij reclamebelasting
Artikel 227 van de Gemeentewet geeft geen regels over de relatie tussen de reclamebelastingplichtige en de openbare aankondigingen ter zake waarvan hij in de heffing kan worden betrokken. Dat er enige relatie tussen de belastingplichtige en het voorwerp van belasting moet zijn, is vanzelfsprekend.
Om de relatie tussen de reclamebelastingplichtige en de openbare aankondiging tot uitdrukking te brengen, wordt de term “belang” gebruikt. Tevens wordt aangegeven welke vormen van belang van een lichaam of een ondernemer bij een openbare aankondiging in elk geval voldoende zijn.
Twee of meer belastingplichtigen
Het is niet uitgesloten dat het bepaalde in artikel 3 van de verordening ertoe leidt dat twee of meer ondernemers voor dezelfde voorwerpen of openbare aankondigingen als belastingplichtige in de precariobelasting of de reclamebelasting kunnen worden betrokken. In dat geval dient de heffingsambtenaar een keuze te maken. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur brengen met zich dat hij kiest voor de ondernemer die naar zijn oordeel de meest rechtstreekse relatie met het hebben van voorwerpen en/of de openbare aankondigingen heeft. Zie ook het eerder genoemde arrest HR 4 maart 1992, nr. 27 819, Belastingblad 1992/383.
Het college kan op grond van artikel 12 van de verordening nadere regelen geven inzake de aanwijzing van de belastingplichtige.
Maatstaf van heffing en meetvoorschriften (artikel 4)
De heffingsmaatstaf van beide belastingen is de in vierkante meters uitgedrukte oppervlakte. Voor buizen, kabels en andere leidingen is de heffingsmaatstaf van de precariobelasting niet de oppervlakte, maar de lengte in meters (artikel 4, tweede lid, van de verordening).
Maatstaf van heffing bij precariobelasting
De oppervlakte van een voorwerp is het product van de grootste lengte en de grootste breedte van de voor openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop, waaronder of waarboven het voorwerp zich bevindt (artikel 4, derde lid, van de verordening). Per voorwerp wordt het aantal vierkante meters naar boven in hele vierkante meters afgerond.
Bij de omrekening van het oude naar het nieuwe tarief is hiermee rekening gehouden.
Voor de bepaling van de oppervlakte van een terras bevat artikel 4 van de verordening een eigen regeling. De oppervlakte is doorgaans de oppervlakte die is genoemd in de betreffende exploitatievergunning (in de verordening genoemd terrasvergunning). Indien er geen exploitatievergunning is, de exploitatievergunning geen oppervlakte vermeldt of een oppervlakte vermeldt die kleiner is dan de feitelijke oppervlakte (grootste lengte en de grootste breedte), is de heffingsmaatstaf de feitelijke oppervlakte van het terras.
Onder een terras verstaat de verordening een geheel van tafels, stoelen en/of andere roerende zaken, die de belastingplichtige buitenshuis opstelt om anderen in de gelegenheid te stellen ter plaatse iets te nuttigen
(artikel 1, aanhef en onderdeel k, van de verordening).
In de betreffende terrasvergunning wordt vergunning verleend aan de exploitant van het terras - die tevens de belastingplichtige is – toestemming tot het hebben van een terras, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond (artikel 1, aanhef en onderdeel l, van de verordening). In de aanvraag van de terrasvergunning dient de exploitant (mede) de afmetingen van het terras aan te geven.
Voor de bepaling van de oppervlakte van een bouwplaats bevat artikel 4 van deze verordening eveneens een eigen regeling. De oppervlakte is doorgaans de oppervlakte die is genoemd in de betreffende bouwplaatsvergunning. Indien er geen bouwplaatsvergunning is, de bouwplaatsvergunning geen oppervlakte vermeldt of een oppervlakte vermeldt die kleiner is dan de feitelijke oppervlakte (grootste lengte en de grootste breedte), is de heffingsmaatstaf de feitelijke oppervlakte van de bouwplaats.
Onder een bouwplaats verstaat deze verordening het geheel van voorwerpen dat zich bevindt op een locatie waar civieltechnische bouwwerken tot stand worden gebracht.
In de betreffende bouwplaatsvergunning wordt vergunning verleend tot het hebben van een bouwplaats op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond. Een deel van de bouwplaats wordt gedurende de (ver)bouw benut voor het hebben van objecten (bouwkeet, toiletunits, rijplaten etc.).
In de huidige situatie moet van ieder object afzonderlijk het formaat worden bepaald, een aanduiding van de locatie waar het object zich bevindt worden beschreven, plus dat moet worden vastgesteld wie als belastingplichtige bij het object hoort.
Omdat uiteindelijk (onder)aannemers hun kosten voor (ver)bouwprojecten bij opdrachtgevers in rekening brengen, vindt omwille van doelmatigheid heffing van precario plaats bij de aanvrager van de bouwvergunning.
Om tot een juiste vaststelling van het belastingbedrag te komen wordt op grond van ervaringsgegevens er vanuit gegaan dat het aantal te belasten meters 30% van de in de bouwplaatsvergunning opgenomen meters bedraagt.
De tariefstelling is derhalve gerelateerd aan dit gedeelte van de gebruikte vierkante meters.
Maatstaf van heffing bij reclamebelasting.
Voor de openbare aankondiging is het niet relevant of deze zich onder, op of boven gemeentegrond bevindt; in de bepaling van de oppervlakte van een openbare aankondiging spelen dan ook slechts de afmetingen van de aankondiging zelf een rol.
Als op een voorwerp twee of meer aankondigingen zijn aangebracht en elk van die aankondigingen vanaf de openbare weg zichtbaar is, dient elk van de aankondigingen in de heffing te worden betrokken. Dit kan zich voordoen bij tweezijdige borden, lichtreclames enz.
Artikel 13 van de verordening bevat een regeling die cumulatie van de reclamebelasting en de precariobelasting ter zake van dezelfde openbare aankondiging voorkomt.
Wat betreft de tariefstoepassing per vestiging wordt nog opgemerkt dat de tariefstoepassing per vestiging tot andere verschuldigde bedragen leidt dan de tariefstoepassing per voorwerp of per openbare aankondiging.
Om doelmatigheidsredenen blijft de heffing van reclame- en precariobelasting achterwege indien de oppervlakte van de aankondigingen en voorwerpen minder dan één vierkante meter inneemt.
Voor drie categorieën van objecten is in eigen precariotarieven voorzien. Het gaat om (1) terrassen, (2) bouwplaatsen, (3) kabels, buizen, leidingen en leidingviaducten.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 2 maart 2016 ECLI:NL:RBROT:2016:1531 wordt de vrijstellingsbepaling voor de eerste vijftig meter van een terras verduidelijkt. De vrijstelling geldt per locatie, niet per deelterras.
In de voornoemde uitspraak heeft de Rechtbank geoordeeld dat er sprake is van willekeurige of onredelijke belastingheffing indien geen rekening wordt gehouden met horecaondernemers die op basis van de exploitatievergunning het terras structureel één of meer dagen niet mogen gebruiken. Om deze reden wordt in dat geval een correctie op het tarief toegepast van ongeveer 1/7 deel van het tarief, afgerond op15% per dag.
Het heffingstijdvak is het kalenderjaar. Artikel 7, tweede lid, ziet op de situatie waarin de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt. Artikel 8 regelt de heffing naar gelang de tijd in gevallen waarin de belastingplicht niet het gehele jaar bestaat.
Nadere toelichting behoeft de 'evenementenvrijstelling' in artikel 9, eerste lid, onderdeel d, voor: 'voorwerpen en openbare aankondigingen die met uitdrukkelijke toestemming van de gemeente aanwezig zijn voor de duur van en in het kader van door haar georganiseerde evenementen, tenzij de oppervlakte van die voorwerpen en openbare aankondigingen in hoofdzaak betrekking heeft op een product of bedrijfsactiviteit.'
Deze vrijstelling geldt voor beide belastingen tegelijk. Zij heeft betrekking op evenementen die naar hun aard geen permanent doch meer een tijdelijk karakter hebben.
Er is gekozen voor een omschrijving met scherpere criteria die bovendien meer recht aan het doel van deze vrijstelling beogen te doen. Zo is duidelijk de voorwaarde gesteld dat het om een evenement moet gaan dat door de gemeente zelf georganiseerd wordt. Daarnaast is onderstreept dat commerciële aspecten niet de boventoon mogen voeren.
Want wanneer dat wel het geval zou zijn, is er geen reden om de desbetreffende voorwerpen en aankondigingen anders te behandelen.
Wanneer echter een bedrijf bereid is als sponsor van een dergelijk niet-commercieel getint evenement medewerking te verlenen, is het begrijpelijk dat het dat op enigerlei wijze publiekelijk bekend wil maken. Om aan die wens tegemoet te komen zonder het bedrijfsleven direct op extra kosten te jagen door de heffing van precario- en reclamebelasting op de voorwerpen en aankondigingen die het daartoe bezigt, is de aanvullende voorwaarde gesteld dat het commerciële element geen hoofdzaak mag vormen. In concreto betekent dit dat de oppervlakte van een voorwerp of aankondiging minder dan 30% product- of bedrijfsgerelateerd mag zijn en dat 70% promotie van het evenement moet betreffen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-510758.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.