Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2022, 486606 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2022, 486606 | beleidsregel |
Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad 2022
De Raad van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van het presidium van 17 oktober 2022 met het voorstel tot instellen van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad 2022 en commissieverordening 2022; (raadsvoorstel nr. 22bb006629);
overwegende dat het noodzakelijk is om een nieuw Reglement van Orde voor vergaderingen van de raad vast te stellen;
gelet op artikel 16, 82 en 147 van de Gemeentewet;
Besluit om vast te stellen: Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad 2022 (RVO)
In dit reglement wordt bedoeld met:
Beeldvorming-Oordeelsvorming-Besluitvorming:
Om de kwaliteit van het besluitvormingsproces van de raad te borgen, streeft de raad naar het doorlopen van de fases ‘beeldvorming-oordeelsvorming-besluitvorming.
Met beeldvorming is de eerste brede oriëntatie op een onderwerp bedoeld. Deze fase vindt in de regel plaats in gesprekken met bewoners en andere belanghebbenden, of bijvoorbeeld in technisch sessies of expertmeetings. Ook technische vragen voorafgaand aan commissiebehandeling vallen hieronder.
Op beeldvorming volgt (politieke) oordeelsvorming; in debat met het college en de andere fracties ontstaat het (politieke) oordeel dat de uiteindelijke stemming bij de besluitvorming zal bepalen. In de regel vindt deze oordeelsvorming plaats in het commissiedebat, al dan niet voortgezet in het debat in de raadsvergadering.
In de raadsvergadering vindt de besluitvorming plaats, met een meerderheid voor of tegen het (al dan niet geamendeerde) voorstel en/of de motie(s).
Fractie: elke groepering in de raad die bij aanvang van een nieuwe zittingsperiode van de raad is geregistreerd in overeenstemming met artikel G3 van de Kieswet of die is gevormd naar aanleiding van een mededeling van een lid van de raad in overeenstemming met het betreffende artikel in het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de Gemeenteraad;
Omvraag: de vraag van de voorzitter of de leden stemming wensen, het inventariseren van stemverklaringen, het uitbrengen van de stemmen op digitale wijze of het opnemen van de stemmen bij handopsteken en bij hoofdelijke stemming het noemen van de namen van de leden die de presentielijst hebben getekend;
HOOFDSTUK II ONDERZOEK VAN GELOOFSBRIEVEN EN INSTALLATIE
Artikel 2 – Onderzoek geloofsbrieven door commissie
Het onderzoek van een rechtmatig verloop van de verkiezing voor de leden van de raad, bedoeld in artikel V4 van de Kieswet, heeft plaats voordat de leden van de raad terugtreden overeenkomstig het bepaalde in artikel C4 van de Kieswet. In afwijking van het tweede en derde lid van dit artikel benoemt de voorzitter in een vergadering die voorafgaat aan die waarin het onderzoek plaatsvindt vijf leden uit het midden van de raad en een plaatsvervangend lid. Fracties waarvan geen leden zijn benoemd in de commissie kunnen een waarnemer afvaardigen naar de vergadering van de commissie.
Het feitelijke onderzoek vindt in de regel plaats voorafgaand aan de vergadering van de raad, zodat de voorzitter van de commissie direct verslag kan doen.
De raad stelt in het vierde jaar van zijn zittingsperiode een commissie ex artikel 84 van de Gemeentewet in, de commissie voor de verkiezingsaangelegenheden. De taken en bevoegdheden van deze commissie zijn geregeld in de Verordening commissie verkiezingsaangelegenheden.
Artikel 3 – Verslag en voorstellen commissie
Geloofsbrieven zijn stukken waaruit moet blijken dat iemand voldoet aan de wettelijke eisen voor het lidmaatschap van een vertegenwoordigend lichaam. Met het onderzoek van deze stukken wordt een speciale commissie uit de raad belast.
HOOFDSTUK III BENOEMING WETHOUDERS
Artikel 5 - Onderzoek vereisten wethouderschap
Kandidaat-wethouders worden voorgedragen door één of meer raadsleden van een fractie. Na de voordracht kan er met de voordragers/fracties een debat plaatsvinden over de voorgenomen benoeming. Nadat één of meer personen kandidaat zijn gesteld voor benoeming tot wethouder, vindt een openbare vergadering plaats waarin de raad de kandida(a)t(en) kan bevragen over motivatie, kandidatuur en competenties.
Voorafgaand aan of naar aanleiding van de openbare vergadering kan de commissie van de geloofsbrieven besluiten om in een niet openbare vergadering een gesprek met de voorgedragen kandida(a)t(en) te voeren.
Het is gebruikelijk dat een voorgedragen kandidaat duidelijk maakt dat hij/zij een verklaring omtrent het gedrag (vog) heeft verkregen ten behoeve van een functie in het openbaar bestuur. Verder is het gebruikelijk dat de voorgedragen kandidaat – eventueel in een niet-openbare vergadering van de commissie die de vereisten voor het wethouderschap onderzoekt – duidelijk maakt welke zakelijke belangen hij/zij heeft. Daarbij dienen ook zakelijke belangen van zijn/haar partner of minderjarige kinderen te worden vermeld.
Artikel 5 heeft betrekking op de toetsing van de wettelijke vereisten die van toepassing zijn voor benoeming tot wethouder. Gelet op het bepaalde in artikel 42 van de Gemeentewet heeft de benoemde tien dagen de tijd om de raad te laten weten of hij/zij de benoeming aanvaardt. In de praktijk vinden benoeming en beëdiging in dezelfde vergadering plaats.
Als één van de vaste leden van de commissie geloofsbrieven is voorgedragen voor het wethouderschap, dan zal zijn plaats in de commissie worden ingenomen door één van de plaatsvervangend leden. Dit om te voorkomen dat de kandidaat-wethouder een oordeel zou moeten vellen over zijn eigen geloofsbrieven.
HOOFDSTUK IV ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 8 - Benoeming plaatsvervangend voorzitter
Bij afwezigheid van zowel de voorzitter als de plaatsvervangers wordt het voorzitterschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 77, tweede lid, van de Gemeentewet waargenomen.
In de regel wordt het lid dat het langst zitting heeft gehad in de raad, als nestor aangewezen omdat hij/zij het beste de geldende mores van de raad kan uitdragen. Verder voert de nestor namens de raad het woord bij bijzondere gelegenheden, zoals bij het einde van de zittingsperiode.
Bij verhindering of niet-aanwezig zijn van de nestor wordt hij/zij waargenomen door het lid dat het langst zitting heeft in de gemeenteraad. Indien leden evenveel jaren zitting hebben in de raad, gaat het oudste lid in jaren voor.
Lid van het presidium zijn de fractievoorzitters van de groeperingen die hebben deelgenomen aan de laatstgehouden verkiezingen voor de leden van de raad en als zodanig zijn geregistreerd overeenkomstig artikel G3 van de Kieswet. Bij afwezigheid van een lid van het presidium wijst dit lid een vervanger aan, die lid van de raad is.
Het presidium wordt technisch voorgezeten door de voorzitter van de raad. Bij zijn/haar afwezigheid zorgt het presidium zelf voor vervanging van de voorzitter.
Voorstellen voor de conceptraadsagenda komen tot stand in overleg tussen de griffier en de commissiegriffiers waarbij de uitkomsten van de commissievergaderingen worden betrokken. Na afloop van het presidium worden openbare besluiten of mededelingen bekend gemaakt.
Indien er geen presidiumvergadering is gepland, vindt de voorlopige vaststelling van de raadsagenda plaats door digitale toezending van de concept-raadsagenda, waarbij de leden gedurende een bepaalde termijn in de gelegenheid worden gesteld hun opmerkingen kenbaar te maken.
Artikel 11 – Werkgeverscommissie
De raad benoemt uit zijn midden de leden van de werkgeverscommissie.
De taken en bevoegdheden van de werkgeverscommissie zijn nader uitgewerkt in de Verordening werkgeverscommissie Rotterdam.
“Ik zweer (verklaar) dat ik om tot griffier benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of laten, rechtstreeks nog middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof), dat ik alle plichten, die de Gemeentewet en door de raad vastgestelde of vast te stellen instructie aan het ambt van griffier hebben verbonden, eerlijk en vlijtig zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig!” (“Dat verklaar en beloof ik!”).
Het is gewenst een bepaling op te nemen over het melden van wijzigingen die zich (kunnen) voordoen ná de fractievorming aan het begin van elke raadsperiode. Dit is onder meer gewenst met het oog op de voor de raadsfracties geldende faciliteiten.
Het derde lid van dit artikel onder a en b gaat in op de situatie dat een lid zich afsplitst van een fractie (sub a), of dat een lid wordt afgesplitst (sub b, men spreekt in een dergelijke situatie ook wel van ‘uit de fractie zetten’).
Een mededeling als bedoeld in het derde lid onder sub b is alleen geldig indien deze mededeling wordt ondertekend door alle overblijvende leden van de oorspronkelijke fractie, met dien verstande dat het aantal ondertekenaars in ieder geval meer dan de helft van de leden van de oorspronkelijke fractie vertegenwoordigt.
Voor fracties met twee leden is een afsplitsing op grond van artikel 3, derde lid, sub b daarom niet mogelijk. Het raadslid van een fractie die uit één persoon bestaat, dient schriftelijk te verklaren zelfstandig te gaan optreden.
Fracties die ontstaan door afsplitsing worden aangeduid met de aanduiding groep gevolgd door de naam of namen van de perso(o)n(en) die de groep vormt/vormen. Indien een door afsplitsing ontstane groep uit meerdere personen gaat bestaan, kan die groep aangeven dat uitsluitend de naam van één van haar leden wordt gevoerd. In gevallen waarin het reglement niet voorziet, beslist de voorzitter van de raad over de naamgeving.
Op grond van de Verordening Rechtspositie raads- en commissieleden Rotterdam 2019 ontvangen fractievoorzitters een toeslag op de tegemoetkoming raadslidmaatschap. In verband hiermee moet onomstotelijk vast te staan wie binnen een fractie deze taak op zich heeft genomen. Indien geen datum wordt genoemd in de opgave aan de voorzitter, is de datum van ontvangst door de voorzitter bepalend.
HOOFDSTUK V HET HOUDEN VAN DE VERGADERINGEN
Artikel 14 - Dag en uur van de vergaderingen
Na een ochtendzitting wordt de vergadering in de regel voor de duur van één uur geschorst.
Na een middagzitting wordt de vergadering in de regel voor de duur van anderhalf uur geschorst.
De voorzitter en de leden kunnen ter vergadering een voorstel van orde doen om af te wijken van de reguliere vergadertijden.
De volgende vergaderingen worden als een buitengewone raadsvergadering aangemerkt: de afscheidsraad, de installatieraad, de vergadering waarin het college in oude samenstelling afscheid neemt, de vergadering waarin het college in nieuwe samenstelling wordt benoemd, de vergadering, waarin de begroting en de voorjaarsnota voor het volgende jaar wordt behandeld en vergaderingen die voor een specifiek agendapunt worden uitgeschreven waaronder onder andere de nieuwjaarsrede van de burgemeester.
Artikel 15 Geluid- en beeldregistraties, toehoorders en pers
De beeld- en geluidregistraties van openbare vergaderingen worden via internet openbaar gemaakt door middel van live-uitzendingen en video on-demand. Aanwezigen bij openbare vergaderingen kunnen hierop herkenbaar in beeld zijn.
Het is in principe niet toegestaan beeld- en geluidsopnamen te maken. Foto’s mogen uitsluitend zonder flits worden gemaakt. Vertegenwoordigers van de media mogen vanaf de perstribune beeld- en geluidsopnamen maken.
Artikel 16 – Oproep vergadering
Tegelijkertijd met de oproep maakt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering en de agenda openbaar. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproeping op elektronische wijze gepubliceerd.
De oproep voor de vergadering, de agenda en de bijbehorende stukken zijn in de regel één week voorafgaand aan de raadsvergadering, digitaal te raadplegen in het raadsinformatiesysteem.
Het laatste woord over de agenda is aan de raad. De door het presidium vastgestelde agenda heeft een voorlopig karakter en wordt door de raad vastgesteld. De raad kan de agenda wijzigen door het aanvaarden van een voorstel van orde. Ook de volgorde van de voorstellen op de agenda kan op die wijze worden gewijzigd.
Bij een verzoek voor een spoedeisende vergadering wordt rekening gehouden met een minimale voorbereidingstijd om zich op een ordentelijke wijze voor te kunnen bereiden op de vergadering en om naar de vergaderlocatie te komen. De te hanteren minimale voorbereidingstijd is ter beoordeling aan de voorzitter.
Aanvullende informatie van het college ten behoeve van de bespreking van onderwerpen in de raad – spoedeisende gevallen uitgezonderd – wordt in de regel vier dagen voor de raadsvergadering aangeboden aan de raad door tussenkomst van de griffie.
In spoedeisende gevallen moet aanvullende informatie uiterlijk de tweede werkdag voorafgaande aan de vergadering om 15.00 uur worden aangeboden aan de raad door tussenkomst van de griffie. Indien daarna nog aanvullende informatie aan de raad wordt aangeboden met betrekking tot een onderwerp dat op de agenda staat, zal de voorzitter de raad bij de vaststelling van de agenda in overweging geven om de behandeling van het onderwerp uit te stellen tot een volgende vergadering. De raad heeft het laatste woord of het desbetreffende onderwerp wel of niet behandeld zal worden.
Er wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij artikel 19 van de Gemeentewet om de agenda en de daarbij behorende voorstellen openbaar te maken. Onder ‘voorstellen’ moet worden verstaan: de concrete raadsvoorstellen en de eventueel bijbehorende openbare documentatie. De openbare documenten voor de raadsvergaderingen kunnen geraadpleegd worden via het raadsinformatiesysteem.
Geheime stukken zijn voor de leden van de raad beschikbaar in de ‘digitale kluis’ en op aanvraag in de fysieke kluis. Van het inzien van de geheime documenten wordt een (elektronisch) register bijgehouden.
Vertegenwoordigers van de media dienen zich vooraf aan te melden bij de griffie als zij een vergadering of activiteit van de gemeenteraad of een commissie willen bijwonen.
Artikel 17 – Verhindering tot bijwoning vergadering
Een lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, meldt dit vóór aanvang van de vergadering aan de voorzitter.
In de praktijk wordt de mededeling van verhindering door tussenkomst van de griffie gedaan.
Met name wanneer de besluitvorming zonder hoofdelijke stemming plaatsvindt, is het van belang dat ondubbelzinnig vaststaat welke leden aan de besluitvorming hebben deelgenomen. Door een strikte toepassing van het tweede lid kunnen dergelijke problemen worden voorkomen.
Artikel 19 – Openbare vergadering, ontbreken quorum
Bij afwezigheid van de voorzitter op het tijdstip dat de vergadering is belegd of op het afgesproken tijdstip waarop een vergadering na een schorsing wordt hervat, (her)opent de plaatsvervangend voorzitter de vergadering.
Volgens artikel 20 van de Gemeentewet wordt de vergadering van de raad niet geopend voordat op basis van de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.
Artikel 20 - Vaststellen agenda
Nadat de vergadering is geopend en de mededelingen zijn gedaan, stelt de raad zijn agenda vast.
De agenda is meestal opgebouwd uit de volgende onderdelen:
Onderwerpen waarover in de raadscommissies is aangegeven dat geen van de fracties hierover een debat of stemming wenselijk acht.
Een uitgebreid debat over de onderwerpen die op de agenda zijn geplaatst, in principe in ten hoogste twee termijnen. Hieronder vallen alle onderwerpen die op verzoek van een commissie of een of meer leden zijn geagendeerd.
Als een raadscommissie in meerderheid van mening is dat de (politieke) oordeelsvorming in de commissie nog niet is afgerond, adviseert zij een regulier debat, zodat er tijdens de raadsvergadering nog ruimte is om de oordeelsvorming onderling en met het college voort te zetten. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij complexe onderwerpen, onderwerpen met grote politieke gevoeligheid, of wanneer tussen commissie- en raadsbehandeling nog aanvullende informatie door het college wordt toegestuurd. In deze gevallen zal er behoefte zijn om in de raadsvergadering de oordeelsvorming af te ronden alvorens tot besluitvorming over te gaan.
Indien een regulier debat is aangevraagd door één of meer leden, zonder voorafgaande commissiebehandeling, dan toetst de griffier de aanvraag aan de algemeen geldende criteria als bedoeld in artikel 25, lid 4.
Hieronder valt het geven van een korte verklaring en eventueel het indienen van een motie naar aanleiding van een verzoek van een raadslid of een onderwerp op de agenda dat eerder in de raadscommissie is behandeld Fracties worden in de gelegenheid gesteld het standpunt over eventuele moties toe te lichten.
Als de commissie van oordeel is dat het onderwerp voldoende besproken is in de commissie, zal zij een tweeminutendebat adviseren. Deze debatvorm is er met name voor bedoeld om in de raadsvergadering en voorafgaand aan de stemming het oordeel van de fractie wereldkundig te maken, al dan niet uitgedrukt in de vorm van moties of amendementen.
Moties vreemd aan de orde van de dag
Moties ‘vreemd aan de orde van de dag’ zijn beleidsarm en zonder financiële consequenties: de motie is van een zodanige aard dat beeld- en oordeelsvorming vooraf niet noodzakelijk is. Dit wordt door de griffier getoetst en wordt voorzien van advies. Immers, het uitgangspunt is dat de raad pas een besluit kan nemen als er voorafgaand zoveel mogelijk gelegenheid is geweest om aan beeld- en oordeelsvorming te doen. Indien er sprake is van een negatief behandeladvies wordt dit op de agenda vermeld.
Bij het behandelen van de agenda wordt de numerieke volgorde van de door het presidium vastgestelde concept-agenda gevolgd tenzij de raad anders bepaalt.
Indien een voorstel dat op de agenda staat wordt teruggenomen door het orgaan waarvan het afkomstig is, blijft het onderwerp op de agenda staan tenzij de raad besluit het onderwerp niet te behandelen.
Als één of meer raadsleden voorstellen van orde doen over onderwerpen op de agenda, dan geeft de voorzitter de (eerste) indiener de gelegenheid het voorstel toe te lichten. Daarna volgt meteen stemming over het al dan niet honoreren van het verzoek. Bij het staken van de stemmen wordt het voorstel van orde geacht niet te zijn overgenomen.
een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de aanwezige leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich conform artikel 28 van de Gemeentewet van stemming hebben onthouden en de leden die niet in aanwezig waren;
Artikel 23 – Ingekomen stukken
Bij de raad ingekomen stukken, voor zover deze niet als vertrouwelijk of geheim zijn aangemerkt, worden op een lijst geplaatst. De griffier adviseert ten aanzien van elk stuk op welke wijze het desbetreffende stuk procedureel wordt behandeld. De lijst wordt beschikbaar gesteld via het raadsinformatiesysteem.
De lijst van ingekomen stukken wordt dagelijks aangevuld en stukken worden in het raadsinformatiesysteem openbaar gepubliceerd. De lijst van ingekomen stukken is te raadplegen via het raadsinformatiesysteem.
Stukken die raads- of commissiebehandeling behoeven worden in de regel uiterlijk twee weken voor de eerste behandeling door het college aan de raad aangeboden.
HOOFDSTUK VI INSTRUMENTEN VAN DE RAAD
Artikel 25 – Inleidende bepalingen met betrekking tot de instrumenten van de raad
Een verzoek om interpellatie, een verzoek voor het houden van een (tweeminuten)debat, of een verzoek voor het instellen van een onderzoek, wordt uiterlijk de tweede werkdag voorafgaand aan de eerstvolgende vergadering om 15.00 uur schriftelijk ingediend bij de voorzitter. In spoedeisende gevallen kan van deze termijn worden afgeweken.
De griffier brengt een in behandeling genomen verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden door plaatsing in het raadsinformatiesysteem. Hij/zij zendt tevens een afschrift van het verzoek aan het college. Indien een verzoek niet in behandeling wordt genomen, dan stelt hij/zij de verzoeker daarvan zo spoedig mogelijk in kennis.
Verzoeken van leden van de raad moeten twee werkdagen voorafgaande aan de raadsvergadering om 15.00 uur zijn ingediend. In de regel is dat op de dinsdag voorafgaand aan de vergadering. Een indieningstermijn voor verzoeken is nodig om de raadsleden en het college in de gelegenheid te stellen het debat ordentelijk voor te bereiden.
Voor actualiteiten geldt een kortere voorbereidingsperiode vanwege de aard en het karakter van dit raadsinstrument. In de regel is dat de dag voorafgaand aan de actualiteitenraad om 11.00 uur.
Algemeen geldende criteria zijn: of het juiste instrument wordt ingezet, de aanwezigheid van een motivering, de ondertekening voorzien van na(a)m(en) en handtekening(en), het taalgebruik, de tijdigheid van indiening, het feit of er door één of meer raadsleden al een ander instrument van de raad is ingezet voor hetzelfde onderwerp en het feit dat het onderwerp niet onlangs is besproken in de raad of een commissie dan wel op korte termijn - waarbij de raadscyclus van drie weken wordt aangehouden als richtlijn - wordt geagendeerd in de raad of commissie.
Als verzoeken met toepassing van een verschillend instrument van de raad met betrekking tot een vrijwel zelfde onderwerp worden ontvangen, wordt in de regel het eerst ontvangen verzoek in behandeling genomen. De verzoeker van het eerst ontvangen verzoek kan dit desgewenst vervangen door een aangepast gezamenlijk verzoek.
Het feit dat al een ander instrument van de raad is ingezet, vormt geen belemmering indien nieuwe feiten of omstandigheden de inzet van een ander instrument rechtvaardigen.
Indien de reguliere termijn voor de beantwoording van schriftelijke vragen is verstreken, vormt het feit dat deze vragen gesteld zijn geen belemmering meer om een ander instrument van de raad over het onderwerp in te zetten.
De griffier adviseert de voorzitter over het al dan niet in behandeling nemen van een verzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid. Indien de griffier negatief adviseert, dan wordt dit advies met toelichting bij de agenda geplaatst.
Bij de inzet van instrumenten van de raad geldt een prioritering naar zwaarte van het instrument: interpellatie, regulier debat, kort debat, actualiteit, en schriftelijke vragen.
INSTRUMENTEN TIJDENSDE RAADSVERGADERING
Het houden van een interpellatie, ook wel bekend als verantwoordingsdebat, is één van de mogelijkheden van de raad om het college en de burgemeester te vragen verantwoording af te leggen over het gevoerde bestuur. Het recht van interpellatie heeft betrekking op onderwerpen van een meer bestuurlijk (politiek) gewicht. De interpellatie kan uitmonden in een motie van wantrouwen waarin het vertrouwen in één of meer leden van het college wordt opgezegd of een motie van afkeuring of treurnis waarin de handelwijze van een of meer leden van het college wordt afgekeurd of betreurd.
Het uitgangspunt is dat de raad pas een besluit kan nemen als er voorafgaand zoveel mogelijk gelegenheid is geweest om aan beeld- en oordeelsvorming te doen. Reguliere debatten zonder commissiebespreking zijn daarom alleen aan de orde als er een (politiek) urgent onderwerp speelt dat geen uitstel duldt.
Een raadslid kan naar aanleiding van de beraadslagingen in een commissie of de behandeling van een onderwerp in de actualiteitenraad als bedoeld in artikel 30 van dit reglement, verzoeken een onderwerp op de agenda te plaatsen voor het indienen van één of meer moties of amendementen op een voorliggend raadsvoorstel.
Het tweeminutendebat is bedoeld om met het indienen van één of meerdere moties een raadsuitspraak te vragen over een onderwerp dat is besproken in de commissie of een actualiteit bedoeld in artikel 30 van dit reglement.
Ieder raadslid kan een tweeminutendebat aanvragen.
In de regel vindt bij de bespreking van het desbetreffende onderwerp in de commissie of de actualiteiten bedoeld in artikel 30 van dit reglement al een aankondiging van het voornemen tot het indienen van een verzoek voor het houden van een tweeminutendebat plaats. De griffier toetst bij indiening van het verzoek of het onderwerp aan de orde is geweest in de commissie of de actualiteiten als bedoeld in artikel 30 van dit reglement.
Bij een tweeminutendebat kan slechts een beperkt aantal moties of amendementen worden ingediend door de verzoekers en/of andere fracties. De intentie is dat de indieners hun argumenten voor het indienen van een of meer moties, kort toelicht. Indien mogelijk wordt bij het verzoek de concepttekst van de in te dienen amendementen en motie(s) beschikbaar gesteld.
Artikel 29 – Initiatiefnotities en initiatiefvoorstellen
Raadsleden kunnen zelf initiatieven indienen in de raad. Daarvoor kent dit reglement twee vormen, een initiatiefnotitie en een initiatiefvoorstel.
De initiatiefnotitie is bedoeld om in de commissie een beeld te vormen of een bepaald initiatief realistisch is en op voldoende steun kan rekenen in de raad.
Een initiatiefnotitie kent geen vormvereisten. Voor de beeldvorming is het wel van belang om toe te lichten wat de initiatiefnemer wil bereiken. In vervolg op de bespreking in de commissie kan het initiatief verder uitgewerkt worden en desgewenst omgezet worden in een initiatiefvoorstel met ontwerpbesluit.
Bij een initiatiefvoorstel vraagt de initiatiefnemer de raad om een besluit te nemen over de voorstellen die zijn opgenomen in het initiatief. Daarom dient een initiatiefvoorstel aan de minimale eisen van kwaliteit te voldoen die ook voor de voorstellen van het college gelden. Een initiatiefvoorstel geeft in elk geval inzicht in de aanleiding, het doel en hoe men dat wil bereiken. Ook de relatie met eerder genomen besluiten, de relatie met relevante beleidsterreinen en de financiële consequenties dienen te worden toegelicht. Bij een initiatiefvoorstel zit een ontwerpbesluit waarin vermeld wordt waarover wordt besloten.
Op alle initiatieven, notities en voorstellen, wordt het college om een reactie gevraagd ter voorbereiding op bespreking in de commissie. Een initiatiefvoorstel wordt met een advies van de commissie en de collegereactie conform artikel 147a, vierde lid, van de Gemeentewet in de raad geagendeerd.
Voor een initiatiefnotitie of initiatiefvoorstel wordt aangeboden aan de raad, biedt de initiatiefnemer zijn/haar voorgenomen initiatief voor een procedurele toets aan bij de griffier.
INSTRUMENTEN BUITEN DE RAADSVERGADERING ACTUALITEITENRAAD
Artikel 31 - Volgorde vragenstellers en spreektijden tijdens de actualiteitenraad
Bij de behandeling van een onderwerp in de actualiteitenraad krijgt de indiener in de eerste termijn maximaal twee minuten het woord. De burgemeester of het college krijgt daarna maximaal drie minuten om de vragen te beantwoorden. In de tweede termijn krijgt de vragensteller maximaal één minuut om aanvullende vragen te stellen. De burgemeester of het college krijgt maximaal twee minuten om te antwoorden.
Toelichting artikelen 30 en 31
De actualiteitenraad begint om 10.00 uur en eindigt in de regel om uiterlijk 13.00 uur.
De griffier gaat bij de toetsing van het verzoek na of:
Indien nodig treedt de griffier in overleg met de verzoeker om het ingediende verzoek te heroverwegen en of aan te passen. Het eindoordeel hierover is aan de verzoeker.
Het is algemeen gangbaar dat verzoeken voor een actualiteit geen betrekking hebben op onderwerpen waarvoor één van de leden van de raad al een ander instrument heeft ingezet of die in een recente of eerstkomende vergadercyclus van de raad aan de orde zijn geweest of komen.
Als het onderwerp voor een actualiteit betrekking heeft op een onderwerp waarover schriftelijke vragen zijn ingediend en het college de beantwoording niet binnen de termijn van vier weken heeft beantwoord, is het toegestaan over dit onderwerp een verzoek voor een actualiteit in te dienen.
Het is niet gebruikelijk dat een onderwerp voor een actualiteit betrekking heeft op, of direct te herleiden is naar een individu of functionaris.
Als één of meer raadsleden voorstellen van orde doen over onderwerpen op de agenda, dan geeft de voorzitter de (eerste) indiener de gelegenheid het voorstel toe te lichten. Daarna volgt meteen stemming over het al dan niet honoreren van het verzoek.
Artikel 32 – Schriftelijke vragen
Met uitzondering van het bepaalde in het derde lid worden binnen vier weken de vragen de beantwoording met toelichting aan de raad gestuurd. Kunnen de vragen binnen deze termijn niet worden beantwoord, dan informeert het college dan wel de burgemeester de raad schriftelijk over de oorzaak van de vertraging en volgt het antwoord zo spoedig mogelijk daarna. Zo nodig wordt de raad hier elke maand over geïnformeerd totdat de beantwoording is gegeven.
Het stellen van schriftelijke vragen is een politiek instrument. Het zijn vragen met een informatieve strekking die betrekking hebben op de bevoegdheden of uitspraken van het college of de burgemeester.
De griffier toetst namens de voorzitter van de raad direct na indiening of de vragen betrekking hebben op de bevoegdheden van het college of de burgemeester, of er al eerder nagenoeg gelijkluidende vragen zijn ingediend, of het onderwerp van de vragen recent is behandeld dan wel binnenkort wordt geagendeerd in de raad of één van de commissies en of er sprake is van passend woordgebruik.
Indien de reguliere termijn voor de beantwoording van schriftelijke vragen is verstreken, kan een ander instrument van de raad over het onderwerp worden ingezet als de actualiteit zich daarvoor leent. Zo nodig neemt de griffier of een door hem/haar aan te wijzen ambtenaar daarover contact op met de vragensteller.
Zolang de beantwoording van de burgemeester dan wel het college nog niet is ontvangen, wisselt de betreffende commissie (door tussenkomst van de griffie) periodiek uit met de portefeuillehouder waarom de beantwoording nog niet is ontvangen en wanneer deze aan de raad wordt aangeboden.
De beantwoording van de vragen kan op verzoek van een lid van de raad worden geagendeerd voor de desbetreffende commissie. Het verzoek wordt gemotiveerd ingediend bij de voorzitter van de commissie met tussenkomst van de griffier.
Gedurende het zomerreces kan van de in lid 5 genoemde termijn worden afgeweken, met dien verstande dat er een termijn van maximaal zes weken kan worden aangehouden voor beantwoording.
Zie ook de artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet, alsmede de Onderzoeksverordening Rotterdam. Het besluit tot het houden van een enquête is een zwaarwegend besluit en wordt daarom door een zo groot mogelijke meerderheid van de raad ondersteund. De scope van een raadsonderzoek kan in omvang en reikwijdte verschillen.
Artikel 34 – Eenvoudig onderzoek
Dit artikel biedt de mogelijkheid tot het uitvoeren van een eenvoudig onderzoek, bijvoorbeeld een onderzoek naar feiten of omstandigheden in het desbetreffende dossier. In het besluit om een onderzoek te doen wordt het onderwerp en de reikwijdte van het onderzoek omschreven, alsmede de termijn waarbinnen het onderzoek moet zijn afgerond. Ook wordt aangegeven of bij het onderzoek mogelijk gebruik wordt gemaakt van de dienstverlening van externen.
Bij een eenvoudig onderzoek is de verschijningsplicht niet afdwingbaar en kunnen personen niet onder ede worden gehoord.
Het onderzoek wordt in de regel niet in de openbaarheid verricht. De raad kan in bijzondere gevallen besluiten daarvan al dan niet op onderdelen af te wijken.
De eindrapportage is openbaar. Het is mogelijk dat de commissie naast een openbare rapportage ook een vertrouwelijke rapportage aan de raad aanbiedt wanneer bijvoorbeeld privacygevoelige of financiële informatie in de rapportage staat.
HOOFDSTUK VII DE WIJZE VAN BERAADSLAGEN
In verband met de technische voorzieningen ten behoeve van de uitzending van de raadsvergadering via internet is het noodzakelijk dat een lid van de raad uitsluitend vanaf het katheder dan wel vanaf de hem/haar op grond van artikel 4 van dit reglement toegewezen plaats het woord voert. Dit geldt ook voor het plegen van interrupties. Leden van het college spreken uitsluitend vanaf hun door de voorzitter toegewezen plaats.
Artikel 36 – Voeren van het woord
De voorzitter geeft het woord in de volgorde waarin het is gevraagd. Echter, bij een verzoek om interpellatie, een verzoek om debat, een initiatiefvoorstel, een voorstel van orde, een motie, een amendement of een subamendement mag eerst de voorsteller of verzoeker het woord voeren om toelichting te geven.
Raadsleden die het woord willen voeren bij één of meer agendapunten kunnen zich aanmelden bij de griffier vanaf het moment van publicatie van de agenda, tot en met de dag voorafgaande aan de vergadering.
In de praktijk draagt de fractieondersteuning na het fractieberaad zorg voor de aanmelding bij de griffier.
De griffier draagt zorg voor de sprekersvolgorde, in de regel is dit in de volgorde van aanmelding met dien verstande dat de indiener als het eerste het woord krijgt. Tijdens de vergadering is het altijd nog mogelijk dat een raadslid zich als spreker kenbaar maakt.
Voor onderwerpen waarvan de beraadslaging nog niet is afgerond, kunnen leden van de raad zich ook tijdens de vergadering nog als spreker melden.
Aangemelde sprekers die de presentielijst bij latere binnenkomst hebben getekend, krijgen het woord na de overige sprekers.
Het presidium kan andere afspraken maken over de sprekersvolgorde. In de regel is bij politieke debatten de fractiegrootte in volgorde van groot naar klein bepalend. Bij jaarlijks terugkerende onderwerpen zoals begroting en jaarrekening, is de volgorde bepaald naar oppositie en coalitie. Voor zover mogelijk krijgen zij telkens om en om het woord, in volgorde van de fractiegrootte van groot naar klein. De fractiegrootte wordt bepaald aan de hand van het aantal behaalde stemmen bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de gemeenteraad.
Vertegenwoordigers van een wijkraad of indieners van een burgerinitiatief die het woord wensen te voeren, melden zich voorafgaand aan de vergadering aan bij de voorzitter door tussenkomst van de griffie. Zij krijgen maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter behoudt het recht om dit in te korten. Bij de behandeling van een actualiteit is voor deze vertegenwoordigers het niet mogelijk in te spreken. Gedachtenwisseling met de indiener van een burgerinitiatief of de vertegenwoordiger van een wijkraad vindt plaats in een commissie.
Artikel 37 – Verbreken orde van beraadslaging
De orde kan worden verbroken wanneer een lid het woord vraagt over een persoonlijk feit, over de vaststelling van het te beslissen vraagpunt of om een voorstel van orde in te dienen.
Artikel 38 – Voorstellen van orde
In voorkomende gevallen waarin betwist wordt of een bijdrage van een lid beschouwd moet worden als een voorstel van orde, beslist de voorzitter of de spreektijdregeling al dan niet van toepassing is.
Artikel 39 – Termijnen beraadslaging
In de regel worden beraadslagingen in twee termijnen gehouden, waarbij de eerste termijn bedoeld is om de standpunten van zowel het college als de collega-raadsleden scherp te krijgen. De tweede termijn is bedoeld om op basis van de uitkomsten van de eerste termijn vervolgstappen te zetten. Bijvoorbeeld het indienen van een motie (raadsuitspraak) als naar het oordeel van de betrokken fractie het college onvoldoende tegemoet is gekomen aan de wensen van de fractie.
Voor een goed debat is het noodzakelijk dat een spreker in eerste termijn de kans krijgt om zijn/haar standpunt duidelijk te maken. Daarom zal de spreker in de regel in de eerste minuut van zijn/haar bijdrage niet worden geïnterrumpeerd.
Artikel 41 – Beledigende uitdrukkingen/ontnemen van het woord
Wanneer een spreker doorgaat met het uitspreken van beledigende of ongepaste uitdrukkingen, het verstoren van de orde of het afwijken van het onderwerp in beraadslaging, ontneemt de voorzitter hem/haar het woord. In de vergadering waarin dit gebeurt, mag het lid van wie het woord is ontnomen, niet meer deelnemen aan de beraadslagingen over het onderwerp dat aan de orde is. Hiervan is beroep op de vergadering niet toegelaten.
Voor de toepassing van dit artikel is ook het bepaalde in artikel 26 van de Gemeentewet van belang. Aanstootgevende (fysieke) uitingen, al dan niet partijpolitieke boodschappen zijn ter beoordeling van de voorzitter.
Wanneer de voorzitter besluit om bepaalde passages uit de notulen te verwijderen heeft dit ook betrekking op de eerder gemaakte beeld- en geluidsregistratie(s) (videotulen) en/of andere schriftelijke verslagen.
Na een schorsing krijgt de verzoeker bij hervatting van de beraadslagingen in de regel als eerste het woord.
Het presidium heeft de uitgangspunten voor de spreektijd vastgesteld.
Indien de spreektijd per zitting wordt toegekend, dan wordt de niet gebruikte tijd of de teveel gebruikte tijd verrekend met de volgende zitting(en)van de betreffende vergadering, tenzij de raad anders besluit.
De voorzitter maakt bij publicatie van de reguliere raadsagenda zijn/haar spreektijdadvies bekend. De raad bepaalt bij de vaststelling van de agenda de spreektijd voor de betreffende vergadering. Hij/zij betrekt daarbij ook de verzoeken van raadsleden die aan de agenda zijn toegevoegd.
Als tijdens de vergadering blijkt dat fracties meer spreektijd willen, kan hier door middel van een ordevoorstel om worden gevraagd. De raad beslist dan of met het verzoek om meer spreektijd wordt ingestemd.
Om te voorkomen dat interrupties niet beantwoord kunnen worden door gebrek aan spreektijd, geldt dat de eerste 30 seconden van de beantwoording buiten spreektijd mag plaatsvinden.
De indiener van een motie kan deze wijzigen of intrekken voordat de besluitvorming is begonnen. Het wijzigingsvoorstel wordt door de indiener schriftelijk bij de voorzitter ingediend, tenzij de voorzitter oordeelt dat vanwege het eenvoudige karakter van de voorgestelde wijziging met een mondeling wijzigingsvoorstel kan worden volstaan.
Moties worden getypt op niet-geïllustreerd en niet-gedessineerd papier. Het gebruik van de door de partij vastgestelde logo’s is wel toegestaan.
Moties worden ondertekend met de naam van de ondertekenaar(s), namelijk lid/leden van de raad. Als er meer dan twee ondertekenaars de motie hebben ondertekend, wordt de motie aangeduid met de naam van de eerste ondertekenaar, gevolgd door de toevoeging e.a. (en anderen).
De ondertekenaar(s) van de motie moet(en) duidelijk herkenbaar zijn; daarom moet een ondertekenaar zijn/haar naam duidelijk leesbaar bij zijn/haar handtekening vermelden.
Moties vreemd aan de orde van de dag worden voorafgaand door de griffier getoetst en voorzien van een advies. Het uitgangspunt is dat de raad pas een besluit kan nemen als er voorafgaand zoveel mogelijk gelegenheid is geweest om aan beeld- en oordeelsvorming te doen.
De indiener van een motie geeft bij het indienen van een motie duiding aan de inhoud van de motie. De voorzitter meldt het onderwerp van de motie en stelt vast of de motie voldoende is ondertekend en onderdeel vormt van de beraadslagingen. Ook ziet hij/zij erop toe dat sprake is van algemeen gangbaar taalgebruik en voldoet aan algemeen geldende normen van fatsoen.
Na sluiting van de beraadslaging kunnen geen moties meer worden ingediend.
Bij indiening van een gewijzigde motie waaruit een structurele wijziging van de motie blijkt, dienen de beraadslagingen heropend te worden.
Indien een indienende fractie geen spreektijd meer heeft, kan de voorzitter besluiten om toe te staan dat de indiener het dictum van de motie voorleest.
Tijdens de beraadslagingen geeft het college aan of een motie wordt omarmd, ontraden of laat dit oordeel aan de raad.
Daarnaast wordt aangegeven op welke manier het college met de motie zal omgaan. Wanneer een motie door de raad wordt aangenomen zijn er drie mogelijkheden:
Wanneer een motie naar aanleiding van het debat wordt aangepast of ingetrokken, dan moet dit worden ondersteund door alle medeondertekenaars. Een medeondertekenaar kan naar aanleiding van het debat zijn/haar steun aan een motie intrekken. Hiervan wordt zowel aantekening gemaakt in de notulen als op het origineel van de motie.
Moties worden voorafgaand aan eventuele amendementen en het betreffende voorstel in stemming gebracht.
Naar aanleiding van de uitkomst van een eerder in stemming gebrachte motie bij een betreffend agendapunt, kan een motie door de indiener(s) worden ingetrokken vóórdat de omvraag over de desbetreffende motie begint. Het is niet toegestaan hierover te beraadslagen.
Moties die niet in stemming zijn gebracht worden als ingetrokken beschouwd, tenzij de raad anders heeft bepaald.
Artikel 45 - Afdoening moties en monitoring aanbevelingen
Het college, de burgemeester of het presidium rapporteren schriftelijk aan de raad over de afdoening van moties en aanbevelingen. De commissies monitoren de voortgang van de uitvoering van moties en aanbevelingen en de afdoening daarvan. Het advies van de commissie(s) over de afdoening wordt via de lijst van ingekomen stukken afgehandeld. In bijzondere gevallen, bijvoorbeeld als er geen politiek bestuurlijke overeenstemming bestaat over de (wijze van) afdoening, vindt een plenaire raadsbehandeling plaats.
Als het college heeft aangegeven een motie voor nader intern beraad mee te nemen, rapporteert zij schriftelijk vóór de eerstvolgende vergadering wat de uitkomst van dat beraad is. De raad kan bij de vaststelling van de agenda besluiten de reactie van het college alsnog toe te voegen aan de agenda.
Van de kant van het college wordt overleg gevoerd met de indiener(s) over de strekking van een motie vóórdat het voorstel van afdoening met de voorgenomen uitvoering aan de raad wordt aangeboden.
Artikel 46 – Procedure behandeling voorjaarsnota, begroting, bestuursrapportages en jaarrekening
Behoudens het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de voorjaarsnota, de begroting, de bestuursrapportages en de jaarrekening volgens een procedure die het presidium vaststelt.
De kaderbrief wordt in de regel voor het zomerreces behandeld.
De begroting wordt vóór 15 november voorafgaand aan het komende begrotingsjaar toegezonden aan gedeputeerde staten. De jaarrekening wordt vóór 15 juli na afloop van het rekeningjaar toegezonden aan gedeputeerde staten.
Het college geeft binnen twee maanden na afloop van een kalenderjaar inzicht in de voorlopige resultaten van dat kalenderjaar.
Artikel 47 – Indiening en toelichting amendementen
Ieder lid kan tot het sluiten van de beraadslagingen wijzigingen voorstellen op ontwerpbesluiten. Ook kan hij/zij voorstellen het ontwerpbesluit in één of meer onderdelen te splitsen zodat daarover afzonderlijke besluitvorming kan plaatsvinden. Elk wijzigingsvoorstel wordt door de indiener voorzien van een toelichting.
Voor een goed verloop van de vergadering en de kwaliteit van de besluitvorming heeft het de voorkeur dat amendementen zo vroeg mogelijk in concept worden gedeeld. Dit kan ook al tijdens de behandeling van een onderwerp in de raadscommissies, maar bij voorkeur in ieder geval uiterlijk de dag voordat de vergadering plaatsvindt vóór 15.00 uur door tussenkomst van de griffier.
Amendementen worden getypt op niet-geïllustreerd en niet-gedessineerd papier. Het gebruik van het door de partij vastgestelde logo is wel toegestaan.
De ondertekenaar(s) van een amendement moet(en) duidelijk herkenbaar zijn; daarom dient een ondertekenaar zelf zijn/haar naam duidelijk leesbaar bij zijn/haar handtekening te vermelden.
Indien een amendement naar aanleiding van het debat wordt aangepast of ingetrokken, dan moeten alle medeondertekenaars hiermee instemmen. Een medeondertekenaar kan naar aanleiding van het debat zijn/haar steun aan een amendement intrekken. Hiervan wordt zowel aantekening gemaakt in de notulen als op het origineel van het amendement.
Een amendement kan naar aanleiding van de uitkomst van een eerder in stemming gebracht amendement bij het bijbehorende agendapunt door de indiener(s) worden ingetrokken, vóórdat de omvraag over het aan de orde zijnde amendement begint. Het is niet toegestaan hierover te beraadslagen.
Een amendement met ‘eenvoudige karakter’ kan ook mondeling worden ingediend. Een dergelijk amendement leidt niet tot een substantiële wijziging van het voorstel. Hierbij kan gedacht worden aan het verbeteren van een spelfouten, of andere kennelijke fouten.
Bij het indiening van gewijzigd amendement waaruit een structurele wijziging van het amendement blijkt, dienen de beraadslagingen heropend te worden.
Artikel 48 – Beraadslaging en besluitvorming over (sub)amendementen
De beraadslaging en besluitvorming over een voorgesteld amendement of subamendement vinden plaats voorafgaand aan besluitvorming aan het voorstel waarop het amendement of subamendement is ingediend. Het meest verstrekkende amendement of subamendement wordt het eerst in stemming gebracht. Een subamendement heeft voorrang op het amendement waarop het is ingediend.
Wanneer bij besluitvorming over een amendement de stemmen staken, wordt de besluitvorming over het voorstel ook uitgesteld tot de volgende vergadering waarin de herstemming plaatsvindt.
In bijzondere gevallen kan de voorzitter de raad voorstellen, onder voorbehoud van de besluitvorming over het amendement, toch over het voorstel te besluiten. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij de vaststelling van de begroting.
HOOFDSTUK VIII PROCEDURES BIJ STEMMINGEN
Paragraaf 1 Stemming over zaken
Tenzij de raad anders beslist, vindt besluitvorming plaats op een bij het vaststellen van de agenda voorgesteld tijdstip, waarbij op dat tijdstip de beraadslaging over het voor stemming voorliggende besluit is gesloten of wanneer niemand het woord meer wenst. Als geen van de leden om stemming vraagt, is het besluit met algemene stemmen aangenomen.
Wanneer één of meer leden om stemming vragen, dan wordt hoofdelijk gestemd op elektronische wijze, tenzij een lid een mondelinge stemming bij hoofdelijke oproeping als bedoeld in artikel 54 en 55 wenst. Indien de voorzitter van mening is dat een verzoek om mondelinge stemming bij hoofdelijke oproeping oneigenlijk wordt gebruikt, kan hij/zij de raad voorstellen om op elektronische wijze te stemmen.
Stemming vindt plaats in zogenoemde ‘stemvensters’ waarvan het tijdstip bij het vaststellen van de agenda wordt bepaald (doorgaans aan het einde van de vergadering). In een stemvenster vindt besluitvorming plaats over alle voor besluitvorming voorliggende onderwerpen waarover op dat moment de beraadslaging gesloten is.
In bijzondere gevallen kan de raad besluiten om een afwijkend besluitvormingsmoment in te gelasten. Dit is onder meer het geval bij de besluitvorming over een motie van wantrouwen of afkeuring.
Artikel 50 tweede lid, gaat in op ‘stemming bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of één van de leden dat verlangt’ als voorgeschreven in artikel 33 van de Gemeentewet. Het uitgangspunt hierbij is elektronisch stemmen. Als het systeem voor elektronisch stemmen niet functioneel is vindt de stemming plaats door middel van handopsteken zodat duidelijk is welke leden voor en welke leden tegen hebben gestemd.
Artikel 50 maakt ook een mondelinge hoofdelijke stemming (verder uitgewerkt in artikel 54 en 55) mogelijk.
Indien een lid, naar oordeel van de voorzitter, oneigenlijk gebruik maakt van zijn/haar recht om te verzoeken om mondelinge stemming bij hoofdelijke oproeping (bijvoorbeeld als evident is dat dit tot doel heeft besluitvorming te vertragen), kan de voorzitter voorstellen het verzoek om mondelinge stemming bij hoofdelijke oproeping niet te honoreren en over te gaan op elektronische stemming.
Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn/haar stem vergist, kan deze vergissing herstellen tot de stemming gesloten is. Bemerkt het raadslid zijn/haar vergissing pas later, dan kan deze, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening vragen van zijn/haar vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.
Artikel 51 – Heropening beraadslaging
Indien de beraadslaging met instemming van de raad, tijdens of voorafgaand aan de stemming wordt heropend, wordt één termijn gehouden. Als de heropening van de beraadslaging plaatsvindt nadat een amendement is verworpen en één of meer leden aangeven een ander amendement te willen indienen, kan de vergadering besluiten van het bepaalde in de eerste volzin van dit lid af te wijken.
In het eerste lid is conform de Algemene wet bestuursrecht en de in sommige wetten voorkomende fatale beslistermijnen, toegevoegd: ‘tenzij sprake is van een wettelijke termijn waarbinnen moet worden besloten op straffe van het ontstaan van een fictief besluit.’
In het tweede lid is – mede op basis van de in de praktijk gebleken behoefte – een uitzondering opgenomen voor het geval de vergadering na de verwerping van een amendement wordt geconfronteerd met (het voornemen tot) de indiening van een andersluidend amendement.
Wanneer beraadslaging is heropend kunnen de leden ook moties indienen (zie artikel 44 van dit reglement). Om woordvoerders in de gelegenheid te stellen een oordeel te geven over de inhoud hiervan, is het wenselijk dat indieners de tekst van de motie vooraf kenbaar maken aan de leden van de raad. Uit de eerste volzin van het tweede lid moet echter worden afgeleid dat de beraadslaging in dat geval beperkt blijft tot één termijn.
Artikel 53 – Onvoltalligheid vergadering
Wanneer de voorzitter voor of tijdens de omvraag vaststelt dat bij het nemen van een besluit het bij artikel 29 van de Gemeentewet vereiste aantal leden niet meer aanwezig is, schorst hij/zij de vergadering. Is na een half uur het vereiste aantal leden nog niet aanwezig, dan stelt hij/zij de vergadering uit.
Paragraaf 2 Procedure bij mondelinge hoofdelijke stemming
Artikel 54 – Aanwijzing bij welk lid de stemming aanvangt
De stemmingen bij mondelinge hoofdelijke oproeping vinden plaats in de volgorde van de presentielijst. Bij het begin van de eerste hoofdelijke stemming in een vergadering wordt voor door het lot bepaald bij welk nummer van de presentielijst de omvraag begint.
De loting wordt verricht door de voorzitter. De hoofdelijke oproeping gebeurt door de griffier.
Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn/haar stem vergist, kan deze vergissing herstellen tot het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn/haar vergissing later, dan kan hij/zij om aantekening in de notulen hiervan verzoeken, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt. Dit leidt niet tot een andere uitslag van de stemming.
Leden die aanwezig zijn in de raadzaal nemen deel aan de besluitvorming. Een uitzondering geldt voor de leden die op één of meer onderdelen kenbaar maken vanwege persoonlijk belang of om andere redenen niet aan de stemming deel te nemen conform artikel 28 van de Gemeentewet. Een ander lid dat zich om andere redenen van stemming onthoudt, dient de raadzaal te verlaten. Het maximumaantal aanwezige leden wordt mede aan de hand van de presentielijst vastgesteld.
De besluitvorming begint met de omvraag wanneer de voorzitter aan de raad de vraag stelt of stemming wordt verlangd en eindigt met het nemen van een besluit over het (de) voorliggende voorstel(len). Leden die tijdens binnenkomen nadat zijn/haar naam is voorgelezen mogen niet meer aan de desbetreffende stemming deelnemen.
Paragraaf 3 Stemming over personen
Artikel 56 – Stemming over personen
De aanwezige leden ontvangen een stembriefje met de namen van de aanbevolen of voorgedragen persoon of personen. Bij een aanbeveling hebben raadsleden de mogelijkheid op een persoon te stemmen die niet op het stembriefje staat. In dat geval vermelden zij de naam van die persoon op het stembriefje. Bij een voordracht bestaat die mogelijkheid niet, de leden hebben dan de mogelijkheid om tegen een voorgedragen persoon te stemmen.
De Gemeentewet geeft aan dat over benoemingen van personen, het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd. Over het ontslag van personen mag niet schriftelijk worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet). Stemming bij acclamatie is niet toegestaan.
Bij een stemming over personen is het belangrijk om te weten of sprake is van een aanbeveling of een voordracht.
Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft geen andere keuze dan de keuze tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Dit houdt concreet in dat wanneer een stembriefje een naam bevat van een niet op de voordracht geplaatst persoon, het stembriefje ongeldig is (artikel 56, zesde lid, sub d van dit reglement).
Een aanbeveling is een voorstel waarbij de raad mag afwijken. In dat geval kan de raad iemand benoemen buiten de aanbeveling.
Een ongeldig stembriefje telt wel mee voor de vaststelling of aan het stemquorumvereiste (artikel 29 van de Gemeentewet) is voldaan.
Bij het vaststellen van de uitslag van een schriftelijke stemming wordt met blanco of anderszins ongeldige stembriefjes geen rekening gehouden (artikel 30 van de Gemeentewet).
De stembriefjes worden vóór de stemming in een gesloten envelop op tafel gelegd. De raadsleden mogen de envelop pas openen na toestemming van de voorzitter.
Artikel 57 – Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, heeft een derde stemming plaats over de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
HOOFDSTUK IX BESLOTEN VERGADERINGEN
Artikel 59 – Besloten vergadering
Zie ook de artikelen 23 en 24 van de Gemeentewet.
De raad moet uitdrukkelijk besluiten om ‘met gesloten deuren te vergaderen’. Het vooraf uitschrijven van een besloten vergadering is daarom niet mogelijk.
De aanwezigheid van anderen dan de leden van de raad, de leden van het college en de griffier, moet zoveel mogelijk te worden beperkt.
In elk geval zijn ook medewerkers aanwezig die gerekend worden tot de directe vergaderondersteuning, zoals de plaatsvervangend griffier, de griffiemedewerker belast met de bediening van de vergaderfaciliteiten, een bode en de medewerker belast met het de bediening van de audiovisuele voorzieningen.
De raad kan op voorstel van de voorzitter toestaan dat zowel van de zijde van de raad als van de zijde van het college één of meer direct betrokken adviseurs aanwezig zijn. Voorts kan worden toegestaan dat een burgercommissielid van een commissie die het onderwerp regardeert aanwezig is.
De aanwezigen met uitzondering van de leden van de raad, het college en de griffier tekenen een afzonderlijke presentielijst. Van hun aanwezigheid wordt melding gemaakt in de notulen.
De voorzitter zal bij besloten vergaderingen iedere aanwezige verzoeken om mobiele telefoons uit te schakelen.
De geheimhouding wordt zowel door de leden die bij de behandeling aanwezig waren als door leden die op andere wijze van het behandelde en de stukken kennisnemen, in acht genomen totdat de raad de geheimhouding opheft. De verplichting tot geheimhouding geldt ook voor de andere personen die bij de behandeling aanwezig waren of die op een andere manier van het behandelde of van de stukken kennisnemen.
Artikel 61 – Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55 tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet het voornemen heeft om de geheimhouding op te heffen of niet te bekrachtigen, wordt daarover eerst contact opgenomen met het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd.
Toelichting artikelen 60 en 61
De artikelen 60 en 61 zijn opgenomen in verband met het bepaalde in artikel 25, tweede, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, en artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet. Ook heeft de raad in december 2020 het Beleidskader verstrekking openbare en geheime informatie aan de gemeenteraad vastgesteld.
De geheime informatie wordt uiterlijk twee dagen voorafgaand aan dede vergadering van de raad plaatsvindt om 15.00 uur, aan de raad aangeboden.
Uitgangspunt van het beleidskader is dat zo min mogelijk stukken het predicaat ‘geheim’ krijgen, hooguit onderdelen in de stukken. Informatie dient zo veel als mogelijk openbaar te zijn.
Stukken waarin geheime informatie is opgenomen kunnen door raadsleden via de ‘digitale kluis’ worden ingezien, of in voorkomende gevallen via de fysieke kluis op de griffie. In beide gevallen wordt geregistreerd dat het betreffende lid de stukken heeft ingezien.
In voorkomende gevallen kan de raad ‘onder embargo’ worden geïnformeerd over kwesties die op dat moment als vertrouwelijk worden beschouwd. De categorie ‘embargo’ betreft een tijdelijke situatie. Bij een embargo wordt aangegeven tot wanneer dit geldt. Burgercommissieleden van raadscommissies en medewerkers van fracties mogen kennisnemen van informatie onder embargo. Embargo-stukken worden in principe via het raadsinformatiesysteem ter beschikking gesteld.
Artikel 62 – Behandeling notulen
De notulen worden op basis van het beschikbaar stellen van een audiobestand uitgewerkt door een notulist die vooraf een geheimhoudingsverklaring heeft overlegd
De notulen liggen voor de leden van de raad en het college ter inzage in de digitale kluis.
De voorzitter biedt de notulen van een besloten vergadering met toepassing van artikel 25 van de Gemeentewet aan de raad aan. In de eerstvolgende openbare vergadering wordt de geheimhouding bekrachtigd en vervolgens worden de notulen in openbaarheid vastgesteld. Indien het wenselijk is over de inhoud van de notulen het woord te voeren, dan worden deze pas vastgesteld in de eerstvolgende besloten vergadering.
De vaststelling van deze notulen gebeurt niet eerder dan nadat de leden van de raad de gelegenheid hebben gekregen kennis te nemen van de inhoud.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-486606.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.