Verordening op de heffing en invordering van Precariobelasting 2023

De raad van de gemeente Zeist;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 september 2022;

 

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2023

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan:

  • b

    uur: een periode van 60 minuten, of een gedeelte daarvan;

  • c

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • d

    maand: een kalendermaand;

  • e

    jaar: een kalenderjaar;

  • f

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van:

  • 1

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • 2

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • 3

    voorwerpen, ten algemenen nutte, ten behoeve van instellingen van weldadigheid, van inrichtingen tot verpleging van zieken en gebrekkigen of ten behoeve van politieke partijen ter ontplooiing van politieke activiteiten;

  • 4

    voorwerpen, ten behoeve van de inzameling van oud papier door algemeen nut beogende instellingen, sportverenigingen, scholen en andere niet-winstbeogende organisaties;

  • 5

    voorwerpen, die krachtens de bepalingen van de ‘Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting’ in de heffing van reclamebelasting zijn betrokken;

  • 6.

    voorwerpen en openbare aankondigingen, die met uitdrukkelijke toestemming van de gemeente aanwezig zijn in het kader van georganiseerde evenementen, zonder commercieel oogmerk;

  • 7.

    voorwerpen en openbare aankondigingen, die tijdelijk aanwezig zijn in het kader van en voor de duur van activiteiten, zonder commercieel oogmerk, van culturele, sociale of soortgelijke aard, waaronder ook te verstaan wijk-, buurt- en straatfeesten, markten, braderieën e.d.;

  • 8.

    voorwerpen voor straatversiering, inclusief apparatuur ten behoeve van verlichting en/of geluidsweergave, mits niet permanent aangebracht en geen commerciële reclame of soortgelijke aanduidingen bevattend.

Artikel 5 Maatstaven van heffing en belastingtarieven

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een

afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 9 Ontstaan belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat er aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen precariobelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    Een aanslag moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later voor zover het objecten van blijvende aard betreft.

  • 2.

    De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, voor zover het objecten van tijdelijke aard betreft.

  • 3.

    De bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving geheven precariobelasting moet worden betaald op het moment van uitreiken van de kennisgeving dan wel toezending van de kennisgeving.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening precariobelasting 2023’.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 november 2022.

Mr. J. Janssen,

griffier

drs. J.J.L.M. Janssen,

voorzitter

Tarieventabel behorende bij de Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2023

 

Nummer

Omschrijving

Tarief

1

Voor een afschutting van gebouwen, muren of erven en

voor steigerwerk, alsmede voor een werk- of bergloods,

een keet of ander gebouw of getimmerte of enig ander

werktuig ten dienste van bouwwerken en voor de

ruimte, ingenomen door containers, grind, stenen, zand

of andere bouwmaterialen, puin en dergelijke,

per vierkante meter:

 

1.1

per dag

€ 0,70

1.2

per week

€ 2,50

1.3

per maand

€ 7,35

2

Voor banken, stoelen of andere voorwerpen, bestemd

om als zitplaats te dienen en voor de daarbij behorende

tafels, per vierkante meter:

 

2.1

per maand

€ 3,60

2.2

per jaar

€ 36,35

3

Vervallen

 

4

Voor een standplaats ten behoeve van de verkoop van

bloemen, verversingen en ander klein koopwaar, onge-

acht of de verkoop plaatsheeft in een kiosk, kraam of derge-

lijke inrichting, per vierkante meter:

 

4.1

Voor een standplaats, welke wordt ingenomen gedurende

ten hoogste vijf hele dagen per week:

 

4.1.1

per uur

€ 0,20

4.1.2

per dag

€ 1,75

4.1.3

per week

€ 8,35

4.1.4

per maand

€ 25,30

4.2

Voor een standplaats, welke wordt ingenomen gedurende

tenminste zes hele dagen per week en welke na de ope-

ningsuren niet van de voor de openbare dienst bestemde

grond wordt verwijderd, per jaar

€ 60,40

4.3

Voor uitgestalde zaken langs en aan gevels, per vierkante meter:

 

4.3.1

per dag

€ 1,75

4.3.2

per week

€ 8,35

4.3.3

per maand

€ 25,30

5

Voor een automaat of soortgelijke inrichting, per halve meter breedte, per jaar

€ 19,20

6

Voor een ondergrondse benzine- of olietank met pomp-installatie, al of niet ingericht voor de meting van afgetapte vloeistoffen, met de daarbij behorende leidingen of buizen, per jaar

€ 240,95

7

Voor een ondergrondse benzine- of olietank met de daarbij behorende leidingen of buizen, per jaar 

€ 120,50

8

Voor een benzine- of oliepomp, al of niet ingericht voor de meting van afgetapte vloeistoffen, met de daarbij behorende leidingen of buizen, per jaar

€ 120,50

Nummer

Omschrijving

Tarief

9

Voor een bovengrondse, al of niet verplaatsbare olie- of benzinetank, al of niet ingericht voor de meting van afgetapte vloeistoffen, per jaar

 

10

Voor een lucht- of waterpomp (zgn. ‘servicezuil’), per jaar

€ 120,50

11

Voor een ondergrondse draadgeleiding per strekkende meter:

 

11.1

per maand

€ 0,50

11.2

per jaar

€ 2,50

12

Voor een bovengrondse draadgeleiding, met uitzondering van die welke is aangebracht ten behoeve van feestverlichting, alsmede de feestverlichting op zich, per strekkende meter:

 

12.1

per maand

€ 0,50

12.2

per jaar

€ 4,90

13

Voor een lichtbak, uithangbord of ander tot reclame dienend voorwerp, behoudens het bepaalde onder 14, per vierkante meter voor reclame bestemde oppervlakte van het voorwerp, per jaar

€ 7,35

14

Voor voorwerpen en openbare aankondigingen die aanwezig zijn in het kader van evenementen, manifestaties, e.d., met een commercieel oogmerk:

 

14.1

per dag

€ 1,75

14.2

per week

€ 8,35

14.3

per maand

€ 25,30

15

Voor voorwerpen waarvoor in deze tarieventabel geen afzonderlijk tarief is opgenomen, per vierkante meter:

 

15.1

per uur

€ 0,20

15.2

per dag 

€ 1,75

15.3

per week

€ 8,35

15.4

per maand

€ 25,30

 

Behorende bij raadsbesluit van 8 november 2022.

 

De griffier,

Naar boven