Besluit maatschappelijke ondersteuning Moerdijk

Het college van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 20 september 2022,

gelet op de bepalingen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen: 4.2, achtste lid, 4.4, derde lid, 4.5, vijfde lid, 4.6, vierde lid, 5.2, negende lid, 6.2, eerste lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Moerdijk

 

BESLUIT

 

vast te stellen de volgende nadere regel:

 

Besluit maatschappelijke ondersteuning Moerdijk

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    budgethouder: de cliënt of diens vertegenwoordiger die de taken verbonden aan het PGB uitvoert (declareren en verantwoorden);

  • b.

    budgetperiode: de periode waar een persoonsgebonden budget betrekking op heeft;

  • c.

    financiële tegemoetkoming: een geldbedrag als (onderdeel van een) maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • d.

    instandhoudingskosten: een door het college te bepalen bedrag dat bestemd is voor onderhoud, reparatie en verzekering verband houdend met de te verstrekken maatwerkvoorziening, waaronder ook een WA-verzekering bij vervoersvoorzieningen kan worden gerekend;

  • e.

    Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de wet

  • f.

    tegemoetkoming meerkosten: een tegemoetkoming in de vorm van een geldbedrag als bedoeld in artikel 6.1 van de Verordening;

  • g.

    verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning Moerdijk;

  • h.

    wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de daarop gebaseerde lagere regelgeving, de Verordening maatschappelijke ondersteuning Moerdijk en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdstuk 2 Persoonsgebonden budget

 

 

Artikel 2.1 Budgetperiode hulpmiddelen

  • 1.

    Het pgb wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de economische levensduur die geldt voor de met het PGB aan te schaffen dan wel in te kopen hulpmiddel en wordt in beginsel gesteld op 5 jaar.

  • 2.

    Indien de afschrijvingstermijn van een hulpmiddel, al dan niet aangeschaft met een pgb, is verstreken dan kan deze door het verlenen van instandhoudingskosten nog steeds als goedkoopst adequate oplossing worden aangemerkt.

 

Artikel 2.2 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1.

    Voor het verstrekken van een pgb voor een woningaanpassing geldt dat de cliënt:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, niet mag beginnen voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      het college desgevraagd op één of meer door het college te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning biedt waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      desgevraagd aan het college inzage verstrekt in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      desgevraagd aan het college de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing.

  • 2.

    Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na het besluit tot toekenning verklaart de cliënt schriftelijk aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 3.

    De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de woningaanpassing is voldaan aan de voorwaarden waaronder het pgb is toegekend.

  • 4.

    De cliënt aan wie een pgb is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

  • 5.

    Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing voor de maatwerkvoorziening in natura.

 

Artikel 2.3 Persoonsgebonden budget hulpmiddel en vervoersvoorziening

  • 1.

    Bij de verstrekking van een pgb waarmee een hulpmiddel of vervoersvoorziening wordt aangeschaft gelden de volgende eisen:

    • a.

      de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen, volgens de door het college daaraan gestelde eisen;

    • b.

      de cliënt dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier, waarin tenminste zijn opgenomen de kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijkosten en arbeidsloon), 24-uurs-service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring;

    • c.

      de cliënt dient bij aanschaf van een vervoersvoorziening een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

  • 2.

    De cliënt dient het college desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het pgb aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te laten beoordelen.

 

Hoofdstuk 3 Financiële tegemoetkoming en bijdrage in de kosten

 

 

Artikel 3.1 Woningsanering

  • 1.

    Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen in verband met COPD voor uitsluitend vloerbedekking en raambekleding zoals gordijnen.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt voor:

    • a.

      vloerbedekking € 38,50 per strekkende meter;

    • b.

      raambekleding € 15,00 per strekkende meter;

    • c.

      maakloon € 8,25 per baan (140 cm);

    • d.

      gordijnrail € 5,00 per meter;

  • 3.

    Het college verleent geen financiële tegemoetkoming indien de te vervangen goederen zijn afgeschreven.

  • 4.

    De hoogte van de bijdrage in de kosten voor de financiële tegemoetkoming voor woningsanering in verband met COPD bedraagt € 0,00.

 

Artikel 3.2 Verhuiskosten

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor een verhuizing in verband met het toepassen van het primaat van verhuizen naar een geschikte beschikbare woning bedraagt € 3.193,00.

  • 2.

    De forfaitaire financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten voor degene die voor een cliënt een aangepaste woning vrijmaakt bedraagt € 4.222,00.

  • 3.

    De hoogte van de bijdrage in de kosten voor de financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid bedraagt € 0,00.

 

Artikel 3.3 Deelname maatschappelijk verkeer

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming in verband met deelname aan het maatschappelijk verkeer binnen de leefomgeving bedraagt voor de kosten van het gebruik van:

    • a.

      een (eigen) auto niet meer dan € 1.301,00 per jaar;

    • b.

      een taxi niet meer dan € 3.962,00 per jaar, op basis van declaraties;

    • c.

      een rolstoeltaxi niet meer dan € 4.478,00 per jaar, op basis van declaraties.

  • 2.

    Het college verstrekt in beginsel 75% van de tegemoetkoming meerkosten als bedoeld in het eerste lid per persoon indien sprake is van gehuwden of daarmee gelijkgestelden personen.

  • 3.

    De hoogte van de bijdrage in de kosten voor deelname maatschappelijk verkeer bedraagt € 0,00.

 

Artikel 3.4 Huurderving

  • 1.

    In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woning of woonruimte, die voor meer dan € 7.500,00 is aangepast, kan het College een tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden na de eerste maand huurderving die niet voor een tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten per maand met een maximum van het bedrag van de maximale subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag.

 

Hoofdstuk 4 Tarieven

 

 

Artikel 4.1 Tarieven diensten (niet zijnde beschermd wonen en huishoudelijke ondersteuning)

Het tarief welke het College aan de (gecontracteerde) aanbieders verschuldigd is voor diensten bedraagt:

  • a.

    voor waakvlambegeleiding € 50,15 per maand;

  • b.

    voor waakvlambegeleiding plus € 150,47

  • c.

    voor Begeleiding Thuis Regulier € 563,05 per maand;

  • d.

    voor Begeleiding Thuis Plus € 1.037,21 per maand;

  • e.

    voor Begeleiding Groep Regulier € 906,62 per maand;

  • f.

    voor Begeleiding Groep Plus € 1.284,83 per maand;

  • g.

    voor logeeropvang € 229,16 per etmaal;

  • h.

    voor Niet rolstoelvervoer € 76,14 per etmaal;

  • i.

    voor Rolstoelvervoer € 130,60 per etmaal.

 

Artikel 4.2 Tarieven huishoudelijke ondersteuning

  • 1.

    Het tarief welke het College verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieders voor huishoudelijke ondersteuning stabilisatie inclusief de wasverzorging 1 persoon bedraagt:

    • a.

      huishoudelijke Ondersteuning € 379,75 per maand;

    • b.

      huishoudelijke Ondersteuning Plus € 488,70 per maand.

  • 2.

    Het tarief welke het College verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieders voor huishoudelijke ondersteuning stabilisatie inclusief de wasverzorging voor 2 of meer bedraagt:

    • a.

      huishoudelijke Ondersteuning € 397,39 per maand;

    • b.

      huishoudelijke Ondersteuning Plus € 508,14 per maand.

  • 3.

    Het tarief welke het College verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieders voor huishoudelijke ondersteuning exclusief de wasverzorging bedraagt:

    • a.

      huishoudelijke Ondersteuning light € 132,30 per maand;

    • b.

      huishoudelijke Ondersteuning € 264,60 per maand;

    • c.

      huishoudelijke Ondersteuning Plus € € 361,80 per maand.

  • 4.

    Het tarief welke het College verschuldigd is aan de (gecontrateerde) aanbieders voor huishoudelijke ondersteuning voor maaltijden bedraagt:

    • a.

      warme maaltijden: € 213,15 per maand;

    • b.

      1 t/m 5 broodmaaltijden: € 106,58 per maand;

    • c.

      6 t/m 10 broodmaaltijden: € 213,16 per maand.

  • Als er sprake is van huishoudelijke ondersteuning plus:

  • a.

    warme maaltijden: € 234,90 per maand;

  • b.

    1 t/m 5 broodmaaltijden: € 117,45 per maand;

  • c.

    6 t/m 10 broodmaaltijden: € 234,90 per maand.

  • 5.

    Het tarief welke het College verschuldigd is aan de (gecontrateerde) aanbieders voor huishoudelijke ondersteuning voor boodschappen bedraagt:

    • a.

      € 108,29 per maand

  • Als er sprake is van huishoudelijke ondersteuning plus:

    • b.

      € 119,34 per maand

  • 6.

    Het tarief welke het College verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieder voor huishoudelijke ondersteuning ontwikkeling bedraagt:

    • a.

      huishoudelijke ondersteuning ontwikkeling € 328,30 per maand;

    • b.

      huishoudelijke ondersteuning plus ontwikkeling € 432,00 per maand.

  • 7.

    Het tarief welke het College verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieders voor huishoudelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 4.5, derde lid, van de verordening bedraagt:

    • a.

      Huishoudelijke ondersteuning € 29,40 per uur;

    • b.

      Huishoudelijke ondersteuning plus € 32,40 per uur.

  • 8.

    De tarieven in het vorige lid zijn ook van toepassing indien de tarieven genoemd in het eerste t/m derde lid niet toereikend zijn.

 

Artikel 4.3 Hulpmiddelen

Het huurtarief (kostprijs) welke het College aan de (gecontracteerde) aanbieder verschuldigd is voor hulpmiddelen wordt opgenomen in het toekenningsbesluit.

 

Hoofdstuk 5 Tegemoetkoming meerkosten sportvoorziening

 

 

Artikel 5.1 Hoogte tegemoetkoming

  • 1.

    Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op de cliënt die niet is aangewezen op een maatwerkvoorziening in de vorm van een sportvoorziening.

  • 2.

    De tegemoetkoming meerkosten voor de aanschaf en het onderhoud inclusief reparaties voor een sportvoorziening bedraagt maximaal € 3.175,00.

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkoming meerkosten wordt vastgesteld aan de hand van door de belanghebbende minimaal twee opgevraagde offertes.

  • 4.

    De tegemoetkoming meerkosten wordt na overleg van de (proforma) factuur betaalbaar gesteld.

  • 5.

    De tegemoetkoming meerkosten wordt verstrekt voor de duur van in ieder geval drie jaar rekening houdend met de technische levensduur van de sportvoorziening.

 

Hoofdstuk 6 Werking deeltaxisysteem

 

 

Artikel 6.1 Collectief vervoer en ritbijdrage

  • 1.

    Ten behoeve van de zelfredzaamheid en participatie kan het College een collectieve maatwerkvoorziening verstrekken, in te zetten in de vorm van een systeem van aanvullend openbaar vervoer, het zogeheten deeltaxi systeem.

  • 2.

    Aan de cliënt die in aanmerking komt voor het deeltaxisysteem wordt een deeltaxipas verstrekt op vertoon waarvan de cliënt gebruik kan maken van de deeltaxi.

  • 3.

    De cliënt is een betaling verschuldigd voor het vervoer met de deeltaxi (ritbijdrage). Voor de tarifering van het deeltaxisysteem wordt aangesloten bij de tarifering van het openbaar busvervoer, zijnde een instaptarief en een kilometertarief per rit.

  • 4.

    Het vervoer wordt naar afstand onderscheiden in intern en extern vervoer. Als intern vervoer wordt 25 kilometer aangemerkt vanuit de eigen woning gerekend. Extern vervoer begint vanaf de 26e kilometer gerekend vanuit de eigen woning. Het extern vervoer wordt begrensd tot aan het collectief vervoersgebied van de 18 deelnemende gemeenten.

  • 5.

    Voor elke rit is de ritbijdrage gebaseerd op een instaptarief van € 1,01 vermeerderd met een kilometertarief van € 0,181 per kilometer.

  • 6.

    6. Vanaf de 26e kilometer is een ritbijdrage verschuldigd van € 1,50 per kilometer.

  • 7.

    Daarnaast is het hele grondgebied van de gemeente Moerdijk bereisbaar tegen het Wmo-tarief en kan naar de kernen van Breda en Roosendaal alsmede naar het Amphia ziekenhuis in Oosterhout en het Bravis Lievensberg ziekenhuis in Bergen op Zoom vanuit elk adres in de gemeente Moerdijk tegen het Wmo-tarief gereisd worden.

  • 8.

    Een cliënt kan zich door één begeleider laten vergezellen. Voor de begeleider is een instaptarief verschuldigd van € 1,01 vermeerderd met een kilometertarief van € 0,181 per kilometer. De begeleider betaalt vanaf de 26e km ook de ritbijdrage van € 1,50 per kilometer. Als begeleiding van de cliënt bij het vervoer naar het oordeel van het college (medisch) noodzakelijk is, dan is het vervoer van de begeleider gratis.

  • 9.

    De betaling door de cliënt wordt door de vervoerder in ontvangst genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

 

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

 

 

Artikel 7.1 Inwerkingtreding

Deze nadere regel treedt in werking op 1 oktober 2022 onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Moerdijk vastgesteld op 22 maart 2022.

 

Artikel 7.2 Citeertitel

Deze nadere regel wordt aangehaald als ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning Moerdijk’.

 

 

 

 

 

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van het college, gehouden op 20 september 2022 .

De secretaris,

J.C. Slagboom,

De burgemeester,

A.J. Moerkerke

Naar boven