Gemeenteblad van Geertruidenberg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Geertruidenberg | Gemeenteblad 2022, 487016 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Geertruidenberg | Gemeenteblad 2022, 487016 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening op de Commissie ruimtelijke kwaliteit Geertruidenberg 2022
De raad van de gemeente Geertruidenberg;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 september 2022;
gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en afdeling 17.2 van de Omgevingswet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de Commissie ruimtelijke kwaliteit Geertruidenberg 2022
Artikel 2. Taak en werkzaamheden
De commissie heeft als taak de raad en het college te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Daaronder wordt in elk geval begrepen het geven van voorlichting over de doelstelling van een goede omgevingskwaliteit en over de werkzaamheden van de commissie.
adviseert de commissie op verzoek van het college over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;
adviseert de commissie op verzoek van het college in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin het college een advies nodig acht in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;
adviseert de commissie op verzoek van het college over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op basis van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten, waaronder in elk geval verordeningen houdende regels met betrekking tot: het verstrekken van subsidie ten behoeve van het instandhouden van aangewezen monumenten en beeldbepalende zaken, handelsreclame, voorwerpen op of aan de weg, standplaatsvergunning, exploitatievergunning horecabedrijven en ligplaatsvergunning;
adviseert de commissie op verzoek van het college over de gevolgen voor de (cultuur)historische waarden van plannen, die gelegen zijn binnen het beschermd stadsgezicht van Geertruidenberg, de historische dorpsgebieden en historische bebouwingslinten zoals bedoeld in het welstandsbeleid en van plannen waarbij sprake is van een rijksmonument, gemeentelijk monument of een beeldbepalende zaak, alsmede over bouw- en cultuurhistorische onderzoeken, beeldkwaliteitsplannen en het toepassen van culturele planologie;
adviseert de commissie op verzoek van het college, als uitgangspunt in een vroeg stadium van de planvorming over ruimtelijke plannen in afwijking van het bestemmingsplan c.q. omgevingsplan waarvoor nog een afweging qua ruimtelijke ordening c.q. stedenbouw nodig is, en over impactvolle bouwplannen zoals bedoeld in het welstandsbeleid;
adviseert de commissie in gevallen waarin, in bestemmingsplannen, welstandsbeleid, de erfgoedverordening, het afwijkingenbeleid of andere gemeentelijke regels of gemeentelijk beleid, is voorgeschreven dat het college advies inwint bij de welstandscommissie, de monumentencommissie, de gemeentelijke adviescommissie of de Commissie ruimtelijke kwaliteit;
Artikel 3. Gevallen waarin advies moet worden gevraagd
Het college wint advies van de commissie in:
De kleine commissie kan frequenter (in het algemeen tweewekelijks) vergaderen dan de grote commissie (in het algemeen vierwekelijks). Zowel voor de kleine commissie, grote commissie als afvaardiging van de grote commissie geldt: een van de leden hiervan treedt op als voorzitter, en een lid hiervan als secretaris die belast is met het opstellen van de adviezen en de verslagen van de vergaderingen. De voorzitter en secretaris van de kleine commissie en van de afvaardiging kunnen andere personen zijn dan de voorzitter en secretaris van de grote commissie.
De grote commissie bestaat uit maximaal zeven leden, inclusief een voorzitter en een secretaris. De raad kan daarnaast maximaal zeven plaatsvervangers benoemen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen.
De kleine commissie bestaat uit tenminste twee welstandsdeskundigen, tenminste één lid dat praktiserend architect is, tenminste één lid dat stedenbouwkundige is en tenminste één lid dat deskundig is qua bouw- en architectuurhistorie. Afhankelijk van welke deskundigheid aanvullend nodig is voor een goed advies door de kleine commissie, kan per adviesverzoek een derde commissielid wordt toegevoegd, waarbij het kan gaan om aanvullende deskundigheid op het gebied van bouw- en architectuurhistorie, restauratie en landschap.
Aan de kleine commissie worden voorgelegd:
als het niet gaat om een monument, een beeldbepalende zaak, het beschermd stadsgezicht en de historische dorpsgebieden en historische bebouwingslinten (gebieden H1 en H2 volgens de welstandsnota 2012): plannen waarvoor naar het oordeel van het college vooral een welstandstoets aan de orde is (op basis van het welstandsbeleid, inclusief het zonnepanelenbeleid en het beleid voor ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties), en geen uitgebreider advies nodig is via de grote commissie;
als het niet gaat om een monument of een beeldbepalende zaak, maar wel om een bouwwerk in het beschermd stadsgezicht, de historische dorpsgebieden en historische bebouwingslinten: plannen die een veel voorkomend klein bouwwerk in de zin van het welstandsbeleid of een soortgelijk eenvoudig bouwwerk (zoals een dakkapel, eenvoudige wijziging van een hoofdgebouw of een eenvoudig aan- of bijgebouw) betreffen, waarvoor naar het oordeel van het college vooral een welstandstoets aan de orde is, zo nodig met de aanvullende advisering door een toegevoegd commissielid op het gebied van bouw- en architectuurhistorie, restauratie en landschap, en als geen uitgebreider advies nodig is via de grote commissie;
plannen voor het wijzigen (behoudens herbestemming, reconstructie of sloop) en het restaureren van monumenten en beeldbepalende zaken, die wat betreft rijksmonumenten niet zo ingrijpend zijn dat hiervoor een adviesplicht van de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed geldt, en als naar het oordeel van het college geen uitgebreider advies nodig is via de grote commissie, mits de advisering hierover plaatsvindt door tenminste twee leden die deskundig zijn op het gebied van monumentenzorg, waarbij in het geval van restauratie tenminste één lid deskundig moet zijn op het gebied van restauratie;
plannen waarvoor vanwege het gemeentelijke afwijkingenbeleid (voor de planologische kruimelgeval-afwijkingen) een advies van de commissie nodig wordt geacht op het gebied van welstand, stedenbouw en/of monumentenzorg, als naar het oordeel van het college geen uitgebreider advies nodig is via de grote commissie;
Deze afvaardiging bestaat in het geval van de onder b. genoemde advisering uit tenminste twee leden, waarvan tenminste één lid deskundig is op het gebied van cultuurhistorie of waardenstelling van monumenten, tenminste één lid deskundig is op het gebied van bouw- en architectuurhistorie en één lid is afgevaardigd vanuit de lokale erfgoedinstanties.
Deze afvaardiging kan namens de commissie advies uitbrengen over:
Van de commissie maken geen deel uit: leden van het college van burgemeester en wethouders, leden van de gemeenteraad en ambtenaren van de gemeente Geertruidenberg. Tevens mogen geen personen deel uitmaken van de commissie, die andere werkzaamheden voor onze gemeente verrichten evenals werkzaamheden voor instanties en particulieren, waarvan zaken in de commissie worden behandeld.
De leden en de plaatsvervangers kunnen voor een termijn van ten hoogste zes jaar worden benoemd. Een of meer herbenoemingen van leden kunnen plaatsvinden tot een totale zittingsduur in de commissie van negen jaar. Dit is niet van toepassing op de plaatsvervangers. De raad kan de benoeming gemotiveerd verlengen na die negen jaar, als dit gewenst is voor de continuïteit van de kwaliteit van de advisering.
Aan de benoeming en herbenoeming van leden kan de voorwaarde worden gesteld, dat de raad de benoeming en herbenoeming van de (vaste en plaatsvervangende) leden voortijdig kan beëindigen, als hij dit wenselijk acht in relatie met een andere invulling van de advisering. De kennisgeving aan de leden van de commissie van zo’n beëindiging zal tenminste drie maanden voor de feitelijke beëindiging plaatsvinden.
De leden worden op eigen aanvraag ontslagen. Hij/zij blijft zijn/haar functie uitoefenen totdat in de opvolging is voorzien. Zij kunnen voorts door het college worden geschorst en door de raad worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden, onverminderd het bepaalde in lid 3.
Artikel 6. Adviestermijn en vergaderfrequentie
Het college kan aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht. De grote commissie vergadert als uitgangspunt vierwekelijks en de kleine commissie als uitgangspunt tweewekelijks, of zo dikwijls als het college dit nodig acht. Ten minste drie commissieleden kunnen schriftelijk en onder opgaaf van redenen aan de verantwoordelijk portefeuillehouder verzoeken om toestemming voor een andere vergaderfrequentie.
Artikel 7. Beraadslaging en standpuntbepaling
1.In relatie met openbaarheid:
a. Behoudens het bepaalde onder b geldt het volgende. De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien het college – al dan niet mede op verzoek van de aanvrager – een verzoek doet tot niet-openbare behandeling, dan dient het college daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
De vergaderingen waarin de commissie advies geeft over andere zaken dan aanvragen om omgevingsvergunning zijn in principe openbaar. De vergadering is besloten indien de meerderheid van het aantal aanwezige leden daarom verzoekt en na instemming daarmee door de verantwoordelijke portefeuillehouder of indien het college dat nodig oordelen.
2. In relatie met het aantal leden voor een vergadering en advies:
Als uitgangspunt wordt een vergadering van de grote commissie gehouden met ten minste vier commissieleden en een vergadering van de kleine commissie met ten minste twee leden. Een vergadering waarin een afvaardiging van de commissie adviseert als bedoeld in artikel 4 wordt als uitgangspunt gehouden met ten minste twee leden.
Adviezen worden genomen bij meerderheid van stemmen. De minderheid kan vorderen, dat haar afwijkende mening uit het advies blijkt. Indien voor de vergadering blijkt dat één of twee van de leden is/zijn verhinderd en niet (direct) voor de vergadering kan worden gezorgd voor vervanging, kan de vergadering plaatsvinden met de andere leden. Indien bij die leden een meningsverschil ontstaat over de inhoud van een advies of als de aanwezige leden, volgens hen zelf, niet of onvoldoende kunnen voorzien in de voor de advisering nodige deskundigheid, wordt het definitieve advies pas opgesteld nadat ook advies is ingewonnen bij de verhinderde leden of hun plaatsvervangers. Indien slechts één commissielid aanwezig is, wordt de vergadering niet gehouden.
Kan als gevolg van het onder c gestelde een vergadering niet doorgaan, dan wordt zo mogelijk met een tussentijd van ten minste 24 uur een nieuwe vergadering belegd. Wanneer ook dan het vereiste aantal leden niet is opgekomen, wordt over de op de agenda vermelde onderwerpen geadviseerd door het aanwezige lid, indien burgemeester en wethouders dit wensen.
3. In relatie met onafhankelijkheid:
De commissie komt tot een onafhankelijk advies. Een commissielid dat ten aanzien van enig onderwerp tijdens de vergadering direct of indirect zodanig betrokken is dat er sprake is van strijdige belangen, waardoor de objectiviteit van de commissie kan worden geschaad, doet hiervan mededeling aan de voorzitter en andere aanwezige leden. Als de andere leden zulke strijdige belangen aanwezig achten is het aan het desbetreffende lid niet toegestaan om als zodanig gedurende de behandeling van het desbetreffende onderwerp deel te nemen aan de vergadering.
4. In relatie met geheimhouding:
Het college danwel de commissie met instemming van de verantwoordelijke portefeuillehouder kan omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken, die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding wordt zowel door de leden, die bij de behandeling aanwezig waren, als door de ingevolge artikel 11 aanwezigen, in acht genomen tot de geheimhouding wordt opgeheven door het college of door de commissie na instemming van de verantwoordelijke portefeuillehouder.
5. In relatie met toelichting door aanvrager en spreekrecht:
De aanvrager van de omgevingsvergunning of zijn gemachtigde heeft de mogelijkheid tot toelichting van de aanvraag ten overstaan van de commissie. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht.
Artikel 10. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie
Onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet (welk artikel de advisering over een rijksmonumentenactiviteit betreft door enkele leden) kan de commissie de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, of aan de kleine commissie, na een eerste behandeling door de commissie en mits het gaat om plannen met een relatief geringe ruimtelijke betekenis of om plannen waarover de mening van de commissie als bekend mag worden verondersteld.
De commissie is bevoegd om ambtenaren, adviseurs en/of deskundigen te horen en/of in te schakelen (waaronder op het gebied van archeologie of waardenstelling van monumenten) voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is, echter met dien verstande, dat toestemming van het college nodig is, indien aan het horen of inschakelen van adviseurs en/of deskundigen kosten voor de gemeente verbonden zijn.
Artikel 12. Verwerking van het advies door het college
Als het college van mening is, dat het advies van de commissie uit oogpunt van zorgvuldigheid, redelijkheid of motivering - waaronder strijdigheid met de (interpretatie van de) toetsingscriteria krachtens het welstandsbeleid - niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, kan het de commissie verzoeken om het uitgebrachte advies in heroverweging te nemen met inachtname van de veronderstelde gebreken. Indien het advies (ook na een eventuele heroverweging van de commissie) naar de mening van het college niet voldoet aan de genoemde eisen, kan het college het desbetreffende plan of adviesverzoek voor een second opinion voorleggen aan een vergelijkbare andere commissie, zoals die van een andere gemeente. Het college stelt de commissie van het voornemen tot een dergelijk vragen van een second opinion op de hoogte.
Artikel 14. Relatie met andere adviseurs
Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie, draagt het college zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.
De leden, en de adviseurs en deskundigen als bedoeld in artikel 11 ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding en indien van toepassing een reiskostenvergoeding die door het college per lid worden vastgesteld, of een vergoeding op basis van afspraken c.q. een overeenkomst met de desbetreffende adviesorganisatie.
Voor zaken waarin deze verordening en de gemeentelijke erfgoedverordening niet voorzien, of bij gerezen geschillen, beslist het college, na de commissie hierover te hebben gehoord.
De op grond van de Verordening op de Commissie ruimtelijke kwaliteit (2018) benoemde leden worden geacht te zijn benoemd op grond van dit besluit. De termijnen van ten hoogste zes en negen jaar als bedoeld in artikel 5, lid 2, lopen vanaf de datum van de benoeming op grond van de Verordening op de Commissie ruimtelijke kwaliteit (2018).
Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissie op het gebied van welstand en monumentenzorg, voor de behandeling van die aanvraag van kracht, met dien verstande dat de Commissie ruimtelijke kwaliteit wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.
Artikel 19. Intrekking oude regeling
Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening op de Commissie ruimtelijke kwaliteit (2018) ingetrokken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-487016.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.