Verordening van de raad van gemeente Haarlem houdende wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Haarlem

De raad van de gemeente Haarlem

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 augustus met nummer 2022/757261

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T:

vast te stellen de Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Haarlem 2022

Artikel I

De Algemene plaatselijke verordening gemeente Haarlem wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 1:6, aanhef en onder d komt te luiden als volgt:

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

B.

Na artikel 1:8 wordt een artikel 1:9 ingevoegd, luidende als volgt:

Artikel 1:9 Indiening aanvraag vergunning voor een evenement

Een volledige aanvraag voor een vergunning voor een evenement is ingediend:

  • a.

    3 kalendermaanden voor de beoogde datum van de beoogde activiteit voor een evenement dat als B- of C evenement is geplaatst op de door de Veiligheidsregio Kennemerland vastgestelde evenementenkalender;

  • b.

    8 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit voor een (overig) evenement.

C.

Artikel 2:1 komt te luiden als volgt:

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats, of in een voor publiek toegankelijk gebouw of vaartuig deel te nemen aan een samenscholing, of in groepsverband dan wel afzonderlijk onnodig op te dringen, anderen lastig te vallen, te vechten of op andere wijze de orde te verstoren.

  • 2.

    Het is verboden door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden op een openbare plaats.

  • 3.

    Degene die op een openbare plaats

    • a.

      aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    • b.

      aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

    • c.

      zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

      is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 4.

    Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 5.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het vierde lid gestelde verbod.

  • 6.

    Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

D.

Artikel 2:10, derde lid komt te luiden als volgt:

Het college kan in het belang van de openbare orde, de woon- en leefomgeving, de redelijke eisen van welstand en het doelmatig en veilig gebruik van de weg nadere regels stellen ten aanzien van uitstallingen en reclameborden, voorwerpen ten behoeve van (bouw)werkzaamheden, alsmede voor foto- en filmopnamen en laadkabels ten behoeve van een laadvoorziening.

 

E.

Artikel 2:11, vijfde lid komt te luiden als volgt:

Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de waterschapskeur, de Verordening aanleg warmtenetten gemeente Haarlem 2020, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Haarlem.

 

F.

In de artikelen 2:24, eerste lid, onder d, 2:27, eerste lid onder a, 2:27 eerste lid onder c, 2:27 eerste lid onder f, 2:28, derde lid onder a, 2:31, eerste lid onder d, 2:34c, 2:48, tweede lid onder a, 2:48 tweede lid onder b, 3:7, eerste lid onderdeel i onder i wordt de Drank- en Horecawet vervangen door Alcoholwet.

 

G.

In artikel 2:28f aanhef en onder d, wordt Besluit Eisen Zedelijk Gedrag Drank- en Horecawet 1999 vervangen door Alcoholbesluit.

 

H.

Artikel 2:32a komt te luiden als volgt:

De exploitatie van het terras is uitsluitend toegestaan tussen 07.00 uur en 1.00 uur.

 

I.

Artikel 2:42, vierde lid komt te luiden als volgt:

Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen. Het college kan graffitivrijplaatsen aanwijzen voor het op enigerlei wijze aanbrengen van een afbeelding, letter, cijfer of teken.

 

J.

Artikel 2:49a, eerste lid komt te luiden als volgt:

Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, dient er zorg voor te dragen dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

 

K.

Artikel 2:49b komt te luiden als volgt:

2:49b Verboden lachgasgebruik

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

  • 3.

    Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

L.

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties komt te vervallen.

 

M.

Na artikel 2:50a wordt een artikel 2:50b ingevoegd, luidende als volgt:

Artikel 2:50b Overnachten op of aan de weg

  • 1.

    Het is verboden op of aan de weg te overnachten.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing ten aanzien van door het college daartoe aangewezen plaatsen.

N.

Artikel 2:75a, derde lid komt te luiden als volgt:

De burgemeester kan het verbod als bedoeld in het eerste lid beperken, indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

 

O.

In artikel 4:3, eerste, tweede lid en vierde lid worden de verschillende termijnen van respectievelijk twee weken, vier weken en tien werkdagen vervangen door een termijn van 15 werkdagen.

 

P.

 

Na afdeling 5.3 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

 

Afdeling 5.3 A Commercieel aanbieden deelvoertuigen

 

Artikel 5:16a Begripsbepalingen

 

  • a.

    Deelvoertuig: een publiek toegankelijk voertuig, dat voor een korte duur (tijd) en tegen betaling in een netwerk wordt aangeboden door een commerciële aanbieder.

  • b.

    Voertuigcategorie: hetgeen daaronder wordt verstaan volgens de definitie in deze nadere regels of indien dit niet is bepaald, hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of de Wegenverkeerswet of indien deze regelgeving geen uitsluitsel geeft, hetgeen daaronder verstaan wordt in het dagelijks gebruik.

  • c.

    Elektrische fiets: fiets met trapondersteuning.

Artikel 5:16b Vergunningplicht commercieel aanbieden deelvoertuigen

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college deelvoertuigen op een openbare plaats ter gebruik aan derden aan te bieden tegen betaling of anderszins met commerciële doeleinden.

  • 2.

    Het college wijst categorieën deelvoertuigen aan waarvoor een vergunning als bedoeld in het eerste lid verleend kan worden.

  • 3.

    Vergunning wordt voor 2 jaar verleend.

  • 4.

    Het in het eerste lid opgenomen verbod is niet van toepassing op auto’s.

  • 5.

    Het college kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 en 1:8 een vergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren of intrekken indien het aanbieden:

    • a.

      gevaar of hinder oplevert voor de veiligheid van de gebruikers;

    • b.

      de verkeersveiligheid in gevaar brengt;

    • c.

      een nadelige invloed heeft op het milieu;

    • d.

      afbreuk doet aan de directe leefomgeving;

    • e.

      onevenredig beslag legt op de openbare ruimte;

    • f.

      afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de openbare ruimte.

    • g.

      in strijd is met of de vergunninghouder in strijd handelt met het bij of krachtens deze afdeling bepaalde.

  • 6.

    Het college kan een maximaal aantal deelvoertuigen en een maximaal aantal vergunninghouders per categorie deelvoertuigen vaststellen.

  • 7.

    Het college kan stallingsplaatsen of openbare plaatsen aanwijzen waar het verboden is om deelvoertuigen als bedoeld in het eerste lid ter gebruik aan te bieden.

  • 8.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van het aanbieden van deelvoertuigen als bedoeld in deze afdeling.

  • 9.

    In afwijking van het eerste lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van dit artikel reeds een kalenderjaar onder dit artikel vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten eerst zes maanden na inwerkingtreding van dit artikel of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

Q.

 

In artikel 5:17, tweede lid onder a en artikel 5:22, tweede lid onder a wordt artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h van de Gemeentewet vervangen door artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g van de Gemeentewet.

Artikel II

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

Artikel III

Deze verordening wordt aangehaald als: Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Haarlem 2022

Aldus vastgesteld te Haarlem op 22 september 2022

de griffier,

de voorzitter,

TOELICHTING Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Haarlem 2022

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

Eerste lid

Het begrip 'samenscholing' is ontleend aan artikel 186 Wetboek van Strafrecht (WvSr): "Hij die opzettelijk bij gelegenheid van een volksoploop zich niet onmiddellijk verwijdert na het derde door of vanwege het bevoegd gezag gegeven bevel, wordt, als schuldig aan deelneming aan samenscholing, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie." Onder omstandigheden is het denkbaar dat een samenscholing het karakter heeft van bijvoorbeeld een betoging. Gelet op de Wet openbare manifestaties moeten dit soort samenscholingen van de werking van dit artikel uitgezonderd worden. In het vijfde lid is dit dan ook gebeurd.

 

Tweede lid

In het tweede lid is het begrip openbare plaats aan het eind van de delictsomschrijving opgenomen zodat het ook strafbaar is als de aanleiding tot wanordelijkheden zich niet op openbare plaatsen voordoet maar wel leidt of kan leiden tot ongeregeldheden op een openbare plaats. Op deze manier kan ook bestuurlijk handhavend worden opgetreden als er sprake is van online oproepen tot ongeregeldheden.

 

Derde lid

In het tweede lid wordt aan de burger de verplichting opgelegd om zich op bevel van een politieambtenaar te verwijderen van een openbare plaats bij (dreigende) ongeregeldheden. De bevoegdheid van de politie om bevelen te geven volgt uit artikel 2 Politiewet. Artikel 2:1, tweede lid van de APV bevat het geven van een bevel in een concreet geval. Overtreding van een dergelijk bevel wordt strafbaar gesteld via opname van artikel 2:1, tweede lid in artikel 6:1 van de APV. Ook in het proces-verbaal en de tenlastelegging moet het niet opvolgen van het politiebevel worden vervolgd op grond van overtreding van artikel 2:1 juncto het desbetreffende strafartikel van de gemeentelijke APV (artikel 6:1 van de APV). Naast de politiebevelen ex artikel 2:1APV blijven uiteraard ook de bevelen van de burgemeester in het kader van diens openbare-ordebevoegdheden mogelijk. Bevelen van de burgemeester, bijvoorbeeld op grond van de Gemeentewet, of aanwijzingen in het kader van de Wet Openbare Manifestaties (WOM) die de politie in mandaat uitvoert en die niet worden opgevolgd, kunnen nog steeds strafbaar worden gesteld op grond van artikel 184, eerste lid Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 2:49b Verboden lachgasgebruik

Lachgas is de gangbare naam voor distikstofmonoxide (N2O). Het inhaleren van lachgas zorgt voor een korte en (soms) sterke roes. Vaak gaat de gebruiker de omgeving anders zien en klinken geluiden anders. Iemand kan lacherig worden, vandaar de naam ‘lach’ gas. Lachgas is een kleurloos gas met een lichtzoete smaak. Lachgas is in winkels en webshops te koop. Het wordt verkocht in kleine metalen patronen (als drijfgas om slagroom mee te spuiten). Voor medische doeleinden en in de autosport is het te koop in grotere metalen cilinders. Op feesten, festivals of feestdagen zoals Koningsdag wordt het per ballon verkocht. Het gas wordt vanuit patronen of cilinder in een ballon gespoten. Het is een feit van algemene bekendheid dat als in en uit een ballon wordt geademd lachgas wordt ingenomen. Om te voorkomen dat lachgas wordt ingenomen via andere hulpmiddelen, vallen deze ook onder de reikwijdte van deze verbodsbepaling. Het gebruik van lachgas voor andere doeleinden zoals het spuiten van slagroom valt niet onder de werking van dit verbod.

 

De afgelopen jaren heeft het gebruik van lachgas een ware vlucht genomen, met name onder jongeren en jongvolwassen, ook in de gemeente Haarlem. Het gebruik van lachgas leidt tot aanzienlijke vervuiling van de openbare ruimte. Lachgaspatronen, cilinders en ballonnen waarmee lachgas gebruikt worden, worden aangetroffen op verschillende locaties door de hele stad. Hoewel het weggooien van dergelijk afval verboden is in de afvalstoffenverordening, wordt daarmee de oorzaak van deze vorm van vervuiling niet aangepakt, namelijk het gebruik van lachgas op openbare plaatsen.

Het gebruik van lachgas leidt tot ongewenst en onberekenbaar gedrag: omvallen, bewusteloosheid, slechte concentratie en onoplettendheid, hallucineren. Doordat lachgas vooral in groepsverband in de openbare ruimte wordt gebruikt, gaat hiervan een dreigende houding uit waardoor omstanders zich onveilig voelen. Het gebruik van lachgas wordt dan als overlastgevend ervaren. Omvallen, duwen en afwijkend gedrag vormt in een menigte of op openbare plaatsen waar publiek aanwezig is een risico voor de openbare orde.

 

Ook kunnen door gebruik ongelukken gebeuren (men raakt onder invloed). Bijvoorbeeld roekeloosheid, vallen of zelfs tijdelijk bewustzijnsverlies. In het verkeer en op straat kan dit tot gevaar leiden.

 

Het verbod in het eerste lid zich tot concrete situaties van oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik, die gepaard gaan met verstoring van de openbare orde, nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat of anderszins hinder tot gevolg hebben.

Op grond van het tweede lid kan het college openbare plaatsen aanwijzen waar het oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik op voorhand verboden is, los van de vraag of dat in de concrete situatie tot ordeverstoring en dergelijke leidt.

 

Artikel 2:50a vervallen

 

Artikel 2:75a Verblijfsontzeggingen

Het eerste en tweede lid van artikel 2:75a creëert een bevoegdheid voor de burgemeester om gebieden aan te wijzen waar verblijfsontzeggingen kunnen worden opgelegd aan personen die de openbare orde verstoren. Voorwaarde voor de aanwijzing van een gebied is de mate van ordeverstoringen die in dat gebied plaatsvinden. Alleen bij ernstige ordeproblemen kan van het artikel gebruik worden gemaakt. Deze ordeproblemen kunnen een min of meer structureel karakter hebben. Het artikel sluit echter niet uit, dat daarvan gebruik gemaakt wordt bij incidentele ordeverstoringen. In het laatste geval ligt het echter in de rede dat de gebiedsaanwijzing tijdelijk van aard is. Een verblijfsontzegging is een bestuurlijke maatregel en geen (strafrechtelijke) sanctie. De algemene motivering voor de hantering van dit instrument is, dat in gebieden waarin de handhaving van de openbare orde onder druk staat het gerechtvaardigd is personen die daarop een inbreuk plegen tijdelijk uit het gebied te verwijderen. De maatregel is dus een instrument ter handhaving van de openbare orde.

In de verblijfsontzegging dient een termijn te worden opgenomen. Het zou de bewegingsvrijheid van burgers te zeer beperken, indien een verblijfsontzegging voor onbepaalde tijd wordt opgelegd. De ernst van de inbreuk op de openbare orde zal van invloed zijn op de lengte van de termijn. Het derde lid geeft de burgemeester de bevoegdheid om, wanneer hij dat noodzakelijk acht in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene, het bevel te beperken. Hierbij zal rekening gehouden worden met de noodzaak of onoverkomelijkheid zich in het aangewezen gebied te bevinden in een middel van openbaar vervoer, het aldaar werkzaam of woonachtig zijn, een (ander) aantoonbaar redelijk belang om zich aldaar op te houden.

 

Het vierde lid verbiedt overtreding van de verblijfsontzegging. Op overtreding staat een strafrechtelijke sanctie. Dit kan artikel 184 Wetboek van Strafrecht zijn. Indien niet aan de delictsomschrijving van dit artikel wordt voldaan is strafbaarstelling op grond van de APV mogelijk.

 

Artikel 5:16b Vergunningplicht commercieel aanbieden deelvoertuigen

Dit artikel betreft een verbod op het commercieel aanbieden voor deelvoertuigen. Deze vergunningplicht wordt in het leven geroepen om het aantal deelvoertuigen te limiteren, een gelijk speelveld te kunnen bieden voor aanbieders en om aanbieders beter te kunnen reguleren zodat overlast beperkt kan worden, terwijl anderzijds een bijdrage wordt geleverd aan de mobiliteitstransitie. Deelvoertuigen kunnen een onevenredige belasting van de openbare ruimte in de gemeente opleveren en gepaard gaan met hinder en gevaar voor de omgeving. Ook bestaat het risico dat beschadigde of ongebruikte voertuigen niet snel genoeg door de aanbieders worden verwijderd. Dit levert niet alleen een onnodig en ongewenst beslag op de schaarse openbare ruimte op, maar ook een rommelige aanblik waardoor het aanzien van de openbare ruimte wordt aangetast.

 

Zonder een regulerend kader, heeft de gemeente weinig invloed op de inrichting van deze initiatieven.

Naar boven