Gemeenteblad van Alblasserdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Alblasserdam | Gemeenteblad 2022, 455276 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Alblasserdam | Gemeenteblad 2022, 455276 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Huisvestingsverordening gemeente Alblasserdam 2022
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
meergezinswoning: elke woning die samen met andere woonruimten c.q. bedrijfsruimten een geheel pand vormt. Hieronder vallen flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen en woningen boven bedrijfsruimten, voor zover deze laatsten zijn voorzien van een buiten de bedrijfsruimte gelegen toegangsdeur;
PUV (Platform Uitvoering Voorrangsregeling): overlegorgaan voor toedeling van voorrangskandidaten aan woningcorporaties. In het PUV zijn vertegenwoordigd: de woningcorporaties, de ambtenaar die door het college gemandateerd kan worden te beslissen op aanvragen voor voorrang, de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland zuid / Specialistisch Team Wonen (DG&J Specialistisch Team Wonen) en de Sociale Dienst Drechtsteden;
Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte
Paragraaf 2.1 Voorrangsregeling bij woningtoewijzing
Artikel 2.1.2 Toegang tot de voorrangsregeling
Het college kan een voorrangsverklaring verstrekken indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Voor een voorrangsregeling komen in aanmerking woningzoekenden die:
Beschikken over zelfstandige woonruimte in de regio met uitzondering van b en f. Voor de woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder e geldt dat zij voor hun opname in een instelling over zelfstandige woonruimte in de regio hebben beschikt met uitzondering van jongeren tot 27 jaar of indien terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een (levens)bedreigende situatie leidt.
Artikel 2.1.4 Beoordeling van aanvraag voorrangsverklaring
Bij de beoordeling van de aanvraag voor een voorrangsverklaring kan het college zich laten adviseren door een door het college aan te wijzen instantie.
Artikel 2.1.5 Weigeringsgronden van aanvraag voorrangsverklaring
De voorrangsverklaring wordt geweigerd in de volgende gevallen:
Artikel 2.1.6 Eigen initiatieven
Een woningzoekende kan pas een beroep doen op de voorrangsregeling nadat hij, zodra het huisvestingsprobleem zich openbaarde, aantoonbaar zelf al het mogelijke heeft gedaan om daar een oplossing voor te vinden. De aanvrager dient daarvoor:
Aan te tonen dat hij gedurende acht achtereenvolgende weken zonder resultaat meegedongen heeft naar iedere woning die via de woonruimteverdelingssystemen in de regio is aangeboden, voor zover die woning een bij zijn omstandigheden passende oplossing kon bieden of zou kunnen bieden voor zijn huisvestingsprobleem, of
Artikel 2.1.8 Voorrangsgronden: Mantelzorg indicatie
Artikel 2.1.9 Voorrangsgronden: Sociale indicatie
De aanvrager, of een lid van zijn huishouden, komt op sociale indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een probleem heeft van sociale en/of maatschappelijke aard dat past binnen de criteria genoemd in lid 5 onder a, b of c van dit artikel en waardoor de huidige zelfstandige woning niet langer geschikt is.
Voorrangscriteria sociale indicatie:
Artikel 2.1.10 Voorrangsgronden: Dakloos buiten schuld door calamiteiten
Indien de woning als gevolg van een calamiteit onbewoonbaar is geworden en niet hersteld kan worden, ontstaat er een directe noodzaak tot herhuisvesting van de dakloos geworden bewoner(s). Het college stelt vast of en in hoeverre de woning nog bewoonbaar is. Indien de woning niet meer te bewonen is, wordt/ worden de dakloos geworden bewoner(s) geherhuisvest indien niet via een verzekering elders huisvesting kan worden verkregen.
Artikel 2.1.11 Voorrangsgronden: Verlaten opvang- en begeleidingsinstellingen
Artikel 2.1.12 Voorrangsgronden: Herstructurering
Degene die gedwongen is zijn woning voorgoed te verlaten in verband met een concreet herstructureringsplan of een plan om verstrekkende maatregelen te treffen dat is opgenomen in de prestatieafspraken voor een bepaald jaar, komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning.
Artikel 2.1.13 Voorrangsgronden: Sloop
Een bewoner van een woning met een slooplabel komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning die in het bezit is van de corporatie van wie hij de te slopen woning huurt op moment dat een sloopvergunning is afgegeven.
Artikel 2.1.14 Voorrangsgronden: Verblijfsgerechtigden
Een aanvrager komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring indien de aanvraag voortvloeit uit de taakstelling die de gemeente is opgelegd op grond van de artikelen 28, 29 en 30 van de Huisvestingswet.
Artikel 2.1.15 Voorrangsgronden: Beschikbaar krijgen zeer schaarse woningen
Een bewoner die bij verhuizing een sociale huurwoning achterlaat, die vanwege de omvang en/of uitrusting zeer schaars is en tegelijk gewenst is voor de huisvesting van urgent woningzoekenden, kan voorrang worden toegekend om de betreffende woningen voor verhuur beschikbaar te krijgen.
Artikel 2.1.16 Inhoud van de voorrangsregeling
Het college vermeldt in een voorrangsverklaring de volgende zaken:
Artikel 2.1.18 Wijziging, intrekking, vervallen voorrangsverklaring
Artikel 2.1.19 Huisvesten zorg-doelgroepen middels contingent afspraken
Het college maakt jaarlijks contingent afspraken met onder andere de wooncorporaties, over de hoeveelheid van de voor verhuur vrijkomende woonruimte, die in het kader van de uitstroom uit instellingen voor maatschappelijke opvang, residentiele instellingen voor verslavingszorg, geestelijke gezondheidszorg, Jeugdzorg (met verblijf) en de huisvesting van ex-gedetineerden en van zorg-doelgroepen die geen aanspraak kunnen maken op de voorrangsregeling, gericht wordt toegewezen.
Paragraaf 2.2 Woonwagenstandplaatsen
Het is verboden zonder toewijzing van het college met een woonwagen een standplaats als aangewezen in artikel 2.2.1 in te nemen of bezet te houden.
Artikel 2.2.3 Wachtlijst van standplaatszoekenden
Het college registreert degenen die hen daarom overeenkomstig artikel 2.2.4 verzoekt op een wachtlijst van standplaatszoekenden, op volgorde van de datum van inschrijving.
Een ieder kan met gebruikmaking van een door het college beschikbaar te stellen aanvraagformulier verzoeken om te worden ingeschreven op de in artikel 2.2.3 genoemde wachtlijst. Op of bij het aanvraagformulier geeft het college aan welke gegevens de aanvrager moet verstrekken en welke bewijsstukken hij moet overleggen. Om te kunnen worden ingeschreven op de wachtlijst gelden de voorwaarden genoemd in artikel 2.2.5. Als datum van inschrijving geldt de datum van ontvangst van het aanvraagformulier. Indien meerdere aanvragen op dezelfde dag worden ontvangen, dan wordt de rangschikking ten aanzien van deze aanvragen bepaald door loting. Het college verstrekt de als standplaatszoekende ingeschrevene een bewijs van inschrijving.
Artikel 2.2.5 Voorwaarden voor inschrijving
Inschrijving op de wachtlijst genoemd in artikel 2.2.3 vindt plaats indien de aanvrager:
Artikel 2.2.6 Vervallen van de inschrijving
De inschrijving als standplaatszoekende op de wachtlijst als bedoeld in artikel 2.2.3 vervalt, indien de standplaatszoekende:
Artikel 2.2.7 Toewijzing van standplaatsen
Het college wijst een standplaats toe aan een standplaatszoekende die staat ingeschreven op de in artikel 2.2.3 genoemde wachtlijst. Het college legt in de beleidsregel vast welke uitgangspunten worden gehanteerd bij de toewijzing van standplaatsen.
Artikel 2.2.8 Schending van het recht en inschrijving voor standplaats
De hoofdbewoner of medebewoner die wegens schending van het recht een standplaats heeft moeten verlaten, wordt geen nieuwe standplaats toegewezen binnen drie jaar nadat hij de oude standplaats heeft verlaten.
Hoofdstuk 3 Wijzigingen van de woonruimtevoorraad
Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder vergunning van het college van een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1:
Artikel 3.1.3 Aanvragen van een vergunning
De aanvraag voor een vergunning tot onttrekking, samenvoeging of omzetting wordt ingediend bij het college van, via een daartoe door hen beschikbaar te stellen formulier. Burgemeester en wethouders vermelden op of bij het aanvraagformulier welke gegevens of bescheiden de aanvrager moet verstrekken met het oog op de beoordeling van de aanvraag.
Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
Het college verleent de vergunning, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend.
Indien naar het oordeel van het college zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, kan zij de vergunning toch verlenen, indien de aanvrager voldoende compensatie biedt als bedoeld in artikel 3.1.5 en ook overigens aan door hen gestelde voorwaarden en voorschriften heeft voldaan.
Het college kan binnen de gemeente gebieden aanwijzen waar in verband met te vrezen aantasting van de woonkwaliteit en het leefmilieu het aantal woonruimten, dat van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte mag worden omgezet, aan een maximum is gebonden. Aanvragen voor vergunningen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.
Indien sprake is van een aanvraag van een vergunning voor dezelfde woonruimte wordt die vergunning slechts verleend, indien voor die woonruimte voor de duur van ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die vergunning wordt verleend geen vergunning voor het aangaan van overeenkomsten van huur en verhuur op grond van deze verordening was verleend.
Artikel 3.1.5 Compensatie bij omzetting
Het college restitueert € 2.500,-van het betaalde compensatiebedrag als genoemd in lid 1, onder b indien de vergunning voor het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte binnen 13 maanden op verzoek van de vergunninghouder wordt ingetrokken, tenzij de vergunning indertijd in het kader van legalisatie is verleend.
Het college kan een vergunning tot onttrekking, samenvoeging, of omzetting als bedoeld in artikel 3.1.2 intrekken, indien:
vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het in stand houden van de vergunning voor het omzetten van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte leidt tot een verstoring van een geordend woon- en leefmilieu van het gebouw en/of de omgeving van het gebouw, waarop de vergunning betrekking heeft;
Paragraaf 3.2 Splitsing in appartementsrechten
Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning
De aanvraag voor een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders, via een daartoe door hen beschikbaar te stellen formulier en gaat vergezeld van de volgende stukken:
de staat van onderhoud van het gebouw voorafgaand aan de splitsing die tenminste moet bestaan uit een overzicht met tekeningen van de brandcompartimentering en een beschrijving van de staat van onderhoud voorzien van foto's van de buitenzijde van het pand en binnen van alle afzonderlijke (beoogde appartementen alsmede de gezamenlijke ruimten.
Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Met het oog op de samenstelling van de woonruimtevoorraad kan het college een splitsingsvergunning weigeren, indien:
het gebouw of het gedeelte van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel het gebouw of het gedeelte van het gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1. Wet ruimtelijke ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik wordt genomen;
het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Artikel 3.2.5 Aanhouding van de beslissing op de aanvraag om splitsingsvergunning
Indien het college de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.
Het college kan een splitsingsvergunning intrekken, indien:
binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, niet is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;
Artikel 3.3.3 Aanvraagformulier
De aanvraag voor een woningvormingsvergunning dient te worden ingediend middels het door het college vastgestelde aanvraagformulier.
Artikel 4.2 Verhuurvergunning opkoopbescherming, aanwijzing beschermde woonruimte
Artikel 4.4 Gevallen waarin de verhuurvergunning opkoopbescherming moet worden verleend
In de gevallen, genoemd in artikel 41, derde lid, onder a en b, van de wet, wordt de persoon aan wie de beschermde woonruimte wordt verhuurd en die de huurder is op grond van wiens hoedanigheid er recht is op de vergunning, in de vergunning genoemd. De vergunning vervalt zodra deze huurder niet de huurder is die in de beschermde woonruimte verblijft.
Hoofdstuk 5 Verdere bepalingen
Degene die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3.1.2, 3.2.2, 3.3.1 of 4.2, lid 1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
De opsporing van de in artikel 4.1 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de in artikel 33 van de wet aangewezen ambtenaren opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving zijn belast, voor zover zij tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn.
Het college beslist naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in gevallen waarin de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 5.4 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening overlegt het college met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 19 eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen en met de andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-455276.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.