Gemeenteblad van Wijk bij Duurstede
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wijk bij Duurstede | Gemeenteblad 2022, 469412 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wijk bij Duurstede | Gemeenteblad 2022, 469412 | beleidsregel |
Horecabeleid gemeente Wijk bij Duurstede
Wijk bij Duurstede is een levendige gemeente. Het heeft een aantrekkelijke binnenstad, prachtige dorpskernen en een buitengebied om van te genieten.
Horeca vormt één van de belangrijke pijlers van de gemeente voor de economie, recreatie en toerisme. Het zorgt voor werkgelegenheid, besteding van geld en een aantrekkelijk vestigingsklimaat.
Een goed aanbod brengt met zich mee dat bezoekers graag langer in de gemeente verblijven. Het laat tegelijk andere sectoren floreren zoals de detailhandel en watersport. Horeca maakt de gemeente aantrekkelijker voor zowel bewoners als bezoekers. Het draagt positief bij aan de economie en sfeer.
De horeca in de gemeente Wijk bij Duurstede bevindt zich op verschillende locaties. Zoals in de centra van de kernen, maar ook kleinschaliger in het buitengebied. Daarnaast heeft de gemeente ook mooie landgoederen en een bloeiend verenigingsleven.
Het nieuwe horecabeleid is een beleid van actualiseren en tegelijk ontwikkelen. We zien veranderingen op ons afkomen waarop bestaande wet- en regelgeving nog niet altijd een volledig antwoord heeft. De huidige tijd vraagt steeds meer om maatwerk.
Daarbij hebben we aandacht voor het Nationaal Preventieakkoord die de Rijksoverheid met meer dan 70 maatschappelijke organisaties (waaronder gemeenten) heeft gesloten. Hierin staan diverse afspraken om Nederland gezonder te maken, door roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik aan te pakken.
1.2 Aanleiding en totstandkoming beleid
Verschillende factoren geven aanleiding om het horecabeleid te actualiseren. Het vorige beleid is van 2013. Wet- en regelgeving is op verschillende onderdelen gewijzigd.
Daarnaast willen we inspelen op eventuele marktontwikkelingen. Opzet is om de diverse onderdelen uit het vorige beleid te actualiseren in zowel een nieuw kaderstellend gedeelte als een uitvoeringskader.
Een ruim horeca-aanbod zorgt in de praktijk voor verschillende aandachtspunten, zoals het beperken van overlast. De verantwoordelijkheid ligt hierbij niet specifiek bij één partij zoals ondernemers, verenigingen of de gemeente. We dragen dit met elkaar. Er is sprake van een samenspel en dialoog tussen alle stakeholders.
Het horecabeleid moet zorgen dat de belangen van zowel de horeca, bezoekers, bewoners, gemeente en hulpdiensten optimaal tot hun recht komen. Het is niet alleen gericht op het voorkomen van eventuele overlast, maar ook op de ontwikkeling van de sector. De horeca staat namelijk midden in de maatschappij.
Het is belangrijk om voor zoveel mogelijk partijen een goed evenwicht te vinden. Het scheppen van duidelijkheid is hierbij een vereiste. Waar het kan wordt er zoveel als mogelijk ingezet op onderlinge samenwerking.
Voor iedere partij geldt een andere strategie:
Samenvattend is een horecabeleid belangrijk om:
De horecasector bestaat uit vele stakeholders. In de praktijk heeft iedereen te maken met diverse regels vanuit zowel de Rijksoverheid als gemeente.
Een beleid waarvoor een breder draagvlak bestaat is belangrijk. Daarom betrekken we de horecabranche zo volledig mogelijk (commercieel en niet commercieel) bij de totstandkoming. Iedereen krijgt de gelegenheid om over de inhoud mee te praten.
Het horecabeleid is van toepassing voor de hele gemeente en heeft betrekking op alle soorten van horeca-inrichtingen. Het geldt zowel voor horeca met een zelfstandige functie als in de situatie dat het een nevenactiviteit betreft.
Een horeca-inrichting is een openbare inrichting, en hieronder verstaan we:
‘Een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig en/of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt en/of dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid en verstrekt.’
Onderdeel van een inrichting is ook een terras:
‘Een buiten in de besloten ruimte liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid en verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing deel uit van de besloten ruimte.’
Het uitoefenen van deze functies gaat gepaard met dienstverlening. Het beleid is dus niet alleen van toepassing wanneer er sprake is van een café, restaurant of lunchroom, maar ook wanneer horeca zich bevindt in:
Beleidsonderwerpen die sterke raakvlakken hebben met het horecabeleid zijn:
Dit beleid is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komt duidelijk terug dat de gemeente zichzelf op de kaart zet. Het is een aantrekkelijk gebied voor de inwoners, recreant en de toerist. De horeca speelt hierin een belangrijke rol. Hoofdstuk 3 geeft de juridische kaders waarmee alle stakeholders in de praktijk te maken hebben. De uitwerking van de kaders staat in bijlage 1.
Hoofdstuk 4 beschrijft kort de soorten (categorieën) horeca in de gemeente en het gebiedsgerichte beleid. Een aantal belangrijke vergunningstelsels komen terug in hoofdstuk 5. Hierbij gaan we bijvoorbeeld in op de specifieke regels die er zijn voor paracommerciële rechtspersonen.
Omdat terrassen vragen om duidelijke kaders is in dit hoofdstuk ook het terrassenbeleid uitgewerkt waarvan de vastgestelde beleidsregels in bijlage 4 staan.
Diverse belangrijke thema’s op het gebied van veiligheid, volksgezondheid en milieu staan in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 gaan we dieper in op de preventie in relatie tot alcohol en toezicht en handhaving in breder verband. Omdat een goede onderlinge communicatie en informatievoorziening voor alle partijen essentieel is bespreken we dit in hoofdstuk 8.
In hoofdstuk 9 verwijzen we naar bijlage 11 waarin specifiek een overzicht is opgenomen ten aanzien van de verschillende uitvoeringsmaatregelen die noodzakelijk zijn.
Hoofdstuk 2 Visie van de gemeente
De horeca is een belangrijke pijler in het vestigingsklimaat van de gemeente. Omdat het onderscheidend vermogen op het niveau van de regio, de gemeente, de stad, een kern, het plein of zelfs de straat steeds belangrijker wordt, bestaat de behoefte aan een uitwerking van de verschillende horecagebieden binnen de gemeente Wijk bij Duurstede.
Het is de ambitie van de gemeente om de toerist en (water)recreant te verleiden ons te bezoeken en er langer te laten verblijven. Een belangrijke sector hierin is de horeca.
In het centrum is veelal behoefte aan daghoreca en terrassen. Aan het waterfront wordt onder meer het versterken van de culturele en recreatieve waarde van de Stadshaven en de Kromme Rijn als kans genoemd. In het centrum van Wijk bij Duurstede is ruimte voor hotelaccommodatie voor enerzijds toeristen en anderzijds voor de zakelijke markt, bijvoorbeeld in combinatie met vergaderfaciliteiten. Ook is er in de gemeente veel ruimte voor Bed & Breakfast bedrijven.
Bedoeling is dat de ontwikkelingen voor alle inwoners bijdragen aan een prettige beleving van hun woongebied en aan een goed vestigingsklimaat. Daar waar horeca mogelijk en gewenst is, wil de gemeente dat faciliteren.
Een duidelijk gebiedsgericht beleid biedt economische meerwaarde voor bedrijven. Dit vertalen we op verschillende manieren. Vestiging in de binnenstad biedt immers andere kansen dan horeca als nevenactiviteit in de agrarische sector. Beiden zijn echter van onschatbare waarde voor onze gemeente.
Het indelen van horeca in één profiel is in de praktijk niet mogelijk. Juist omdat er een groot verschil is in de reden van bezoek aan de horeca in verschillende gebieden. Daarom maken we in deze beleidsnota bewust een onderscheid voor de horeca van de binnenstad van Wijk bij Duurstede, de buurtcentra in Wijk bij Duurstede, de horeca in de kernen Cothen en Langbroek, de horeca als onderdeel van verenigingen, instellingen en landgoederen en horeca als nevenactiviteit bij agrariërs.
Tevens is er hier en daar vraag naar ondergeschikte (dag)horeca, zoals het eten van een broodje bij de bakker. Dit draagt bij aan het verlevendigen van woon- en werkgebieden en versterkt de kwaliteit van de detailhandel. Om oneerlijke concurrentie met horecabedrijven te voorkomen staan in het bestemmingsplan verschillende voorwaarden zodat de horecafunctie ook echt ondergeschikt blijft.
2.2 Uitgangspunten voor het actualiseren
De uitgangspunten om het horecabeleid te actualiseren:
Waar mogelijk bieden we ruimte voor marktontwikkelingen. Belangrijk is dat de kwaliteit altijd gewaarborgd blijft. Daarbij hanteren we bijvoorbeeld geen maximumstelsel meer voor het aantal horecabedrijven in de binnenstad. Met horeca per locatie waarborgen we beter dat het juiste bedrijf op de daarvoor bestemde plek zit. Het bestemmingsplan is leidend wat overzichtelijker en juridisch sterker is.
Een terras is medebepalend voor de uitstraling van de openbare ruimte. De regels zijn in de praktijk echter niet altijd duidelijk. De gemeente heeft de verantwoordelijkheid om de kwaliteit van de openbare ruimte te waarborgen en bevorderen. In paragraaf 5.6 tot en met 5.8 van hoofdstuk 5 is het beleid dat de gemeente voert opgenomen. In bijlage 4 staan de beleidsregels.
Omdat er verschillende soorten vergunningen en procedures zijn vraagt dit in de praktijk om duidelijke informatie. In het kader van een optimale dienstverlening is het belangrijk om goed leesbare informatie te verstrekken. De processen moeten voor iedereen ook helder zijn en alles goed vindbaar. In paragraaf 8.1 van hoofdstuk 8 staat de uitwerking.
Hoofdstuk 3 Juridisch instrumentarium
De horecabranche heeft in de praktijk te maken met veel regels, zowel vanuit de Rijksoverheid als lokaal.
In bijlage 1 is een uitwerking opgenomen van de belangrijkste wet- en regelgeving die van toepassing zijn of worden voor de horeca.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Wijk bij Duurstede
Om een onderscheid te maken van diverse soorten horecabedrijven en instellingen hanteren we in de gemeente Wijk bij Duurstede verschillende categorieën. Deze zijn opgenomen in verschillende bestemmingsplannen. De verdeling is als volgt:
Voor de kern Wijk bij Duurstede, de buurtcentra en de buitengebieden:
Horeca als nevenactiviteit – commercieel, stedelijk (daghoreca) |
|
Zelfstandige horeca, verschillende soorten onderverdeeld in 2A, 2B, 2C en 2D |
Voor de kernen Cothen en Langbroek:
De volledige uitwerking van alle categorieën is opgenomen in bijlage 3.
Dat er een onderscheid bestaat in categorieën tussen enerzijds de kern Wijk bij Duurstede en het buitengebied en anderzijds de kernen Cothen en Langbroek, komt omdat er voor de binnenstad en het buitengebied nieuwe bestemmingsplannen zijn vastgesteld. De bestemmingsplannen van de kernen Cothen en Langbroek dateren van de periode voordat het vorige horecabeleid werd vastgesteld.
Onderscheidend zijn en daarmee vindbaar voor de consument is de uitdaging waar regio’s, gemeenten, steden, dorpen, straten en bedrijven voor staan. De horecasector levert hierbij een belangrijke bijdrage aan zowel het recreatieve- economische klimaat als het voorzieningenniveau van de gemeente Wijk bij Duurstede. Het horecabeleid probeert zoveel mogelijk in te steken op maatwerk, met de juiste vorm van horeca op de juiste plek en in de juiste mate.
In de gemeente Wijk bij Duurstede zijn verschillende soorten horecabedrijven gevestigd met een verspreiding over verschillende gebieden. Ieder deelgebied is hierbij uniek met commerciële en niet commerciële horeca.
De binnenstad van Wijk bij Duurstede is als het hart van onze boeiende beleefstad. Een historische binnenstad trekt immers bezoekers, consumenten, ondernemers en bewoners en onderscheidt van andere steden. Door het belang van diversiteit zijn zowel verschillende soorten horeca, maar ook mengformules (detailhandel met ondergeschikte horeca) mogelijk. In het bestemmingsplan is dit opgenomen in categorie 1 en 2. De specifieke gebruiksregels geven aan wat de maximale (vloer)oppervlakte mag zijn voor de horeca.
Voor het beheer en de exploitatie van de Stadshaven is de wens uitgesproken om een horecavoorziening te realiseren.
Hiermee wordt de Stadshaven bij de historische binnenstad getrokken, die zich eveneens kenmerkt door de aanwezigheid van aantrekkelijke horecavoorzieningen. Het is de bedoeling om een dergelijke voorziening concreet op te nemen in een nieuw bestemmingsplan.
Een horecavoorziening op deze locatie wordt uitsluitend onder strikte voorwaarden toegestaan. Zo moet het passen binnen het Rijksbeschermde stadsgezicht en mogen de aanwezige waarden van het Unesco werelderfgoed (Limes en Hollandse Waterlinie) niet worden aangetast. Wanneer er sprake is van een drijvende voorziening, dan komt daar nog bij dat deze enkel op de beoogde locatie mag liggen buiten het hoogwater- en stormseizoen (doorgaans van 1 november tot 1 april).
Daarnaast is er voor de voormalige loods, naast de inrit van het oostelijke parkeerterrein, in 2017 een omgevingsvergunning verleend voor een Bed & Breakfast. De vergunning is onherroepelijk en zal worden verwerkt in het nieuwe bestemmingsplan als verblijfsrecreatie.
Buurtcentra in Wijk bij Duurstede
Voor de locaties De Horden en De Heul is horeca mogelijk als nevenactiviteit (1A), als nevenactiviteit/daghoreca (1B1) en zelfstandig (2A en 2B). In de specifieke gebruiksregels is de maximale (vloer)oppervlakte opgenomen per horecabedrijf.
Op grond van het geldende bestemmingsplan mag binnen de bestemming ‘gemengd1’ een horecabedrijf zich vestigen tot ten hoogste categorie 2. In de specifieke gebruiksregels is de maximale oppervlakte opgenomen. Bij detailhandel is ondergeschikte horeca toegestaan, onder de voorwaarden dat het alleen mag in de vorm van verkoop van eigen producten en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte, met een maximum van 40 m².
Op grond van het geldende bestemmingsplan mag binnen de bestemming ‘Gemengd’ een horecabedrijf zich vestigen tot ten hoogste categorie 1 en 2.
Woonwijken en bedrijventerreinen
Ten aanzien van woonwijken en bedrijventerreinen is er geen zelfstandige horeca aanwezig. Voor bedrijventerreinen is er sprake van maatwerk om te kijken of er eventueel iets mogelijk is.
Het buitengebied – multifunctioneel gebied
In het buitengebied is in de basis alleen horeca als nevenactiviteit onder voorwaarden mogelijk. Er mag hierbij maximaal 100 m² worden gebruikt voor de horeca. Een terras maakt onderdeel uit van deze oppervlakte. In het bestemmingsplan zijn voor een aantal locaties specifieke beschrijvingen opgenomen ten aanzien van de nevenactiviteit. Hierin staan ook vastgestelde afwijkingen met betrekking tot de gebruiksoppervlakte.
Zelfstandige horeca is in het buitengebied alleen mogelijk bij locaties die daarvoor specifiek in het bestemmingsplan zijn aangeduid. Een voorbeeld hiervan zijn de landgoederen.
Het buitengebied – primair agrarisch gebied
In het buitengebied is horeca als nevenactiviteit onder voorwaarden mogelijk en bij voorkeur ten behoeve van recreatie. Er mag hierbij maximaal 100 m² voor de horeca worden gebruikt. Een terras maakt onderdeel uit van deze oppervlakte. In het bestemmingsplan zijn voor een aantal locaties specifieke beschrijvingen opgenomen ten aanzien van de nevenactiviteit. Hierin staan ook vastgestelde afwijkingen met betrekking tot de gebruiksoppervlakte. Zelfstandige horeca is echter niet wenselijk.
4.3 Horeca als zelfstandige functie en als nevenactiviteit
Horeca bij detailhandel en in het buitengebied (agrarische en recreatieve sector) is als nevenactiviteit mogelijk. In het bestemmingsplan is opgenomen wat als nevenactiviteit wordt gezien, en welke gebruiksoppervlakte voor een locatie is toegestaan. Voor landgoederen geldt een uitzondering , zoals aangegeven in paragraaf 4.3.3.
Maar wat verstaan we precies onder een nevenactiviteit?
Horeca als nevenactiviteit voldoet aan de onderstaande aspecten:
De horeca is dus een ondersteuning van de agrarische of recreatieve activiteit. Dit betekent een kleinschaliger opzet in vergelijk met de hoofdactiviteit en gebruik als een (tweede) inkomstenbron.
Hieronder volgt een verduidelijking wanneer er wel sprake is van een nevenactiviteit, en in welke gevallen niet.
Horeca bij een agrarisch of recreatief bedrijf in het buitengebied is mogelijk, mits de ondernemer aan de volgende criteria voldoet:
Een horeca-activiteit bij de bestemming “wonen” is in beginsel niet mogelijk. Een uitzondering hiervoor geldt voor bed & breakfast bedrijven. Hierbij is de horeca ondergeschikt voor gasten. In het bestemmingsplan moet dit voor een adres zijn aangeduid. In andere gevallen is horeca hier niet wenselijk. Het zorgt voor een te grote druk op de hoofdbestemming, met alle onwenselijke gevolgen.
Landgoederen bepalen in positieve mate het gezicht van de gemeente. Ondanks dat deze in het buitengebied zijn gevestigd, is als uitzondering zelfstandige horeca hierbij mogelijk. Wat er in de praktijk op een locatie precies kan plaatsvinden hangt daarbij af wat er ten aanzien van een adres is opgenomen in het bestemmingsplan of een eventuele afwijking van het bestemmingsplan via een omgevingsvergunning.
4.4 Ondergeschikte horeca bij detailhandel - daghoreca
Bij ondergeschikte horeca is sprake van vermenging van functies. Retail, dienstverleners, maatschappelijke voorzieningen en culturele instellingen maken een combinatie met horeca. Dit wordt vaak ‘blurring’ genoemd.
Het doel is om de aantrekkingskracht op het publiek en/of de verblijfsduur te vergroten met ondergeschikte horeca. Bijvoorbeeld een koffiehoek in de bibliotheek en een klein terras bij de koffie- en theewinkel. Een goede balans is daarbij van belang.
Horeca dat start als ondergeschikte activiteit aan de hoofdfunctie, moet ondergeschikt blijven. Wanneer horeca de hoofdfunctie overneemt is er namelijk geen sprake meer van een mengformule. Voor het exploiteren is dan een exploitatievergunning (APV) vereist of een vrijstelling daarop. Een vrijstelling van de exploitatievergunning is alleen mogelijk wanneer er sprake is van een alcoholwetvergunning.
De gemeente handhaaft hierop om eventueel misbruik te voorkomen en om een gelijk speelveld voor de horecaondernemers te behouden.
Ondergeschikte horeca bij detailhandel is mogelijk, onder de volgende voorwaarden:
In de gemeente Wijk bij Duurstede zijn veel horecabedrijven. In de praktijk is er een onderscheid in:
Tijdelijke initiatieven, zoals pop-up horeca, zijn alleen mogelijk wanneer het passend is binnen een gelden bestemmingsplan.
Onder pop-up horeca verstaan we een horecabedrijf (bijvoorbeeld een restaurant) die zich tijdelijk vestigt in een leegstaand pand. Of dit mogelijk is hangt af van de exacte locatie en het bestemmingsplan wat van toepassing is.
Een inhoudelijke toets van wet- en regelgeving is hierbij noodzakelijk. Zoals op het gebied van verkeer, geluid, veiligheid, de Alcoholwet en de wet Bibob. Een tijdelijk initiatief betreft dus altijd maatwerk.
4.6 Ontwikkelingen voor de toekomst (alcohol en blurring)
Het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse in de detailhandel is op dit moment niet mogelijk door de Alcoholwet.
In een winkel mag niet zomaar alcohol aanwezig zijn. Belangrijke uitzondering vormen de supermarkten en andere levensmiddelenwinkels waar men bier en wijn ‘voor gebruik elders dan op de locatie’ mag verkopen. De verkoop van sterke drank is bij deze winkels niet mogelijk. Alleen een slijterij mag zowel sterke als zwakalcoholhoudende drank aanbieden voor gebruik elders dan op de locatie.
In het Coalitieakkoord 2021-2025 van het Kabinet Rutte IV staat dat het verstrekken van alcoholhoudende drank bij blurring in winkelgebieden mogelijk moet worden.
De uitwerking van het akkoord 2021-2025 is op dit moment nog niet duidelijk. Om een dergelijke ontwikkeling mogelijk te maken moet er een aanpassing plaatsvinden van de Alcoholwet. Het Horecabeleid kan niet vooruitlopen op mogelijke ontwikkelingen hierin.
5.1 Belangrijke vergunningstelsels
De horecasector heeft in de dagelijkse praktijk te maken met veel regels. Denk daarbij aan regelgeving in relatie tot:
Daar waar mogelijk probeert de gemeente Wijk bij Duurstede het aantal regels te beperken en procedures te vereenvoudigen. Dit met als doel om de administratieve lasten zowel voor ondernemers als paracommerciële rechtspersonen te verlichten. Hierbij houden we lokale regelgeving tegen het licht.
Deregulering is helaas alleen mogelijk bij onderwerpen waar de gemeente zelf beleidsvrijheid heeft. In de praktijk gaat het dan om zaken die bijvoorbeeld in de lokale verordeningen staan. Bij andere onderwerpen is er slechts sprake van een beperkte beleidsvrijheid. De gemeente is dan gebonden aan de kaders die voortvloeien uit de landelijke wet- en regelgeving. Een voorbeeld hiervan zijn onderdelen van de Alcoholwet en de Wet op de kansspelen.
In dit hoofdstuk gaan we nader in op een aantal belangrijke onderwerpen, zoals de:
5.2.1 Exploitatievergunning of vrijstelling
Om een openbare inrichting te mogen exploiteren is er een vergunning of vrijstelling nodig van de burgemeester. Maar wat is eigenlijk een openbare inrichting?
In onze APV staat de volgende begripsbepaling:
Dat een terras ook onderdeel is van de openbare inrichting wordt duidelijk door het volgende deel bij de begripsbepaling.
Voor het exploiteren van een openbare inrichting in de gemeente Wijk bij Duurstede geldt een vergunningstelsel, maar alleen voor inrichtingen die:
Openbare inrichtingen die geen ernstige overlast veroorzaken en waar sprake is van een alcoholwetvergunning komen in aanmerking voor een vrijstelling van de vergunningplicht. Dit is opgenomen in de APV.
Meer over de vrijstelling en de voorwaarden die daarvoor gelden, maar ook over bedrijven waarvoor helemaal geen vergunningplicht geldt gaat het in paragraaf 5.2.9 en 5.2.10 van dit hoofdstuk.
Bedrijven waar alleen de bereiding of verkoop plaatsvindt van etenswaren voor gebruik elders, vallen niet onder de definitie van een ‘openbare inrichting’, zoals opgenomen in de APV.
Het gaat bijvoorbeeld om traiteurs, pizzabakkers, sushi- of shoarmazaken die alleen maaltijden op bestelling thuis afleveren en/of waar de consument de maaltijden uitsluitend afhaalt. Er is dus geen sprake van eten/drinken op locatie. Dergelijke bedrijven hebben geen vergunning of vrijstelling nodig op grond van de APV, tenzij deze branche specifiek wordt aangewezen in de verordening. Voor het afhalen van eten/drinken op een dergelijke locatie is de Winkeltijdenwet van toepassing als sluitingstijd.
Wanneer er sprake is van een gecombineerde situatie (bezorgen/afhaal en eten/drinken) dan hangt het van de oppervlakte van de horeca (eten/drinken op locatie) en de omzet af of er sprake is van een vergunningplicht op grond van de APV. Is de horeca een hoofdactiviteit (zowel in oppervlakte als omzet) en het afhalen/bezorgen een nevenactiviteit dan geldt er een vergunningplicht of vrijstelling van de vergunningplicht.
Is het afhalen/bezorgen een hoofdactiviteit (zowel in oppervlakte als omzet) en de horeca een nevenactiviteit dan is er geen vergunning of vrijstelling nodig. Uiteraard moet dit alles wel mogelijk zijn op grond van het bestemmingsplan. De Alcoholwet gaat er over of het verstrekken van alcoholhoudende drank (voor gebruik elders of gebruik op locatie) mogelijk is.
De exploitatievergunning is, op grond van de APV, in de basis een vergunning die het woon- en leefklimaat moet beschermen. Een vergunningstelsel maakt het mogelijk vooraf te toetsen of de exploitatie van een openbare inrichting niet botst met het woon- en leefklimaat en de openbare orde op een locatie. Ook maakt een stelsel het mogelijk om voorschriften op te nemen in een vergunning, om in de praktijk overlast zoveel als mogelijk te voorkomen of te beperken.
Bij de preventieve toets is het dus niet alleen van belang te onderzoeken in welke mate van een bedrijf overlast te verwachten valt, maar ook of de komst van een bedrijf de leefbaarheid en het karakter van een buurt eventueel aantast.
Wat overlast precies is, is een moeilijk definieerbaar en vaak subjectief begrip. In de praktijk gaat het veelal om het gedrag van bezoekers in of bij een openbare inrichting of geluid.
Omdat een terras onderdeel is van de inrichting geldt dat voor zowel de locatie binnen als het terras buiten de woon- of leefsituatie in de omgeving niet negatief mag worden beïnvloed. Vanaf paragraaf 5.6 en in bijlage 4 wordt toegelicht op welke wijze de beoordeling plaatsvindt.
Het kan in de praktijk dus voorkomen dat de burgemeester een vergunning gedeeltelijk verleent. Bijvoorbeeld wel een exploitatievergunning, maar geen terras als onderdeel. Uiteraard moet op grond van de Algemene wet bestuursrecht hiervoor wel een goede motivering plaatsvinden.
Overigens is een horeca-exploitatievergunning in beginsel voor onbepaalde tijd geldig. Wanneer de burgemeester toch een tijdsduur wil verbinden aan de vergunning, dan is het alleen bij een dwingende reden van algemeen belang toegestaan een termijn te stellen. Een dergelijke stap moet ook goed zijn gemotiveerd.
5.2.5 Toetsen van een vergunningaanvraag
Naast een toets op grond van het bestemmingsplan kijkt de burgemeester bij de inhoudelijke beoordeling van een aanvraag naar de mogelijke invloed van een bedrijf op het woon- en leefklimaat en het karakter van de (winkel)straat of buurt. Ook de wijze van exploiteren speelt een rol.
Over het algemeen geldt dat een restaurant een andere uitstraling en invloed heeft op het woon- en leefklimaat dan bijvoorbeeld een café of discotheek. De verhouding tot al in de omgeving aanwezige horecabedrijven speelt in de praktijk een rol.
Bij het vooraf toetsen van de exploitatie is het niet alleen van belang in welke mate van het bedrijf eventueel overlast te verwachten valt, maar ook of de komst van een bedrijf de leefbaarheid en het karakter van de locatie aantast.
Het is hierbij belangrijk om diverse aspecten vooraf te bekijken zoals:
Onderdeel van een inhoudelijke toets is ook een procedure op grond van de Wet Bibob. Dit onderwerp is opgenomen in paragraaf 6.1.1 van hoofdstuk 6 en in bijlage 1 van dit beleid.
Om in aanmerking te komen voor een horeca-exploitatievergunning moet aan een aantal eisen worden voldaan. In de praktijk:
In relatie tot de APV zijn voor openbare inrichtingen de regels van toepassing zoals opgenomen in het Bouwbesluit en een bestemmingsplan.
5.2.8 Levensgedrag van de ondernemer en leidinggevenden
De ondernemer(s) en leidinggevenden van een openbare inrichting hebben een bijzondere verantwoordelijkheid. De manier waarop de exploitatie plaatsvindt kan een verstoring van de openbare orde mogelijk maken of een nadelige beïnvloeding hebben voor het omliggende woon- en leefklimaat.
De verantwoordelijkheid voor het exploiteren van een openbare inrichting brengt met zich mee dat de gemeente concrete eisen stelt. Van leidinggevenden die zelf strafbare feiten hebben gepleegd is het namelijk de vraag of zij voldoende in staat zijn om klanten aan te spreken op de naleving van bepaalde normen en waarden.
Bij de inhoudelijke beoordeling van eventuele antecedenten kijken we naar:
Omdat de APV niet in het Besluit justitiële gegevens is opgenomen, betekent het dat de burgemeester hiervoor geen gegevens uit het justitiële documentatieregister kan opvragen in het kader van een horeca-exploitatievergunning.
Voor de beoordeling van het levensgedrag van personen in een alcoholvrij bedrijf kan uitsluitend informatie worden gevraagd die eventueel bekend zijn in de Politieregisters. Het opvragen van informatie vindt dan plaats op grond van de Wet politiegegevens.
Een andere optie is om van een ondernemer en leidinggevenden een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te vragen. Dit moet echter wel in de APV staan om het als onderdeel van de procedure toe te passen. Dit is niet het geval in de APV van de gemeente Wijk bij Duurstede.
In de gemeente Wijk bij Duurstede geldt voor een categorie bedrijven geen vergunningplicht. Deze bedrijven staan in de APV en worden in het kader op de volgende pagina weergegeven.
Dat er voor de bedrijven geen vergunningplicht geldt komt omdat bij deze categorie niet snel een aantasting van het woon- en leefklimaat wordt verwacht en/of problemen op grond van de openbare orde en veiligheid. De horeca heeft bij deze bedrijven altijd een ondergeschikte betekenis.
5.2.10 Vrijstelling vergunningplicht
Daarnaast is er een categorie openbare inrichtingen waarbij de burgemeester op verzoek of ambtshalve vrijstelling kan verlenen van de vergunningplicht. Dit is van toepassing voor openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn op grond van artikel 1 van de Alcoholwet, en dus in het bezit van een alcoholwetvergunning. De zogenaamde ‘natte horeca’.
Wanneer deze bedrijven in de afgelopen 6 maanden geen ernstige overlast hebben gegeven, kan de burgemeester een vrijstelling verlenen van de vergunningplicht. Dit is vastgelegd in de APV. De horeca-exploitatievergunning fungeert bij dit systeem alleen als stok achter de deur voor de natte horecabedrijven die ernstige overlast geven. Tegen de verlening van een vrijstelling staat bezwaar en beroep open.
De burgemeester kan de vrijstelling ambtshalve verlenen. Daardoor hoeft de vergunninghouder de vrijstelling niet aan te vragen. Geeft een openbare inrichting toch ernstige overlast, dan is het mogelijk de vrijstelling in te trekken. Het bedrijf heeft dan alsnog een vergunning nodig en moet die ook aanvragen.
Openbare inrichtingen die zich nieuw in de gemeente willen vestigen krijgen in beginsel dus het vertrouwen. Ze ontvangen een vrijstelling voor een proefperiode van 6 maanden, wat is gerelateerd aan de periode zoals aangegeven in de APV. Als het bedrijf in die periode geen ernstige overlast veroorzaakt, kan het dezelfde permanente vrijstelling krijgen als de andere aanwezige bedrijven. Als het bedrijf wel overlast veroorzaakt valt het alsnog onder de vergunningplicht.
De vrijstelling van de vergunningplicht is ook van toepassing voor een terras van het bedrijf waarvoor de vrijstelling van toepassing is, omdat een terras onderdeel is van de inrichting. Omdat het bestuursorgaan aan een vrijstelling geen voorschriften kan verbinden zijn voor de terrassen die daar onder vallen voor het plaatsen alleen de bepalingen in de beleidsregels voor terrassen van toepassing. Wanneer de gemeente een vrijstelling voor deze terrassen niet wenselijk vindt dan kan de APV hierop worden aangepast met een bepaling, waardoor er bijvoorbeeld alleen voor het terras een vergunningplicht geldt.
De Alcoholwet is een belangrijke wet voor de horeca. Het reguleert de distributie van alcoholhoudende drank onder het publiek.
De wet is ervoor om de verkoop van alcohol op een verantwoorde manier te laten plaatsvinden. Het richt zich met name op de verkopers (verstrekkers) van alcohol in horeca, sportkantines en slijtersbedrijven. Het toezicht op de naleving ligt bij de gemeente.
De wet maakt onderscheid tussen een:
Paragraaf 5.3 vertelt meer over de vergunningplicht voor paracommerciële rechtspersonen en de activiteiten die ze mogen organiseren.
5.2.11 Beoordelingsruimte voor de burgemeester
De wijze waarop we een aanvraag inhoudelijk toetsen staat in bijlage 1. In de Alcoholwet is opgenomen wanneer de burgemeester de gevraagde vergunning moet weigeren. Bijvoorbeeld wanneer een leidinggevende of de inrichting niet voldoen aan de wettelijke eisen.
In de wet staan ook de gevallen wanneer de burgemeester meer ruimte heeft voor een eigen afweging. Wanneer er geen weigeringsgronden zijn, dan bestaat er geen vrije keuze voor het al dan niet verlenen van de vergunning. Er geldt dan namelijk een wettelijke verplichting om deze af te geven.
Om de administratieve lasten voor de natuurlijke persoon of rechtspersoon te beperken is er voor een wijziging van een leidinggevende of wijziging van de inrichting alleen sprake van een melding. Een melding vindt plaats bij de gemeente met het daarvoor bestemde (online) formulier zoals beschikbaar via de website van de gemeente Wijk bij Duurstede.
In het Alcoholbesluit staat een bepaling dat een gemeente via een verordening vrijstelling kan verlenen om slijtersbedrijven proeverijen te laten organiseren. Dit mag alleen buiten de dagen of tijden dat de slijtlokaliteit regulier open is. Het is in de gemeente Wijk bij Duurstede dus alleen mogelijk wanneer in een verordening een concreet aantal proeverijen wordt vastgesteld.
Op basis van het Alcoholbesluit mag er in een slijtlokaliteit overigens maximaal 1 proeverij per dag plaatsvinden, en maximaal 3 proeverijen per week.
Tijdens een proeverij is het niet mogelijk bedrijfsmatig of anders dan om niet (tegen betaling) alcoholhoudende en alcoholvrije drank te verstrekken voor gebruik op een andere locatie. Uitzondering hierop geldt alleen voor de alcoholhoudende en alcoholvrije drank die in het kader van de proeverij zelf wordt verstrekt (voor gebruik ter plaatse) aan de deelnemers van de proeverij.
5.3 Paracommerciële rechtspersonen
De definitie van een paracommerciële rechtspersoon:
In de praktijk gaat het bijvoorbeeld om sportverenigingen, buurthuizen en welzijnsinstellingen.
Op grond van de APV geldt er voor een paracommerciële rechtspersoon geen plicht tot een horeca-exploitatievergunning. Voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse is dat wel het geval.
Een belangrijk artikel is dat een gemeente in een verordening regels moet opnemen om oneerlijke concurrentie met de commerciële horeca te voorkomen. In de wet staat letterlijk “er worden regels gesteld”. Dit betekent dat de gemeenteraad de verplichting heeft om een gemeentelijke verordening vast te stellen waarin regels staan die ervoor zorgen dat er geen oneerlijke concurrentie ontstaat. Hiervoor heeft de gemeente Wijk bij Duurstede de Verordening Paracommercie Wijk bij Duurstede. In paragraaf 5.4 komt dit terug.
5.3.2 Beoordelingsruimte voor de burgemeester
De wijze waarop we een aanvraag inhoudelijk toetsen staat in bijlage 1. In de Alcoholwet is opgenomen wanneer de burgemeester de gevraagde vergunning moet weigeren. Bijvoorbeeld wanneer een leidinggevende of de inrichting niet voldoen aan de wettelijke eisen.
In de wet staan ook de gevallen wanneer de burgemeester meer ruimte heeft voor een eigen afweging. Wanneer er geen weigeringsgronden zijn, dan bestaat er geen vrije keuze voor het al dan niet verlenen van de vergunning. Er geldt dan namelijk een wettelijke verplichting om deze af te geven.
5.3.3 De besluitvormingsprocedure
In tegenstelling tot de procedure voor de commerciële horeca is in de Alcoholwet opgenomen dat bij de voorbereiding van een beslissing tot verlening van een vergunning aan een paracommerciële rechtspersoon afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is.
Dit betekent dat er eerst een ontwerpbesluit voor een periode van 6 weken ter inzage ligt. Eventuele zienswijzen neemt de burgemeester mee bij de definitieve besluitvorming.
5.4 Paracommercie, voorschriften en beperkingen
In de Alcoholwet staat dat het verstrekken van alcohol door paracommerciële rechtspersonen nooit mag zorgen voor oneerlijke concurrentie. Dit kan optreden door verschillende aspecten, zoals:
Voor paracommerciële rechtspersonen is het in principe mogelijk om beperkt niet instellingsgebonden activiteiten te ontwikkelen die niets met de doelstelling te maken hebben. Maar om te voorkomen dat er vormen van oneerlijke concurrentie ontstaan is het mogelijk dat de gemeenteraad de activiteiten beperkt in een verordening.
De regels (beperkingen) staan in de Verordening paracommercie Wijk bij Duurstede. Hierin wordt onderscheid gemaakt in toegestane activiteiten ten aanzien van:
Een overzicht van de activiteiten die voor paracommerciële rechtspersonen mogelijk zijn is opgenomen in de daarvoor bestemde verordening.
Aan de hand van de diverse typen paracommerciële rechtspersonen is het mogelijk om verschillende schenktijden vast te stellen. De Alcoholwet maakt dit namelijk mogelijk omdat in de wet is opgenomen dat er rekening kan worden gehouden met de aard van de rechtspersonen.
In de daarvoor bestemde verordening staan de vastgestelde regels voor deze gemeente. Ten aanzien van deze verordening vindt er een actualisering plaats.
De burgemeester van de gemeente Wijk bij Duurstede kan ontheffing verlenen van de volgende verboden:
5.5 Openingstijd openbare inrichtingen
De horeca is niet alleen belangrijk voor de levendigheid en de economie, maar kan ook vormen van overlast met zich meebrengen. Om deze vormen van overlast in te perken zijn er voor de gemeente verschillende instrumenten.
Eén van de instrumenten is het hanteren van een sluitingstijd voor de openbare inrichtingen.
Deze sluitingstijden zijn opgenomen in de APV. Hierbij is een onderscheid tussen werkdagen en het weekend. Grondslag voor de in de APV opgenomen sluitingsbepalingen is artikel 149 van de Gemeentewet.
De raad kan namelijk verplichte sluitingstijden voor openbare inrichtingen vaststellen in het belang van de openbare orde. De bepalingen betreffen de gedeelten van de inrichting waarin de horecawerkzaamheden worden uitgeoefend. Voor een eventueel zich boven de inrichting bevindende woning van de exploitant geldt de sluitingstijd natuurlijk niet.
In de gemeente Wijk bij Duurstede is een onderscheid gemaakt in sluitingstijd voor de inrichting binnen en het gedeelte buiten (terras).
Een sluitingstijd ziet in de praktijk niet toe op activiteiten in het bedrijf, maar op de (nadelige) invloed die daarvan uit kan gaan op de omgeving. Bijvoorbeeld in de vorm van overlast van komende en gaande bezoekers, het aan en afrijden van auto's, het slaan met portieren, claxonneren, menselijk stemgeluid.
In de APV heeft de gemeenteraad de tijden vastgesteld dat openbare inrichtingen in de gemeente Wijk bij Duurstede geopend mogen zijn voor publiek:
De periode van ‘zondag tot en met vrijdag’ begint op zondagochtend om 05:00 uur en eindigt in de nacht van donderdag op vrijdag om 01:00 uur. De periode ‘vrijdag en zaterdag’ begint op vrijdagochtend om 05:00 uur en eindigt in de nacht van zaterdag op zondag om 01:30 uur.
Een openbare inrichting mag dus in de nacht van vrijdag op zaterdag en de nacht van zaterdag op zondag tot 01:30 uur geopend zijn voor publiek. In de dagelijkse praktijk hebben we het al snel over ‘vrijdagnacht’ en ‘zaterdagnacht’ maar dit kan niet als zodanig worden geformuleerd omdat het juridisch dan niet klopt.
De burgemeester kan daarnaast een nachtvergunning verlenen aan een bedrijf met een alcoholwetvergunning om in de nacht van vrijdag op zaterdag, de nacht van zaterdag op zondag en op collectieve dagen publiek in de openbare inrichtingen te laten verblijven tussen 01.30 uur en 4.00 uur. Hiervoor geldt wel een venstertijd.
Om te voorkomen dat horecabezoekers in de nacht tussen 01.30 uur en 04.00 uur openbare inrichtingen bezoeken en daarbij eventueel overlast op straat veroorzaken is in de bepaling voor de nachtvergunning opgenomen dat na 01:30 uur er geen nieuwe bezoekers mogen worden toegelaten tot de openbare inrichting. Op verzoek kan de burgemeester een ontheffing verlenen ten aanzien van de sluitingstijden.
Voor horeca als onderdeel van een winkel, als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet, zijn de sluitingstijden van toepassing op grond van de Winkeltijdenwet.
Voor terrassen gelden, zoals gezegd, afzonderlijke sluitingstijden. Deze staan in paragraaf 5.6.4.
Terrassen bepalen voor een groot gedeelte van het jaar de kwaliteit van de openbare ruimte. Ze vervullen een belangrijke rol voor de sfeer en fungeren als ontmoetingsplaats voor bezoekers en inwoners. Een aantrekkelijk terras kan in sterke mate bijdragen aan een versterking van de in de omgeving gelegen detailhandel.
Ze stimuleren de horeca, zorgen voor levendigheid in een gebied en leveren een bijdrage aan een langere verblijfsduur van winkelend publiek, bezoekers en bewoners van de gemeente Wijk bij Duurstede die het gezellig vinden zich op een terras te vermaken.
Terrassen hebben daarnaast ook een economische functie omdat ze bijdragen aan een toename van de bestedingen in de gemeente en ze de exploitatiemogelijkheden van horecabedrijven verruimen.
Omdat het in de winterperiode tegenwoordig warmer is dan voorheen willen we niet direct sturen op een seizoensgebonden terras, maar vooral op de openbare orde en veiligheid en de toegankelijkheid van de kernen. Hierbij hechten we veel waarde aan de identiteit en de uitstraling van de gemeente.
Het plaatsen van een terras is mogelijk bij:
Wanneer een terras onderdeel is van de openbare inrichting dan valt het met betrekking tot de procedure onder de horeca-exploitatievergunning.
Bij de inhoudelijk beoordeling van een aanvraag om één of meerdere terrassen te mogen plaatsen is het van belang om de volgende vraagstukken inhoudelijk te toetsen:
Naast de beoordeling van een aanvraag op grond van de APV kan er ook sprake zijn van een toets op grond van de Alcoholwet wanneer het de bedoeling is om op het terras alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse.
Voor het gebruik van alcohol op een terras moet deze ook op de alcoholwetvergunning staan. De Alcoholwet geeft hierbij aan dat het terras moet staan “in de onmiddellijke nabijheid” van het horecabedrijf (openbare inrichting). Een nadere toelichting over het begrip “in de onmiddellijke nabijheid” staat in de volgende paragraaf.
5.6.2 Terrassen in de onmiddellijke nabijheid
Bij een verzoek van een openbare inrichting om een terras op een locatie te plaatsen die niet direct aansluit op/aan de gevel van het pand zijn er verschillende criteria om te beoordelen of dit mogelijk is. In de praktijk betreft het altijd maatwerk.
In relatie tot de APV (plaatsen terras) zijn hierbij de 5 vraagstukken van belang zoals aangegeven in paragraaf 5.6.1. Ten aanzien van de Alcoholwet is het belangrijk de vraag te stellen wat we verstaan onder “onmiddellijke nabijheid”.
Om te beoordelen of een terras bij een openbare inrichting (horecabedrijf) in de onmiddellijke nabijheid staat is het belangrijk te kijken:
5.6.3 Terrassen bij horecabedrijven onderdeel van een winkel
Bij de vraag of een terras bij een winkel mag staan zijn de 5 vraagstukken van toepassing om te toetsen, zoals aangegeven bij paragraaf 5.6.1.
Wanneer het de bedoeling is om alcoholhoudende dranken te verstrekken op een terras bij een winkel dan is er sprake van een vergunningplicht op grond van de Alcoholwet. Een terras op de alcoholwetvergunning is daarbij alleen mogelijk wanneer het terras onmiddellijk aansluit aan een horecalokaliteit. Dit is een wettelijke bepaling.
Wanneer een winkel (met horecabedrijf als onderdeel) een terras wil plaatsen op een locatie dat niet direct aansluit aan een horecalokaliteit, dan is het dus misschien wel mogelijk om het terras op grond van de APV te plaatsen, maar het verstrekken van alcoholhoudende drank kan niet plaatsvinden door de bepaling van de Alcoholwet.
5.6.4 Openings- en sluitingstijd terrassen
In de APV van de gemeente Wijk bij Duurstede heeft de gemeenteraad de openings- en sluitingstijden vastgesteld van terrassen bij openbare inrichtingen.
Vanuit Koninklijke Horeca Nederland is de wens uitgesproken om de sluitingstijd van terrassen gelijk te trekken aan de algemene sluitingstijden van openbare inrichtingen en de openingstijd in de ochtend ruimer te formuleren. Het Horecabeleid verzet zich hier niet tegen, maar de bevoegdheid hiervoor ligt bij de gemeenteraad om de verordening hier al dan niet op aan te passen. In de uitvoeringsparagraaf (bijlage 9) is hiervoor een aanbeveling gedaan.
Tevens zijn ook de volgende bepalingen van toepassing:
5.7 Uitgangspunten plaatsen terras
Het exploiteren van een terras is alleen mogelijk op plaatsen die daarvoor geschikt zijn. Het inhoudelijk beoordelen en toetsen vindt plaats op basis van:
De inrichting en uitstraling van een terras zijn in beginsel de verantwoordelijkheid van de ondernemer. Een terras is echter medebepalend voor de uitstraling van de openbare ruimte, waarbij de gemeente de verantwoordelijkheid heeft om de kwaliteit van de openbare ruimte te waarborgen en te bevorderen.
Het exploiteren van een terras is daarom altijd maatwerk en een samenspel van overleg en afstemming tussen de horeca en gemeente, waarbij de partijen samen kijken of een terras op de openbare weg waar mogelijk, verantwoord en passend in de omgeving is.
Bij het toezicht en de handhaving op terrassen is het praktisch om in één oogopslag te zien wat:
Door te werken met een plattegrond (op schaal), bij de vergunning of vrijstelling, waarop de intekening plaatsvindt van het terras moet zowel voor de ondernemers, verenigingen als voor alle toezichthouders (gemeente en politie) de exacte oppervlakte van het terras duidelijk worden zonder mogelijke discussie.
Wanneer de omvang van het terras niet blijkt uit de overgang naar een ander soort of kleur verharding is het mogelijk te kijken naar een markering (bijvoorbeeld rvs-punaises). Dit moet altijd in afstemming met de gemeente plaatsvinden en betreft maatwerk.
6.1 Openbare orde en veiligheid
Het begrip ‘veiligheid’ kent verschillende raakvlakken en is belangrijk voor zowel de horecabranche, gemeente als partners. Alle partijen hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid, maar een goede samenwerking is daarbij essentieel.
IVP (Integraal Veiligheidsplan) en uitvoeringsprogramma
Een Integraal Veiligheidsplan (IVP) is een plan op hoofdlijnen waarin gemeenten en (veiligheids)partners hun prioriteiten op het gebied van veiligheid vaststellen en afspraken voor een langere periode vastleggen. Ook al hebben gemeenten geen wettelijke plicht een IVP te maken, bijna elke gemeente in Nederland heeft het.
Goede afspraken met politie, Openbaar Ministerie en andere partners zijn belangrijk om goed te sturen op veiligheid. De burgemeester heeft wettelijke bevoegdheden op grond van de Gemeentewet en het gezag over de politie om de openbare orde te handhaven. De gemeenteraad beslist over de prioriteiten en speerpunten (kaders).
De gemeente Wijk bij Duurstede heeft samen met de gemeenten Renswoude, Rhenen, Utrechtse Heuvelrug en Veenendaal, de politie, OM, veiligheidspartners en het maatschappelijk middenveld 1 plan vastgesteld, in plaats van alle gemeenten afzonderlijk.
5 IVP’s betekent namelijk een veelheid aan prioriteiten voor de politie, en daardoor dus een versnipperde inzet. Door samen te werken met een gezamenlijk gedragen aanpak wordt zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk criminaliteit aangepakt.
Het college van burgemeester en wethouders stelt daarnaast iedere 2 jaar een uitvoeringsprogramma vast. Hierin staan activiteiten die we samen met de partners lokaal uitvoeren om de ambities uit het IVP te behalen.
Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus
Openbare inrichtingen die 1 of meer portiers in dienst hebben die beveiligingswerkzaamheden verrichten moeten in het bezit zijn van een vergunning van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, voor het in stand brengen van een particuliere beveiligingsorganisatie.
Wanneer de exploitant van een openbare inrichting de portier(s) van een beveiligingsbedrijf of uitzendbureau inzet, dan is deze derde partij vergunningplichtig. De vergunningplicht vloeit voort uit de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus. Het brengt met zich mee dat portiers moeten voldoen aan verschillende eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid.
Algemene Plaatselijke Verordening (APV)
In de APV staan meerdere bepalingen in directe relatie tot de (openbare en) veiligheid, zoals:
Het college van burgemeester en wethouders kan een gebied aanwijzen waar het voor personen van 18 jaar en ouder verboden is op een openbare plaats alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. De binnenstad van Wijk bij Duurstede is als gebied hiervoor aangewezen.
Het verbod is niet van toepassing voor een terras dat onderdeel is van een alcoholwetvergunning en een andere plaats dan een horecabedrijf waarvoor een ontheffing geldt op grond van artikel 35 Alcoholwet, zoals bij evenementen.
Bij het onderwerp ‘Messen en steekwapens’ is het voor het bevoegde bestuursorgaan mogelijk wegen aan te wijzen, met inbegrip van daaraan gelegen voor publiek toegankelijke gebouwen, waar een verbod geldt om messen of andere zaken die als steekwapen kunnen worden gebruikt bij zich te hebben. Er zijn er in de gemeente Wijk bij Duurstede formeel geen wegen aangewezen ten aanzien van dit verbod.
Landelijke wetgeving Wet Bibob
De Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) beoogt te voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert door het (onbewust) verstrekken van vergunningen voor illegale praktijken.
De horeca wordt af en toe geconfronteerd met een ondernemer of bedrijf met criminele achtergronden. De Wet Bibob maakt het onder andere mogelijk om vergunningen te weigeren of in te trekken als sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld.
De Wet Bibob is dus een belangrijk middel om een bijdrage te leveren aan de preventie en bestrijding van criminaliteit. De gemeente Wijk bij Duurstede heeft Bibob beleidsregels die een verdere uitwerking geven aan de wet. In het kader van de wet en beleidsregels stelt de gemeente bij een aanvraag voor een alcoholwetvergunningen en horeca-exploitatievergunningen (APV) uitgebreid vragen over de onderneming of persoon.
Bij twijfel over de informatie of wanneer er sprake is van onduidelijke constructies, is het mogelijk het RIEC en/of het Landelijk Bureau Bibob (LBB) in te schakelen voor nader advies.
Landelijke wetgeving Bouwbesluit
Voorschriften en regels over brandveiligheid staan in het Bouwbesluit. Landelijk is ook geregeld wanneer een omgevingsvergunning brandveilig gebruik of gebruiksmelding nodig is voor een gebouw. De grondslag voor een omgevingsvergunning brandveilig gebruik is het Besluit omgevingsrecht, onderdeel van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De grondslag van een gebruiksmelding is het Bouwbesluit.
Landelijke wetgeving Besluit brandveilig gebruik en de basishulpverlening overige plaatsen (BGBOP)
Het BGBOP geeft regels over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke plaatsen, voor zover dit niet in andere wetgeving is geregeld. Daarnaast bevat dit besluit regels over de zogenoemde basishulpverlening op plaatsen. Veel van de regels gaan over plaatsen waar groepen mensen in georganiseerd verband bij elkaar zijn, zoals evenementen.
Wanneer er sprake is van overlast in of bij de horeca dan bestaat er een mogelijkheid om een Horecaconvenant af te sluiten tussen individuele horeca-inrichtingen, gemeente en politie.
Een Horecaconvenant beschrijft de rechten en verplichtingen van de horecaondernemer met betrekking tot zijn of haar horecabedrijf en de directe omgeving, de gemeente, Justitie en politie. Opgenomen bepalingen zien toe op de naleving van bijvoorbeeld de wettelijke geluidsnormen, alcoholgebruik, drugsgebruik en de openbare orde. Daarnaast is het mogelijk dat een convenant bepalingen bevat die niet in de wet staan. Zoals een verbod om glaswerk mee naar buiten te nemen.
Feitelijk gaat het om een uitwerking van gedragsregels waaraan alle partijen zich verbinden. Hierdoor wordt een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor veilig uitgaan gecreëerd. Het is mogelijk een Horecaconvenant terugkerend te evalueren, waarbij een aanpassing mogelijk is aan de hand van actuele ontwikkelingen en/of wensen van de betrokken partijen.
De gemeente Wijk bij Duurstede is trots op haar grote geschiedenis en op haar grote hoeveelheid evenementen. Jaarlijks worden vele evenementen georganiseerd. Deze variëren van muziekfeesten, activiteiten voor de jeugd en braderieën tot diverse tochten en wedstrijden. Om de evenementen gestructureerd en veilig te laten verlopen is de regelgeving gebundeld in een Evenementenbeleid.
Het beleid biedt informatie en kaders over het proces om een evenement te organiseren, locaties voor evenementen in de gemeente Wijk bij Duurstede en het waarborgen van de veiligheid. Ook zijn er regels om geluidsoverlast bij evenementen te voorkomen c.q. beperken.
Bij evenementen wordt regelmatig alcohol verstrekt. De burgemeester kan op aanvraag, op grond van de Alcoholwet, een ontheffing verlenen voor het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank buiten een inrichting. Sterke drank is niet toegestaan.
Bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard
In de Alcoholwet is de beschrijving opgenomen dat het gaat om bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard, voor een aaneengesloten periode van maximaal 12 dagen. Uit de parlementaire geschiedenis van het wetsartikel wordt het begrip “bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard” verduidelijkt door te spreken van tijdelijke evenementen zoals braderieën, kermissen, jaarmarkten, sportfeesten en dergelijke.
Uit de voorbeelden en formuleringen volgt dat we onder het begrip bijzondere gelegenheid niet alleen afzonderlijke activiteiten verstaan als één evenement in de zin van de Alcoholwet, maar ook een geheel van op elkaar afgestemde activiteiten.
Of een activiteit een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard is, is altijd een afweging die de burgemeester maakt.
Aaneengesloten periode van maximaal 12 dagen
In de wet is een duidelijk maximum gesteld aan de periode waarbinnen het mogelijk is zwakalcoholhoudende dranken te verstrekken op basis van een ontheffing op grond van de Alcoholwet.
De parlementaire geschiedenis leert dat de wetgever niet heeft bedoeld om de duur van het evenement te beperken, maar slechts de duur van een ontheffing om zwakalcoholhoudende drank te verstrekken. Dat betekent dat een evenement misschien wel langer dan 12 dagen kan duren (wanneer het bestemmingsplan dit ook toestaat), maar dat er slechts 1 ontheffing kan worden verleend voor een aaneengesloten periode van maximaal 12 dagen. Het splitsen van een ontheffing in afzonderlijke perioden is strijdig met de uitvoering van de wettelijke bepaling, zelfs wanneer de perioden samen niet langer duren dan 12 dagen.
De burgemeester kan aan een ontheffing op grond van de Alcoholwet voorschriften en beperkingen verbinden. Deze staan in bijlage 8.
6.1.4 Collectieve en incidentele festiviteiten
Openbare inrichtingen moeten op het gebied van geluid voldoen aan de regels die in het Activiteitenbesluit staan. De voorschriften zijn hierbij zo strikt, dat deze al snel worden overtreden wanneer in een inrichting een feest plaatsvindt met bijvoorbeeld livemuziek.
Door de maatschappelijke functie die openbare inrichtingen vervullen geeft het Activiteitenbesluit de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van de voorschriften op het gebied van geluid.
De vaste geluidsnormen zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit zijn daarom niet van toepassing op dagen of dagdelen in verband met de viering van:
Het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede wijst jaarlijks een aantal activiteiten/evenementen aan als collectieve festiviteit. Horecaondernemers krijgen hierdoor de mogelijkheid om af te wijken van de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit.
Tijdens de collectieve festiviteiten geldt dat:
Een incidentele festiviteit is een festiviteit gebonden aan 1 of een klein aantal inrichtingen. In de praktijk gaat het vaak om live-muziek. In het Activiteitenbesluit is bepaald dat het maximumaantal incidentele festiviteiten waarbij de voorschriften niet gelden 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar betreft.
Het betreft hierbij een maximum. De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden, het aantal te verlagen. De gemeente Wijk bij Duurstede heeft in de APV geen maximumstelsel opgenomen. Het college van burgemeester en wethouders heeft daardoor de bevoegdheid om een maximumaantal dagen of dagdelen aan te wijzen. Dit mogen er door de wettelijke bepaling dus niet meer zijn dan 12 dagen of dagdelen per jaar.
Uitgangspunt blijft zowel bij collectieve als incidentele festiviteiten dat overmatige geluidhinder zo veel als mogelijk wordt voorkomen. Het is mogelijk voor het college om op grond van de APV voorwaarden te verbinden aan de festiviteiten.
Om gebruik te maken van de regeling voor incidentele festiviteiten moet de exploitant van een openbare inrichting een melding doen bij de gemeente. De basis van deze verplichting staat in de APV. De bepaling geldt voor alle openbare inrichtingen, met uitzondering van Kasteel Duurstede. Hiervoor staan in de APV afzonderlijke regels voor incidente festiviteiten.
Bij de beoordeling van een melding voor een incidentele festiviteit worden de volgende vraagstukken betrokken:
Bij de exploitatie van horeca is het altijd mogelijk dat er een bepaalde vorm van overlast wordt ervaren. Inrichtingen die onder de werking van het Activiteitenbesluit vallen verschillen namelijk ook van elkaar, in zowel omvang als impact voor de omgeving.
Dit betekent dat een norm wat voor het ene bedrijf passend is, een probleem kan opleveren voor een ander bedrijf. Of het in de praktijk daarbij gaat om bijvoorbeeld geluid, aanwezige/vertrekkende bezoekers of andere aspecten hangt in de praktijk vaak af van de soort inrichting en de activiteiten.
Voor de gemeente Wijk bij Duurstede behandelt de Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU) milieuklachten die door bedrijven zijn veroorzaakt.
Om een goed beeld te krijgen van aan horeca gerelateerde klachten heeft de ODRU namens de gemeente een speciaal klachtenformulier op hun website geplaatst. Na ontvangst van een klacht neemt de ODRU contact op met de persoon die het heeft ingediend. Tegelijk bespreekt het de klacht ook met de gemeente.
In de horeca is het van groot belang om de toegankelijkheid te vergroten. Voor een grote groep mensen met een beperking is het vaak moeilijk om naar een café, hotel, snackbar of restaurant te gaan als deze niet toegankelijk is.
Door deze groep en hun familie en vrienden beter te bedienen, worden niet alleen zij geholpen maar ook de horecaondernemers zelf. Hun doelgroep breidt zich namelijk uit en het bedrijfsimago verbetert.
Wanneer mensen met een beperkingen de mogelijkheid hebben eenvoudig gebruik te maken van producten en diensten en zich welkom voelen, heeft dat positieve gevolgen.
Sinds 14 juli 2016 geldt het VN-verdrag Handicap in Nederland. In het VN-verdrag wordt gesproken over het opheffen van de belemmeringen die mensen met beperkingen in de samenleving tegenkomen, zodat iedereen gelijkwaardig mee kan doen.
De uitwerking van het VN-verdrag staat in Nederland in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz). Het betreft een wettelijke norm voor toegankelijkheid die regelt dat alle ondernemers geleidelijk de ‘algemene toegankelijkheid’ van hun bedrijf voor gehandicapten moeten vergroten tenzij dat voor de ondernemer een onevenredige belasting vormt.
Als een persoon met een handicap verzoekt om een eenvoudige voorziening of maatregel te treffen (voor toegankelijkheid) dan moet de ondernemer daarmee instemmen als dat voor hem/het bedrijf niet onevenredig belastend en/of disproportioneel is.
6.2.1 Kansspelautomaten (gokverslaving)
Voor de aanwezigheid van speelautomaten (kansspelautomaten) is een vergunning nodig op grond van de Wet op de kansspelen.
Deze wet bevat onder andere regels die betrekking hebben op het verlenen van een vergunning voor een speelautomaat. De uitwerking van het aantal kansspelautomaten dat in een inrichting mag worden geplaatst staat in de APV. Hoogdrempelige inrichtingen mogen maximaal 2 kansspelautomaten plaatsen. In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
De Wet op de kansspelen verstaat onder een hoogdrempelige inrichting:
Een laagdrempelige inrichting is een inrichting die niet voldoet aan de criteria van een hoogdrempelige inrichting. Bijvoorbeeld een snackbar of broodjeszaak. In bijlage 1 staat een nadere toelichting en hoe de inhoudelijke beoordeling plaatsvindt.
Op grond van de Alcoholwet heeft de gemeente de verantwoordelijkheid voor de controle op de naleving van de wet en is de verplichting opgenomen dat de gemeenteraad iedere 4 jaar een preventie- en handhavingsplan alcohol vaststelt.
Het Preventie- en Handhavingsplan (PHP) laat zien welke acties en maatregelen de gemeente Wijk bij Duurstede onderneemt om alcoholgebruik onder jongeren te voorkomen en terug te dringen. Het plan is tot stand gekomen in samenwerking met verschillende partners zoals de politie, de GGD en onderwijsinstellingen.
Alleen met een combinatie van (alcohol)preventie, regelgeving en handhaving kunnen wij het gebruik van alcohol onder jongeren effectief tegengaan. Dit houdt dan ook in dat we meerdere afdelingen binnen onze gemeente – en ook meerdere type maatregelen
– in zetten bij de aanpak van alcoholproblematiek.
In de Maatschappelijke agenda Wijk bij Duurstede staan de beleidskaders van de gemeente voor het hele sociaal domein, wat uitgaat van draagkracht en draaglast van inwoners. Hierachter zit de gedachte dat de gemeentelijke inzet vooral gericht is op het versterken en behouden van draagkracht enerzijds en het beperken van de draaglast anderzijds. Preventie is daarvan een belangrijk onderdeel.
Het plan is integraal, meetbaar en betrekt een breed scala aan gemeentelijke diensten waarbij alcoholgebruik en de preventie ervan met name onder de jongeren, om de hoek komt kijken. Preventie van en voorlichting over alcoholgebruik verdienen volledig onze aandacht.
Happy hours zijn over het algemeen afgebakende tijden waarop alcohol tegen een lage prijs wordt aangeboden. Dit zorgt voor een direct en indirecte stimulering van consumptie van alcohol, wat haaks staat op de doelstelling tot alcoholmatiging.
Op grond van de Alcoholwet kan een gemeente ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde via een verordening grote prijsacties verbieden/reguleren voor alcoholhoudende drank voor gebruik op locatie en die kortdurend van aard zijn. Prijs en betaalbaarheid zijn namelijk belangrijke factoren voor alcoholconsumptie.
In de wet staat een bepaling om in een verordening Happy hours in te kaderen. Het daarin genoemde kortingspercentage (minder dan 60% van de gangbare prijs in het horecalokaal) ligt boven de winstmarges op de verkoop van alcoholhoudende dranken bij de horeca.
Prijsacties supermarkten, slijtersbedrijven en webshops
Alcoholhoudende dranken voor gebruik elders dan ter plaatse worden door verstrekkers zoals supermarkten, slijters en webshops regelmatig met een actie aangeboden. Voor verstrekkers is een prijsactie een manier om consumenten te verleiden om naar de winkel of webshop te komen.
In de Alcoholwet staat dat het verboden is om bedrijfsmatig of anders dan om niet (tegen betaling) alcoholhoudende drank aan te bieden of te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van een maand of korter lager is dan 75% van de normale bij het verkooppunt.
Ook is het verboden om bedrijfsmatig of anders dan om niet (tegen betaling) alcoholhoudende drank aan te bieden of te vertrekken voor gebruik elders dan ter plaatse waarbij de indruk wordt gewekt dat de prijs 75% lager is dan wat normaal van toepassing is.
Om bij handel van drugs vanuit een inrichting handhavend te kunnen optreden staat in de APV een bepaling met een verwijzing naar artikel 13b van de Opiumwet. Dit betekent dat wanneer binnen een inrichting wordt gehandeld in drugs, een tijdelijke en zelfs definitieve sluiting mogelijk is (Damoclesbeleid).
Zoals beschreven in de Regionale Veiligheidsstrategie Midden-Nederland vormt georganiseerde ondermijnende criminaliteit in de regio Midden-Nederland een groot probleem. Daar waar andere vormen van criminaliteit (zoals bijvoorbeeld woninginbraken en straatroven) de afgelopen jaren afnemen, lijkt de problematiek rondom de ondermijnende criminaliteit zeker niet minder te worden.
Ondermijnende criminaliteit is alom aanwezig in wijken, dorpen en het buitengebied. Dat is ook de reden dat de aanpak ervan één van de drie speerpunten van het basisteam Heuvelrug (gemeenten Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Rhenen, Renswoude en Wijk bij Duurstede) vormt. De gemeenten binnen het basisteam werken samen met politie, OM, het RIEC en andere partners om ondermijnende criminaliteit aan te pakken.
Om daadkrachtig en effectief maar ook zorgvuldig en uniform te kunnen handhaven op grond van artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester van de gemeente Wijk bij Duurstede nadere beleidsregels vastgesteld. In deze beleidsregels staat weergegeven hoe de burgemeester omgaat met de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet ten aanzien van woningen en lokalen en daarbij behorende erven.
Daarnaast is in de APV van de gemeente Wijk bij Duurstede opgenomen dat het verboden is op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of (voor het gebruik) voorwerpen of stoffen bij zich te hebben wanneer dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat nadelig beïnvloeden of hinder veroorzaken. Op grond van de APV kan het college van burgemeester en wethouders hierbij via een aanwijzingsbesluit in de gemeente gebieden aanwijzen.
Vanuit de Rijksoverheid wordt er gewerkt om lachgas op lijst II van de Opiumwet te plaatsen, wat betekent dat de handel, het bezit en de productie van lachgas voor recreatief gebruik vanaf dan landelijk verboden zal zijn.
Duurzaamheid in de horeca wordt steeds belangrijker. Consumenten krijgen de smaak voor dier- en milieuvriendelijk geproduceerd voedsel steeds meer te pakken.
Om duurzaamheid te stimuleren staan in dit beleid suggesties die horecaondernemingen kunnen doorvoeren:
De onderwerpen zijn niet alleen goed voor het milieu, maar ook voor het imago van het horecabedrijf. Financieel kan het eveneens voordelen met zich meebrengen. Soms is er met een paar eenvoudige maatregelen veel winst mogelijk.
Hoofdstuk 7 Preventie en handhaving
Op grond van de Alcoholwet heeft de gemeente de verantwoordelijkheid voor de controle op de naleving van de wet en heeft de wetgever bepaald dat de gemeenteraad iedere 4 jaar een Preventie- en Handhavingsplan alcohol vaststelt.
Het Preventie- en Handhavingsplan (PHP) van de gemeente Wijk bij Duurstede laat zien welke acties er zijn om het alcoholgebruik onder jongeren te voorkomen en het terug te dringen. Een effectieve aanpak is alleen mogelijk wanneer met een goede samenwerking in relatie tot (alcohol)preventie, regelgeving en handhaving.
Een integrale benadering is een cruciaal kenmerk van een effectief alcoholbeleid. Daarom focust het PHP zich op zowel de preventie als handhaving in de praktijk. Wetenschappelijke studies laten zien dat een integrale benadering van de problematiek rondom alcohol een cruciaal kenmerk is van een effectief alcoholbeleid.
Onderzoek van het RIVM Centrum voor Gezond Leven, het Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid STAP en het Trimbos-instituut bevestigt dat beleid op het gebied van alcoholmatiging het meest effectief is bij een integrale benadering.
De belangrijkste pijlers hierbij:
De doelgroep van het plan zijn jongeren en jongvolwassenen tot 24 jaar. In het PHP staat een nadere toelichting waarom er extra aandacht is voor deze doelgroep met daarbij ook concrete doelstellingen.
Bij het toezicht op en de handhaving van openbare inrichtingen zijn er meerdere partijen. Welke partij het toezicht uitvoert is afhankelijk van het onderwerp. Niet alleen de Alcoholwet is namelijk van toepassing, maar ook andere wet- en regelgeving zoals de Wet milieubeheer, de Algemene Plaatselijke Verordening en de Wabo. In alle gevallen geldt wel dat uiteindelijk dat het bevoegd gezag bij de gemeente ligt.
Toezicht en handhaving Alcoholwet
De burgemeester is het bevoegd gezag wanneer het gaat om het toezicht op en de handhaving van de Alcoholwet.
De buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa’s) van de gemeente hebben een bevoegdheid als toezichthouder wanneer het gaat om alcohol. Zij kunnen bijvoorbeeld optreden bij:
Een controle vindt plaats tijdens een surveillance of naar aanleiding van eventuele klachten. Bij een constatering van een overtreding vindt er in eerste instantie een waarschuwing plaats, maar als dit niet zorgt voor een oplossing dan is strafrechtelijk en/of bestuursrechtelijk optreden mogelijk.
Toezicht en handhaving milieuwetgeving
De Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU) houdt namens de gemeente Wijk bij Duurstede het toezicht en handhaving in het kader van milieuwetgeving. Ook is de ODRU bevoegd om namens de gemeente klachten te behandelen veroorzaakt door bedrijven en klachten over asbest te behandelen.
Toezicht en handhaving terrassen, sluitingstijden, kansspelen
De buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa’s) van de gemeente zijn aangewezen als toezichthouder als het gaat om APV gerelateerde zaken zoals terrassen, kansspelautomaten en sluitingstijden. Zij kunnen optreden als een ondernemer bijvoorbeeld een terras exploiteert zonder vergunning of als men zich niet houdt aan de voorwaarden. Dat geldt ook voor de sluitingstijden. Een controle vindt plaats tijdens een surveillance of naar aanleiding van klachten. Bij een constatering van een overtreding vindt er in eerste instantie een waarschuwing plaats, maar als dit niet zorgt voor een oplossing dan is strafrechtelijk en/of bestuursrechtelijk mogelijk.
Toezicht en handhaving brandveiligheid
De Veiligheidsregio Utrecht voert namens de gemeente controles uit als het gaat om brandveiligheid. Het gaat hierbij om het vrij houden van vluchtroutes, het keuren van brandblusmiddelen tot het in orde moeten zijn van de brandmeldinstallatie. Bij overtredingen volgt een hersteltermijn en bij voortduring, het ongedaan maken van de overtredingen, is het mogelijk voor de gemeente om bestuursrechtelijk te handhaven.
Wanneer het gaat om de naleving van de ruimtelijke regels uit het bestemmingsplan en bouwregelgeving, vindt het toezicht plaats door de hiervoor aangewezen toezichthouders.
Soms laat het bestemmingsplan de vestiging van een horeca-inrichting ter plaatse niet toe. Ook kan het noodzakelijk zijn dat voor een verbouwing een omgevingsvergunning is vereist. Bij geconstateerde overtredingen kan een handhavingsprocedure plaatsvinden om te zorgen dat de situatie weer in overeenstemming is met de daarvoor gestelde regelgeving.
De juridische handhavingsmiddelen zijn onder te verdelen in bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen.
Soorten bestuursrechtelijke middelen:
In bijlage 7 staat een uitwerking van de bestuursrechtelijke middelen die de gemeente ter beschikking heeft.
Het handhavingstappenplan (bij overtredingen in het kader van de Alcoholwet ten aanzien van leeftijd en het doorschenken bij dronkenschap) is onderdeel van het Preventie- en Handhavingsplan Alcohol (PHP).
In bijlage 8 staat een overzicht van handhavingsstappen (protocol) ten aanzien van verschillende onderdelen op het gebied van de APV en Alcoholwet.
De kracht van handhaving schuilt soms in de combinatie van verschillende typen handhavingsmiddelen. Zo zorgt een tweesporen aanpak (het toepassen van strafrechtelijke sancties naast bestuursrechtelijke maatregelen) vaak voor een goed resultaat.
Een goede communicatie tussen gemeente, politie en Openbaar Ministerie is daarbij van essentieel belang. Strafvervolging en bestuursrechtelijke maatregelen kunnen los van elkaar, gelijktijdig of na elkaar worden toegepast.
Hoofdstuk 8 Van informatie tot communicatie
8.1 Informatievoorziening over procedures en vergunningen
Voor zowel ondernemers als verenigingen is het belangrijk dat alles wat nodig is om een melding of aanvraag voor een vergunning compleet in te dienen op een eenvoudige wijze beschikbaar is.
Goede informatievoorziening is daarbij meer dan alleen een kloppend verhaal in een mooi jasje. Het gaat erom dat:
De informatievoorziening aan de ‘voorkant’ van het proces is in het belang van alle partijen. Enerzijds voor ondernemers en verenigingen om een aanvraag voor een ontheffing, vergunning of vrijstelling op een juiste manier en compleet in te dienen. Anderzijds ook voor de gemeente en adviserende partners om de volledige aanvraag goed inhoudelijk te beoordelen. Pas na een goede inhoudelijke beoordeling is het mogelijk op een zorgvuldige wijze een besluitvorming te laten plaatsvinden.
Via de website van de gemeente kunnen ondernemers en paracommerciële rechtspersonen alles vinden aan informatie en documenten wat ondersteunend is voor de benodigde vergunning(en). Denk hierbij aan:
Bij de informatievoorziening op de website streven we voor iedereen inzichtelijk te maken waarom de gemeente bepaalde informatie en documenten vraagt, en wat daarbij de achterliggende gedachte is.
De volgende (online) formulieren zijn van toepassing voor de benodigde meldingen, ontheffing en vergunningen:
Voor een ontvankelijke aanvraag moet de ondernemer of bestuurder in de praktijk naast een (online) formulier ook de benodigde documenten indienen. Om alle partijen hierin te ondersteunen zal de gemeente per vergunningstelsel een checklist ontwikkelen en op de website plaatsen.
Een besluit moet uiteraard juridisch altijd kloppend zijn. Maar net zo belangrijk is of deze goed leesbaar is met helder Nederlands taalgebruik. De gemeente Wijk bij Duurstede gebruikt ter ondersteuning van brieven en besluiten het programma Klinkende Taal.
In een format/sjabloon van een beschikking staat een standaard opbouw en uitwerking van de volgende onderdelen:
8.2 Communicatie en samenwerking
In het belang van een goede onderlinge samenwerking is de dialoog tussen alle partijen essentieel. Onder ‘alle partijen’ worden in dit geval de horeca (commercieel en niet commercieel), de gemeente en partners zoals Koninklijke Horeca Nederland, de politie en de Veiligheidsregio Utrecht verstaan.
2x per jaar organiseert de gemeente een gezamenlijk overleg van het horecaplatform waarbij alle horecabedrijven mogen aansluiten. Tijdens het betreffende overleg is het mogelijk diverse onderwerpen te bespreken die spelen in de dagelijkse praktijk.
Bijlage 1 Uitwerking van de juridische kaders
De invoering van de nieuwe Omgevingswet vanaf 2023 betekent een grootschalige herstructurering van verschillende wet- en regelgeving. De Omgevingswet bundelt bijvoorbeeld 26 bestaande wetten voor onder meer bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. Zo gaat de Wet milieubeheer op in de Omgevingswet en gaan bestemmingsplannen en bepaalde regels die in de APV staan op in één Omgevingsplan. Bij de overgang naar de Omgevingswet geldt uiteraard deze nieuwe wetgeving, ook al verwijst deze beleidsnota in de praktijk nog naar de oude regelgeving.
Activiteitenbesluit milieubeheer
Het Activiteitenbesluit bevat diverse voorschriften die van belang zijn voor het horecabeleid van de gemeente Wijk bij Duurstede. Het gaat om bepalingen ten aanzien van:
Op grond van artikel 174 Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, maar ook op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.
Daarnaast is de burgemeester verantwoordelijk voor de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het toezicht zoals hiervoor beschreven. De bevoegdheid is nader uitgewerkt in de APV waarin het is verboden zonder vergunning of vrijstelling van de burgemeester een openbare inrichting te exploiteren.
Algemene Plaatselijke Verordening
De APV van de gemeente Wijk bij Duurstede bevat diverse artikelen met onderwerpen die in het horecabeleid aan de orde komen, zoals:
De Alcoholwet is bedoeld om de verkoop van alcohol op een verantwoorde manier te laten gebeuren. De wet richt zich met name op de verkopers (verstrekkers) van alcohol in horeca, sportkantines en slijtersbedrijven. Het toezicht op de naleving ligt bij de gemeente. In de wet wordt onderscheid gemaakt in:
Nadere regels die voortvloeien uit de wet zijn opgenomen in:
Het Alcoholbesluit bevat nadere regels die voortvloeien uit de Alcoholwet. Hierbij gaat het over:
De Alcoholregeling bevat nadere regels die voortvloeien uit de Alcoholwet. Hierbij gaat het onder andere over:
De afgelopen jaren heeft de wet een aantal belangrijke wijzigingen ondergaan, zoals:
Toetsen van een aanvraag commercieel
Natuurlijke personen en rechtspersonen die alcoholhoudende drank willen verstrekken voor gebruik ter plaatse (horecabedrijf) of voor gebruik elders dan ter plaatse (slijtersbedrijf) vragen een vergunning bij de gemeente met de daarvoor bestemde (online) formulieren zoals beschikbaar via de website van de gemeente Wijk bij Duurstede.
Bij de inhoudelijke beoordeling van een aanvraag toetst de burgemeester onder andere of een inrichting voldoet aan de vereisten zoals opgenomen in de Alcoholwet en het Bouwbesluit. Daarnaast vindt er ten aanzien van de leidinggevenden een antecedentenonderzoek plaats in het kader van het zedelijk gedrag (via Justid) en levensgedrag (via Politie).
In artikel 8 Alcoholwet is opgenomen aan welke eisen leidinggevenden van een horecabedrijf en slijtersbedrijf moeten voldoen. Zo moeten leidinggevenden:
In het Alcoholbesluit zijn criteria opgenomen waaraan een leidinggevende moet voldoen in het kader van het zedelijk gedrag. Hierbij gaat het altijd om onherroepelijke veroordelingen waarbij de inhoudelijke toets plaatsvindt aan de hand van informatie van Justid. De burgemeester kan hierbij allen terugkijken naar een periode van de afgelopen 5 jaar.
Met betrekking tot het levensgedrag zijn er niet direct strakke kaders. De burgemeester kan voor de beoordeling ook informatie gebruiken op basis van de Wet politiegegevens. Een leidinggevende hoeft dus hierbij niet direct onherroepelijk te zijn veroordeeld.
In artikel 10, lid 5 van de Alcoholwet is opgenomen dat de gestelde eisen over een inrichting gelden in aanvulling op wat er al is geregeld in de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet (lees: Bouwbesluit 2012).
De oppervlakte-eisen voor horecalokalen en slijtlokalen zijn wel behouden in de Alcoholwet en opgenomen in artikel 10, lid 2 en lid 3.
Met het schrappen van het voormalige Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet (hierna: Besluit) is voor inrichtingen alleen nog het Bouwbesluit van toepassing. In het voormalige Besluit werden eisen gesteld aan de hoogte van een horecalokaal, de aanwezigheid van toiletten, elektriciteit, water en mechanische ventilatie-inrichting. Deze eisen kwamen echter bovenop de regels die al zijn opgenomen in het Bouwbesluit.
In het Bouwbesluit zijn de volgende onderwerpen uitgewerkt:
Afscheiding slijtersbedrijf en neringruimte
Het voormalige besluit had ook een specifieke eis voor slijtersbedrijf die in de huidige Alcoholwet is opgenomen. Het betreft het scheiden van de slijtlokaliteit met andere bedrijfsactiviteiten door een verbindingsruimte. Deze eis heeft in de praktijk vooral betrekking op supermarkten die in een afgesloten ruimte ook sterke drank verkopen met een slijtersvergunning.
Voor deze afscheiding van functies bevat het Bouwbesluit geen eisen, wat zou betekenen dat door het schrappen van het hiervoor aangehaalde besluit er geen regels meer zouden gelden voor de tussenruimte tussen de slijtlokaliteit en de andere ruimte.
Daarom is dit deel uit het besluit gehaald en opgenomen in artikel 10 Alcoholwet en nader uitgewerkt in artikel 1.2 van de Alcoholregeling. Om te zorgen dat een slijtlokaliteit niet rechtstreeks in verbinding staat met een neringruimte moet er een verkoopvrije ruimte als sluis worden aangebracht tussen de slijtlokaliteit en neringruimte.
De bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een slijtlokaliteit onderdeel gaat uitmaken van de neringruimte. Door het aanbrengen van een verbindingslokaliteit wordt voorkomen dat alcoholhoudende drank in de verkoopstrategie van winkels in andere goederen een rol kan gaan spelen. Dit wordt trafficking genoemd.
Gemeenten hebben daarnaast ook de vrijheid om over de minimale oppervlakten van horeca- en slijtersbedrijven eisen te stellen bij gemeentelijke verordening.
Wanneer op een terras alcoholhoudende drank wordt verstrekt voor gebruik ter plaatse dan is er een vergunning vereist op grond van de Alcoholwet. Voor terrassen bij reguliere horecabedrijven moet dat plaatsvinden in de onmiddellijke nabijheid. Voor een terras bij een winkel geldt de voorwaarde dat het onmiddellijk moet aansluiten aan de horecalokaliteit (artikel 7, lid 3 Alcoholwet).
Wanneer een winkel een terras wil plaatsen dat niet direct aan de gevel van het pand wordt geplaatst, dan is dit misschien wel mogelijk op grond van de APV, maar kan er geen alcoholhoudende drank worden verstrekt voor gebruik ter plaatse. De Alcoholwet staat dit immers niet toe.
Toetsen van een aanvraag paracommercieel
Paracommerciële rechtspersonen die zwakalcoholhoudende drank willen verstrekken voor gebruik ter plaatse vragen een vergunning via de wijze zoals door de gemeente is voorgeschreven en met de daarvoor bestemde (online) formulieren zoals beschikbaar via de website van de gemeente Wijk bij Duurstede.
Bij de inhoudelijke beoordeling van een aanvraag wordt getoetst of een inrichting voldoet aan de vereisten zoals opgenomen in de Alcoholwet en het Bouwbesluit.
Daarnaast vindt er ten aanzien van de leidinggevenden een antecedentenonderzoek plaats in het kader van het zedelijk gedrag (via Justid) en levensgedrag (via Politie). Voor paracommerciele rechtspersonen geldt op grond van de wet de verplichting dat er 2 leidinggevenden op het aanhangsel van de vergunning moeten staan.
Tevens vindt er ook een inhoudelijke toetst plaats ten aanzien van de volgende aspecten:
Bestuursreglement ( paracommercieel )
Daarnaast moet het bestuur van de rechtspersoon altijd een bestuursreglement vaststellen over de wijze waarop het verstrekken van alcoholhoudende drank plaatsvindt. Eventuele barvrijwilligers mogen aanwezig zijn zonder de leidinggevende die op het aanhangsel van de vergunning staat, maar moeten daarvoor wel een Instructie Verantwoord Alcoholgebruik (IVA) hebben gehad.
Verordening paracommercie Wijk bij Duurstede
Bij gemeentelijke verordening worden regels gesteld om oneerlijke mededinging te voorkomen. Paracommerciële rechtspersonen moeten zich daar aan houden bij het verstrekken van alcoholhoudende drank. De gemeenteraad moet een dergelijke verordening vaststellen op grond van artikel 4 Alcoholwet. De huidige verordening is door de raad in 2013 vastgesteld.
De regels hebben in elk geval betrekking op de volgende onderwerpen:
Preventie- en handhavingsplan alcohol
De gemeenteraad stelt elke 4 jaar een preventie- en handhavingsplan alcohol vast. De basis hiervan is artikel 43 Alcoholwet. Dit gebeurt gelijktijdig met de vaststelling van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid, als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid. Het plan kan tussentijds worden gewijzigd. Het huidige plan loopt dit jaar af.
Voor de aanwezigheid van speelautomaten (kansspelautomaten) is een vergunning nodig op grond van de Wet op de kansspelen.
Deze wet bevat onder andere regels die betrekking hebben op het verlenen van een vergunning voor een speelautomaat. De uitwerking van het aantal kansspelautomaten in de gemeente Wijk bij Duurstede is geregeld in de APV. Hierin wordt aangegeven dat in hoogdrempelige inrichtingen maximaal twee kansspelautomaten zijn toegestaan. In laagdrempelige inrichtingen zijn geen kansspelautomaten toegestaan.
De Wet op de kansspelen verstaat onder een hoogdrempelige inrichting:
Een laagdrempelige inrichting is een inrichting die niet voldoet aan de criteria van een hoogdrempelige inrichting.
Overzicht soorten laagdrempelige inrichtingen
Mede op grond van de jurisprudentie worden de volgende inrichtingen als laagdrempelig aangemerkt:
Café met biljart- en snookeractiviteiten Café/restaurant met afhaalgedeelte |
Gemeenschapscentrum/zalenverhuur Restaurant/vergaderzaal/zwembad Sportcentrum met bar/restaurant/winkel |
In het algemeen geldt dat cafés en restaurants hoogdrempelig zijn en dat discotheken, eetcafés, cafetaria’s en snackbars als laagdrempelig worden aangemerkt. Maar het is niet altijd even duidelijk of een inrichting als hoog- of laagdrempelig moet worden aangeduid.
Bij de volgende typen horecabedrijven bestaat regelmatig onduidelijkheid over de hoog- of laagdrempeligheid:
Een eetgelegenheid is hoogdrempelig, tenzij:
Het café een zelfstandige stroom bezoekers, anders dan voor cafébezoek (namelijk eters) aantrekt en het geserveerde eten geen driecomponentenmaaltijd is. Dit wil zeggen niet bestaande uit de 3 warme componenten. Een maaltijd bestaande uit vlees, patat en salade en/of plateservice is geen complete maaltijd. Plateservice met 3 warme componenten (vlees/vis/vegetarisch, pasta/aardappels/rijst en warme, verse groente) voldoet wel aan het criterium.
De ondernemer zich tevens richt op een zelfstandige stroom ontbijters of lunchers. Het omzetcriterium kan dan van belang zijn, al is het niet doorslaggevend. Met de menukaart waarmee de ondernemer zich richt op een zelfstandige stroom (ontbijt/lunch)bezoekers, moet hij/zij een bepaald percentage van de omzet genereren voordat de inrichting laagdrempelig wordt (20%). Wanneer de omzet door deze etenswaren minder dan 20% ten opzichte van de totale omzet aan etenswaren en dranken blijft, leidt dit niet tot het predicaat laagdrempelig wanneer wel aan de overige eisen van een hoogdrempelige inrichting is voldaan. De bewijslast van de omzetpercentages ligt bij de ondernemer. Deze moet nauwkeurig bijhouden wat en hoeveel er wordt verkocht. Dit moet bij de aanvraag voor een vergunning worden gedocumenteerd met een schriftelijke verklaring van een accountant.
Het restaurant ook afhaalmogelijkheden heeft (pizzeria’s waar je ook pizza’s kan ophalen om elders te eten). De afhaalmogelijkheid maakt het restaurant niet laagdrempelig wanneer er een voldoende afscheiding is (zie ook onder 3. samengestelde inrichtingen) en de klant niet gedwongen wordt via het restaurantgedeelte het afhaalgedeelte te bereiken.
Andere punten die van invloed kunnen zijn:
2. Cafés met (internet)faciliteiten
Wanneer in een café meer dan 3 computers staan, is dit volgens de NVWA dienstverlening. Dienstverlening is in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse niet toegestaan op grond van de Alcoholwet. Dit maakt de inrichting alleen om die reden al laagdrempelig.
Een café met maximaal 3 internetaansluitingen kan wel hoogdrempelig zijn, wanneer het aan de overige vereisten voor hoogdrempelige inrichtingen voldoet.
De grens van 3 internetaansluitingen is gekozen aan de hand van het aantal pooltafels in een poolcafé (artikel 2 Speelautomatenbesluit). Met meer dan 3 pooltafels is het poolcafé laagdrempelig. Het trekt dan een zelfstandige stroom bezoekers.
Hetzelfde geldt voor cafés waar meer dan 3 dartboards hangen, enz. Voor de beoordeling van het café wordt het aantal dartboards en pooltafels bij elkaar opgeteld, wanneer deze allebei aanwezig zijn. 2 pooltafels en 1 dartboard is dus hoogdrempelig (als het aan de overige criteria voldoet), 2 pooltafels en 2 dartboards maakt het café laagdrempelig.
Een samengestelde inrichting is een inrichting die bestaat uit verschillende ruimten waarin hoog- en laagdrempelige activiteiten plaatsvinden. Het is mogelijk dat in 1 inrichting zich meerdere lokaliteiten bevinden. Bijvoorbeeld: snackbar en café
In de regel geldt dat de hele inrichting aangeduid wordt als laagdrempelig. Hierop wordt een uitzondering gemaakt als de ruimten kunnen worden aangemerkt als afzonderlijke horecalokaliteiten in de zin van artikel 1 van de Alcoholwet.
Het café wordt in dat geval wel aangemerkt als hoogdrempelig. Voor de afscheiding tussen de afzonderlijke horecalokaliteiten is de Alcoholwet van toepassing. Bij de afscheidingen gaat het erom dat het laagdrempelige deel te bereiken is zonder dat de klant hiervoor het hoogdrempelige deel moet betreden.
De Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) is bedoeld om te voorkomen dat de vergunning die een overheid verleend wordt misbruikt voor criminele doeleinden.
Overheden kunnen vergunningen, subsidies en opdrachten weigeren of intrekken als deze gebruikt worden voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld. De wet Bibob geeft overheden daarom een mogelijkheid om de integriteit van bedrijven en personen met wie zij zakendoen, te controleren.
Alle aanvragers van horeca gerelateerde vergunningen zijn verplicht een Bibob-vragenlijst in te vullen. Dit betekent dat de aanvrager inzicht moet geven in de financiële administratie, de eigendomsverhoudingen in het bedrijf, het personeelsbeleid en de herkomst van het vermogen. Naar aanleiding van de aangeleverde informatie wordt de aanvraag gecontroleerd aan de hand van het Bibob-beleid.
Bij twijfel over de juistheid van de informatie of als er sprake is van onduidelijke constructies wordt eerst het RIEC ingeschakeld voor nadere advisering. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid het Landelijk Bureau Bibob om advies te vragen.
Horeca moet worden beschouwd als een dienst en daarmee valt de functie onder de Europese Dienstenrichtlijn. Deze richtlijn schrijft voor dat horeca zich net als een dienst in theorie vrij moet kunnen vestigen. Vestigingsbeperkingen via een horeca categorisering zijn toegestaan mits voldaan wordt aan de voorwaarden (zie volgend kader).
Het discriminatieverbod is niet van toepassing omdat bestemmingsplannen voor iedereen gelden. Voor een verdere toelichting op de toepassing van de Dienstenrichtlijn wordt verwezen naar de Handreiking Dienstenrichtlijn.
Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Wijk bij Duurstede
Zoals omschreven in de Regionale Veiligheidsstrategie Midden-Nederland vormt georganiseerde ondermijnende criminaliteit in regio Midden-Nederland een groot probleem. Daar waar andere vormen van criminaliteit (zoals bijvoorbeeld woninginbraken en straatroven) de afgelopen jaren afnemen, lijkt de problematiek rondom de ondermijnende criminaliteit zeker niet minder te worden.
Ondermijnende criminaliteit is alom aanwezig in wijken, dorpen en het buitengebied. Dat is ook de reden dat de aanpak ervan één van de drie speerpunten van het basisteam Heuvelrug (gemeenten Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Rhenen, Renswoude en Wijk bij Duurstede) vormt. De gemeenten binnen het basisteam werken samen met politie, OM, het RIEC en andere partners om ondermijnende criminaliteit aan te pakken.
Bijlage 3 indeling horeca-categorieën
De kern Wijk bij Duurstede (binnenstad en buurtcentra) en het buitengebied:
Voor categorie 2 (zelfstandige horeca) is er een onderverdeling:
Voor de kernen Cothen en Langbroek zijn de volgende categorieën van toepassing
Bijlage 4 Beleidsregels terrassen
Beleidsregel van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede met regels voor terrassen (Beleidsregels terrassen Wijk bij Duurstede)
de burgemeester van de gemeente Wijk bij Duurstede en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrechtsrecht en de artikelen 1:1 tot en met 1:8, 2:10, 2:27, 2:28, 2:29 en 2:30 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Wijk bij Duurstede.
overwegende dat het in het kader van de woon- en leefsituatie in de omgeving van een inrichting en uit een oogpunt van openbare orde, in het belang van de bruikbaarheid of een doelmatig en veilig gebruik van de weg en het doelmatig beheer en onderhoud daarvan, alsmede de bescherming van het beschermde stadsgezicht, de monumentale waarden en de gewenste beeldkwaliteit van het beschermde stadsgezicht, de monumentale waarden en de gewenste beeldkwaliteit, wenselijk is regels te stellen voor het hebben en houden van terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden;
vast te stellen de Beleidsregels Terrassen Wijk bij Duurstede 2022.
De begripsbepalingen uit de Algemene Plaatselijke Verordening Wijk bij Duurstede zijn van toepassing. In aanvulling daarop:
Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op (incidentele) terrassen die worden opgesteld in verband met een afgegeven evenementenvergunning.
Het plaatsen van een terras bij een openbare inrichting en/of detailhandel wordt altijd getoetst aan de regels van het bestemmingsplan dat van toepassing is en de APV.
Wanneer een onderdeel van een terras omschreven kan worden als bouwwerk, kan er een omgevingsvergunning vereist zijn. Hieronder vallen onder andere terrasschermen, zonneschermen, markiezen, reclame-uitingen aan gevels en parasols met een vaste verankering in de bestrating. Een exploitant draagt zelf de verantwoordelijkheid vooraf te controleren of er een omgevingsvergunning nodig is.
Voor reclame-uitingen aan de gevels, (verwarmings)elementen en verlichting bij monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten is er een omgevingsvergunning vereist. Een exploitant draagt hiervoor zelf de verantwoordelijkheid.
Terrassen mogen het hele jaar door worden geëxploiteerd.
Artikel 5 Openingstijden terrassen
De situering en de omvang van een terras op het openbare gebied moeten zodanig zijn dat er voldoende ruimte overblijft om de voetgangersstromen te verwerken, om rolstoelgebruikers, kinderwagens, etc. te kunnen laten passeren en er geen overlast is voor het overige verkeer, inclusief het calamiteitenverkeer. Om dit te bereiken worden eisen gesteld aan de omvang van het terras. Op pleinen kunnen meer mogelijkheden worden geboden.
De exploitant zorgt ervoor dat het terras vrij van afval is en blijft. Zwerfvuil afkomstig van het terras of in de directe nabijheid van het terras, wordt direct door de vergunninghouder verwijderd
Artikel 8 Glaswerk en gebruik plastic bekers
Artikel 9 Terras als nevenfunctie
Een terras als nevenfunctie bij een winkel, agrarisch bedrijf en recreatief bedrijf is mogelijk wanneer het bestemmingsplan dit toestaat. Daarbij wordt onder “zitgelegenheid” alle vormen verstaan, ook bijvoorbeeld een eenvoudige bank.
Artikel 11 Verwarming en verlichting
De gemeente Wijk bij Duurstede heeft de ambitie uitgesproken om in 2030 CO² klimaatneutraal te zijn. Dit kan door de uitstoot van broeikasgassen te reduceren, over te stappen op duurzame energiebronnen en resterende uitstoot te compenseren.
In dit kader is voor het bedrijfsleven een belangrijke rol weggelegd. De gemeente hecht aan veilige en duurzame terrasverwarming en aan veilige en passende verlichting.
Nieuwe terrasverwarming is alleen toegestaan in een energiezuinige variant. Bestaande terrasverwarming mag, maar moet bij natuurlijke vervangingsmomenten worden vervangen door een energiezuinige variant.
Electrische-, infrarood- en gasverwarming aan de gevel is toegestaan. Hiervoor moet altijd een omgevingsvergunning worden aangevraagd voor zover het gaat om monumenten en voor panden in de beschermde stads- en dorpsgezichten. Het gebruik van terrasverwarming die in een markies, zonnescherm of parasol zijn verwerkt is toegestaan.
Voor verwarming en verlichting gelden de volgende regels:
Voor het gebruik van (elektrische) verwarming en verlichting zijn kabels en leidingen nodig:
Het is niet toegestaan om kabels en leidingen in de openbare ruimte aan te brengen zonder toestemming van de gemeente. Voor kabels en leidingen is – naast de landelijke wet- en regelgeving – de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur (hierna: AVOI) gemeente Wijk bij Duurstede van toepassing.
De volgende maatregelen worden sterk aanbevolen:
Voorzie elektrische terrasverwarmers van dimmers. Hiermee kan de temperatuur van de terrasverwarmers aangepast worden aan de buitentemperatuur. Het toepassen van een dimmer voorkomt of beperkt het gas of elektriciteitsverbruik van terrasverwarmers. Het is dus zowel financieel aantrekkelijk als goed voor het milieu.
De exploitant van het terras neemt alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen om te voorkomen dat de gemeente of derden door het gebruik van een terras enige schade lijden. De kosten van herstel van gemeente-eigendommen worden bij de exploitant in rekening gebracht.
Artikel 13 Eisen aan een terras
De gemeente Wijk bij Duurstede besteedt veel aandacht aan de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte. De inrichting van terrassen is daar een onderdeel van. Het terrasmeubilair moet daarom zoveel mogelijk in gedekte kleuren en in een natuurlijke soort (hout, riet, rotan) zijn uitgevoerd.
In de periode dat terrassen mogen worden geplaatst is het weer niet altijd aangenaam. Het is echter niet de bedoeling dat terrassen veranderen in volledig met schotten omgeven ruimtes met een altijd zomers binnenklimaat. Buiten zitten moet ook echt „buiten zitten‟ blijven.
Om er toch voor te zorgen dat bezoekers uit de wind kunnen zitten, kan het onder voorwaarden mogelijk zijn om terrasschotten te plaatsen. Dit moet altijd in overleg met de gemeente plaatsvinden.
Voor terrasschotten aan de gevel geldt:
Terrasschotten niet direct aan de gevel (bijvoorbeeld bij straat- of pleinterrassen) zijn alleen toegestaan mits daarvoor nut en noodzaak kan worden aangetoond, de schotten beschikken over een deugdelijke kwaliteit en ze inpasbaar zijn in de specifieke omgeving van het terras.
Zonneschermen en luifels aan de gevel van een horeca-inrichting maken geen deel uit van de terrasvergunning. Hiervoor dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Het aanbrengen van flappen aan zonneschermen, luifels en markiezen is nooit toegestaan.
Parasols zijn mogelijk onder de volgende voorwaarden:
in beginsel mogen parasols in uitgeklapte toestand geen grotere maatvoering hebben dan ca. 4 x 4 meter, dan wel geen grotere doorsnede hebben dan 4,5 meter (de totale oppervlakte van een parasol mag maximaal 16 vierkante meter zijn). De maximale maatvoering is echter altijd afhankelijk van het toegewezen terrasoppervlak;
Binnen de vergunde terrasoppervlakte is het toegestaan om terras gerelateerde accessoires te plaatsen die in esthetisch opzicht één geheel vormen met het terrasmeubilair. Daarbij geldt voor plantenbakken dat deze een maximale oppervlakte van 0,2 m² mogen hebben waarbij de plantenbak inclusief beplanting niet hoger mag zijn dan ca. 1 meter. Plantenbakken mogen geen afschermende werking hebben en dienen daarom zowel qua situering als qua vorm zicht te blijven geven op het terras.
Ook menuborden mogen maximaal 1 meter hoog zijn en ze mogen niet bevestigd worden aan de gevel van monumentale panden, bomen, lantaarnpalen e.d. Menuborden mogen alleen worden geplaatst binnen de terrasgrenzen.
Een serveermeubel moet qua verschijning passen binnen de totale inrichting van het terras. Op een dergelijk meubel is geen reclamevoering toegestaan. Het serveermeubel moet worden opgesteld binnen de terrasgrenzen.
Verder is het op een terras niet toegestaan om geluidsboxen, vlonders of vloerbedekking te plaatsen.
Wanneer er cameratoezicht komt, zal de inrichting hierop afgestemd moeten zijn. Camera’s mogen dus niet geblokkeerd raken door de inrichting van een terras.
Muziek (live of mechanische) is niet toegestaan op het terras. Het college van burgemeester en wethouders kan hiervoor een ontheffing verlenen op grond van de APV.
Artikel 19 Terras na sluitingstijd
Binnen 1 uur na sluitingstijd van het terras moeten alle stoelen en tafels zodanig worden opgeruimd dat er geen gebruik meer van kan worden gemaakt (wellicht gecomprimeerd en met behulp van kettingen / stalen- draad) en dat de parasols en zonweringen vanaf dat tijdstip geheel ingeklapt / gerold / gevouwen of verwijderd zijn.
Artikel 20 Naleving voorschriften
Wanneer de voorschriften van de vergunning, de algemene regels uit de APV en/of deze beleidsregels worden overschreden kan er door de gemeente handhavend worden opgetreden. Hierbij kunnen de volgende maatregelen worden genomen:
Artikel 21 Werkzaamheden op of in nabijheid van het terras.
Het terras met aanvullende voorzieningen (zoals menuborden, plantenbakken) mag niet worden geplaatst of geplaatst worden gehouden, indien op de locatie van het terras of in de directe nabijheid (onderhouds-)werkzaamheden moeten worden verricht dan wel wanneer er machinaal geveegd wordt van gemeentewege.
Wanneer de gemeente of een bedrijf (bijvoorbeeld een nutsbedrijf) werkzaamheden moet uitvoeren aan of onder de bestrating van het terras of aan objecten in de directe nabijheid van een terras, is de gemeente niet aansprakelijk voor mogelijke schade in verband met het afbreken en opbouwen van het terras en een mogelijk verminderde omzet.
In het kader van een evenement is het mogelijk dat een terras (al dan niet gedeeltelijk) niet kan worden geplaatst. Een evenementenorganisator stemt dit altijd eerst af met de exploitant en gemeente. Minimaal 2 weken voor een evenement wordt door de burgemeester aangegeven of de exploitatie van een terras kan plaatsvinden tijdens een evenement.
Wanneer door de exploitant direct dan wel indirect schade wordt toegebracht doordat werkzaamheden aan (objecten) op de openbare weg op de plaats van het terras dan wel in de directe nabijheid van het terras niet kunnen worden uitgevoerd, moeten door de exploitant de schade en / of herstelkosten worden vergoed.
Artikel 24 Opvolging aanwijzingen
Aanwijzingen in het kader van het algemene belang (waaronder de bescherming van (kunst)objecten), de openbare orde of veiligheid van politie, brandweer en / of daartoe bevoegde medewerkers van de gemeente, dienen onmiddellijk te worden opgevolgd.
Deze aanwijzingen kunnen onder andere betrekking hebben op het geheel of gedeeltelijk verplaatsen dan wel verwijderen van het geplaatste terras en / of de daarop aanwezige objecten.
Artikel 25 Verandering van inrichting van het openbaar gebied
Bij reconstructies en herinrichtingen en dergelijke in het openbaar gebied, kan het zijn dat de vergunning wordt ingetrokken dan wel gewijzigd. De vergunninghouder heeft geen recht op schadevergoeding.
Een natuurlijke persoon of rechtspersoon met een geldige vergunning voor het exploiteren van een terras heeft op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregels het recht op voortzetting van de exploitatie van dat terras op de wijze zoals die in de vergunning is vastgelegd voor de duur van de geldigheid van die vergunning. Zaken die niet in een geldende vergunning zijn vastgelegd vallen niet onder het overgangsrecht. Vanaf het moment dat dit nieuwe beleid is vastgesteld en bekendgemaakt zijn deze nieuwe regels van toepassing.
Met deze beleidsregels wil de gemeente Wijk bij Duurstede duidelijkheid verschaffen over de regels, voorwaarden en criteria die van toepassing zijn op het voeren van een terras binnen de gemeente. In specifieke, bijzondere of onvoorziene omstandigheden kan het college dan wel de burgemeester besluiten van deze beleidsregels af te wijken.
Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag nadat de bekendmaking heeft plaatsgevonden.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels terrassen Wijk bij Duurstede 2022.
Wijk bij Duurstede, 13 september 2022,
de burgemeester van Wijk bij Duurstede,
Bijlage 6 Voorschriften en beperkingen artikel 35 Alcoholwet
De volgende voorschriften zijn (al dan niet gedeeltelijk) van toepassing voor een ontheffing artikel 35 Alcoholwet:
Bijlage 7 Bestuursrechtelijke middelen handhaving
Toegang tot een ruimte verbieden
Op grond van artikel 36 Alcoholwet kan de burgemeester personen de toegang ontzeggen tot een ruimte waarin in strijd met de wet alcoholhoudende dranken worden verstrekt. |
Tijdelijk opleggen van andere sluitingstijden
Bijlage 8 Handhavingsprotocol bij de horeca
Overtredingen op grond van de APV
Overtredingen op grond van de Alcoholwet
Vier categorieën van handhavingsacties bij overtredingen Alcoholwet
Overtredingen die betrekking hebben op de vergunningplichtige domeinen (horeca, paracommercie en slijterijen) zijn onderverdeeld in een viertal categorieën:
Voor iedere categorie is een stappenplan opgesteld. Dit protocol betreft een niet limitatieve opsomming van verschillende overtredingen met het daarbij horende stappenplan. Dat betekent dat niet alle overtredingen van de Alcoholwet in dit model zijn opgenomen. Dit is ingegeven om zo gericht mogelijk de beschikbare handhavingscapaciteit in te zetten.
Dat betekent niet dat niet zal worden opgetreden tegen overtredingen van bepalingen die niet zijn opgenomen in dit handhavingsprotocol. Indien een overtreding wordt geconstateerd zal worden aangesloten bij het reguliere handhavingstraject (twee-stappen model) waarbij de meest geëigende bestuurlijke handhavingsmaatregel zal worden toegepast. De verschillende handhavingsstappen worden hieronder per categorie benoemd.
Categorie 1: Het verstrekken van alcoholhoudende drank zonder vergunning
Categorie 2: Overtredingen die te maken hebben met leeftijdsgrenzen
Categorie 3: Overtredingen die direct van invloed zijn op gezondheid van jongeren en/of openbare orde
Categorie 4: Overige overtredingen
In het volgende schema worden de handhavingsacties benoemd gekoppeld aan de relevante overtredingen voor wat betreft de horeca, slijterijen en paracommercie.
Handhavingsacties bij niet vergunningplichtige bedrijven (bijvoorbeeld supermarkten)
Handhavingsacties bij overtreding van de regels gesteld in de ‘Verordening paracommercie Wijk bij Duurstede 2013’.
De Alcoholwet verplicht gemeenten in artikel 4 tot het opstellen van een gemeentelijke verordening waarin regels worden gesteld ter voorkoming van oneerlijke mededinging waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank. In de gemeente Wijk bij Duurstede zijn deze regels opgenomen in de ‘Verordening paracommercie Wijk bij Duurstede 2013’. Hieronder worden de handhavingsacties benoemd gekoppeld aan de relevante overtredingen als opgenomen in de verordening.
Artikel 7 Activiteiten zonder vergunning
Wanneer een paracommerciële rechtspersoon zonder vergunning horeca-activiteiten uitoefent, dan zal het volgende handhavingtraject worden gevolgd om de illegale situatie op te heffen:
wordt tijdens de zienswijze-procedure een plausibele verklaring geboden voor het uitblijven van een vergunningaanvraag, dan wordt het bestuur een laatste termijn van veertien dagen geboden om een vergunning aan te vragen. Is er geen geldige reden voor het uitblijven van een aanvraag, dan kan de burgemeester besluiten om: a. een bestuurlijke boete ex artikel 44a van de Alcoholwet op te leggen; b. de inrichting te sluiten.
Artikel 8 Strijdige activiteiten
Als betreffende een in artikel 4 Alcoholwet bedoelde rechtspersoon een constatering is gedaan van enige overtreding(en) van het bepaalde van de ‘Verordening paracommercie Wijk bij Duurstede 2013’, dan zal het onderstaande handhavingstraject worden gevolgd:
Indien de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is verbeurd en de illegale activiteiten vinden nog steeds doorgang, dan is de burgemeester bevoegd tot intrekking van de vergunning (artikel 31, lid 2 Alcoholwet, artikel 175 Gemeentewet). Wanneer de vergunning wordt ingetrokken dan wordt op grond van artikel 31, lid 4 Alcoholwet de bevoegdheid om aan de betrokken instelling een nieuwe vergunning te verlenen opgeschort tot één jaar nadat het besluit tot intrekking onherroepelijk is geworden.
Bijlage 9 uitvoeringsparagraaf
Op de volgende onderdelen vraagt dit horecabeleid om verschillende uitvoeringsmaatregelen:
Eventuele aanpassing huidige APV op onderdelen. Door de formulering in de huidige verordening is er bijvoorbeeld nog een terrasseizoen, wijkt de sluitingstijd van terrassen af met de rest van een openbare inrichting en is het niet mogelijk om voorschriften te stellen aan terrassen die vallen onder de vrijstelling van de horeca-exploitatievergunning. Tevens is het op basis van de huidige bepalingen niet mogelijk een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te vragen.
Eventuele aanpassing huidige APV omdat er ten aanzien van collectieve en incidentele festiviteiten geen maximumstelsel is opgenomen. Door de huidige formulering moet het bevoegde bestuursorgaan jaarlijks het maximumstelsel van zowel collectieve als incidentele festiviteiten vaststellen met een besluit.
Het opnemen van een verbod in een verordening (APV of afzonderlijke verordening) om alcoholhoudende dranken te verstrekken tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in een horecalokaliteit of op het betreffende terras normaal wordt gevraagd (artikel 25d Alcoholwet).
Het opnemen van een vrijstellingsregeling in een verordening (APV of afzonderlijke verordening) ten behoeve van proeverijen in slijtlokaliteiten buiten de dagen en tijden dat de slijtlokaliteiten regulier geopend zijn. In het Alcoholbesluit is een maximumstelsel opgenomen van het aantal proeverijen wat mogelijk is (artikel 25e Alcoholwet).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-469412.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.