Gemeenteblad van Horst aan de Maas
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Horst aan de Maas | Gemeenteblad 2022, 414755 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Horst aan de Maas | Gemeenteblad 2022, 414755 | beleidsregel |
Beleidsregel verlagen uitkering in verband met woonsituatie en inkomsten uit commerciële verhuur Participatiewet gemeente Horst aan de Maas 2022
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas;
gelet op de artikelen 27, 28 en 33 lid 4 Participatiewet en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat het noodzakelijk is regels vast te stellen voor het gebruik maken van de bevoegdheid tot het verlagen van uitkeringen in verband met de woonsituatie en inkomsten uit commerciële verhuur;
Beleidsregel verlagen uitkering in verband met woonsituatie en inkomsten uit commerciële verhuur Participatiewet gemeente Horst aan de Maas 2022
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
kostganger: degene die tegen een financiële vergoeding een gedeelte van een woning huurt van iemand die de woning in zijn geheel huurt van een ander dan wel in eigendom heeft, waarbij de huurder/eigenaar en de kostganger geen partners van elkaar zijn of bloedverwanten in de eerste graad. Het verschil tussen de huurder en de kostganger is dat de kostganger naast het woongenot ook de maaltijden op kosten van de verhuurder nuttigt;
als een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, bestaande uit de rioolrechten, het eigenaarsgedeelte van de onroerendzaakbelasting, de opstalverzekering en het eigenaarsdeel van de waterschapslasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor groot onderhoud;
De bepalingen van deze beleidsregel gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze beleidsregel alleen als beide echtgenoten 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn.
Aldus besloten in de collegevergadering van 6 september 2022,
De burgemeester,
drs. R.F.I. Palmen
De secretaris,
mr. L.M.C. Beckers
Het college kan inkomsten uit (woning)verhuur aanmerken als inkomsten zoals bedoeld in artikel 33 lid 4 Pw als daarmee nog geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 22a lid 1 tot en met 3 Pw. Aangezien de wet niet (duidelijk) aangeeft wat als inkomsten uit (woning)verhuur verstaan wordt, zijn in deze beleidsregels hiervoor richtlijnen opgenomen.
Vroegtijdig schoolverlaters (vsv)
Op grond van artikel 28 Pw kan het college ook regels vaststellen voor verlaging van de norm door vroegtijdig schoolverlaters gedurende zes maanden na het tijdstip van de beëindiging (van de opleiding). Dit betreft jongeren die het voortgezet onderwijs of het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) hebben verlaten zonder een startkwalificatie.
Het college heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt omdat in het beleidsplan Sociaal Domein is overeengekomen om daar waar mogelijk het verlagingenbeleid van de Wet Werk en Bijstand te continueren onder de Participatiewet.
De werking van de beleidsregel is beperkt tot belanghebbenden die ouder zijn dan 21 jaar doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. Vanwege de lagere jongerennorm is ervoor gekozen geen verdere verlaging toe te passen bij belanghebbenden van 18 tot 21 jaar.
De jongerennorm van artikel 20 van de wet is laag vastgesteld omdat de ouders nog onderhoudsplichtig zijn jegens hun kinderen totdat deze de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt. De ouders kunnen bijvoorbeeld voldoen aan hun onderhoudsplicht door hun kind bij hen te laten inwonen of de huur voor hen te betalen. In dergelijke gevallen zou als het ware ‘dubbel gekort’ worden als ook nog krachtens deze beleidsregel de uitkering verlaagd zou worden. Bovendien zou categoriale verlaging op belanghebbenden van 18, 19 of 20 jaar de uitvoering van deze beleidsregel nodeloos ingewikkeld maken.
Mocht evenwel het niet toepassen van deze beleidsregel op de jongerennorm van artikel 20 van deze wet onredelijke uitkomsten geven, dan blijft het college bevoegd om op grond van artikel 18, eerste lid, van de wet de bijstand lager vast te stellen.
Artikel 3. Ontbreken van woonkosten/woonlasten
De beleidsregels voorzien in een verlaging bij bewoning van een woning waaraan geen woonkosten en/of woonlasten zijn verbonden, artikel 1 lid 2 onderdeel f en g van dit beleid. Denk hierbij aan het bewonen van een gekraakte woning of het bewonen van een woning waarvoor door een derde de woonkosten en/of woonlasten worden betaald.
Met het toepassen van één van deze verlagingen kunnen ook de situaties waarin bijvoorbeeld een ex-partner nog woonkosten, woonlasten of een gedeelte van de woonkosten en/of –lasten betaalt, worden afgestemd op de concrete ten laste komende kosten van belanghebbenden.
Overigens kan de bijstand, in plaats van een verlaging, op een lager bedrag worden afgestemd door artikel 18 lid 1 Pw als een derde de woonkosten en of woonlasten betaalt.
Artikel 4. Inkomsten uit commerciële verhuur
Het college kiest ervoor om de inkomsten uit verhuur of van kostganger(s) in aanmerking te nemen tot maximaal de kale huur. De eventueel in de huur opgenomen kostenvergoeding voor bijvoorbeeld gas, water en stroom wordt niet als inkomsten uit huur of kostgangerschap in aanmerking genomen. Voor het overige voorziet de Participatiewet niet in het vrijlaten van verwervingskosten.
De belanghebbende moet aannemelijk maken welk deel van de huur de kostenvergoeding voor bijvoorbeeld gas, water en stroom betreft. Toont belanghebbende dit niet of onvoldoende aan? Dan wordt de volledig ontvangen huur in aanmerking genomen.
Het college kan inkomsten uit huur of kostgeld slechts in aanmerking nemen voor zover het college deze nog niet heeft verdisconteerd in het kader van de kostendelersnorm (zie TK 1993-1994, 22 545, nr. 18, p. 99). Dit volgt uit artikel 33 lid 4 Pw . In dit artikel is neergelegd dat de inkomsten uit huur worden verminderd met het verschil tussen:
Stel een alleenstaande heeft een kostendelende medebewoner die per maand € 350,00 kostgeld betaald. De berekening is dan als volgt:
We gaan (fictief) uit van de bedragen per 1 juli 2022:
Niet gekort wordt het verschil tussen de norm alleenstaande en de kostendelersnorm: € 1.101,82- € 770,50 = € 331,32
Van het kostgeld van € 350,00 kan worden gekort (€ 350,00 -€ 331,32): € 18,68.
Medebewoners storten bijdrage op de rekening van belanghebbende
De situatie kan zich voordoen dat belanghebbende en medebewoners samen een woning delen en gezamenlijk de woonkosten voldoen aan de verhuurder. Stel dat de medebewoners hun bijdrage aan de woonkosten betalen aan belanghebbende. Dan zou strikte toepassing van de wet ertoe leiden dat de bijdragen van de medebewoners als inkomen van belanghebbende moet worden gezien. Maar die uitleg kan een onrechtvaardig resultaat opleveren.
De bijdragen van de medebewoners betreffen slechts het deel van de vaste lasten van de medebewoners. Het strekt niet tot voordeel van belanghebbende. In de situatie waarin een ieder voor zichzelf de vaste lasten betaalt, zou er niet gekort worden. Dit geldt ook als de woonkosten via de rekening van een van de medebewoners worden voldaan. De situatie dat belanghebbende de woonkosten voldoet mede namens de andere medebewoners is niet anders. Via wiens bankrekening de betaling van de vaste lasten ook lopen, dat mag niet uitmaken. Daarom is het redelijk de bijdrage van de medebewoners in dit geval niet als middelen in aanmerking te nemen. Het gaat immers om niets anders dan het delen van reële kosten en niet om in aanmerking te nemen inkomen (zie ECLI:NL:RBROT:2021:3527).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-414755.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.