Wijziging van de Beleidsregel terug- en invordering Bbz 2004 (Wijzigingsbesluit)

het college van de gemeente Lelystad,

 

gelet op:

artikel 160 van de Gemeentewet, titel 4.3 en artikel 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht,

artikelen 17, 54, 58, 59 en 60 Participatiewet en artikel 16 van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;

 

overwegende:

dat het noodzakelijk is beleid vast te stellen met betrekking tot verrekening,

herziening, intrekking, terug- en invordering van teveel of ten onrechte betaalde bijstand in het

kader van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;

 

B E S L U I T:

ARTIKEL I  

 

De Beleidsregel terug- en invordering Bbz 2004 wordt gewijzigd als volgt:

 

A

In artikel 1, eerste lid, onder k ,wordt de punt vervangen door een puntkomma.

 

B

Na artikel 1, eerste lid, onder k, wordt onderdeel l ingevoegd, luidende:

  • I.

    Tozo: Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers.

C

In artikel 2, eerste lid, wordt na “Bbz 2004” ingevoegd “of de Tozo”.

 

D

Artikel 5 wordt vervangen door:

 

Wanneer er meerdere vorderingen zijn en de belanghebbende bij betaling van de vordering niet heeft aangewezen waaraan de betaling moet worden toegerekend, is de volgorde van aflossing in beginsel als volgt:

 

  • 1.

    Rentedragende bedrijfskapitaal verstrekt ingevolge het Bbz 2004;

  • 2.

    Overige vorderingen, met uitzondering van vorderingen die voortkomen uit verstrekte bijstand ingevolge Tozo;

  • 3.

    Vorderingen die voortkomen uit verstrekte bijstand ingevolge de Tozo.

E

De toelichting bij artikel 5 wordt vervangen door:

 

Zijn er verschillende geldschulden, dan bepaalt artikel 4:92 Awb dat betaling ter voldoening van een bepaalde geldschuld in de eerste plaats strekt tot mindering van de kosten, vervolgens tot mindering van de verschenen rente en ten slotte tot mindering van de hoofdsom en de lopende rente. Het tweede lid van 4:92 Awb bepaalt dat de schuldenaar de schuld kan aanwijzen waaraan de betaling moet worden toegerekend. Het betreft hier dus een keuzevrijheid van de debiteur die theoretisch bij iedere maandelijkse betaling tot een andere keuze kan leiden.

 

Wanneer geen sprake is van in rekening gebrachte rente en kosten en de debiteur heeft niet aangewezen welke vordering eerst moet worden afgelost, dan wordt de volgorde gehanteerd, zoals in dit artikel is aangeven.

 

Hierbij is het uitgangspunt dat de rentedragende Bbz-bedrijfskredieten als eerste worden afgelost, vervolgens alle overige Bbz-vorderingen en/of leenbijstand en als laatste de Tozo-vorderingen (bedrijfskapitaal en leenbijstand). Zijn er meerdere vorderingen binnen dezelfde categorie, dan wordt per geval beoordeeld welke vordering als eerste wordt afgelost.

 

De vorderingen in het kader van de Participatiewet zijn preferent en volgen onmiddellijk na de vorderingen in artikel 288 boek 3 BW.

ARTIKEL II  

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad van 30 augustus 2022

Burgemeester,

Secretaris

Naar boven