Beleidsregel briefadres gemeente Hattem 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hattem,

 

gelet op artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP);

 

gelet op artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot de aangifte en registratie van een briefadres om het oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan en om kwetsbare groepen zonder woonadres, te registreren op een briefadres;

 

besluit vast te stellen:

 

Beleidsregel briefadres gemeente Hattem 2022

Artikel 1 Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    briefadresgever: de ingezetene in de Basisregistratie Personen of rechtspersoon aangewezen door het college van B&W (artikel 2.42 onder b van de wet BRP) bij wie het briefadres wordt gehouden (artikel 1.1, onder r Wet BRP);

  • 2.

    briefadreshouder: de ingezetene in de Basisregistratie Personen die een briefadres houdt;

  • 3.

    gezinshuishouden:

    • a.

      twee personen die volgens de Basisregistratie Personen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of gehuwd zijn, met of zonder kind(eren);

    • b.

      twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonder kind(eren);

    • c.

      een alleenstaande ouder met kind(eren).

Artikel 2 Redenen briefadres

Redenen voor een briefadres zijn:

  • 1.

    het ontbreken van een woonadres vanwege:

    • a.

      dak- of thuisloosheid;

    • b.

      korte overbrugging tussen twee woonadressen;

    • c.

      de uitoefening van een ambulant beroep;

    • d.

      kort verblijf in het buitenland: gedurende een jaar ten hoogste twee derden van de tijd;

    • e.

      korter dan 2 jaar verblijf in het buitenland en beroepshalve varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft;

    • f.

      het behoren tot een kwetsbare groep, zoals verwarde personen;

    • g.

      langdurig vermiste persoon;

  • 2.

    verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijfhuizen);

  • 3.

    verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40, lid 3 en 4 van de Wet BRP;

  • 4.

    verblijf op een adres waarvan het opnemen van dat woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is (artikel 2.41 van de Wet BRP).

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1.

    De aangifte wordt gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

  • 2.

    De aangever is verplicht om bij de aangifte tot briefadres alle benodigde stukken te overleggen.

  • 3.

    Onder benodigde stukken als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      een geldig identiteitsbewijs;

    • b.

      de schriftelijke verklaring van de aangever met reden voor de aangifte en de te verwachten periode dat het briefadres noodzakelijk is;

    • c.

      een geldig identiteitsbewijs of een kopie ervan en een schriftelijke verklaring van instemming van de briefadresgever;

    • d.

      een ingevulde en ondertekende vragenlijst briefadres, als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 1.

  • 4.

    Als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 4, is een schriftelijke verklaring van de burgemeester noodzakelijk waaruit blijkt dat opname van een woonadres niet wenselijk is.

  • 5.

    Als het briefadres noodzakelijk is op grond van artikel 2, lid 1 onder f en g, dient de noodzakelijkheid te blijken uit een onderliggend dossier.

  • 6.

    De briefadresgever kan maximaal aan twee gezinshuishoudens, aan twee alleenstaanden of aan een gezinshuishouden en een alleenstaande toestemming geven een briefadres te houden.

  • 7.

    Lid 6 van dit artikel is niet van toepassing indien de briefadresgever het college van burgemeester en wethouders betreft of een door dit college aangewezen rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42 onder b van de Wet BRP.

Artikel 4 Volledige aangifte

  • 1.

    De aangifte is volledig indien alle benodigde gegevens, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2 en 3, zijn ingeleverd.

  • 2.

    Als één of meer gegevens ontbreken, dan wordt de aangever in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen.

  • 3.

    Indien de aangifte niet binnen de, in het vorige lid bepaalde termijn kan worden aangevuld, dan kan, op verzoek van de aangever, de termijn eenmalig verlengd worden met veertien dagen.

  • 4.

    Indien de aangifte niet binnen veertien dagen na aangifte aangevuld wordt of uitstel gevraagd wordt, wordt aan de aangifte geen gevolg gegeven.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:

  • a.

    de aangever een woonadres heeft, tenzij hij in de situatie verkeert zoals beschreven in artikel 2, lid 1 onder f en lid 4;

  • b.

    de aangever langer dan acht maanden gedurende één jaar in het buitenland verblijft en niet beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft.

  • c.

    de aangever beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft en langer dan twee jaar in het buitenland verblijft;

  • d.

    er een onderzoek loopt naar de verblijfplaats van de briefadresgever;

  • e.

    het briefadres een adres betreft waarop reeds aan twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of een alleenstaande en een gezinshuishouden een briefadres is verleend met inachtneming van de uitzonderingen bedoeld in artikel 3, lid 7;

Artikel 6 Ambtshalve verstrekken briefadres

  • 1.

    Het college neemt ambtshalve een briefadres op voor personen die rechtmatig in de gemeente Hattem verblijven, geen woonadres hebben en die geen aangifte doen van een briefadres.

  • 2.

    Indien bij toepassing van het eerste lid geen instemming van een briefadresgever kan worden verkregen, wordt als briefadres het adres van de gemeente opgenomen.

  • 3.

    Als de gemeente fungeert als briefadresgever in de situatie als bedoeld in artikel 2 lid 1 wordt geregistreerd of de briefadreshouder de post komt ophalen. Daarnaast wordt maandelijks gecontroleerd of het briefadres gehandhaafd moet blijven.

Artikel 7 Termijn briefadres

  • 1.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b, mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal drie maanden. Deze termijn kan met maximaal drie maanden worden verlengd.

  • 2.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder d en e mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal de periode dat de aangever buiten Nederland zal verblijven.

  • 3.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 3 wordt briefadres verstrekt voor de duur van het verblijf.

  • 4.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 4 mag een briefadres worden verleend voor de duur die de burgemeester noodzakelijk acht.

  • 5.

    Als de aangever voor het aflopen van de termijn als bedoeld in het eerste en tweede lid geen aangifte heeft gedaan van een woonadres, wordt door de aangever een verzoek ingediend om het briefadres te verlengen.

  • 6.

    De aanvraag voor verlenging van het briefadres wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 2 en 5.

  • 7.

    Onverminderd hetgeen is bepaald in het eerste tot en met het derde lid, is diegene op wie het briefadres betrekking heeft en een ander adres krijgt, gehouden om in de periode tussen vier weken vóór de beoogde verhuisdatum tot en met de vijfde dag na verhuisdatum hiervan aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.

Artikel 8 Inlichtingenplicht

  • 1.

    Onverminderd het gestelde in artikel 2 tot en met 6 is de zowel de briefadresgever als de briefadresnemer verplicht om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de registratie van het briefadres.

  • 2.

    De betrokkene verschijnt hierbij desgevraagd in persoon.

Artikel 9 Beëindigen briefadres

  • 1.

    Als de briefadresgever meldt dat betrokkene niet meer bereikbaar is, dient hij dit schriftelijk te verklaren. De gemeente moet hierop een onderzoek instellen naar de nieuwe woon-of verblijfplaats van betrokkene.

  • 2.

    De aangever dient het briefadres te beëindigen als de redenen genoemd in artikel 2 niet meer van toepassing zijn.

  • 3.

    Blijft een verzoek om verlenging van het briefadres achterwege of wordt na afloop van de termijn geen aangifte van adreswijziging gedaan, dan start de gemeente een adresonderzoek, met als mogelijk resultaat dat de bijhouding van de persoonslijst wordt opgeschort wegens emigratie met als reden “vertrek naar het buitenland”

Artikel 10 Hardheidsclausule

Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze beleidsregel zou leiden tot een onbillijkheid, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze beleidsregel. Van onbillijkheid kan sprake zijn als het strikt vasthouden aan de beleidsregel als onredelijk kan worden aangemerkt of als er onevenredige schade zou ontstaan.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2022, onder gelijktijdige intrekking van de Regeling briefadres gemeente Hattem 2017 zoals vastgesteld op 1 augustus 2017.

  • 2.

    De regeling wordt aangehaald als: Beleidsregel briefadres gemeente Hattem 2022

     

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 27 september 2022.

de gemeentesecretaris,

D.J.N. van der Weerd

de burgemeester,

M. Sanderse

Toelichting op de Beleidsregel briefadres gemeente Hattem 2022

De beleidsregel briefadres heeft als doel om het misbruik van briefadressen in de BRP tegen te gaan en daarnaast briefadressen in de BRP mogelijk te maken voor kwetsbare burgers.

 

In het verleden kwam het regelmatig voor dat briefadresinschrijvingen onterecht werden gedaan. Voor sommige mensen bleek het erg handig te zijn om niet op hun woonadres ingeschreven te worden maar op een ander adres wat dan als kenmerk ‘briefadres’ had.

 

Een burger die geen woonadres heeft maar wel in een gemeente in Nederland verblijft moet aangifte doen van een briefadres.

Vanaf 1 januari 2022 zijn gemeenten verplicht om ambtshalve een briefadres in de BRP te registreren. Wanneer iemand niet beschikt over een woonadres en er is geen verwachting dat hij zelf een briefadresaangifte zal doen, vanwege uiteenlopende redenen, dan kan de gemeente besluiten om voor die burger een briefadres te registreren. De gemeente treedt in die gevallen op als briefadresgever.

 

Hieronder volgt de artikelsgewijze toelichting op de beleidsregel briefadres Hattem 2022.

 

Toelichting artikel 1, lid 3 onder c:

Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan:

  • een ongehuwd ouder, zonder geregistreerd partnerschap,

  • een ouder wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontbonden of beëindigd,

  • een gehuwd ouder, die niet samenwoont met de echtgenoot (of echtgenote), of

  • een ouder met een geregistreerd partnerschap, die niet samenwoont met deze partner.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub a:

Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:

Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres.

Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:

Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:

Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.

Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van BZK en ‘verhuist’ de PL naar de RNI vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub e:

Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub f:

Deze kwetsbare groep kampt soms met de gevolgen van een verslaving, psychiatrische aandoeningen en verstandelijke beperkingen. Daardoor komen deze mensen hun administratieve verplichtingen en afspraken niet altijd na. Juist deze mensen hebben laagdrempelige medische basiszorg nodig die zij in de praktijk alleen krijgen na inschrijving in de BRP. Zonder zorgverzekering krijgen deze personen niet de zorg die zij nodig hebben. Dat vergroot de kans op bijvoorbeeld ernstige lichamelijke en/of psychiatrische aandoeningen. Zonder inschrijving in de BRP komen zij in de praktijk ook niet in aanmerking voor een plek op de wachtlijst voor een woning, waardoor zij gedwongen dakloos blijven. Een inschrijving op een briefadres is daarom voor deze groep noodzakelijk.

Zo nodig wordt het briefadres ambtshalve toegekend op het adres van de gemeente.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub g:

Met een langdurig vermist persoon wordt bedoeld een persoon, die:

  • 1.

    tegen redelijke verwachting in afwezig is uit zijn of haar gebruikelijke en/of veilig geachte omgeving,

  • 2.

    waarvan de verblijfplaats van de persoon onbekend is, en

  • 3.

    het in diens belang is dat de verblijfplaats wordt vastgesteld.

Gemeenten kunnen te maken krijgen met de melding dat een persoon is vermist. In het protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing is vermeld dat in overleg de vermiste persoon kan worden geregistreerd met een briefadres op het adres van de melder.

 

Toelichting artikel 2, lid 2:

In de circulaire BRP en briefadres van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.

 

Toelichting artikel 2, lid 3:

Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In de artikelen 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden.

Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.

 

Toelichting artikel 3, lid 1:

Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. Voor gedetineerden of personen die in een psychiatrische inrichting verblijven is het advies om bij voorkeur een briefadres te kiezen in de gemeente van herkomst. Dit is onder andere van belang voor de verworven rechten die de briefadreshouder daar heeft opgebouwd, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

 

Toelichting artikel 3, lid 2 en 3:

Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 lid 2 van de wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen.

 

Toelichting artikel 3, lid 4:

Het is niet waarschijnlijk dat de briefadreshouder bij zijn aangifte altijd de verklaring van de burgemeester zal kunnen overleggen. De verwachting is, dat deze verklaring veelal bij de afdeling burgerzaken terecht komt via de interne kanalen van de gemeente.

 

Toelichting artikel 3, lid 6:

Maximaal 2 briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande.

Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. In dat geval kan uitgeweken worden naar de hardheidsclausule van artikel 10.

 

Toelichting artikel 3, lid 7:

Als de gemeente zelf of een instelling voor maatschappelijke opvang als briefadresgever optreedt, is de beperking die lid 6 vermeldt, niet van toepassing.

 

Toelichting artikel 4:

Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.

Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd over het besluit dat aan de aangifte briefadres geen gevolg wordt gegeven wegens het ontbreken van de gevraagde documenten, met inachtneming van artikel 2.60 Wet BRP. Hiertegen is bezwaar mogelijk.

Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om aan de aangifte geen gevolg te geven (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.

 

Toelichting artikel 5:

Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres.

 

In de gevallen dat een briefadres wordt toegekend vanwege veiligheidsreden vastgesteld door de burgemeester (art 2, lid 4) of omdat de briefadreshouder behoort tot een kwetsbare groep (art 2, lid 1 onder f), zal de gemeente zelf altijd de afweging maken tot al dan niet toekennen van een briefadres.

 

Het is toegestaan om een briefadres bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kiezen. Dit is in niet strijd met artikel 2.38 Wet BRP.

 

Toelichting artikel 5 sub a:

Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 Wet BRP. Hieronder valt ook het adres,

  • a.

    indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of

  • b.

    het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten.

In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, moet gekozen worden voor een briefadres.

Uitzondering wordt gemaakt voor zogenaamde verwarde personen (op advies van een collega uit sociaal domein) en voor personen waarbij naar het oordeel van de burgemeester het om veiligheidsredenen niet wenselijk om betrokkene op zijn woonadres in te schrijven.

 

Toelichting artikel 5 sub b en c:

Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon beroepshalve op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.

 

Toelichting artikel 5 sub e:

Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres.

Deze weigeringsgrond is niet van toepassing op door het college van B en W aangewezen rechtspersoon als briefadresgever.

 

Toelichting artikel 6:

De verplichting tot ambtshalve inschrijving door het college gaat in op het moment dat het college kennis krijgt van de situatie die tot handelen noopt.

Dat betekent dat zodra het college op de hoogte wordt gesteld van de aanwezigheid van een persoon in de gemeente, die niet als ingezetene met een woonadres in de BRP is ingeschreven, maar wel als ingezetene in de BRP zou moeten worden opgenomen en zelf niet in staat of bereid is tot aangifte van een briefadres, het college dient over te gaan tot ambtshalve inschrijving van betrokkene op het adres van de gemeente Hattem.

De afdeling burgerzaken zal de post voor deze persoon in bewaring nemen en houden. Op deze wijze zijn er regelmatig contactmomenten met de briefadresnemer en wordt gecontroleerd of het briefadres nog van toepassing is.

De verwachting is dat dergelijke gevallen zeer zelden in Hattem voor zullen komen.

 

Toelichting artikel 7, lid 1 t/m 5:

Om het tijdelijke karakter van een korte overbrugging tussen twee woonadressen te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van maximaal drie maanden1 te verlenen met de mogelijkheid tot telkens een verlenging met maximaal drie maanden. Verlenging is mogelijk zolang de situatie waarvoor het briefadres is toegestaan, voortduurt.

Deze periode van drie maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na drie maanden een contactmoment te hebben met de burger, om zo er op toe te zien dat hij/zij niet op het briefadres blijft staan ingeschreven terwijl hij inmiddels een woonadres heeft.

Voor dak- en thuislozen ligt het voor de hand om een afwijkende termijn te kiezen. Zolang de briefadreshouder een zwervend bestaan leidt kan een briefadres gehouden worden. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld elk jaar getoetst worden.

 

Als van te voren al bekend is dat iemand een bepaalde periode in het buitenland zal verblijven en geen woonadres heeft, dan kan een briefadres worden verleend voor maximaal deze periode.

 

Een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan binnenvaartschippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld om de vijf jaar worden getoetst.

 

Toelichting artikel 7, lid 6

Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze beleidsregel voldoet.

 

Toelichting artikel 7, lid 7

De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de eerder bepaalde of afgesproken termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze beleidsregel en die de wet stelt.

 

Toelichting artikel 9

Als de ingezetene met een briefadres niet meer bereikbaar op het adres van de briefadresgever, dient deze dit bij de gemeente kenbaar te maken.

Wanneer geen adreswijziging is ontvangen bij de gemeente wordt een adres onderzoek ingesteld. Bij geen resultaat kan dit ertoe leiden dat de briefadreshouder wordt uitgeschreven met als reden ‘vertrek naar het buitenland’.

 

Toelichting artikel 10

In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze beleidsregel, bijvoorbeeld in het geval van de eenmalige verlenging zoals vastgelegd in artikel 7 lid 5 van de beleidsregel. Individuele omstandigheden kunnen er toe leiden dat er nog een extra verlenging van de termijn wordt overeengekomen.

 

Conform artikel 4:81 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan zich voordoen bij kwetsbare of bedreigde personen in de opvang conform de circulaire BRP en briefadres (kenmerk 2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016. In deze circulaire zijn de mogelijkheden aangegeven die bewoners van opvanghuizen hebben om in de Wet basisregistratie personen (BRP) een briefadres te kiezen bij een gemeente of aan het kantoor van een opvanghuis.

Naar boven