Gemeenteblad van Dijk en Waard
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dijk en Waard | Gemeenteblad 2022, 457650 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dijk en Waard | Gemeenteblad 2022, 457650 | beleidsregel |
Nota ruimtelijke kwaliteit Dijk en Waard 2022
1.1 HARMONISATIE VAN TWEE BELEIDSDOCUMENTEN
Niet strenger, niet soepeler, wel duidelijker.
De nieuwe Nota ruimtelijke kwaliteit Dijk en Waard 2022 is een samenvoeging van de nota Ruimtelijke kwaliteit Heerhugowaard 2017 en de Welstandsnota Langedijk 2013. In het kader van de harmonisatie is er in de nieuwe nota géén nieuw beleid opgenomen. Het huidige beleid van de voormalige gemeenten is samengevoegd. Daar waar er verschillen in toetscriteria zijn, is gekozen voor de beste en duidelijkste regels. Het beleid is per deelgebied niet strenger of soepeler geworden, maar wel duidelijker.
De aanpassingen zitten voornamelijk in de sneltoetscriteria voor kleine bouwwerken. In de voormalige gemeenten zaten hier de grootste verschillen.
Ook de toetscriteria voor reclame-uitingen zijn samengevoegd. Daar waar de voormalige gemeente Langedijk werkte met toetscriteria op hoofdlijnen, werkte de voormalige gemeente Heerhugowaard met toetscriteria op hoofdlijnen en uitgewerkte criteria per deelgebied voor bedrijventerreinen, landelijk gebied, winkelgebieden en woonwijken.
Vanaf begin 2020 is de welstandscommissie Langedijk en de commissie ruimtelijke kwaliteit Heerhugowaard al samengevoegd tot één gezamenlijke commissie ruimtelijke kwaliteit. Bij de aanpassingen van de criteria is uitgegaan van de adviezen van deze commissie ruimtelijke kwaliteit.
De adviezen van de commissie zullen door de aangepaste criteria in deze geharmoniseerde nota in basis niet anders zijn dan in het verleden.
Deze nieuwe nota ruimtelijke kwaliteit kan de basis vormen voor toekomstig interactief beleid.
1.2 NOTA RUIMTELIJKE KWALITEIT
Dijk en Waard is een dynamische en aantrekkelijke gemeente om te wonen, te werken en te leven. Veranderingen in onze gemeente gaan soms snel en soms geleidelijk en door kleinere en grote bouwinitiatieven is Dijk en Waard constant in ontwikkeling.
Het beleid in de gemeente bestaat globaal uit drie hoofdzaken:
Het Economisch domein, Sociaal domein en het Fysiek domein.
Ingrepen op een van de drie domeinen heeft invloed op de andere twee domeinen.
De nota ruimtelijke kwaliteit valt onder het Fysieke domein. Samen met het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan maakt deze onderdeel uit van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Het zijn de instrumenten waarmee de gemeente regie kan voeren op de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen en hun omgeving en waarin de aanwezige cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden een belangrijke rol spelen bij de beleving van ontwikkelingen en (ver)bouwplannen.
Het bestemmingsplan stuurt met name op de situering en de hoofdvorm. De nota ruimtelijke kwaliteit en het beeldkwaliteitsplan op gevels, materialisatie en detaillering. Het bestemmingsplan geeft een bouwrecht, maar geen bouwplicht en stuurt niet op beeldkwaliteit. Dit is de reden dat er een overlap aanwezig is tussen het bestemmingsplan en de nota ruimtelijke kwaliteit als het gaat om de situering en de hoofdvorm. Dit gaat voornamelijk op bij de historische linten, het buitengebied en inbreilocaties.
Omgevingsvisie, Omgevingsplan en de nota ruimtelijke kwaliteit
De op handen zijnde inwerkingtreding van de Omgevingswet geeft op dit moment geen directe aanleiding tot inhoudelijk aanpassing van het huidige welstandbeleid. De inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft niet direct gevolgen voor het huidige welstandsbeleid. Onder de Omgevingswet loopt het welstandstoezicht via het omgevingsplan. In het overgangsrecht van de Omgevingswet is geregeld dat een groot deel van de gemeentelijke regels, zoals die in bestemmingsplannen en welstandsregels, automatisch deel uitmaken van het tijdelijke omgevingsplan. De bestaande welstandsnota en beeldkwaliteitsplannen blijven hun gelding behouden. Gemeenten hebben tot 2029 de tijd om het tijdelijk omgevingsplan in een nieuw omgevingsplan om te zetten.
De visiekaart laat zien welke ontwikkelingen of plekken een belangrijke rol hebben bij het oppakken van vraagstukken uit de omgevingsvisie de komende jaren. Deze is dus toekomstgericht. Het gaat hierbij om de fysieke leefomgeving en kent een ruimtelijke en ook sociale invulling.
De nota ruimtelijke kwaliteit gaat over het toetskader voor bouwplannen in de bestaande bebouwing. Ook een aantal nieuwe deelgebieden zoals de Vaandel en Breekland zijn al opgenomen in deze nota. Bij de nieuwste en toekomstige ontwikkelingen worden voornamelijk beeldkwaliteitsplannen opgesteld die als toetskader gelden. Dit zal ook gelden voor nieuw te ontwikkelen gebieden die passen in de visiekaart. De nota ruimtelijke kwaliteit staat deze ontwikkelingen niet in de weg. Als een ontwikkelingsgebied volledig is volgebouwd, gaat de toetsing van een bouwplan weer over naar de nota ruimtelijke kwaliteit.
Gelijk aan de oude nota’s van Heerhugowaard en Langedijk wil de gemeente met deze nota ruimtelijke kwaliteit drie onderdelen verwezenlijken:
We willen meer vrijheid bieden waardoor iedereen zijn of haar droomhuis kan realiseren. Met deze nota wordt een evenwicht gevonden tussen enerzijds het terugdringen van overbodige en knellende regels waardoor meer vrijheid ontstaat voor de aanvrager en anderzijds het beschermen van onder andere de buren tegen buitensporigheden in het straatbeeld (excessen).
We willen allemaal meer vrijheid, zolang dit maar niet tot een chaotisch straatbeeld leidt. Want welstandsvrij bouwen is leuk, totdat je als bewoner tegen een lelijk bouwwerk aankijkt op het erf van de buren.
In de Algemeen Plaatselijke Verordening APV is bij het onderdeel reclame een algemeen aanwijsbesluit opgenomen dat de nadere regels zijn opgenomen in deze nota ruimtelijke kwaliteit.
De toetscriteria van de twee voormalige gemeenten was verschillend van elkaar.
Daar waar de voormalige gemeente Langedijk werkte met criteria op hoofdlijnen, werkte de voormalige gemeente Heerhugowaard met criteria op hoofdlijnen en uitgewerkte criteria per deelgebied voor bedrijventerreinen, landelijk gebied, winkelgebieden en woonwijken.
De criteria op hoofdlijnen in beide voormalige gemeenten verschilden niet van elkaar.
De criteria van de deelgebieden in de voormalige gemeente Heerhugowaard is in 2017 tot stand gekomen in samenwerking met belanghebbenden zoals de bedrijfskring Heerhugowaard, de stakeholders van Winkelcentrum Middenwaard, Stationsplein, Centrumwaard en de sportverenigingen.
In het kader van de Harmonisering zijn de uitgewerkte criteria voor de deelgebieden van de voormalige gemeente Heerhugowaard overgenomen in de huidige reclamecriteria.
Deze zijn wat betreft de bedrijventerreinen op voorhand besproken met en akkoord bevonden door de nieuw opgerichte bedrijfskring Dijk en Waard.
Hieronder is schematisch aangegeven hoe toetsing aan de nota werkt. Na een korte inleiding over de inhoud en werking van het welstandbeleid zijn in de hoofdstukken 2 tot en met 5 de feitelijke toetscriteria uitgewerkt.
1.3 BELEID RUIMTELIJKE KWALITEIT
Er zijn vele definities voor het begrip ruimtelijke kwaliteit. Daar willen we niet teveel op ingaan. Door de jaren heen is er door middel van het bestemmingsplan en de welstandsnota een robuuste woonomgeving gebouwd, waar voornamelijk de hoofdgebouwen en grote agrarische schuren een grote invloed hebben op de ruimtelijke kwaliteit. Verder kenmerkt Dijk en Waard zich door de verscheidenheid van vele soorten gebieden, zoals de historische linten, de bestaande woonwijken en bedrijventerreinen.
De gebiedsgerichte aanpak voor de ruimtelijke kwaliteit blijft dan ook van toepassing. De gebieden zijn net als in de vorige nota’s samengevoegd op basis van ruimtelijke kenmerken en mate van samenhang en voorzien van passende toetsingscriteria. De oude toetscriteria blijven de basis voor deze nieuwe nota.
Daar waar verschillen in de oude nota’s werden geconstateerd, zijn de meest relevante criteria overgenomen.
De indeling van de deelgebieden is uitgewerkt op de overzichtskaart op bladzijde 21.
Het ene gebied is gevoeliger voor ingrepen dan het andere. Het historisch lint en het buitengebied heeft meer bescherming nodig dan gebieden die niet zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied. Dit bepaalt ook de keuze waar wel en niet voldaan hoeft te worden aan de toets ruimtelijke kwaliteit en waar de toetscriteria soepeler en minder soepel zijn. Bij geheel nieuwe wijken of ontwikkelingen grijpt de gemeente haar kans om met behulp van het beeldkwaliteitsplan een robuuste basiskwaliteit neer te leggen.
In de nota wordt onderscheid gemaakt tussen vier verschillende gebieden:
ontwikkelgebieden die door de Commissie ruimtelijke kwaliteit of een supervisieteam getoetst worden aan een beeldkwaliteitsplan. Na gereedkomen van een ontwikkelgebied vervalt de toetsing aan het beeldkwaliteitsplan en wordt teruggevallen op bestaande deelgebieden van de nota, net zoals dat voor de bestaande woonwijken geldt.
Daar waar de toets van ruimtelijke kwaliteit wordt losgelaten ligt de verantwoordelijkheid van het uiterlijk van een bouwwerk nu voor het grootste gedeelte bij de bewoners en gebruikers. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan de gemeente nog gebruik maken van de excessenregeling.
Let op: De excessenregeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Dijk en Waard.
De kern van de nota ruimtelijke kwaliteit wordt verder gevormd door de toetscriteria. Er wordt onderscheid gemaakt in drie soorten criteria voor:
1.4 TOEZICHT OP RUIMTELIJKE KWALITEIT
Iedereen die iets nieuws wil bouwen of iets aan een bestaand gebouw wil veranderen, kan vooraf nagaan of hiervoor een omgevingsvergunning nodig is. Wanneer voor een bouwplan een vergunning nodig is, zal de gemeente de aanvraag toetsen aan de nota ruimtelijke kwaliteit.
De gemeenteraad is de instantie die de nota ruimtelijke kwaliteit vaststelt. De nota bevat criteria en kaders waaraan het uiterlijk van een bouwplan moet voldoen. Het college van B&W voert het beleid uit en heeft hiervoor de ambtelijke organisatie en de onafhankelijke extern adviseur omgevingskwaliteit aangesteld. Toetsing van ontwikkelingen en (ver)bouwplannen geschiedt op basis van de criteria uit de nota. Ook het reclamebeleid is een onderdeel van de nota ruimtelijke kwaliteit.
Het college van B&W volgt in de regel het advies van de ambtelijk adviseur omgevingskwaliteit en/of de onafhankelijke extern adviseur ruimtelijke kwaliteit, maar heeft de mogelijkheid om hier gemotiveerd van af te wijken.
De onafhankelijke extern adviseur omgevingskwaliteit werkt in volle openbaarheid aan de hand van de vastgestelde criteria die voor iedereen beschikbaar zijn. Initiatiefnemers en/of architecten en ontwerpers worden gestimuleerd om een afspraak maken om bij de behandeling van hun bouwplan in de vergadering aanwezig te zijn of een toelichting te geven. Belangstellenden kunnen als toehoorder de vergadering bijwonen. De vergadering is openbaar.
Wij vinden het belangrijk en stimuleren de initiatiefnemers om een plan dat zich in de ontwikkelfase bevindt voor te leggen aan de adviseurs en te laten beoordelen op aspecten van ruimtelijke kwaliteit. In het vooroverleg kan door de ambtenaar of extern adviseur op hoofdlijnen worden aangegeven of een te zijner tijd in te dienen definitief plan aan de nota kan gaan voldoen. Wanneer een negatief advies over een aanvraag wordt gegeven, kan een zogenaamd collegiaal overleg worden aangevraagd. Tijdens dit informele overleg wordt het advies toegelicht en bestaat de mogelijkheid om een gewijzigd voorstel te bespreken. Het collegiale overleg helpt een aanvrager bij het wijzigen van een (bouw)plan en versoepelt een verdere afhandeling.
Met ingang van 1 maart 2013 is een wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden waarmee de ‘kan-bepaling’ is geïntroduceerd. Dit houdt in dat het verplichte advies van de welstandscommissie of stadsbouwmeester, is vervangen door de keuzemogelijkheid van een onafhankelijk advies, of een ambtelijke toets. Op grond hiervan hebben beide voormalige gemeenten er voor gekozen om de toetsing op de meeste onderdelen ambtelijk te laten uitvoeren. Dit betekent vereenvoudiging van toetsing, snellere planafhandeling en minder regeldruk. Deze werkwijze wordt ook nu bij de nieuwe nota gecontinueerd.
Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt advies gevraagd aan een onafhankelijke extern adviseur ruimtelijke kwaliteit. Dit gebeurt bij ingrijpende plannen en bij beroep- en bezwaarprocedures. De mogelijkheid bestaat om meerdere soorten externe adviseurs in te schakelen, zoals een stedenbouwkundige, landschapsarchitect en /of architect. Deze onafhankelijke adviseurs kunnen ook in eerdere fasen in het proces ingeschakeld worden bij bijvoorbeeld beoordeling van concept beeldkwaliteitsplannen. In deze gevallen wordt advies gevraagd aan de adviescommissie ruimtelijke kwaliteit Dijk en Waard.
1.6 AANSLUITING MET LANDELIJKE WETGEVING TOETS RUIMTELIJKE KWALITEIT - VERGUNNINGSVRIJ BOUWEN
De regels voor de toets ruimtelijke kwaliteit moeten vooral makkelijk en eenvoudig toetsbaar zijn en zoveel mogelijk verwarring voorkomen.
Dit is de reden dat we aansluiting hebben gezocht bij de systematiek en definities van de landelijke regeling ‘Vergunningsvrij bouwen’.
Op het moment dat je wilt gaan bouwen op een perceel moeten eerst twee zaken worden uitgezocht:
Om dit te kunnen bepalen moet men zich eerst verdiepen in het bestemmingsplan en de landelijke regeling vergunningsvrij bouwen.
Het bepalen of een bouwwerk vergunningsvrij is werkt als volgt:
Dit is een ingewikkelde zaak en moet altijd op voorhand uitgezocht worden voor dat men aan de nota ruimtelijke kwaliteit toekomt. Met bovenstaande gegevens kan men bepalen of het bouwplan vergunningsvrij is.
Zie ook de website www.omgevingsloket.nl.
Met deze gegevens is het daarna makkelijk te controleren of het bouwplan volgens de nota ruimtelijke kwaliteit welstandsvrij is, omdat deze ook van hetzelfde gebied uitgaat.
In de uitzonderlijke situatie waar het achtererf van een perceel gericht is naar het openbaar gebied en er links en/of rechts woningen of bedrijven staan met de voorkant gericht naar dit openbaar gebied, dan valt dit gebied onder de toets ruimtelijke kwaliteit. Voor deze uitzondering op de regel is bewust gekozen, voor een gelijke beoordeling als het om nagenoeg eenzelfde locatie gaat. Het betreft gebieden langs de openbare weg waar we als gemeente de ruimtelijke kwaliteit belangrijk genoeg vinden om deze uitzondering te maken. Het geldt alleen voor deelgebied 2A Bestaande woonwijken en 4A Zandhorst, De Frans, Harlingerstraat, de Mossel en Zuiderdel.
Het principe is verbeeld op de tekening op bladzijde 29 en 44.
1.7 OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED
De nota gaat in veel gevallen uit van de zichtbaarheid vanuit het openbaar toegankelijk gebied. Om misverstanden te voorkomen is hierbij aansluiting gezocht bij de definitie zoals deze vanaf 01 november 2014 wordt gehanteerd bij de landelijke regeling vergunningsvrij bouwen:
Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer. Zie hieronder de toelichting.
Wat wordt bedoeld met ‘openbaar toegankelijk gebied’?
De 'voor-achterkant' benadering uit bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) gaat er kort gezegd vanuit dat aan de 'publieke' voorzijde van gebouwen minder vergunningvrij gebouwd mag worden dan aan de 'private' achterzijde. Daartoe wordt in het Bor gewerkt met het begrip: 'naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd'. Onder openbaar toegankelijk gebied vallen wegen, vaarwater en openbaar groen. Voor de duidelijkheid zullen wij per deel van het openbaar toegankelijk gebied toelichten wat er wel en niet onder valt.
Onder het deel groen van het openbaar toegankelijk gebied moet worden verstaan datgene wat daaronder ook in het normale spraakgebruik wordt verstaan: parken, plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek algemeen toegankelijk zijn. Een element uit het begrip is dat sprake moet zijn van toegankelijk openbaar groen. Het gaat er dus om dat het park of plantsoen 'betreden' kan worden.
Snippergroen-restgroen (bijvoorbeeld begroeiing aan de kopzijde van een hoekwoning) is veelal niet toegankelijk en niet bedoeld om te 'betreden'. Dergelijke begroeiing kan dus niet worden aangemerkt als 'openbaar groen'. Ook weiland, bos of water kan niet aangemerkt worden als 'openbaar groen' omdat het niet (voortdurend openbaar) toegankelijk is.
Ook al is snippergroen geen openbaar groen, dit betekent niet altijd dat daarmee wordt voldaan aan de voorwaarde 'niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd'. Van belang hierbij is dat de aanwezigheid van snippergroen de relatie met het openbaar toegankelijk gebied niet 'verbreekt'.
De definitie van de wegenverkeerswet die van toepassing is op de definitie van openbare weg beschrijft dat de weg bestaat uit de weg inclusief bermen, etc. Een strook snippergroen langs een weg behoort dan ook tot de openbare weg. Een bouwwerk op een perceel waarnaast eerst een strook snippergroen ligt en daarnaast de weg is dus naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd.
Uit de definitie van “wegen” uit de Wegenverkeersweg 1994 ("alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten") valt af te leiden dat sprake moet zijn van voor openbaar verkeer openstaande wegen of paden. Een stoep of parkeerplaats direct naast de weg gelegen behoort ook tot de weg.
Brandgangen, achterpaden en zijpaden worden in de definitie van openbaar toegankelijk gebied specifiek uitgezonderd: ‘met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaamverkeer’. Dus paden voor voetgangers en fietser die alleen de percelen ontsluiten en dus niet ook voor doorgaand voet- of fietsverkeer worden gebruikt zijn geen openbaar toegankelijk gebied. Op het moment dat er over een brandgang of achterpad ook gemotoriseerde voertuigen mogen rijden is er wel sprake van openbaar toegankelijk gebied. Indien u twijfelt of het pad langs uw erf gezien dient te worden als openbaar toegankelijk gebied, dan adviseren wij u contact op te nemen met de gemeente.
Opmerking: Overigens valt het spoor niet onder ‘openbaar toegankelijk gebied’.
Het begrip vaarwater geeft aan dat een doorsnee sloot geen openbaar toegankelijk gebied is. Alleen water, zoals een rivier, gracht, beek, kanaal of weteringen, dat geschikt is om te worden gebruikt door scheepvaart en pleziervaart is openbaar toegankelijk gebied.
Achtererfgebied : erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
Bebouwingsgebied : achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw.
De excessenregeling geeft het kader tussen onder andere burgers (voornamelijk buren) onderling over wat echt een uitspatting, een buitensporigheid is. Als men er gezamenlijk niet uitkomt dan kan een beroep gedaan worden op de gemeente om te bemiddelen en in het uiterste geval in te grijpen in excessieve situaties. De excessenregeling moet gezien worden als een stuk gereedschap indien het echt uit de hand loopt. Een dergelijk systeem past goed bij een gemeente die grote verantwoordelijkheid wil toekennen aan burgers en ondernemers, maar niet wil uitsluiten dat in bepaalde uitzonderlijke gevallen correctief wordt opgetreden.
Artikel 12 van de Woningwet biedt het College van B&W de mogelijkheid om repressief tegen excessen op te treden. Met de excessenregeling kunnen buitensporigheden worden aangepakt die de kwaliteit van de omgeving echt aantasten. De excessenregeling is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan, maar om een minimale ondergrens te waarborgen.
Voordat de gemeente overgaat tot een aanschrijving zal de onafhankelijke adviseur omgevingskwaliteit verzocht worden het bouwwerk te beoordelen. Het advies wordt schriftelijk gemotiveerd en wordt gebaseerd op de criteria genoemd in de excessenregeling.
Daar waar de toets van ruimtelijke kwaliteit wordt losgelaten legt de verantwoordelijkheid van het uiterlijk van een bouwwerk voor het grootste gedeelte bij de bewoners en gebruikers. Een bouwwerk dat niet zichtbaar is vanaf de openbare ruimte wordt overigens niet gezien als een exces.
Let op: de excessenregeling is van toepassing op het hele grondgebied van de gemeente Dijk en Waard.
De gemeente hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een echte buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen duidelijk is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Daarbij geldt, dat er eerder sprake is van een exces naarmate een bouwwerk meer zichtbaar is vanuit de openbare ruimte.
Er is in ieder geval sprake van een exces bij:
Indien één van deze aspecten aan de orde is, kan met gebruikmaking van de overige informatie uit de nota ruimtelijke kwaliteit een motivering worden opgezet die bij de aanschrijving wordt toegepast.
Ook is de excessenregeling van toepassing indien er sprake is van het nalaten van bepaald handelen waardoor er ernstige strijd met redelijke eisen van welstand ontstaat. Het gaat daarbij om de volgende situaties:
Vergunningsvrije bouwwerken die voldoen aan de sneltoetscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen zijn in elk geval geen exces.
In uitzonderlijke gevallen kan het College van B&W afwijken van de nota ruimtelijke kwaliteit. Bijvoorbeeld als het bouwwerk of reclame een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving, maar niet voldoet aan de beleidsregels.
In de nota ruimtelijke kwaliteit zijn daarvoor ‘Algemene criteria’ opgenomen. Deze ‘Algemene criteria’ zijn voor onverwachte, experimentele of bijzondere objecten. Stelregel is dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap, naarmate het bouwwerk of reclame zich nadrukkelijker van haar omgeving onderscheidt. Alleen voldoen aan de nota ruimtelijke kwaliteit is dus niet genoeg.
Om af te kunnen wijken van de nota moet het plan voorzien zijn van:
Bij reclames dient het plan ook voorzien te zijn van:
De algemene criteria die in deze paragraaf worden genoemd richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op universele kwaliteitsprincipes1.
De algemene criteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte criteria. In praktijk zullen die uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling.
In bijzondere situaties – wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte criteria ontoereikend zijn – kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene criteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan is aangepast aan de gebiedsgerichte criteria, maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het zijn omgeving negatief zal beïnvloeden.
Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving, maar door bijzondere schoonheid wél voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene criteria. De adviseur omgevingskwaliteit kan burgemeester en wethouders in een dergelijk geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren van de hardheidsclausule gebruik te maken en af te wijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte criteria. In de praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene criteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.
In het volgende worden de algemene criteria stuk voor stuk beschreven. En dat zijn:
RELATIE TUSSEN VORM, GEBRUIK EN CONSTRUCTIE
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.
Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm.
Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong.
Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm meer is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.
RELATIE TUSSEN BOUWWERK EN OMGEVING
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.
Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de gevels van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan.
Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen.
BETEKENISSEN VAN VORMEN IN SOCIAAL-CULTURELE CONTEXT
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.
Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd.
Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang.
In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders al aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden.
Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te ‘begrijpen’ als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.
EVENWICHT TUSSEN HELDERHEID EN COMPLEXITEIT
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.
Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld.
Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie.
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.
Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken.
De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen.
Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben.
De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen samen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.
MATERIAAL, TEXTUUR, KLEUR EN LICHT
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.
Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tastbare kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren te veel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.
Een belangrijke pijler van de nota ruimtelijke kwaliteit is het gebiedsgerichte beleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuren in de gemeente. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit van de gemeente en het architectonisch vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Deze criteria geven aan hoe een bouwwerk ‘zich moet gedragen’ om in zijn omgeving niet te veel uit de toon te vallen, en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt.
Per welstandsgebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld, waarin steeds de volgende onderdelen aan de orde komen:
3.2. Gebiedsindeling en welstandsambities
In de gemeente Dijk en Waard kunnen op basis van overeenkomsten in functionele, stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken 7 welstandsgebieden worden onderscheiden. De afzonderlijke gebieden vormen een samenvoeging van de eerdere deelgebieden. Zo is de ‘historische lintbebouwing’ van Heerhugowaard samengevoegd met de ‘Dorpslinten’, ‘Dwarsverbindingen’ en ‘Eilanden’ van Langedijk.
Hoewel deze gebieden in sommige opzichten sterk verschillen in uitstraling kunnen deze toch met dezelfde set toetscriteria worden beoordeeld.
Het beleid is hier namelijk vooral gericht op het in stand houden en bij nieuwe ontwikkelingen versterken van het karakter en de eenheid van de reeds aanwezige bebouwing. De mogelijkheid blijft open tot vernieuwen binnen de bestaande context met behoud van de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
Als er naar aanleiding van de gebiedsindeling twijfel bestaat in welk gebied een gebouw thuishoort, zal de commissie ruimtelijke kwaliteit op basis van de beschrijvingen en afbeeldingen aangeven welke criteria van toepassing worden geacht.
NIVEAU VAN RUIMTELIJKE KWALITEIT: Bijzonder
Wel toetsing aan ruimtelijke kwaliteit
Het betreft hier de historische dorpslinten van Oudkarspel, Noord- en Zuid Scharwoude, Broek op Langedijk, Sint Pancras, Koedijk en Heerhugowaard, de dwarsverbindingen en de eilandenverbindingswegen, watergangen en de kleinere bebouwingslinten en de eilanden in Langedijk.
Hoewel deze gebieden in sommige opzichten sterk verschillen in uitstraling kunnen deze toch met dezelfde set toetscriteria worden beoordeeld.
Het beleid is hier vooral gericht op het in stand houden en bij nieuwe ontwikkelingen versterken van het karakter en de eenheid van de reeds aanwezige bebouwing. De mogelijkheid blijft open tot vernieuwen binnen de bestaande context met behoud van de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
Bij een aantal inbreilocaties zijn er beeldkwaliteitsplannen die als aanvullende toetsingscriteria gelden voor nieuwe ontwikkelingen.
Indien de bouwlocatie is gerealiseerd, dan vervalt het beeldkwaliteitsplan en gelden de toetscriteria van de nota ruimtelijke kwaliteit.
De ontwikkellocatie ‘Broekerwerf’ valt als dit is gerealiseerd onder deelgebied 1.
Nokhoogte van bijgebouwen zijn minimaal 1 meter lager dan het hoofdgebouw. Indien de goothoogte van de woning op de eerste verdiepingsvloer ligt, moet het boeideel van het bijgebouw op gelijke hoogte of lager liggen. Uitzondering hierop zijn de agrarische bedrijven en woonboerderijen, hier geldt dat bijgebouwen in positie en uitwerking ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw.
DEELGEBIED 2A BESTAANDE WOONWIJKEN
NIVEAU VAN RUIMTELIJKE KWALITEIT: Regulier
De bestaande woonwijken vallen gedeeltelijk onder de toetsing aan ruimtelijke kwaliteit.
De gemeente stelt geen bijzondere eisen aan de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwen en het toezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van het gebied.
Vrij van toetsing aan ruimtelijke kwaliteit:
Kleine bouwwerken bij het hoofdgebouw op het achtererf die passen binnen de regels van het bestemmingsplan zijn vrij van de toets ruimtelijke kwaliteit.
de excessenregeling is wel van toepassing op het hele gebied.
Zie ook het plaatje ‘toets ruimtelijke kwaliteit in bestaande woonwijken’ op de volgende bladzijde.
Wel toetsing aan ruimtelijke kwaliteit:
Een compleet nieuwe woning en het vergroten van de bestaande woning binnen het bouwvlak (bestemmingsplan) van het hoofdgebouw moet altijd voldoen aan de criteria voor ruimtelijke kwaliteit.
Voor de binnenstedelijke herstructureringslocaties zijn aparte criteria opgesteld. Herstructureringslocaties zijn zo beeldbepalend en ingrijpend in de huidige structuur, dat een extra kwaliteitsinspanning gewenst is. Zodra de herstructurering afgerond is, valt deze locatie weer onder de criteria van de bestaande woonwijken.
BINNENSTEDELIJKE HERSTRUCTURERINGSLOCATIES
Herstructureringslocaties zijn zo beeldbepalend en ingrijpend in de huidige structuur, dat een extra kwaliteitsinspanning gewenst is. Naast de criteria van het deelgebied gelden voor de herstructureringslocaties de volgende criteria:
Schaalvergroting is alleen mogelijk indien de korrelgrootte in stand wordt gehouden (de verhoudingen tussen de verschillende bouwvolumes in de directe omgeving moeten visueel intact blijven). Bij vervangende nieuwbouw en de invulling van leegtes en bij de wandvorming door grotere volumes, wordt aandacht geschonken aan de geleding van de gevels en vormgeving van de ‘koppen’.
Zodra de herstructurering afgerond is, valt deze locatie weer onder de criteria van de bestaande woonwijken.
DEELGEBIED 2B: OOSTERDELGEBIED
NIVEAU VAN RUIMTELIJKE KWALITEIT: Regulier
Het woongebied Oosterdelgebied onderscheidt zich qua bebouwingsdichtheid, plaatsing van gebouwen op de kavels, de bouwmassa’s en de architectuur van alle andere woongebieden.
Het gebied is onderdeel van het restant van het rijk der 1000 eilanden. De eilandenstructuur is in dit gebied grotendeels in tact gebleven en bebouwd met vrijstaande woningen in diverse vormen en stijlen. Er sprake van woningbouw uitgaande van het principe van het wonen aan het water, met één woning per (schier)eiland. De grotere eilanden zijn bebouwd met meerdere woningen die soms in onderlinge samenhang zijn gebouwd. De bebouwing is individueel door de ruimtelijke karakteristiek van het gebied en door de architectuur van de woningen.
De woningen zijn in de basis veelal eenvoudig en traditioneel van opbouw met overwegend één bouwlaag met zadelkap. Regelmatig is er sprake van verwijzing naar traditionele en agrarische bebouwing door toepassing van bijvoorbeeld wolfseinden of puntdaken zoals bij stolpboerderijen. Vaak zijn de dakvlakken voorzien van dakkapellen of ramen. De woningen hebben veelal mee-ontworpen op- en aanbouwen, waaronder erkers, carports en ook boothuizen.
De mate aan detaillering is meestal eenvoudig, maar er zijn uitschieters naar boven met een rijke zorgvuldig ontworpen uitvoering. Het materiaalgebruik is vaak traditioneel met eigentijdse accenten en enkele versieringen. Naast baksteen komen ook houten rabatdelen en plaatmateriaal als gevelmateriaal voor. Opvallend is dat er vaak sprake is van een (houten) betimmering in de topgevel. Daken zijn voorzien van rode of donkere pannen en een enkele keer van riet. Het kleurgebruik is veelal traditioneel, licht en terughoudend.
Beleid, waardebepaling en ontwikkeling
Het beleid is gericht op het handhaven van de bestaande situatie. Nieuwe ontwikkelingen bestaan veelal uit (sloop en) nieuwbouw van woningen.
Er is sprake van een opmerkelijk gebied vanwege de landschappelijke en stedenbouwkundige structuur. Voor de ruimtelijke indeling van het gebied is uitgegaan van de wegen en waterlopen en het landschapsplan. Hierdoor heeft het gebied een bijzondere eigen uitstraling en identiteit.
Het beleid is gericht op het behoud van deze eigen identiteit, de relatie met een water- en groenrijke omgeving en een afwisselend beeld zonder te grote dissonanten tussen de individuele woningen.
Aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa en in een afgeleide architectuur. De nokhoogte van bijgebouwen is minimaal 1,0 meter lager dan het hoofdgebouw. Indien de goothoogte van de woning op de eerste verdiepingsvloer ligt, moet het boeideel van het bijgebouw op gelijke hoogte of lager liggen.
DEELGEBIED 2C WOONWAGENTERREINEN
In Heerhugowaard zijn aan de Diamant, Kopermolen, van Veenweg en Tijm woonwagenterreinen gelegen. In Oudkarspel is een woonwagenterrein aan de Zaagmolenweg 2, 4, 6.
Deze terreinen kenmerken zich door de toename van permanente bouwwerken dicht op elkaar, op een terrein dat vroeger een semi-permanent karakter had.
In het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om op deze plekken een woning te bouwen.
NIVEAU VAN RUIMTELIJKE KWALITEIT:
Wel toetsing aan ruimtelijke kwaliteit
Dit terrein kenmerkt zich door de openheid richting het openbaar gebied. Het is duidelijk zichtbaar vanaf de openbare weg en duidelijk zichtbaar vanaf de bestaande woonwijk. Om die reden valt dit woonwagenterrein onder de toetscriteria van Deelgebied 2A Bestaande woonwijken van bladzijde 27 t/m 30.
NIVEAU VAN RUIMTELIJKE KWALITEIT:
Géén toetsing aan ruimtelijke kwaliteit
Diamant, Kopermolen, Van Veenweg en Tijm te Heerhugowaard:
De terreinen zijn voornamelijk naar binnen gericht. Om deze reden is toetsing aan ruimtelijke kwaliteit niet noodzakelijk.
Er worden geen eisen aan de ruimtelijke kwaliteit van de woonwagens en woningen gesteld zolang gebouwd wordt binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan.
De excessenregeling is wel van toepassing voor dit gebied.
DEELGEBIED 2D: NIEUWE WOONWIJKEN
NIVEAU VAN RUIMTELIJKE KWALITEIT
Wel toetsing aan ruimtelijke kwaliteit
Voor nieuwe woonwijken zoals de Draai, Broekhorn, Noordereiland, Tuinen van Luna, Westpoort, de Scheg, Westerdel, Koolvlinder, Nieuwe Veiling en Broekerveiling is de beoordeling van ruimtelijke kwaliteit van toepassing. Om toetsing mogelijk te maken zijn door de raad beeldkwaliteitsplannen vastgesteld.
In de beeldkwaliteitsplannen zijn de criteria opgenomen die tijdens de ontwikkelingsfase fungeren als kader voor de toets van de beoordeling van ruimtelijke kwaliteit.
Als een deelgebied of de wijk is afgebouwd, wordt daarna getoetst aan deelgebied ‘2A Bestaande woonwijken’.
DEELGEBIED 3: CENTRUMZONE: MIDDENWAARD, STATIONSGEBIED, CENTRUMWAARD EN OVERIGE WINKELGEBIEDEN
NIVEAU VAN RUIMTELIJKE KWALITEIT
Wel toetsing aan ruimtelijke kwaliteit
De centrumzone valt onder de beoordeling van ruimtelijke kwaliteit vanwege de centrale ligging en de centrumfunctie voor de gemeente. Het toezicht is gericht op het, binnen de diversiteit van de bebouwingsvormen, behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied.
Gebaseerd op de uitgangspunten voor de ontwikkeling van de verschillende gebieden zijn criteria opgesteld die de gewenste ruimtelijke kwaliteit ondersteunen.
Voor het Stationsgebied wordt het Beeldkwaliteitsplan als toetscriteria gebruikt.
Afvoerkanalen (lucht/rookgas/ventilatie) worden in hoogte beperkt. Er worden geen buizen langs de gevel aangebracht. Afvoerkanalen worden bij voorkeur uitgevoerd als filter, waarmee de hoogte minimaal kan blijven. Voor de plaatsing van het filter gelden de sneltoetscriteria voor technische installaties.
Kleuraccenten zijn mogelijk indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt beargumenteerd kan worden en indien passend in de compositie.
DEELGEBIED 4A BEDRIJVENTERREINEN: ZANDHORST, DE FRANS, HARLINGERSTRAAT, DE MOSSEL, ZUIDERDEL, DE WUYVER
NIVEAU VAN RUIMTELIJKE KWALITEIT: Regulier
De bestaande bedrijventerreinen vallen gedeeltelijk onder de toetsing aan ruimtelijke kwaliteit.
De gemeente stelt geen bijzondere eisen aan de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwen en het toezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van het gebied.
Vrij van toetsing aan ruimtelijke kwaliteit:
Kleine bouwwerken op het achtererf die passen binnen de regels van het bestemmingsplan zijn vrij van de toets ruimtelijke kwaliteit.
de excessenregeling is wel van toepassing op het hele gebied.
Zie ook het plaatje ‘toets ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen’ op de volgende bladzijde.
Wel toetsing aan ruimtelijke kwaliteit:
Een compleet nieuw bedrijfsgebouw en het vergroten van het bestaande bedrijfsgebouw binnen het bouwvlak (bestemmingsplan) van het hoofdgebouw moet altijd voldoen aan de criteria voor ruimtelijke kwaliteit.
Kleine bouwwerken op het hoofdgebouw zijn in veel gevallen vrij van de toets ruimtelijke kwaliteit’. Zie hiervoor de sneltoetscriteria in hoofdstuk 5.
NIVEAU RUIMTELIJKE KWALITEIT: Bijzonder
Wel toetsing aan ruimtelijke kwaliteit
Beveland valt onder de beoordeling van ruimtelijke kwaliteit dat vooral gericht is op de ontwikkeling van een aantrekkelijk kantorenpark-bedrijventerrein. De nadruk in het beleid ligt op het bewaken van de samenhang op het terrein en de bebouwing. Hierin zijn naast het karakter van het gebied zelf de ontwikkelingen van Westpoort en het Stationsgebied mede bepalend.
Géén toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit
Vanwege de geïsoleerde ligging en autonome ontwikkeling van deze locatie acht de gemeente de beoordeling van ruimtelijke kwaliteit hier minder zinvol.
De gemeente stelt geen eisen aan de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwen en reclames zolang gebouwd wordt binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan.
Indien de gemeente wil meewerken aan een bouwplan dat niet past binnen het bestemmingsplan, zal in ieder geval goedkeuring van de adviseur omgevingskwaliteit nodig zijn. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de algemene criteria.
Reclames in het gebied zijn welstandsvrij zolang er géén reclame wordt gemaakt voor derden, geen LED schermen en bewegende beelden worden toegepast en er geen vergunning nodig is voor de activiteit Bouwen waarbij een ontheffing van het bestemmingsplan nodig is. Zie ook paragraaf 4.4: Reclames, deelgebied 4C: Overtoom.
De excessenregeling is wel van toepassing op het hele gebied.
NIVEAU RUIMTELIJKE KWALITEIT: Bijzonder
Wel toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit
De bedrijventerreinen de Vaandel en Breekland zijn nog in ontwikkeling. Hiervoor zijn beeldkwaliteitsplannen vastgesteld.
Tijdens de ontwikkelingsfase fungeert het beeldkwaliteitsplan als toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit. In het beeldkwaliteitsplan zijn kwaliteitszones benoemd en criteria opgenomen aan de hand waarvan een supervisieteam een bouwplan beoordeeld. Dit geldt ook voor de fietsenstallingen en erfafscheidingen bij het bedrijfspand.
Zodra de ontwikkeling van de locatie is afgerond en alle kavels bebouwd zijn zal het toezicht conform het nabijgelegen bedrijventerrein Zandhorst van toepassing worden.
Er zal dan getoetst worden aan de criteria van deelgebied 4A Bedrijventerreinen.
Voor reclames zijn er aanvullende objectcriteria opgenomen in paragraaf 4.6: Reclames, deelgebied 4, bedrijventerreinen 4A, 4B en 4D.
DEELGEBIED 5 BUITENGEBIED –LANDELIJK GEBIED
NIVEAU VAN RUIMTELIJKE KWALITEIT: Regulier
Wel toetsing aan ruimtelijke kwaliteit
Verspreid over het buitengebied komt bebouwing voor. De meeste bebouwing is gesitueerd in het agrarische deel van de gemeente. Het gaat in hoofdzaak om agrarische bebouwing. De bebouwing bestaat voornamelijk uit losstaande bedrijfswoningen met daarachter de agrarische bedrijfsgebouwen. Over het algemeen is de bebouwing kleinschalig. De nokrichting van de woningen is in de meeste gevallen evenwijdig aan de weg en de opbouw van de woningen is eenvoudig; één bouwlaag met een zadeldak. De agrarische bedrijfsgebouwen zijn van uiteenlopende materialen, maar veelal in gedekte kleurstellingen.
Gelet op de huidige kwaliteiten van het buitengebied geldt voor het gebied een regulier ambitieniveau. De inzet is om daarbij respectvol om te gaan met de bestaande kwaliteiten, oorspronkelijke structuurelementen en cultuurhistorische bebouwing. Streven naar goede inpassing van toevoegingen in het landschap en het compact houden van bestaande bebouwde boerenerven. De erfinrichting en erfbeplanting hebben een belangrijke rol bij het totaalbeeld van een boerenerf.
Onderstaande criteria gaan voornamelijk over de (bedrijfs)woningen en de bebouwing ten dienste van het wonen. Voor de achterliggende agrarische bedrijfsgebouwen zijn objectgerichte criteria opgesteld.
Zie hoofdstuk 4.3: Agrarische bedrijfsgebouwen op bladzijde 62 en 63.
Nokhoogte van bijgebouwen zijn minimaal 1 meter lager dan het hoofdgebouw. Indien de goothoogte van de woning op de eerste verdiepingsvloer ligt, moet het boeideel van het bijgebouw op gelijke hoogte of lager liggen. Uitzondering hierop zijn de agrarische bedrijven en woonboerderijen, hier geldt dat bijgebouwen in positie en uitwerking ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw.
DEELGEBIED 6 KASSENCONCENTRATIEGEBIED : ALTON I & II
Géén toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit
Vanwege de autonome ontwikkelingen van deze locaties acht de gemeente de beoordeling van ruimtelijke kwaliteit hier minder zinvol. Aan de randen van dit gebied zijn beperkingen opgelegd in het kader van het bestemmingsplan. Daarbinnen zijn de agrarische ontwikkelingen het voornaamste uitgangspunt. De gemeente stelt geen eisen aan de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwen en reclames op deze locatie zolang gebouwd wordt binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan.
Indien de gemeente wil meewerken aan een bouwplan dat niet past binnen het bestemmingsplan, zal in ieder geval goedkeuring van de adviseur omgevingskwaliteit nodig zijn. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de algemene criteria.
Reclames in het gebied zijn welstandsvrij zolang er géén reclame wordt gemaakt voor derden, geen LED schermen en bewegende beelden worden toegepast en er geen vergunning nodig is voor de activiteit Bouwen waarbij een ontheffing van het bestemmingsplan nodig is.
Zie ook paragraaf 4.6: Reclames, deelgebied 6: Kassenconcentratiegebied: Alton I & II.
De excessenregeling is wel van toepassing op het hele gebied.
DEELGEBIED 7 SPORT-, RECREATIE- EN GROENE TERREINEN
Deze terreinen vallen gedeeltelijk onder toetsing aan ruimtelijke kwaliteit
De gemeente stelt geen aanvullende eisen aan de ruimtelijke kwaliteit en het toezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van het gebied. De basiskwaliteiten worden beschreven in enkele gebiedsgerichte criteria.
HET GEBIED DAT NIET ZICHTBAAR IS VANAF HET OPENBAAR GEBIED:
Géén toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit
De gemeente stelt geen eisen aan de ruimtelijke kwaliteit aan de gebouwen op deze locatie zolang gebouwd wordt binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan. Dit geld voor de volgende sportterreinen waar géén overlast valt te verwachten richting de woonomgeving:
HET GEBIED DAT WEL ZICHTBAAR IS VANAF HET OPENBAAR GEBIED:
Wel toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit
Hieronder vallen alle overige sportcomplexen, recreatie- en groene terreinen, waaronder ‘Geestmerambacht’ en het ‘Strand van Luna’.
4 OBJECTGERICHTE WELSTANDSCRITERIA
4.1 MONUMENTEN, KARAKTERISTIEKE EN BEELDBEPALENDE PANDEN
NIVEAU RUIMTELIJKE KWALITEIT: Bijzonder
toetsing door de Gemeentelijke Adviescommissie Erfgoed.
Hiervoor zijn géén toetscriteria opgenomen in deze nota ruimtelijke kwaliteit. De Erfgoedcommissie maakt gebruik van eigen toetscriteria .
KARAKTERISTIEKE EN BEELDBEPALENDE PANDEN
Wel toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit
In de gemeente staan diverse monumenten, karakteristieke en beeldbepalende panden. Een monument is een gebouw of terrein dat van algemeen belang is door schoonheid of geschiedenis, belangrijk is voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde heeft. Het kan symbool staan voor een bepaalde periode of gezien worden als eerste of meest belangrijke verbeelding van een kunststroming. Monumenten worden volgens een aanwijzingsprocedure formeel vastgesteld door het Rijk, de provincie en/of de gemeente.
Naast de monumenten zijn in de gemeente ook karakteristieke en beeldbepalende panden geïnventariseerd. Ook voor deze panden geldt dat ze een cultuurhistorische en/of architectonische waarde vervullen en van belang zijn voor het karakter van het dorp.
Zowel de monumenten als de karakteristieke en beeldbepalende panden zijn divers van karakter en hebben elk bepaalde bijzonderheden in cultuurhistorische, architectonische en/of stedenbouwkundige zin. Het merendeel is gelegen aan de dorpslinten en enkele aan de randen met het buitengebied, waaronder veel stolpboerderijen en koolboeten.
De monumenten vallen onder het hoogste welstandsniveau en de karakteristieke en beeldbepalende panden vallen vanzelfsprekend onder het bijzondere welstandsniveau. Dat betekent dat bij karakteristieke en beeldbepalende panden meer ruimte is voor ingrepen dan bij monumenten. De monumenten worden getoetst door de gemeentelijke adviescommissie Erfgoed.
De beoordeling is altijd gericht op het op hoog kwaliteitsniveau handhaven, herstellen en versterken van de cultuurhistorische karakteristieken en de samenhang van het gebouw met zijn omgeving.
Voor de karakteristieke en beeldbepalende panden zijn de algemene, de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria van toepassing.
Toetsing van deze plannen wordt gedaan door de adviescommissie ruimtelijke kwaliteit.
4.2 BESTAANDE STOLPBOERDERIJEN
NIVEAU RUIMTELIJKE KWALITEIT: Bijzonder
Wel toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit
De bestaande oorspronkelijke agrarische stolpen vallen onder de beoordeling van ruimtelijke kwaliteit. Inzet voor het beleid is het behoud van de structuur van het gebouw en het bedrijfsmatig karakter met de daarmee samenhangende inrichting van het erf. Deze criteria zijn niet bedoeld voor de moderne stolpwoning en de monumenten.
4.3 AGRARISCHE BEDRIJFSGEBOUWEN
NIVEAU RUIMTELIJKE KWALITEIT: Regulier
Afwijkende stalvormen zijn denkbaar, waar ze in plaatsing, richting, vorm en geveluitwerking goed aansluiten bij de bestaande bebouwing en een beperkte invloed hebben op de karakteristiek van het open landschap, waarbij in verband met het minder massieve silhouet enkelvoudige vormen zoals boogstallen de voorkeur verdienen boven serrestallen.
NIVEAU RUIMTELIJKE KWALITEIT: Bijzonder
De voormalige gemeente Langedijk telt tientallen koolboeten en -huizen in diverse soorten en maten. De meesten zijn gebouwd in de periode 1890-1965. Koolboeten en -huizen behoren tot het cultuurhistorisch erfgoed van de gemeente. Van oorsprong zijn de koolboeten gebruikt voor opslag van de zogenaamde sluitkolen (gesloten kolen zoals rode, savooie en spitskool). Het merendeel is niet meer in gebruik voor de opslag en heeft een goede herbestemming gekregen ten behoeve van wonen of soms horeca (bed and breakfast).
Een koolboet kan bestaan uit één of twee bouwlagen met een mansardekap en in sommige gevallen een eenvoudige zadelkap. Bij de koolboeten van twee bouwlagen heeft de zadelkap een flauwe hellingshoek. In de gevelbeeld is de koolboet herkenbaar aan de symmetrische indeling van de voorgevel met op de begane grond enkele ramen en een deur en op de verdieping nog een (deur)opening voor in- en uitladen. Detaillering is eenvoudig en bestaat vaak uit gebogen rollagen, eenvoudige windveren, muurankers en soms speklagen in een afwijkende kleur metselwerk.
Een koolhuis is een tuinderswoning met aangebouwde opslag van agrarische producten, woning of opslagruimte onder één kap, waarbij de kap is uitgevoerd als mansardekap of zadelkap.
De koolboeten en -huizen zijn typerend en cultuurhistorisch waardevol voor de streek. Meerdere zijn aangewezen als karakteristiek pand en als monument.
Alle bestaande koolboeten en -huizen zijn aangemerkt als bijzondere welstandsobjecten, waarbij het behoud van de hoofdvorm en karakteristieke gevelindeling als uitgangspunt geldt.
KUNSTWERKEN HOOFDWEGENSTRUCTUUR
NIVEAU RUIMTELIJKE KWALITEIT: Bijzonder welstandsniveau
Het gaat om de civieltechnische kunstwerken die vanwege hun maat en schaal van grote invloed kunnen zijn op de beleving vanuit de omgeving. Dit onderwerp vraagt met de toekomstige aanpassingen in de hoofdwegenstructuur, de realisatie van grootschalige kunstwerken en de ontsluiting van nieuwe woonwijken om de nodige aandacht. Het is van belang om naast civieltechnische en verkeerskundige aspecten ook inpassing- en vormgevingsaspecten te kunnen beoordelen. Daarbij gaat het om de kwaliteit van de kunstwerken zelf maar ook om de uitwerking op de omgeving. Beeldende kunst, toegepast binnen civieltechnische kunstwerken, is een instrument om de identiteit van de omgeving te versterken.
NIVEAU RUIMTELIJKE KWALITEIT: Bijzonder welstandsniveau
Het gaat om de fiets-voetgangersbruggen op openbare gronden. Zij vormen de verbinding tussen de diverse woonwijken en voorzieningen in de gemeente.
Het is van belang om naast civieltechnische en verkeerskundige aspecten ook inpassing- en vormgevingsaspecten te kunnen beoordelen. Daarbij gaat het om de kwaliteit van de kunstwerken zelf maar ook om de uitwerking op de omgeving. Beeldende kunst, toegepast binnen civieltechnische kunstwerken, is een instrument om de identiteit van de omgeving te versterken.
NIVEAU RUIMTELIJKE KWALITEIT: Regulier welstandsniveau
Door het grote aantal waterlopen binnen de gemeente zijn bruggen veel voorkomende ruimtelijke elementen in het beeld van het landschap en de dorpskernen. Het betreft bruggen ter ontsluiting van de aangrenzende kavels. Deze zijn meestal privé-eigendom, liggen veelal in het buitengebied en zijn kleinschalig van aard.
In het buitengebied bestaat de kavelontsluiting veelal uit een functionele dam met duiker.
In het algemeen kan gesteld worden dat het ontwerp van een brug sterk afhankelijk dient te zijn van de functie, betekenis en omgeving waarin deze wordt geplaatst.
Voor alle bestaande en nieuwe bruggen geldt het bijzondere welstandsniveau. In het kader van de waterrijke gemeente en het behouden en versterken van cultuurhistorisch wateren, zal er aandacht zijn voor de vormgeving van alle soorten bruggen.
Bijzondere aandacht is er voor de zogenaamde kippenbruggen (voetgangersbruggen) die in het oorspronkelijke beeld van Langedijk een prominente rol hadden. Enkele zijn bewaard gebleven.
CRITERIA VOOR BEELDENDE KUNST:
Objecten in de openbare ruimte kunnen zowel een functie in een groter stedelijk en landschappelijk verband hebben (ondersteuning van structuren, bijvoorbeeld bijzonder straatmeubilair of thematische kunstprojecten), als locatiegebonden, individuele kunstobjecten zijn.
Kunstobjecten zijn passend gesitueerd in de omliggende openbare ruimte en ten opzichte van de omliggende bebouwing.
In de Algemeen Plaatselijke Verordening APV is bij het onderdeel reclame een algemeen aanwijsbesluit opgenomen dat de nadere regels zijn opgenomen in deze nota ruimtelijke kwaliteit.
De toetscriteria van de twee voormalige gemeenten was verschillend van elkaar.
Daar waar de voormalige gemeente Langedijk werkte met criteria op hoofdlijnen, werkte de voormalige gemeente Heerhugowaard met criteria op hoofdlijnen en uitgewerkte criteria per deelgebied voor bedrijventerreinen, landelijk gebied, winkelgebieden en woonwijken.
De criteria op hoofdlijnen in beide voormalige gemeenten verschilden niet van elkaar.
De criteria van de deelgebieden in de voormalige gemeente Heerhugowaard is in 2017 tot stand gekomen in samenwerking met belanghebbenden zoals de bedrijfskring Heerhugowaard, de stakeholders van Winkelcentrum Middenwaard, Stationsplein, Centrumwaard en de sportverenigingen.
In het kader van de Harmonisering zijn de uitgewerkte criteria voor de deelgebieden van de voormalige gemeente Heerhugowaard voor het grootste gedeelte overgenomen in de huidige reclamecriteria.
Deze zijn wat betreft de bedrijventerreinen op voorhand besproken met en akkoord bevonden door de nieuw opgerichte bedrijfskring Dijk en Waard.
Het doel van reclame is om het bedrijf zichtbaar en vindbaar te maken. Reclames zijn altijd ondergeschikt aan het gebouw en zijn in verhouding met het terrein, het gebouw en de gevel of de gevelparcellering.
Deze nota regelt alleen reclames die definitief worden bevestigd op een gefixeerde plek op een pand of het perceel.
Tijdelijke reclames zoals mobiele en verplaatsbare reclames en losse screens geplaatst op de gevel, het terrein of een hek of erfafscheiding worden niet geregeld door de nota ruimtelijke kwaliteit.
Voor deze reclamevoering is een aparte vergunning of toestemming van de gemeente noodzakelijk. Hiervoor wordt verwezen naar het ‘objectenbeleid’ en/of het evenementenbeleid van de gemeente.
Toetsing aan criteria van de nota
De gemeente is de instantie die de reclames aan de criteria toetst van deze reclamenota. Bij onduidelijkheden of geschillen wordt de reclame voorgelegd aan een externe adviseur ruimtelijke kwaliteit. Dit is een onafhankelijke adviseur aangesloten bij de stichting ‘Mooi Noord-Holland’ adviseurs omgevingskwaliteit.
Vergunningsvrij versus vergunningsplichtig
Bij de criteria is onderscheid gemaakt tussen vergunningsvrij en vergunningsplichtig.
Is de reclame klein dan heeft dat weinig invloed op de architectuur van het pand. Om die reden kunnen deze kleinere reclames vergunningsvrij worden aangebracht.
Des te groter de reclame des te meer deze reclame invloed heeft op de ruimtelijke kwaliteit van het gebouw en de omgeving. Grotere reclames zijn wel degelijk mogelijk, als ze maar in verhouding zijn met de architectuur van het pand. Hiervoor dient altijd een vergunning aangevraagd te worden.
Reclame onmiddellijk achter ramen of deuren
Reclame onmiddellijk achter ramen of deuren, met uitstraling naar buiten, wordt als reclame-uiting aangemerkt.
Reclame in de nabijheid van woningen
Reclame mag geen lichthinder of overlast veroorzaken in nabijgelegen woningen. Per geval wordt bepaald wanneer de lichtsterkte moet worden verminderd en/of tussen 22:00 uur en 07:00 uur de verlichting van het reclameobject geheel uitgeschakeld moet zijn.
Door de vele woningbouwprojecten in de gemeente, wijzigt de bebouwde kom grens regelmatig. Uitgangspunt is de laatst vastgestelde versie.
Wegenverordening van de Provincie Noord-Holland
Voor commerciële reclame en andere uitingen die niet dienstbaar zijn aan het doel van de weg wordt, binnen de beheergrens van de weg en op een afstand van 13 meter van die grens, geen vergunning verleend.
ONTOELAATBARE RECLAME IN ALLE DEELGEBIEDEN
Mechanisch bewegende reclame, lichtreclame met veranderend licht, lichtkranten en ledschermen met bewegende beelden of teksten. (Uitzondering: alleen onder voorwaarden toegestaan in besloten gebieden zolang deze geen hinder voor omliggende woningen en bedrijven veroorzaken en de verkeersveiligheid is gewaarborgd).
TOETSINGSCRITERIA PER DEELGEBIED
DEELGEBIED 1 BUITENGEBIED EN DE LINTBEBOUWING BUITEN DE BEBOUWDE KOM
Lintbebouwing binnen de bebouwde kom valt onder deelgebied 2: Woonwijken.
Reclame past niet bij het karakter van de omgeving in het buitengebied. Bij agrarische bedrijven is het mogelijk om op eigen terrein kleine bordjes te plaatsen zoals bijvoorbeeld ‘rozen te koop’. Bovendien is één naamsaanduiding op de stal, kas of bedrijfsruimte mogelijk. Ook bij niet-agrarische bedrijven, indien de activiteit past in het bestemmingsplan, is één aanduiding toegestaan.
Alleen in uitzonderlijke gevallen kan er toestemming verleend worden voor grotere reclames, bijvoorbeeld bij benzinestations en restaurants langs provinciale wegen.
Als aan alle onderstaande criteria wordt voldaan kan de reclame zonder vergunning worden aangebracht:
inclusief de lintbebouwing binnen de bebouwde kom en de woonwagenterreinen
Bij woonwijken gelden de volgende criteria:
Als aan alle onderstaande criteria wordt voldaan kan de reclame zonder vergunning worden aangebracht:
Stadshart, Stationsgebied, Centrumwaard, Broekerveiling en overige centrumzones.
In gebieden met een uitgesproken winkel en/of promenade karakter zijn de mogelijkheden om reclame te maken ruimer. Gezien het afwisselende aanzien van de winkelcentra, is het niet mogelijk waterdichte richtlijnen te geven welke reclames aanvaardbaar of onaanvaardbaar zijn. Uitgangspunt is dat reclame bij winkels op de begane grond moet worden geplaatst. Daardoor ontstaat een logische relatie tussen de commerciële aanprijzing en het bedrijf. Bovendien wordt de overlast ingedamd voor eventuele huizen boven en tegenover de winkel.
Bij Winkelcentrum Middenwaard zijn er door de eigenaar-beheerder van het winkelcentrum aan de binnen- en buitenzijde aanvullende regels opgesteld voor het aanbrengen van reclame. Deze staan los van de onderstaande gemeentelijke criteria en kunnen eventueel minder ruim zijn. Hiervoor dient u contact op te nemen met de eigenaar-beheerder.
Bij winkelgebieden gelden de volgende criteria
Als aan alle onderstaande criteria wordt voldaan kan de reclame zonder vergunning worden aangebracht:
Bij plaatsing van een platte gevelreclame gelden de volgende eisen:
Eigenaren van bedrijfsverzamelgebouwen kunnen stroken (horizontaal en verticaal) op de gevel bepalen waarbinnen de verschillende gebruikers hun reclame kunnen ophangen. Indien voor deze reclamestroken vergunning is verleend kunnen de gebruikers met toestemming van de eigenaar zonder vergunning hierbinnen reclame aanbrengen. De reclames dienen wel van dezelfde grootte te zijn.
Bij plaatsing haaks op de gevel gelden de volgende eisen:
Bij plaatsing van vlaggenmasten gelden de volgende eisen:
Niet passend in de vergunningsvrije criteria
Losse reclameletters op de dakrand
Losse reclameletters op de dakrand mogen alleen aangebracht worden bij grotere gebouwen waarin meerdere winkels zijn gevestigd. De reclame moet bij de hoofdingang van het gebouw komen. Alleen de naam van het gebouw of van het winkelcentrum is toegestaan. De losse letters moeten ondergeschikt en passend zijn bij de architectuur van het pand.
Vaste wissellijsten achter ramen of op gevels (geen screens )
DEELGEBIED 4 BEDRIJVENTERREINEN 4A, 4B en 4D
Zandhorst, de Frans en Harlingerstraat, Beveland, de Vaandel, de Mossel, Zuiderdel en Breekland
Het gaat in dit gebied om een grote concentratie van bedrijven, waardoor ook meer reclame in het straatbeeld aanwezig is.
Bij bedrijventerreinen gelden de volgende uitgangspunten:
Eigenaren van bedrijfsverzamelgebouwen kunnen stroken (horizontaal en verticaal ) op de gevel bepalen waarbinnen de verschillende gebruikers hun reclame kunnen ophangen. Indien voor deze reclamestroken vergunning is verleend kunnen de gebruikers met toestemming van de eigenaar zonder vergunning hierbinnen reclame aanbrengen, mits het geen ontoelaatbare reclame betreft. De reclames dienen van dezelfde grootte te zijn.
Als aan alle onderstaande criteria wordt voldaan kan de reclame zonder vergunning worden aangebracht:
Bij plaatsing van een platte gevelreclame gelden de volgende eisen:
Eigenaren van bedrijfsverzamelgebouwen kunnen stroken (horizontaal en verticaal) op de gevel aangeven waarbinnen de verschillende gebruikers hun reclame kunnen ophangen. De reclames dienen van dezelfde grootte te zijn. Indien voor deze reclamestroken vergunning is verleend kunnen de gebruikers met toestemming van de eigenaar zonder vergunning hierbinnen reclame aanbrengen.
Bij plaatsing haaks op de gevel gelden de volgende eisen:
Bij plaatsing van vlaggenmasten gelden de volgende eisen:
Bewegwijzering op hekken bij inritten
Niet passend in de vergunningsvrije criteria
Reclame in losse letters op de dakrand
Per gebouw op de dakrand maximaal één reclame met losse letters. Alleen de naam van het bedrijfsgebouw of van de hoofdgebruiker in losse doosletters is toegestaan. Deze reclame bij voorkeur relateren aan de hoofdentree van het pand. De losse letters moeten ondergeschikt en passend zijn bij de architectuur van het pand.
Tijdelijke reclames of acties op screens of spandoeken geplaatst op de gevel, het terrein, hekken of erfafscheidingen zijn niet toegestaan, tenzij er een aparte vergunning of toestemming van de gemeente verleend is. Hiervoor wordt verwezen naar het ‘objectenbeleid’ en/of het evenementenbeleid van de gemeente.
Vaste wissellijsten achter ramen of op gevels (géén screens )
In zeer uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken van de hoogtemaat van 6,00 meter. Gedacht wordt dan aan de grote afstand van het pand ten opzichte van de openbare weg in combinatie met een hogere toegestane snelheid dan 50 km/h op die weg. De breedtemaat mag in geen geval breder zijn dan 1,50 meter.
Reclame wisselzuil op eigen terrein
Reclame vlaggenmasten en banieren
DEELGEBIED 5 BEDRIJVENGEBIED 4C Overtoom 6. Kassenconcentratiegebied: Alton I & II
géén toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit
Vanwege de autonome ontwikkelingen van deze locaties acht de gemeente de beoordeling van ruimtelijke kwaliteit hier minder zinvol. De gemeente stelt geen eisen aan de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwen en reclames op deze locatie zolang gebouwd wordt binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan.
Reclames in het gebied zijn vrij zolang er géén reclame wordt gemaakt voor derden, geen LED schermen en bewegende beelden worden toegepast en zolang hiervoor geen vergunning nodig is voor de activiteit ‘Bouwen’ waarbij een ontheffing van het bestemmingsplan nodig is.
Als een ontheffing van het bestemmingsplan nodig is, gelden de eisen zoals die ook gelden voor de bedrijventerreinen Deelgebied 4A, 4B en 4D.
DEELGEBIED 6 OVERIGE GEBIEDEN 7. Sport-, recreatie- en groene terreinen
Deze terreinen vallen gedeeltelijk onder toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit. De criteria in deze nota zijn van toepassing op reclame waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist
of een omgevingsvergunning voor handelsreclame op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Zij gelden als welstandscriteria in de zin van de Woningwet én als nadere regels voor de toelaatbaarheid van reclame op of aan onroerende zaken als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening.
De sportterreinen in de gemeente bevinden zich in een ‘groene’ omgeving. Een aantal grenst aan een woonwijk. De sportterreinen zijn qua reclamevoering voornamelijk naar binnen gericht.
De gemeente acht de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit hier minder zinvol.
Het doel is om hiermee de sportverenigingen de mogelijkheid te geven meer reclames te kunnen voeren (inkomsten). Er is daarom onderscheid aangebracht qua beoordeling en vergunningplicht.
RECLAMES DIE NIET ZICHTBAAR ZIJN VANAF HET OPENBAAR GEBIED:
Géén toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit en vergunningsvrij op grond van de Algemene plaatselijke verordening.
RECLAMES DIE WEL ZICHTBAAR ZIJN VANAF HET OPENBAAR GEBIED:
Géén toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit en vergunningsvrij op grond van de Algemene plaatselijke verordening onder de volgende voorwaarden:
Alle overige reclames (die wel zichtbaar zijn vanaf openbaar gebied en niet voldoen aan bovenstaande voorwaarden)
Wel toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit en is de reclame vergunningsplichtig op grond van de Algemene plaatselijke verordening
RECLAMES BIJ RECREATIE-EN GROENE TERREINEN
toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit
Recreatie-, en groene terreinen zijn altijd onderdeel van de openbare ruimte en zijn gebieden waar hoofdzakelijk wordt gerecreëerd. Hier heeft reclame geen toegevoegde waarde. Uitzonderingen zijn gebouwde voorzieningen voor dagrecreatie, wellness, een crematorium en hiermee vergelijkbare functies. In dergelijke gevallen zijn aanduidingen aanvaardbaar op of aan de gevel, bij voorkeur bij de entree of bij de toegang van het terrein. Hiervoor zijn geen standaard criteria opgenomen, omdat in de praktijk blijkt dat elke situatie anders is. Wel zijn er de standaard vergunningsvrije criteria van de APV van toepassing.
vrij van toetsing aan ruimtelijke kwaliteit en vergunningsvrij
Deelgebied 7 Openbare buitenruimte
Wel toetsing aan de nota ruimtelijke kwaliteit
De eisen aan reclame-uitingen in de gemeente zijn bedoeld om de kwaliteit van de omgeving te behouden. De gemeente geeft als eigenaar en beheerder van de openbare buitenruimte ook gelegenheid om reclame te maken. Hiervoor zijn verschillende, soms langdurige contracten afgesloten met hierin gespecialiseerde bedrijven.
De reclames variëren van lichtmastborden, route-, verwijzingsborden, reclames op abri’s, stadsplattegronden, infoborden etc. De contracten hebben voornamelijk betrekking op de bebouwde kom.
Het is logisch dat ook aan deze reclames beperkingen worden gesteld naar soort, plaats en vorm. Eenvormigheid en kwaliteit zijn belangrijk. Dit om de openbare buitenruimte in de gemeente te vrijwaren van een wirwar van borden. Daarnaast is de verkeersveiligheid een belangrijk punt. Om deze elementen zeker te stellen is het belangrijk dat de gemeente per reclamesoort slechts één bedrijf de opdracht gunt en verantwoordelijk stelt. Indien een nieuwe vorm van reclamevoering in de openbare ruimte wordt voorgesteld, stelt de gemeente de randvoorwaarden op die beoordeeld worden door de adviseur omgevingskwaliteit.
Onder deze reclame verstaan we verlichte reclamebakken die, binnen de bebouwde kom, aan lantaarnpalen worden bevestigd. Vaak gaat het om uitingen langs doorgaande wegen. Meestal verwijzen deze borden naar een in de omgeving van het bord gevestigd bedrijf.
De reclamebakken hebben standaardafmetingen en mogen de verkeersveiligheid niet belemmeren.
Abri’s zijn bushaltehokjes bij haltes van het openbaar vervoer. Om de kwaliteit en uniformiteit te waarborgen wordt er gekozen voor één model. Het bedrijf dat de abri’s plaatst, heeft de verplichting deze te onderhouden en schoon te maken. In ruil daarvoor mag het bedrijf reclame maken in de abri. Dat mag met één verlichte tweezijdige vitrine in de zijgevels of in de achterwand.
Bij de toegangswegen in de gemeente zijn bij parkeerstroken verlichte stadsplattegronden geplaatst. Om de kwaliteit en uniformiteit te waarborgen wordt er gekozen voor één model. Het bedrijf dat de stadsplattegronden plaatst, heeft de verplichting deze te onderhouden en schoon te maken. In ruil daarvoor mag het bedrijf reclame maken. Dat mag aan de achterzijde van de stadsplattegrond.
Bij de toegangswegen in de gemeente richting de centrumgebieden zijn digitale voorlichtingsborden geplaatst. Hierop wordt met lopende tekst aangegeven welke activiteiten binnenkort in de gemeente plaatsvinden. Het betreft mededelingen van algemeen nut en geen reclameteksten. Om de kwaliteit en uniformiteit te waarborgen wordt er gekozen voor één model. Het bedrijf dat de voorlichtingsborden plaatst, heeft de verplichting deze te onderhouden en schoon te maken. In ruil daarvoor mag het bedrijf reclame maken. Dat mag aan de onderzijde van het voorlichtingsbord door middel van een vastgesteld element waarop de reclame is aangebracht.
Op de bedrijventerreinen wordt in overleg met de gemeente en de Bedrijfskring route-, en verwijzingsborden geplaatst.
De APV verbiedt om in de openbare ruimte aanplakbiljetten aan te brengen. Dat mag alleen op plaatsen waar dat is toegestaan door burgemeester en wethouders.
De gemeente heeft op meer dan tien plaatsen plakzuilen geplaatst, waarop vrij kan worden geplakt. Buiten deze plaatsen is het verboden aanplakbiljetten aan te brengen.
In de aanloop naar de verkiezingen geldt een uitzondering voor politieke partijen. De gemeente plaatst dan enkele grote verkiezingsborden op plaatsen waar veel voorbijgangers langskomen.
Liander is eigenaar van schakelkasten die op openbare grond staan. Liander heeft toestemming gegeven aan een bedrijf om de schakelkasten te voorzien van wissellijsten. In deze lijsten wordt ideële en culturele reclame aangebracht. Als tegenprestatie verwijdert het bedrijf andere affiches en graffiti van deze objecten.
Het onderhoud van alle rotondes in de gemeente wordt uitbesteed aan een extern bedrijf. Als tegenprestatie wordt door het bedrijf reclame gevoerd op de rotonde. De reclame is zichtbaar vanaf elke toegangsweg naar de rotonde. Belangrijke voorwaarde is dat de verkeersveiligheid niet in het geding komt.
5.0 SNELTOETSCRITERIA VOOR KLEINE BOUWPLANNEN
AAN DE ACHTERGEVEL OF AAN EEN NIET NAAR OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERDE ZIJGEVEL VAN DE WONING
AAN DE VOORGEVEL OF AAN EEN NAAR OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERDE ZIJGEVEL VAN DE WONING
Deze bouwwerken zijn voornamelijk bedoeld voor een uitbreiding van de woonkamer of keuken in de vorm van een erker of een uitbreiding van de entree-hal. Het bestemmingsplan geeft een keuzemogelijkheid:
Uitbreiden door middel van een erker aan de woonkamer-keuken of uitbreiden aan de entree-hal. Maar één van deze twee opties is mogelijk.
Standaardplan: het bouwplan voldoet ook aan de criteria als eerder bij het bouwblok of de betreffende straat een identiek bouwplan is goedgekeurd.
Als er geen standaardplan is en er is sprake van een aan- of uitbouw aan de voorgevel of aan een zijgevel die aan openbaar toegankelijk gebied ligt, dan voldoet de uitbouw als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
5.2 BIJGEBOUW OF OVERKAPPING BIJ WONING
OP HET ACHTERERF OF OP EEN NIET NAAR HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJ-ERF
OP HET VOORERF OF EEN NAAR HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJERF
Een bijgebouw of overkapping op het voorerf of een naar openbaar gebied gekeerd zij-erf wordt vrijwel nooit toegestaan vanuit planologische overwegingen. Voor de uitzonderlijke situaties dat het bestemmingsplan wel ruimte biedt voor een bijgebouw of overkapping of een boothuis, zijn de onderstaande welstandscriteria van toepassing.
Standaardplan: het bouwplan voldoet ook aan de criteria als eerder bij het bouwblok of de betreffende straat een identiek bouwplan is goedgekeurd.
Als er geen standaardplan is, voldoet een bijgebouw of overkapping aan de voorkant in ieder geval als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
OP HET ACHTERDAKVLAK OF EEN NIET NAAR HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJDAKVLAK
OP HET VOORDAKVLAK OF EEN NAAR HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJDAKVLAK
Standaardplan: het bouwplan voldoet ook aan de criteria als eerder bij het bouwblok of de betreffende straat een identiek bouwplan is goedgekeurd.
Als er geen standaardplan is, voldoet een dakkapel in ieder geval als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
5.4 DAKOPBOUW - NOKVERHOGING AAN DE ACHTERZIJDE VAN AANEENGEBOUWDE WONINGEN MET EEN SYMMETRISCH ZADELDAK
Standaardplan: het bouwplan voldoet ook aan de criteria als eerder bij het bouwblok een identiek bouwplan - trendsetter is goedgekeurd.
Als er geen standaardplan - trendsetter is, voldoet een dakopbouw op aaneengebouwde woningen met een symmetrisch zadeldak in ieder geval als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
In het verleden zijn ook andersoortige dakopbouwen gerealiseerd (met de nok haaks op de woning, nokverhoging evenwijdig aan de bestaande nok met aan twee zijden een nieuwe goot en in het midden een nieuwe nok etc.). Indien hier naar verwezen wordt, dan zijn die alleen mogelijk op de rij in wijken met rijwoningen waar de eerdere trendsetter is geplaatst.
Zie amendement A, d.d. 04 oktober 2022 van Lokaal Dijk en Waard
AAN DE ACHTERGEVEL, AAN EEN NIET NAAR HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERDE ZIJGEVEL VAN EEN HOOFDGEBOUW OF EEN GEVEL VAN EEN BIJBEHOREND BIJGEBOUW
AAN DE VOORGEVEL OF AAN EEN NAAR EEN OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GERICHTE ZIJGEVEL VAN EEN HOOFDGEBOUW
Standaardplan: het bouwplan voldoet ook aan de criteria als eerder bij het bouwblok of de betreffende straat een identiek bouwplan is goedgekeurd.
Als er geen standaardplan is, voldoet een gevelwijziging aan de voorkant in ieder geval als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
OP HET ACHTERERF OF EEN NIET NAAR HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJ-ERF
OP HET VOORERF OF EEN NAAR OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJERF
Standaardplan: het bouwplan voldoet ook aan de criteria als eerder bij het bouwblok of de betreffende straat een identiek bouwplan is goedgekeurd.
Als er geen standaardplan is, voldoet een erfafscheiding in ieder geval als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
5.7 ROLHEK, LUIK OF ROLLUIK IN EEN WINKELGEBIED
OP HET ACHTERERF OF EEN NIET NAAR HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJ-ERF
OP HET VOORERF OF EEN NAAR OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJERF
Standaardplan: het bouwplan voldoet ook aan de criteria als eerder bij het bouwblok of de betreffende straat een identiek bouwplan is goedgekeurd.
Als er geen standaardplan is, voldoet een rolhek, luik of rolluik in ieder geval als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
Hieronder vallen de volgende installaties:
antenne-installatie: Een installatie voor mobiele telecommunicatie bestaande uit antenne(s), antennedrager, bedrading en apparatuur- of techniekkast(en) met bijbehorende bevestigingsconstructie. Dit betreft voornamelijk antennes om landelijke dekking te realiseren voor de netwerken van de telecombedrijven.
NIVEAU VAN RUIMTELIJKE KWALITEIT
De gemeente stelt ten behoeve van de visuele inpasbaarheid aan de bovenstaande antenne-installaties de volgende eisen:
De kleur van de techniekkast, de kleur van het zichtbare deel van de bekabeling en kabelgoten en de kleur van eventuele gevelantennes moet worden aangepast aan de kleur van de omgeving of het bouwwerk waarop deze wordt aangebracht. Zo valt de antenne-installatie zoveel mogelijk weg tegen zijn omgeving of tegen het bouwwerk. Daartoe kan het noodzakelijk zijn af te wijken van de standaardkleur.
SNELTOETSCRITERIA VOOR SPRIET-, STAAF OF SCHOTELANTENNES
Hieronder vallen de volgende installaties:
OP HET ACHTERERF OF EEN NIET NAAR HET OPENBAARTOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJ-ERF
OP HET VOORERF, EEN NAAR OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJERF OF OP HET HOOFDGEBOUW
De gemeente stelt ten behoeve van de visuele inpasbaarheid aan de bovenstaande antenne-installaties de volgende eisen:
Een spriet-, staaf- of schotelantenne voldoet in ieder geval als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
Indien het een schotelantenne betreft:
Indien het een andere antenne betreft:
OP HET ACHTERERF OF EEN NIET NAAR HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJ-ERF
OP HET VOORERF, EEN NAAR OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJERF OF OP HET DAK VAN HET HOOFDGEBOUW
Een technische installatie voldoet in ieder geval als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
OP HET ACHTERERF OF EEN NIET NAAR HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJ-ERF
OP HET VOORERF OF EEN NAAR OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJERF
Standaardplan: de beschoeiing voldoet ook aan de criteria als eerder bij het bouwblok of de betreffende straat een identieke beschoeiing is goedgekeurd.
Als er geen standaardplan is, voldoet een beschoeiing in ieder geval als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
5.11 CONTAINERS VOOR PERMANENTE OPSLAG
OP HET ACHTERERF OF EEN NIET NAAR HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJ-ERF
Een container voor permanente opslag, wordt bij plaatsing niet gezien als een exces als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
OP HET VOORERF OF EEN NAAR OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJ-ERF
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-457650.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.