Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard, houdende de zesde wijziging van de Beleidsregels Participatiewet Nissewaard 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

 

Zesde wijziging van de Beleidsregels Participatiewet Nissewaard 2016.

Artikel I

De Beleidsregels Participatiewet Nissewaard 2016 worden gewijzigd als volgt.

 

A.

 

Artikel 2.5, derde lid, vervalt.

 

B.

 

In artikel 2.6 vervallen het eerste en tweede lid, onder vernummering van het derde tot en met achtste lid tot eerste tot en met zesde lid.

 

C.

 

Artikel 2.9, derde en vierde lid, worden vervangen door:

 

  • 3.

    De bijdrage is € 0,19 per kilometer, gerekend naar het aantal kilometers dat meer is dan vijf per enkele reisafstand.

  • 4.

    Bij de berekening van de enkele reisafstand wordt gebruik gemaakt van de routeplanner van de ANWB, volgens de kortste route tussen het woonadres en het adres waar gebruik wordt gemaakt van de re-integratievoorziening.

D.

 

Artikel 3.1.1 wordt vervangen door:

 

Artikel 3.1.1 Vrijlating giften

  • 1.

    Giften als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder m, van de wet, zijn uit oogpunt van bijstandverlening verantwoord als deze per kalenderjaar niet meer bedragen dan:

    • a.

      voor belanghebbenden jonger dan 21 jaar, indien het betreft:

      • 1.

        een alleenstaande of een alleenstaande ouder van 18, 19 of 20 jaar: € 300,-;

      • 2.

        gehuwden waarvan beide echtgenoten 18, 19 of 20 jaar zijn: € 600,-;

      • 3.

        gehuwden, waarvan een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder: € 1.200,-;

    • b.

      voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder, indien het betreft:

      • 1.

        een alleenstaande of een alleenstaande ouder: € 1.200,-;

      • 2.

        gehuwden: € 1.800,-.

  • 2.

    Als de bijstand in de loop van een kalenderjaar begint of eindigt, dan worden de bedragen, bedoeld in het eerste lid, evenredig verdeeld over het aantal kalendermaanden waarin recht op bijstand bestaat. Daarbij wordt een deel van een kalendermaand voor een hele maand gerekend.

  • 3.

    Giften in natura worden alleen in aanmerking genomen als de waarde in het economisch verkeer de bedragen, bedoeld in het eerste lid, te boven gaan. Voor zover dat het geval is, wordt de bijstand daarop afgestemd op grond van artikel 18, eerste lid, van de wet.

     

E.

 

Artikel 3.1.2 wordt vervangen door:

 

Artikel 3.1.2 Vrijlating inkomsten uit arbeid

  • 1.

    Betrokkenheid bij de maatschappij door middel van werk is belangrijk. Aan het werk gaan en blijven, welke soort of omvang van werk dat ook is, wordt gestimuleerd door de inkomsten uit arbeid vrij te laten. Dit gebeurt op grond van artikel 31, tweede lid, onder n, r en y van de wet, van artikel 8, tweede, vijfde en zevende lid van de Ioaw, en van artikel 8, derde, negende en elfde lid van de Ioaz.

  • 2.

    De inkomstenvrijlating wordt toegepast in de maand waaraan de inkomsten worden toegerekend.

F.

 

Artikel 3.1.3 wordt vervangen door:

 

Artikel 3.1.3 Geen vrijlating bij overtreding informatieverplichting in geval van opzet of grove schuld

Het ontvangen van giften of het verrichten van arbeid is van invloed op het recht op bijstand, waarom een belanghebbende daarvan onverwijld mededeling moet doen. Als dat opzettelijk of door grove schuld niet wordt gedaan, dan zijn de feiten en omstandigheden als bedoeld in de artikelen 3.1.1 of 3.2.2 niet aanwezig en kan de betreffende vrijlating niet worden toegepast.

 

G.

 

Artikel 3.2.3, eerste lid, wordt vervangen door:

 

  • 1.

    Op basis van artikel 16, eerste lid, van de wet wordt aan een kind van een minderjarige alleenstaande ouder die bij diens ouders inwoont, een uitkering verstrekt, ter hoogte van het verschil tussen de norm voor gehuwden met ten laste komende kinderen en de norm voor gehuwden zonder ten laste komende kinderen.

H.

 

Aan hoofdstuk 3, paragraaf 2, wordt het volgende artikel toegevoegd:

 

Artikel 3.2.6 Tijdelijke afwijking van de norm kostendelende medebewoner

  • 1.

    Medische, psychische of sociale problemen kunnen meebrengen dat een belanghebbende geen onderdak meer heeft of dit dreigt kwijt te raken. In deze omstandigheden is een stabiele woonsituatie van belang, mede voor de inschrijving op een adres in de basisregistratie personen. Als dit het geval is, kan het noodzakelijk zijn om tijdelijk een hoofdverblijf te hebben met een medebewoner in dezelfde woning.

  • 2.

    De kostendelersnorm, bedoeld in artikel 22a van de wet, wordt op grond van artikel 18, eeste lid, van de wet, niet toegepast als:

    • a.

      belanghebbende aannemelijk maakt dat hij niet in de omstandigheden verkeert of niet de mogelijkheden of middelen heeft om zijn hoofdverblijf te verplaatsen naar een ander adres;

    • b.

      alle belanghebbenden schriftelijk verklaren dat de situatie uit overmacht is ontstaan en het een tijdelijke situatie betreft;

    • c.

      belanghebbende aantoont dat hij de situatie tracht te wijzigen door:

      • 1.

        zich in te schrijven als woningzoekende en actief, minimaal 1 keer per week, te reageren op beschikbare woningen;

      • 2.

        een urgentieverklaring aan te vragen.

  • 3.

    Deze tijdelijke afwijking vindt plaats voor een periode van zes maanden. Deze periode kan ten hoogste eenmalig met zes maanden worden verlengd.

     

I.

 

Aan artikel 4.1.1, vierde lid worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

 

  • g.

    bij de verstrekking van bijzondere bijstand voor inrichtings- en stofferingskosten;

  • h.

    bij de inzet van noodzakelijk geacht beschermingsbewind, budgetbeheer of een niet gemeentelijk schuldhulpverleningstraject.

J.

 

Artikel 4.1.1, vijfde lid, wordt vervangen door:

 

  • 5.

    In afwijking van het eerste en derde lid wordt, waar het bewindvoeringskosten, curatele, inkomensbeheer of mentorschap in combinatie met gemeentelijke ondersteuning ten behoeve van schuldhulpverlening betreft of een traject in het kader van de Wet Schuldsanering natuurlijke personen, als draagkracht aangemerkt het verschil tussen het inkomen van de belanghebbende en het volgens een VTLB-berekening berekende vrij te laten bedrag. Waarbij de kosten voor deze vormen van ondersteuning zijn opgenomen in de berekening van het VTLB.

K.

 

Artikel 4.1.3, eerste lid, wordt vervangen door:

 

  • 1.

    Een aanvraag om bijzondere bijstand op basis van artikel 35 eerste lid, van de wet kan betrekking hebben op noodzakelijke kosten die zijn ontstaan tot 6 maanden voor de datum van de aanvraag.

L.

 

Artikel 4.1.3, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

 

M.

 

Artikel 4.2.6 wordt vervangen door:

 

Artikel 4.2.6 Bijzondere bijstand budgetbeheer en beschermingsbewind

  • 1.

    Bijzondere bijstand in de kosten van budgetbeheer wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      budgetbeheer noodzakelijk wordt geacht door een deskundige;

      en

    • b.

      budgetbeheer buiten een schuldbemiddelingstraject om wordt uitgevoerd.

  • 2.

    Bijzondere bijstand in de kosten van budgetbeheer of beschermingsbewind wordt verstrekt als er geen of onvoldoende draagkracht is zoals bedoeld in artikel 4.1.1, vierde lid, onder h.

N.

 

In hoofdstuk 4, paragraaf 2, wordt na artikel 4.2.10 een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 4.2.10A Stofferingskosten

  • 1.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor stofferingskosten bedraagt 100% van de norm die het NIBUD heeft vastgesteld voor de van toepassing zijnde gezinssamenstelling. De bijstand wordt om niet verstrekt.

  • 2.

    Bij kamerbewoning wordt de noodzakelijkheid van de inrichtings- en stofferingskosten afzonderlijk beoordeeld. Bijstand wordt verstrekt tot maximaal het gestelde in artikel 4.2.10 derde lid.

O.

 

Hoofdstuk 8 wordt toegevoegd, luidende:

 

Artikel 8.1. Structurele medische beperking

  • 1.

    In de hoofdstuk wordt onder een structurele medische beperking verstaan: een fysieke of psychische beperking die voortkomt uit een in de persoon gelegen ziekte of medisch gebrek die voldoende ernstig is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het gebrek en het structureel niet in staat zijn van het verdienen van inkomsten door belanghebbende naast de studie.

  • 2.

    Onder structureel wordt verstaan: als er binnen een periode van 12 maanden na de aanvraag geen herstel of verbetering is te verwachten in de medische beperking, zodanig dat belanghebbende wel in staat is om naast de studie te werken en daar inkomen mee te verdienen.

  • 3.

    Er is in ieder geval geen sprake van een structurele medische beperking bij:

    • a.

      kortdurende beperkingen, zoals een gebroken been;

    • b.

      beperkingen die niet dusdanig ernstig zijn dat iemand naast de studie niet meer kan werken.

Artikel 8.2 Aanvraag

  • 1.

    Belanghebbende verstrekt bij de aanvraag de volgende stukken:

    • a.

      een bewijs van het ontvangen van studiefinanciering op grond van de WSF of een tegemoetkoming op grond van de WTOS;

    • b.

      bij stage: een kopie van de stageovereenkomst waaruit de hoogte van de stagevergoeding blijkt.

  • 2.

    Belanghebbende kan bij de aanvraag een deskundigenverklaring verstrekken waarin staat waarom hij niet kan werken naast de studie.

Artikel 8.3 Medisch advies

  • 1.

    Er wordt een medisch advies gevraagd aan een onafhankelijke deskundige voor de beoordeling van een structurele medische beperking.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan alleen een medisch advies achterwege blijven als:

    • a.

      direct duidelijk is dat er recht bestaat op studietoeslag gelet op de ernst of aard van de structurele medische beperking;

    • b.

      vaststaat dat belanghebbende geen studiefinanciering op grond van de WSF of tegemoetkoming op grond van de WTOS ontvangt;

    • c.

      belanghebbende recht heeft op een Wajong-, WIA-, of een WGA-uitkering van het UWV;

    • d.

      belanghebbende werkt naast de studie, niet zijnde een stage.

Artikel 8.4 Toekennen en uitbetalen

  • 1.

    Als door het college is vastgesteld dat recht op studietoeslag bestaat, wordt de studietoeslag toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt studietoeslag met terugwerkende kracht ook toegekend over een periode die is gelegen voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend als:

    • a.

      belanghebbende daarom verzoekt; en

    • b.

      belanghebbende over deze periode voldoet aan de voorwaarden voor het recht op studietoeslag.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid wordt studietoeslag niet met terugwerkende kracht toegekend over een periode die is gelegen:

    • a.

      voor 1 april 2022;

    • b.

      5 jaar voorafgaand aan de dag waarop de belanghebbende de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend.

  • 4.

    De studietoeslag wordt maandelijks uitbetaald.

  • 5.

    De studietoeslag die met terugwerkende kracht wordt toegekend, wordt na toekenning als een bedrag ineens uitbetaald.

Artikel 8.5 Hoogte studietoeslag

  • 1.

    De hoogte van de studietoeslag is gelijk aan de bedragen genoemd in artikel 7a van het Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021.

  • 2.

    Als uitganspunt voor het bepalen van de hoogte van de studietoeslag geldt in de maand waarin een belanghebbende jarig wordt, het bedrag dat hoort bij de leeftijd die belanghebbende op de verjaardag heeft bereikt.

Artikel 8.6 Nieuw medisch advies bij zicht op verbetering

Wanneer het eerste medisch advies daartoe aanleiding geeft, wordt een periode bepaald waarbinnen een nieuw medisch advies zal worden gevraagd om te beoordelen of belanghebbende nog steeds niet in staat is om naast de studie te werken.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2022.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard op 27 september 2022.

De gemeentesecretaris,

mr. M.L.M. Weerts

De burgemeester,

mr. F. van Oosten

Naar boven