Subsidieuitvoeringsregeling onderwijs - Voorschool Hengelo 2023

 

21. Uitvoeringsregeling subsidie Voorschool Hengelo 2023

Grondslag voor subsidie

onderwijs

Subsidievorm

Eénmalige subsidie

Doel van de subsidie

Deze uitvoeringsregel heeft als doelstelling het in 2023 mogelijk maken van de uitvoering van gesubsidieerde peuteropvang, inclusief VVE, voor kinderen vanaf 2½ jaar (in kleine kernen vanaf 2 jaar) tot uitstroom naar het basisonderwijs. Tevens heeft deze regeling ten doel het in stand houden van gesubsidieerde peuteropvang in kleine kernen. Van een kleine kern is sprake als er slechts één voorschool is en er binnen een reikwijdte van 5 km van de voorschool geen andere voorschool is.

Te subsidiëren activiteiten

Subsidie kan worden aangevraagd voor Hengelose peuters die een peuterplek:

1. regulier bezetten, en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 8 uur per week

2. regulier bezetten, en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 8 uur per week

3. VVE bezetten en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 16 uur per week.

4. VVE bezetten, en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 16 uur per week

5. regulier bezetten op locaties in een kleine kern, en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 6 uur per week

6. regulier bezetten op locaties in een kleine kern, en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 6 uur per week.

Houders zijn verplicht bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen peuterplek doelgroeppeuters voorrang te geven.

Subsidie per peutergroep: gebaseerd op het aantal deelnemende doelgroeppeuters per groep. Subsidie kan alleen worden toegekend aan groepen op kinderopvanglocaties die in het LRK staan geregistreerd als VVE gecertificeerd. De minimale groepsgrootte bedraagt 7 kinderen (uitzondering hierop zijn locaties in een kleine kern), waarbij minimaal 1 doelgroepkind dient deel te nemen. De maximale groepsgrootte bedraagt 16 kinderen.

Subsidie voor één peutergroep van maximaal 8 kinderen voor locaties in een kleine kern.

Subsidieaanvraag

voorwaarden

Een subsidieaanvraag kan enkel worden ingediend door een houder.

  • 1.

    Twee aanvraagperiodes: 15 november 2022 – 15 januari 2023 en 15 mei 2023 – 15 juli 2023

  • 2.

    Aanvragen voor de eerste periode hebben betrekking op het hele kalenderjaar 2023 en kunnen alleen gedaan worden voor peuterplekken in peutergroepen die uiterlijk per 1 februari 2023 zijn gestart.

  • 3.

    Aanvragen voor de tweede periode hebben betrekking op de maanden augustus tot en met december 2023 en kunnen alleen gedaan worden voor peuterplekken in peutergroepen die uiterlijk per 1 oktober 2023 zijn gestart.

  • 4.

    Alleen complete aanvragen, worden in behandeling genomen.

Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen:

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt aan houders die voldoen aan de voorwaarden uit het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool.

  • 2.

    Alle houders die voor het eerst een subsidieaanvraag indienen worden voor de subsidieverlening getoetst door een extern deskundige. Uit deze toets moet blijken of de houder voldoet aan de voorwaarden uit het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool. De houder moet in ieder geval voldoen aan de minimale eisen zoals gesteld in bijlage 4.

  • 3.

    Als een houder voldoet aan de minimale eisen zoals gesteld in bijlage 4, maar nog niet volledig voldoet aan alle voorwaarden uit het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool, kan het college besluiten, onder voorwaarden, alsnog subsidie toe te kennen. Van de houder wordt dan verwacht dat aantoonbare inspanningen worden gepleegd om in de subsidieperiode wel aan de voorwaarden te gaan voldoen. Indien deze inspanningen niet worden gepleegd, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 4.

    De te subsidiëren activiteiten zijn voor aanvragen in de eerste periode in ieder geval op 1 februari 2023 gestart en lopen na de start door tot en met 31 december 2023. Voor aanvragen in de tweede periode geldt dat de te subsidiëren activiteiten in ieder geval zijn gestart op 1 oktober 2023 en doorlopen tot en met 31 december 2023.

  • 5.

    Onverminderd de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 8 en 9 van de Algemene subsidieverordening Hengelo 2011 en de subsidievoorwaarden als opgenomen in deze uitvoeringsregeling,

    • 1.

      kan de subsidie in ieder geval worden geweigerd indien voor één van de Hengelose vestigingen van de houder vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt.

    • 2.

      kan de subsidie in ieder geval geweigerd worden als uit de kwaliteitstoets blijkt dat de vestiging van een houder als onvoldoende is beoordeeld.

Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplek:

  • 1.

    Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag (zie bijlage 3) dan wel door een verklaring van geen recht op kinderopvangtoeslag op te nemen in de overeenkomst tussen aanbieder en ouders, in combinatie met een Inkomensverklaring van (bei)de ouder(s) over 2021.

  • 2.

    De houder houdt een administratie bij van de documenten aan de hand waarvan de toetsing recht op een gesubsidieerde plek is gedaan, en van bevindingen van deze toetsing.

De ouderbijdrage:

  • 1.

    De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de houder bepaald op basis van het verwachte verzamelinkomen over 2023. Dit verwachte inkomen wordt bepaald aan de hand van de door ouders te overleggen Inkomensverklaring over 2021.

  • 2.

    Als ouders aangeven dat het verwachte inkomen in 2023 wijzigt ten opzichte van de Inkomensverklaring dan moeten zij dit melden bij de houder. Zij dienen de wijziging in inkomen te onderbouwen met relevante bewijsstukken.

  • 3.

    Na bepaling van het verwachte verzamelinkomen over 2023 stelt houder de hoogte van de ouderbijdrage vast aan de hand van de ouderbijdragetabel uit bijlage 2.

Het subsidieplafond voor deze regeling wordt door het college voorgesteld. Dit plafond hangt mede af van het normtarief kinderopvangtoeslag van de belastingdienst; dit tarief wordt in het najaar definitief vastgesteld. Bij de vaststelling van de begroting van de Gemeente Hengelo, in november dit jaar zal de raad de subsidieplafonds vaststellen. Aanpassing van het tarief en/of het subsidieplafond behoort daarom tot de mogelijkheden. Dit kan gevolgen hebben voor de aanvragen die worden ingediend op grond van deze regeling.

Subsidieaanvraag

verplichtingen

U vraagt de subsidie aan door gebruik te maken van het aanvraagformulier.

Voor het aanvragen van subsidie dienen de volgende gegevens en stukken overlegd te worden:

  • 1.

    aanvraagformulier subsidie voorschool inclusief bijlagen

  • 2.

    de VVE-certificaten van de pedagogisch medewerkers van de peutergroepen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dan wel bewijzen van lopende deelname aan een VVE opleiding

  • 3.

    bewijzen van de taalniveaus van de pedagogisch medewerkers van de peutergroepen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dan wel bewijzen van lopende deelname aan taalscholing die tot doel heeft de vereiste taalniveaus te bereiken.

Subsidie verlening/verantwoording

  • 1.

    Het college beslist op een tijdig en compleet ingediende subsidieaanvraag binnen 8 weken na afsluiting van de indieningstermijn. Indien er een toetsing moet plaatsvinden door een extern deskundige, beslist het college binnen 12 weken na afsluiting van de indieningstermijn.

  • 2.

    Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft voor de betreffende peuteropvanglocatie bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 3.

    Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft tijdens controle blijkt dat de betreffende peuteropvanglocatie niet voldoet aan de wettelijke eisen uit de Wet kinderopvang, het Besluit kwaliteit kinderopvang, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie dan wel de voorwaarden uit het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool, wordt van de houder verwacht dat aantoonbare inspanningen worden gepleegd om in de subsidieperiode wel aan de voorwaarden te gaan voldoen. Indien deze inspanningen niet worden gepleegd, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 4.

    Houders die subsidie ontvangen zijn verplicht om uiterlijk op de datum van de start van de te subsidiëren activiteiten op hun website een overzicht van de geldende ouderbijdragen per inkomensgroep en per soort peuterplek, die voor de betreffende peuteropvang gelden, te publiceren. Indien houder niet aan deze verplichting voldoet, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Verantwoording subsidie:

  • 1.

    Voor aanvragen in de eerste periode geldt dat de houder uiterlijk op 15 april, 15 juli, 15 oktober en 15 januari een kwartaalrapportage over het voorliggende kwartaal aan het college aanlevert, door middel van het daarvoor vastgestelde format.

  • 2.

    Voor aanvragen in de tweede periode geldt dat de houder uiterlijk op 15 oktober en 15 januari een kwartaalrapportage over het voorliggende kwartaal aan het college aanlevert, door middel van het daarvoor vastgestelde format.

  • 3.

    De houder op grond van artikel 17 Asv is verplicht het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:

  • 1.

    inkomensverklaringen of andere bewijzen hoogte gezinsinkomen;

  • 2.

    verklaringen geen recht op kinderopvangtoeslag van ouders dan wel de overeenkomst tussen aanbieder en ouders waarin een verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag is opgenomen;

  • 3.

    plaatsingsovereenkomst peuter waaruit aantal uren, soort peuterplek, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken.

  • 4.

    VVE-indicaties, afgegeven door de GGD en/of een orthopedagoog van het Expertisecentrum Jonge Kind, voor plaatsingen van doelgroeppeuters.

Subsidieplafond 2023

Het subsidieplafond voor deze regeling bedraagt € 2.036.407,-

De aanvragen, die ingediend worden voor de eerste periode, kunnen tot het volledige subsidieplafond worden ingediend.

Indien het subsidieplafond voor de eerste periode nog niet bereikt is, wordt de regeling opnieuw opengesteld (tweede periode) en vormt het restant budget het subsidieplafond voor de tweede periode.

Mocht de regeling worden opengesteld voor de tweede periode, vindt er geen herverdeling plaats voor de verleningen over de eerste periode.

De subsidieverlening voor peuterplekken geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Voor beide perioden gelden dezelfde verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit:

- Peuteropvang die volledig aan de kwaliteitscriteria voldoet, VVE plekken biedt en samenwerkt in IKC verband.

- Peuteropvang die volledig aan de kwaliteitscriteria voldoet, VVE plekken biedt en niet samenwerkt in IKC verband.

- Peuteropvang die volledig aan de kwaliteitscriteria voldoet en samenwerkt in IKC verband.

- Peuteropvang die volledig aan de kwaliteitscriteria voldoet en niet samenwerkt in IKC verband.

- Peuteropvang die nog niet volledig aan de kwaliteitscriteria voldoet en samenwerkt in IKC verband

- Peuteropvang die nog niet volledig aan de kwaliteitscriteria voldoet en niet samenwerkt in IKC verband.

Subsidieverdeling

Hengelose peuters die een peuterplek:

Het college subsidieert per jaar per bezette peuterplek, de volgende maximale subsidiebedragen gelden:

1. regulier bezetten van 8 uren per week, en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 8 uren per week

per bezette peuterplek per jaar: 8 uren per week * maximaal € 11,65 per uur * 40 weken minus de geldende ouderbijdrage op basis van de ouderbijdragetabel uit Bijlage 2.

2. regulier bezetten van 8 uren per week, en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 8 uren per week

per bezette peuterplek per jaar: 8 uren per week * maximaal € 2,68 per uur * 40 weken

3. VVE bezetten en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 16 uren per week.

per bezette peuterplek per jaar:

voor de eerste 8 uren per week * maximaal € 11,65 per uur * 40 weken minus de geldende ouderbijdrage op basis van ouderbijdragetabel uit Bijlage 2

voor de tweede 8 uren per week * maximaal € 11,65 * 40 weken

4. VVE bezetten, en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 8 uren per week

per bezette peuterplek per jaar:

voor de eerste 8 uren per week * maximaal € 2,68 per uur * 40 weken

voor de tweede 8 uren per week * maximaal € 11,65 * 40 weken

5. regulier bezetten op een locatie in een kleine kern van 6 uren per week, en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 6 uren per week

per bezette peuterplek per jaar: 6 uren per week * maximaal € 11,65 per uur * 40 weken minus de geldende ouderbijdrage op basis van de ouderbijdragetabel uit Bijlage 2.

6. regulier bezetten op een locatie in een kleine kern van 6 uren per week, en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 6 uren per week.

per bezette peuterplek per jaar: 6 uren per week * maximaal € 2,68 per uur * 40 weken

Subsidie per peutergroep gebaseerd op het aantal deelnemende doelgroeppeuters per groep.

Bij 1 tot en met 7 doelgroepkinderen in de groep, waarbij de minimale omvang van de totale groep 7 kinderen bedraagt: € 1.696,12 per groepBij meer dan 7 doelgroepkinderen in de groep, waarbij de maximale omvang van de totale groep 16 kinderen bedraagt:€ 3.392,26 per groep.

Subsidie voor één peutergroep op een locatie in een kleine kern

€ 3.392,26 per groep.

Het subsidiebedrag wordt na afloop van de subsidieperiode, op basis van de gegevens uit de eindrapportage van de houder vastgesteld. Deze vaststelling van de subsidie per peuterplek vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplekken met een onderscheid naar peuterplekken van ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag en peuterplekken van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag (daaronder wordt hier begrepen het aantal afgenomen uren per werkelijk bezette peuterplek (regulier en VVE) en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdrage) en kan een terugvordering tot gevolg hebben als houder minder bezette peuterplekken heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd.

De vaststelling van de subsidie voor de peutergroepen vindt plaats op basis van het werkelijke aantal peutergroepen, waarbij het gemiddeld aantal doelgroepkinderen in een groep over 10 maanden van september t/m juni van een ‘kinderopvangjaar’ bepalend is voor subsidie aangevraagd in de eerste periode. Voor subsidie aangevraagd in de tweede periode geldt dat bij de vaststelling van de subsidie van de peutergroepen gerekend wordt met het gemiddeld aantal doelgroepkinderen in een groep over vier maanden in de periode van augustus t/m december van een ‘kinderopvangjaar’.

Elk kwartaal dient de houder het verantwoordingsformulier van het voorliggende kwartaal in. Indien blijkt dat het aantal geplaatste peuters meer dan 20% lager is dan het in de beschikking vermelde aantal, vindt in

overleg met de betrokken houder een heroverweging van de subsidie plaats.

Mocht de heroverweging leiden tot een wijziging in de subsidieverlening, dan ontvangt de houder een aanvullend besluit. Het definitieve subsidiebedrag kan echter nooit hoger worden dan het eerder verleende bedrag.

Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen van hardheid gemotiveerd van deze regeling af te wijken.

Overige informatie

Bijlagen;

  • 1.

    Kwaliteitskader Hengelose Voorschool

  • 2.

    Ouderbijdragetabel Hengelose Voorschool 2023

  • 3.

    Ouderverklaring geen recht op kinderopvangtoeslag voor de Hengelose Voorschool

  • 4.

    Minimale eisen

Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Hengelose (doelgroep)peuters: in de gemeente Hengelo woonachtige kinderen van 2½ tot 4 jaar

  • 1.

    bestuursrechtelijke handhaving: handhaving in de vorm van een (voor)genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang of een bestuurlijke boete

  • 1.

    doelgroeppeuter: kind dat op basis van de door het college nader vastgestelde criteria op indicatie van de GGD of op indicatie van een orthopedagoog van het Expertisecentrum Jonge Kind in aanmerking komt voor een peuterplek VVE

  • 1.

    Expertisecentrum Jonge Kind (EJK): het EJK is een bundeling van expertise van verschillende organisaties, die werken voor en met jonge kinderen; het ondersteunt kinderopvangorganisaties, de voorschool en het basisonderwijs bij zorg bij jonge kinderen, bij hun kwaliteitsontwikkeling en borgt (VVE) kwaliteit op stedelijk niveau

  • 1.

    houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een in Hengelo gevestigde locatie voor kinderopvang waar voorschool wordt uitgevoerd en die in het LRK staat geregistreerd als kinderdagverblijf

  • 1.

    inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar (voorheen IB 60)

  • 1.

    Integraal Kindcentrum (IKC): een integraal centrum waarin onderwijs, peuteropvang en kinderopvang samenwerken om kinderen van 0-12 jaar een dagprogramma te bieden

  • 1.

    kinderdagverblijf: locatie waar dagopvang voor kinderen tussen de 0 en 4 jaar wordt gerealiseerd, volgens de eisen van de Wet kinderopvang en die in het LRK staat geregistreerd

  • 1.

    kindvolgsysteem: een volgsysteem waarmee aantoonbaar de ontwikkeling van kinderen op de vier domeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling periodiek kan worden gevolgd en vastgelegd

  • 1.

    kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang

  • 1.

    Kleine kern: een kern waarbij sprake is van slechts één voorschool en binnen een reikwijdte van 5 km van de voorschool geen andere voorschool is

  • 1.

    Kwaliteitskader Hengelose Voorschool: bijlage bij deze uitvoeringsregeling, waarin de eisen die door het college worden gesteld aan de voorschool om in aanmerking te komen voor een subsidie staan opgesomd

  • 1.

    kwaliteitstoets: toetsing aan het kwaliteitskader Hengelose Voorschool door een onafhankelijke deskundige in opdracht van de gemeente Hengelo voorafgaand aan de subsidieverlening

  • 1.

    Landelijk Register Kinderopvang (LRK) : register waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen

  • 1.

    ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplek voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden

  • 1.

    o uderbijdragetabel: een door het college opgesteld overzicht van de financiële bijdrage die ouders/verzorgers, die geen recht hebben op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, moeten betalen voor een gesubsidieerde peuterplek regulier of peuterplek VVE, waarbij de bijdrage wordt afgestemd op het gezamenlijk verzamelinkomen van het gezin (bijlage)

  • 1.

    o uders: ouder(s) of verzorgers van de peuter

  • 1.

    Hengelose overdrachtsformulier: het door het college vastgestelde overdrachtsformulier met bijbehorende handleiding waarmee pedagogisch medewerkers op een systematische manier hun beeld van de ontwikkeling van een peuter beschrijven; dit document wordt vervolgens besproken met ouders en overgedragen naar de toekomstige basisschool

  • 1.

    p eutergroep: een peutergroep bestaat uitsluitend uit peuterplekken regulier en/of peuterplekken VVE

  • 1.

    p euterplek regulier: plek van minimaal twee dagdelen per week voor peuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, verspreid over minimaal twee weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per peuterplek per week is acht.

  • 1.

    p euterplek VVE: plek voor doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, van minimaal vier dagdelen per week, verspreid over minimaal vier weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per week is 16. De plek bevindt zich op een peuteropvanglocatie die in het LRK staat geregistreerd als VVE gecertificeerd

  • 1.

    p euteropvang:

    • 1.

      educatieve opvang voor kinderen vanaf 2½ jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool;

    • 2.

      peuteropvang kan bestaan uit peuterplekken regulier en/of peuterplekken VVE;

    • 3.

      de peuteropvang moet voldoen aan de eisen uit de Wet kinderopvang;

    • 4.

      voor de peuterplekken VVE geldt tevens het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

    • 5.

      peuteropvang wordt uitgevoerd op peuteropvanglocaties in horizontale vaste groepen van minimaal 7 en maximaal 16 peuters per groep

    • 6.

      de opvang bestaat uit minimaal acht uren per week verdeeld over minimaal twee dagdelen

    • 7.

      de ontwikkeling van alle peuters wordt gevolgd door middel van een kindvolgsysteem

    • 8.

      uitvoering vindt plaats conform het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool

  • 1.

    p euteropvanglocatie: de locatie, geregistreerd als kinderdagverblijf in Hengelo in het LRK, waar de houder peuteropvang uitvoert; de locatie is tenminste twee dagdelen per week geopend voor de peuteropvang

  • 1.

    vereiste taalniveaus: de gehanteerde eisen aan de taalniveaus van de pedagogisch medewerkers op de peuteropvanglocaties, te weten 3F op mondelinge vaardigheden en lezen en taalniveau 2F op schriftelijke vaardigheden; deze niveaus zijn afkomstig uit de Referentieniveaus taal van de commissie Meijerink

  • 1.

    v erklaring geen recht op kinderopvangtoeslag: formulier die moet worden ingevuld door ouders bij aanvraag van een peuterplek bij de peuteropvangorganisatie, indien zij geen recht hebben op kinderopvangtoeslag (bijlage)

  • 1.

    v erzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten; het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin

  • 1.

    Voor- en vroegschoolse educatie (VVE): hier opgevat als voorschoolse educatie voor kinderen vanaf 2½ jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een gecertificeerd VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling

  • 1.

    gecertificeerd VVE-programma: een erkend programma voor voorschoolse educatiegericht op de vier ontwikkelingsdomeinen, dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands JeugdInstituut

Bijlagen behorende bij de regeling Voorschool Hengelo

  • 1.

    Kwaliteitskader Hengelose Voorschool

Bijlage 1

Kwaliteitskader Hengelose Voorschool

7e versie juli 2022

Inhoudsopgave

pagina

1 Inleiding 3

2 Doelgroep 4

3 Aanbod 5

4 Houder 8

5 Ouders 10

6 Doorgaande leerlijn 11

7 Resultaten 12

8 Ontwikkelingsproces 13

9 Kwaliteit van de zorg 16

10 Kwaliteitszorg 17

1 Inleiding

In de gemeente Hengelo willen we dat alle kinderen zich goed kunnen ontwikkelen en een goede start kunnen maken op de basisschool. In de periode 0-6 jaar wordt de basis gelegd voor de rest van het leven. Een belangrijke periode ter voorbereiding op de basisschool is de peuterperiode van 2,5 tot 4 jaar. In deze periode is het van belang dat peuters een voorschoolse voorziening bezoeken om goed voorbereid aan de basisschool te kunnen beginnen. Binnen de voorschool worden kinderen spelenderwijs gestimuleerd in hun ontwikkeling. Wij vinden het belangrijk dat alle peuters de mogelijkheid hebben om naar een voorschool te gaan.

Er zijn wettelijke eisen waaraan kinderopvang en gemeenten moeten voldoen. Deze eisen zijn vastgelegd in de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE), de Wet kinderopvang (WKO) en de Wet op het primair onderwijs (WPO). Daarnaast zijn er aanvullende eisen vastgelegd in het Besluit kwaliteit kinderopvang en zijn kwaliteitseisen voor voor- en vroegschoolse educatie vastgelegd in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

In de gemeente Hengelo zetten we in op hoge kwaliteit voor de voorschool. Dit kwaliteitskader is gebaseerd op de eisen die de afgelopen jaren aan voor- en vroegschoolse educatie (vve) werden gesteld in de G37 door de bestuursafspraken met het Rijk. Als onderlegger voor het kwaliteitskader is het onderzoekskader voor het toezicht op de voorschoolse educatie vanuit de onderwijsinspectie gebruikt. Dit is een onderdeel van het onderzoekskader Primair Onderwijs.

Ook landelijk wordt er meer ingezet op een hoge kwaliteit voor alle kinderopvangorganisaties. Met de invoering van de Wet Innovatie Kwaliteit in de Kinderopvang (IKK) per 1 januari 2018 is hier stapsgewijs op ingezet. Deze versie van het kwaltiteitskader houdt rekening met de wettelijke aanpassingen die gedurende 2022 zijn doorgevoerd en per 1 januari 2023 worden ingevoerd.

Met dit kwaliteitskader geven wij de kwaliteitseisen aan die wij in de gemeente Hengelo stellen aan voorschoolse instellingen om in aanmerking te komen voor subsidie. Dit kwaliteitskader is een onderlegger voor de uitvoeringsregeling ‘subsidie Voorschool Hengelo’. In het kwaliteitskader worden per onderwerp eerst de relevante wettelijke kaders en eisen benoemd, waarna de Hengelose eisen volgen. Het kwaliteitskader is tot stand gekomen in overleg met de voorschoolse partners, het onderwijs, de GGD en de verschillende betrokken afdelingen binnen de gemeente Hengelo.

2 Doelgroep

  • 1.

    B&W stellen vast welke kinderen met een risico op achterstand in de Nederlandse taal in aanmerking komen voor voorschoolse educatie (Art. 167-1a1 WPO).

  • 2.

    B&W dragen zorg voor voldoende VVE voorzieningen in aantal en spreiding (Art. 166-1 WPO).

  • 3.

    De gemeente spant zich in om alle doelgroepkinderen aan voorschoolse educatie deel te laten nemen. Daarnaast spant de gemeente zich in voor een optimaal bereik van alle peuters door ouders te stimuleren hun peuter in te schrijven voor een voorschoolse voorziening, bijvoorbeeld via consultatiebureaus. Het is aan gemeenten om een aanbod te doen aan peuters zonder recht op kinderopvangtoeslag (bestuursakkoord VNG/ministerie SZW maart 2016)

  • 4.

    B&W maken afspraken over de wijze van toeleiding van kinderen naar voorschoolse en vroegschoolse educatie. (Art. 167-1a2 WPO)

In Hengelo zetten we met de gesubsidieerde peuterplekken in op alle peuters woonachtig in Hengelo tussen de 2,5 jaar en 4 jaar (vanaf 2 jaar in kleine kern) [1] . Binnen deze groep peuters onderscheiden we reguliere peuters en doelgroeppeuters.

Doelgroeppeuters zijn peuters met een risico op een (taal)achterstand. Doelgroeppeuters komen in aanmerking voor een peuterplek VVE (voor- en vroegschoolse educatie) op basis van een verwijzing voor VVE.

De indicering voor VVE vindt plaats door de GGD op basis van de volgende criteria:

  • 1.

    Kinderen met ouders met een laag opleidingsniveau [2]

  • 2.

    Niet-Nederlandstalige gezinssituatie [3]

  • 3.

    Kinderen met een (taal)achterstand, waarvan de ouders geen laag opleidingsniveau hebben en/of de gezinssituatie Nederlandstalig is.

Indicering vindt plaats vanaf de leeftijd van 18 maanden. Actieve verwijzing vindt plaats vanaf de leeftijd van 2 jaar.

Reguliere peuters zijn alle overige peuters die niet voldoen aan de criteria van doelgroeppeuter.

3 Aanbod

  • 1.

    Het aanbod voorschoolse educatie is zodanig ingericht dat een kind vanaf de dag dat het tweeëneenhalf jaar oud wordt in anderhalf jaar ten minste 960 uur voorschoolse educatie kan ontvangen (artikel 2.1 besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (bbkve)).

  • 2.

    Het aanbod voorschoolse educatie bedraagt maximaal zes uur per dag (artikel 2.2 bbkve).

  • 3.

    De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen (artikel 3 bbkve).

  • 4.

    Een groep kinderen waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen (artikel 3 bbkve).

  • 5.

    Voor voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt dat op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling stimuleert op gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling (artikel 5 bbkve)

  • 6.

    Beroepskrachten voorschoolse educatie dienen in het bezit te zijn van een getuigschrift van een vakopleiding specifiek gericht op het opdoen van pedagogische vaardigheden;

    • 1.

      En onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste een met gunstig gevolg afgesloten keuzedeel dat is gericht op het ontwikkelingsgericht werken in de voorschoolse educatie en dat tenminste kennis en vaardigheden omvat met betrekking tot:

  • 1.

    Het werken met programma’s voor voor- en vroegschoolse educatie,

  • 2.

    Het stimuleren van de ontwikkeling van het jonge kind, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling,

  • 3.

    Het volgen van de ontwikkeling van peuters en het hierop afstemmen van het aanbod van voorschoolse educatie,

  • 4.

    Het betrekken van de ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van

kinderen, en

  • 1.

    Het vormgeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan de zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie; of

  • 1.

    Het keuzedeel zoals in het vorige lid benoemd, is niet vereist indien de in dat lid genoemde kennis en vaardigheden al onderdeel zijn van de beroepsopleiding waarop de kwalificatie is gericht.

  • 2.

    De bezitter van een getuigschrift of erkenning van een vakopleiding specifiek gericht op het opdoen van pedagogische vaardigheden, die geen keuzeonderdeel heeft afgerond of waarvan de genoemde kennis en vaardigheden geen onderdeel uitmaken van de beroepsopleiding overlegt naast het getuigschrift een bewijsstuk dat met gunstig gevolg scholing is afgerond die specifiek is gericht op het verwerven van kennis en vaardigheden met betrekking tot voorschoolse educatie. Deze scholing heeft in elke geval betrekking op de kennis en vaardigheden, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met e, en omvat tenminste 12 dagdelen (artikel 4 bbkve).

  • 1.

    De bezitter van een getuigschrift als bedoeld in het hierboven genoemde punt, die aantoonbaar is ingeschreven voor de scholing voorschoolse educatie wordt gelijkgesteld met een beroepskracht voorschoolse educatie, met dien verstande dat dit slechts geldt:

  • 1.

     

  • 1.

    indien hij niet eerder is ingeschreven voor dergelijke scholing;

  • 2.

    gedurende de inschrijving voor de scholing, met dien verstande dat deze periode maximaal drie maanden voor de aanvang van de scholing begint en in ieder geval twee jaar na aanvang van de scholing eindigt;

  • 3.

    indien hij voldoet aan de wettelijke taaleis; en

  • 4.

    indien bij het aanbieden van voorschoolse educatie ten minste één beroepskracht voorschoolse educatie, die voldoet aan de wettelijke scholingeisen eisen, ook op de groep aanwezig is, met dien verstande dat indien de groep uit meer dan acht feitelijk aanwezige kinderen bestaat, dit geen beroepskracht voorschoolse educatie als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, betreft (= uitzondering van opleidingseisen) (artikel 3 bbkve)

  • 1.

    Indien in een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden feitelijk meer dan acht kinderen aanwezig zijn, dan is op ten hoogste op één van de aanwezige beroepskrachten voorschoolse eductie het vijfde lid (=uitzondering van opleidingseisen) van toepassing (artikel 4 bbkve).

  • 2.

    De beroepskracht voorschoolse educatie beheerst aantoonbaar ten minste niveau 3F, zoals bedoeld in het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen, op de onderdelen Mondelinge Taalvaardigheid en Lezen (artikel 4 bbkve)

  • 3.

    Er moet een pedagogisch beleidsmedewerker worden ingezet ten behoeve van de verhoging van de kwaliteit van voorschoolse educatie en voor implementatie van beleidsvoornemens met betrekking tot voorschoolse educatie of coaching van beroepskrachten voorschoolse educatie. Deze inzet omvat per kindercentrum een minimaal aantal uren per jaar, dat jaarlijks wordt bepaald door het aantal kinderen waaraan in het kindercentrum op 1 januari van het betreffende jaar voorschoolse educatie wordt aangeboden te vermenigvuldigen met tien uur. Hierbij worden slechts kinderen meegeteld die tussen tweeëneenhalf en vier jaar oud zijn en behoren tot de doelgroepkinderen (artikel 2a bbkve).

In Hengelo bieden wij twee soorten peuterplekken. Een peuterplek regulier en een peuterplek VVE. We stellen echter de hoge VVE kwaliteitseisen voor beide soorten peuterplekken. Hierin wijken wij af van de wettelijke eisen. Wij wijken af van de wettelijke eisen in de groepsgrootte en in de kwaliteitseisen voor personeel.

Peuterplek regulier

plek van minimaal twee dagdelen voor reguliere peuters vanaf 2,5 jaar (vanaf 2 jaar in kleine kern) tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, verspreid over minimaal twee weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per peuterplek per week is acht. Er wordt gewerkt met een gecertificeerd VVE programma

Peuterplek VVE

plek van minimaal vier dagdelen voor doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, verspreid over minimaal vier weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per peuterplek per week is 16. Er wordt gewerkt met een gecertificeerd VVE programma. De plek bevindt zich op een voorschoolse locatie die in het LRK staat geregistreerd als VVE gecertificeerd.

Horizontale en vaste groepen

De voorschool vindt plaats in horizontale (peuters van dezelfde leeftijd) vaste groepen. Dat betekent dat een peuter twee dagdelen in dezelfde groep van 2,5 tot 4 jarigen zit. Op deze groep zitten vaste pedagogische medewerkers.

De extra VVE dagdelen kunnen in een andere groep plaatsvinden dan de eerste twee dagdelen. Dit dient echter ook een vaste groep te zijn met vaste pedagogische medewerkers.

Groepsgrootte

De groepsgrootte is minimaal 7 en maximaal 16 peuters (met uitzondering van kleine kernen). Er staat minimaal één gekwalificeerde pedagogisch medewerker per 8 kinderen op de groep. Bij een groep met meer dan 8 kinderen staan er altijd twee gekwalificeerde pedagogisch medewerkers op de groep.

Het is toegestaan gedurende maximaal een half jaar na de start van de groep een groepsgrootte kleiner dan 7 peuters te hebben. Uitzondering hierop zijn de groepen in een kleine kern.

VVE programma

Er word gebruik gemaakt van gecertificeerde VVE programma’s die zijn erkend door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI). Deze programma’s zijn gericht op het gestructureerd en samenhangend stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. In afstemming met en met goedkeuring van de gemeente is het ook mogelijk een ander programma te gebruiken, mits deze gericht is op het doelgericht, gestructureerd en samenhangend stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Kwalificaties pedagogisch medewerkers

De pedagogisch medewerkers op de groep hebben minimaal een MBO PW3 niveau met daarbij de keuzemodule VVE. Op de keuzemodule is een positief resultaat behaald.

En/of de pedagogisch medewerkers hebben naast een MBO PW3 opleiding een gecertificeerde VVE-opleiding (opleiding van minimaal een half jaar en geen internetmodule) gevolgd en deze afgesloten met een certificaat.

En/of de pedagogisch medewerkers hebben een MBO PW3 opleiding met een gecertificeerde geïntegreerde VVE opleiding daarbinnen gevolgd en afgesloten met een positief resultaat.

De pedagogisch medewerkers voldoen aan taalniveau 3F op mondelinge vaardigheden en lezen en aan taalniveau 2F op schriftelijke vaardigheden.

Het is toegestaan dat als één van de pedagogisch medewerkers VVE is geschoold, de ander nog aantoonbaar in opleiding mag zijn voor VVE. Deze medewerker in opleiding moet echter wel in het bezit zijn van een 3F certificaat. Hetzelfde geldt voor de taalscholing 2F/3F. De betreffende medewerker in opleiding moet echter wel in het bezit zijn van een VVE certificaat.

4 Houder

  • 1.

    De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks voor elke locatie voorschoolse educatie een opleidingsplan vast dat in elk geval tot uitdrukking brengt op welke wijze de kennis en vaardigheden van de beroepskracht voorschoolse educatie met betrekking tot de kennis en vaardigheden ten aanzien van voorschoolse educatie worden onderhouden. De houder geeft op concrete en toetsbare wijze uitvoering aan het opleidingsplan, evalueert het plan jaarlijks en stelt het plan aan de hand van de evaluatie zonodig bij (artikel 4 besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (bbkve)).

  • 2.

    De houder beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, zoals bedoeld in artikel 3 van het Besluit kwaliteit kinderopvang, op zo concreet en toetsbaar mogelijke wijze:

  • 1.

    De voor het kindercentrum kenmerkende visie op de voorschoolse educatie en de wijze waarop deze visie is te herkennen in het aanbod van de activiteiten,

  • 2.

    De wijze waarop de ontwikkeling van het jonge kind wordt gestimuleerd, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling,

  • 3.

    De wijze waarop de ontwikkeling van peuters wordt gevolgd en de wijze waarop het aanbod van voorschoolse educatie hierop wordt afgestemd,

  • 4.

    De wijze waarop de ouders worden betrokken bij het stimuleren van de onwikkelingen van kinderen,

  • 5.

    Het inrichten van een passende ruimte waarin voorschoolse educatie wordt verzorgd en het beschikbaar stellen van passend materiaal voor voorschoolse educatie, en

  • 6.

    De wijze waarop wordt vormgegeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.

  • 7.

    Hoe aan de omvang van het aantal aan te bieden uren wordt voldaan

  • 8.

    De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verplichting tot inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker, bedoeld in artikel 2a, en hoe daarmee de kwaliteit van de voorschoolse educatie wordt bevorderd (artikel 4a bbkve).

  • 1.

    De houder geeft uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan wat de onderwerpen in het vorige lid betreft, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij. (artikel 4a bbkve)

Wettelijk gezien moeten houders zowel een opleidingsplan als een pedagogisch beleidsplan hebben. Als extra vragen wij in het opleidingsplan gericht in te gaan op het handelingsgericht werken. Daarnaast vragen wij in het pedagogisch beleidsplan specifiek in te gaan hoe er gewerkt wordt aan het educatief handelen.

Opleidingsplan

De houder van de voorschoolse organisatie stelt een opleidingsplan op dat gericht dient te zijn op de continue professionalisering van het personeel op het gebied van voorschoolse educatie en handelingsgericht werken. De eisen met betrekking tot het educatief handelen en de kwaliteitszorg staan geformuleerd onder de punten 8, 9 en 10 van dit kwaliteitskader.

De houder voert het opleidingsplan uit en kan dit aantonen.

De houder stelt het opleidingsplan jaarlijks bij op basis van een evaluatie.

Pedagogisch beleidsplan

De houder van de voorschoolse organisatie heeft een pedagogisch beleidsplan opgesteld. Onderdeel van dit beleidsplan vormen de wettelijke onderdelen zoals hierboven benoemd en is uitgewerkt hoe gewerkt wordt aan educatief handelen. De eisen met betrekking tot educatief handelen staan geformuleerd onder punt 8 van dit kwaliteitskader. De houder voert dit plan uit en kan dit aantonen. De houder evalueert de uitvoering van het plan jaarlijks, en past deze indien nodig op basis van de evaluatie aan.

Gericht ouderbeleid

Voorscholen stellen een gericht ouderbeleid op conform het kwaliteitskader ‘ouders en educatief partnerschap Hengelo’. De houder voert dit plan uit en kan dit aantonen.

Kindvolgsysteem

De houder maakt gebruik van een kindvolgsysteem, waarin de peuters kunnen worden gevolgd op de vier domeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

5 Ouders

  • 1.

    De kinderopvangorganisatie informeert de ouders over het te voeren beleid (Art. 1.54).

  • 2.

    De kinderopvangorganisatie stelt een oudercommissie in om advies uit te brengen (Art. 1.58).

  • 3.

    De houder beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, bedoeld in artikel 3 van het Besluit kwaliteit kinderopvang, op zo concreet en toetsbaar mogelijke wijze:

  • 1.

    De wijze waarop de ouders worden betrokken bij het stimuleren van de onwikkelingen van kinderen (artikel 4a besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Wij stellen specifieke eisen ten aanzien van ouderbetrokkenheid. Voor de doelgroeppeuters is dit extra van belang en stellen we extra eisen.

Intake

Ouders worden voorafgaand aan deelname van hun kind aan de voorschool adequaat geïnformeerd. De voorschool gaat na of de ouders de informatie hebben begrepen. De intake gebeurt in afstemming met de ouders volgens een intake procedure en een standaard intakeformulier. Bij de intake van doelgroeppeuters worden ouders actief benaderd en wordt hen aangegeven wat het VVE-programma inhoudt en wat dan van hen verwacht wordt. De afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst met de ouders.

Informeren ouders over uitwisseling VVE gegevens

Voorschoolse organisaties zijn verplicht ouders van doelgroeppeuters te informeren over uitwisseling van gegevens met betrekking tot VVE met de GGD.

Ontwikkelingsstimulerende activiteiten thuis

Alle ouders worden gestimuleerd om hun kinderen thuis te ondersteunen in hun ontwikkeling. Voor ouders van doelgroeppeuters betekent dit dat ze spelmaterialen mee krijgen die ze thuis kunnen gebruiken, geïnformeerd worden hoe ze activiteiten uit kunnen voeren en er vindt een terugkoppeling plaats tussen de pedagogisch medewerkers en ouders of en hoe de activiteiten thuis zijn uitgevoerd.

Participatie in VVE activiteiten op de voorschool

Ouders van doelgroeppeuters worden gestimuleerd te participeren in vve-activiteiten op de voorschool. De voorschool organiseert daartoe voldoende relevante ouderactiviteiten, zoals inloopuren, koffieochtenden, themabijeenkomsten.

Informeren over ontwikkeling kind

Ouders worden tenminste 3 keer gedurende de peuterperiode actief geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind. Hierbij worden de observatiegegevens bekeken en besproken. Bij zorgpunten worden ouders direct geïnformeerd over hun kind.

Thuistaal

Er wordt rekening gehouden met de thuistaal van het kind. Dat betekent dat de pedagogisch medewerkers weten welke taal ouders thuis spreken. Informatie voor ouders en activiteiten worden afgestemd op het taalniveau van de ouders. De pedagogisch medewerkers gaan na of de anderstalige ouders de informatie hebben begrepen.

6 Doorgaande leerlijn

  • 1.

    B&W maken afspraken over de organisatie van een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie (Art. 167-1a3 WPO).

  • 2.

    De houder van een kindercentrum neemt deel aan het overleg tussen het college en de bevoegde gezagsorganen van scholen over het onderwijsachterstandenbeleid en werkt mee aan de totstandkoming van de afspraken en de nakoming ervan (art. 1.50a WKO).

  • 3.

    De houder beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, bedoeld in artikel 3 van het Besluit kwaliteit kinderopvang, op zo concreet en toetsbaar mogelijke wijze:

  • 1.

    De wijze waarop wordt vormgegeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie (artikel 4a besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Overdracht basisschool (vroegschool)

Voor de overdracht van alle peuters wordt het Hengelose overdrachtsformulier en de daarbij behorende handleiding gebruikt. Bij doelgroeppeuters en bij zorgpeuters (peuters waarbij extra zorg nodig is, anders dan vve) vindt een warme overdracht naar de vroegschool (groep 1 en 2 van de basisschool) plaats. De warme overdracht vindt plaats conform de uitleg in de handleiding voor het Hengelose overdrachtsformulier. Voor doelgroeppeuters is dit extra van belang omdat het vve-programma doorloopt tot en met groep 2.

Samenwerking voor- en vroegschool

Iedere voorschool werkt bij voorkeur samen in IKC verband, maar moet tenminste een intensieve samenwerking hebben met één basisschool.

VVE-coördinatie tussen de voor- en de vroegschool

  • 1.

    Er is binnen de voorschool iemand specifiek verantwoordelijk voor het leggen en onderhouden van contacten met de vroegschool. Binnen de vroegschool is iemand specifiek verantwoordelijk voor het leggen en onderhouden van contacten met de voorschool.

  • 2.

    Deze contactpersoon binnen de voor- en vroegschool onderneemt aantoonbaar gerichte activiteiten om de doorgaande lijn tussen voor- en vroegschool zo soepel mogelijk te laten verlopen, zoals afstemming over aanbod, programma’s, het educatief handelen, pedagogisch klimaat, ouderbeleid en de zorgstructuur.

7 Resultaten

  • 1.

    B&W maken afspraken over de resultaten van vroegschoolse educatie. (Art. 167-1b WPO)

  • 2.

    De houder van een kindercentrum neemt deel aan het overleg tussen het college en de bevoegde gezagsorganen van scholen over het onderwijsachterstandenbeleid en werkt mee aan de totstandkoming van de afspraken en de nakoming ervan. (art. 1.50a WKO)

  • 3.

    De houder beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, bedoeld in artikel 3 van het Besluit kwaliteit kinderopvang, op zo concreet en toetsbaar mogelijke wijze:

    • 1.

      De wijze waarop de ontwikkeling van peuters wordt gevolgd en de wijze waarop het aanbod van voorschoolse educatie hierop wordt afgestemd (artikel 4a besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie).

(Doelgroep)peuters volgen

(Doelgroep)peuters worden gevolgd in hun ontwikkeling op de vier domeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van een gevalideerd observatie instrument. Er zijn tenminste 3 observatiemomenten in de peuterperiode. De gegevens worden vastgelegd in het kindvolgsysteem.

Resultaatafspraken

Om zicht te houden op de inspanningen en resultaten VE in de voorscholen en vroegscholen zet de gemeente kwaliteitsmetingen in, die worden uitgevoerd door de adviseur kwaliteit van het Expertisecentrum Jonge Kind. Met behulp van het onderzoekskader PO van de onderwijsinspectie (bijlage 5 VE) wordt de kwaliteit in beeld gebracht. Hiervoor worden observaties uitgevoerd in de peutergroepen en in groep 1 en 2 en documenten geanalyseerd. Er vindt een gesprek plaats waarin de bevindingen en vragen besproken worden met de betrokkenen rondom de uitvoering van VE (pedagogisch medewerkers, leerkrachten, pedagogisch coach, intern begeleider, bouwcoördinator, locatiemanager, directeur). Dit wordt in een rapportage weergegeven. Deze wordt gedeeld en besproken met de gemeente Hengelo. Op basis van de rapportage maakt de VE locatie of IKC een plan van aanpak en worden vervolgafspraken gemaakt met de gemeente Hengelo.

8 Ontwikkelingsproces

  • 1.

    Een houder van een kindercentrum biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemene aanvaarde waarden en normen (art. 1.49 WKO).

  • 2.

    De houder van een kindercentrum organiseert de kinderopvang op zodanige wijze, voorziet het kindercentrum zowel kwalitatief, als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, en voert een zodanig pedagogisch beleid dat een en ander redelijkerwijs leidt tot verantwoorde kinderopvang. Ter uitvoering van de eerste zin besteedt de houder van het kindercentrum in ieder geval aantoonbaar aandacht aan het aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen per leeftijdscategorie, de groepsgrootte, het dagritme en de herkenbaarheid van ruimtes en personen, de opleidingseisen waaraan beroepskrachten voldoen, de voorwaarden waaronder en de mate waarin beroepskrachten in opleiding en stagiairs kunnen worden belast me de verzorging, opvoeding en bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen, de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers en de opleidingseisen waaraan pedagogisch beleidsmedewerkers voldoen(art. 1.50 WKO).

  • 3.

    De houder beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, bedoeld in artikel 3 van het Besluit kwaliteit kinderopvang, op zo concreet en toetsbaar mogelijke wijze:

    • 1.

      De wijze waarop de ontwikkeling van het jonge kind wordt gestimuleerd, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling (artikel 4a besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie).

Aanbod

Het aanbod bereidt de peuters voor op de basisschool

  • 1.

    De voorschool biedt een integraal aanbod dat aansluit bij het (beoogde) niveau van alle peuters

  • 2.

    Het aanbod sluit aan op het niveau van de peuters bij binnenkomst van de voorschool

  • 3.

    Het aanbod is afgestemd op de behoeften die kenmerkend zijn voor de kindpopulatie

  • 4.

    Het aanbod bereidt hen voor op het aanbod bij de start van de basisschool

  • 5.

    De pedagogisch medewerkers verdelen het aanbod evenwichtig en in samenhang over de peuterperiode

  • 6.

    De pedagogisch medewerkers werken doelgericht aan de uitvoering van het aanbod

  • 7.

    De pedagogisch medewerkers gebruiken in de groep spel- en leermaterialen die afgestemd zijn op de ontwikkelingsfase van de peuters

  • 8.

    De pedagogisch medewerkers richten de groepsruimten of de speel- en leeromgeving aantrekkelijk en uitdagend in, waarbij zij rekening houden met de ontwikkelingfase van de peuters

Zicht op ontwikkeling

De voorschool volgt de ontwikkeling van haar peuters zodanig dat zij een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen

  • 1.

    De voorschool verzamelt vanaf binnenkomst systematisch informatie over de kennis en vaardigheden van haar peuters op de verschillende ontwikkelingsgebieden en benut daarbij ook de informatie van ouders

  • 2.

    De pedagogisch medewerkers vergelijken deze informatie met de verwachte ontwikkeling

  • 3.

    Deze signalering en analyses worden gebruikt om de voorschoolse educatie af te stemmen op de behoeften van zowel groepjes als individuele peuters

  • 4.

    De voorschool gaat na waar de ontwikkeling stagneert en wat mogelijke verklaringen zijn als peuters niet genoeg lijken te profiteren van de educatie

  • 5.

    De voorschool gaat na wat nodig is om eventuele achterstanden bij peuters te verhelpen en wat de rol van ouders daarbij kan zijn

  • 6.

    Dit gebeurt tenminste met een gestandaardiseerd observatie-instrument dat het mogelijk maakt om vroegtijdig (achterstanden) te signaleren op de verschillende ontwikkelingsgebieden

  • 7.

    De voorschool gebruikt deze observatiegegevens in een cyclich proces van doelen stellen, passende educatie bieden aan peuters, evalueren en bijstellen van doelen en het educatieve aanbod

  • 8.

    De pedagogisch medewerkers bespreken de bevindingen op vaste momenten in het jaar met ouders

  • 9.

    De pedagogisch medewerkers herkennen tijdig talenten en zijn bereid en in staat om passende programma’s en trajecten uit te voeren voor individuele of groepjes peuters

Pedagogisch educatief handelen

Het pedagogisch educatief handelen van pedagogisch medewerkers stelt peuters in staat tot spelend leren en ontwikkelen

  • 1.

    De pedagogisch medewerkers plannen en structureren hun handelen met behulp van informatie die zij over de peuters hebben

  • 2.

    De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat het niveau van hun aanbod past bij het beoogde eindniveau van peuters (als groep en individueel)

  • 3.

    De pedagogisch medewerkers werken opbrengstgericht en concretiseren dat door doelen voor hun peuters te stellen die aansluiten bij de zone van de naaste ontwikkeling

  • 4.

    De pedagogisch medewerkers verdelen de activiteiten evenwichtig over de dag/dagdelen

  • 5.

    De voorschool voert actief beleid om alle peuters de de door hen bedoelde activiteiten te laten bijwonen

  • 6.

    Het pedagogisch klimaat maakt spelend leren mogelijk. De peuters zijn actief en betrokken

  • 7.

    Er zijn duidelijke regels en er is een voorspelbaar en betrouwbaar positief klimaat waarin afspraken worden nagekomen

  • 8.

    De pedagogisch medewerkers structureren het aanbod zo dat de peuter het zich eigen kan maken met geschikte opdrachten en uitleg, vrij spel en begeleid spel

  • 9.

    De pedagogisch medewerkers stimuleren de actieve betrokkenheid van de peuters en verrijken het spelend leren

  • 10.

    De pedagogisch medewerkers leren de peuters sociale vaardigheden aan en tonen voorbeeldgedrag

  • 11

    Peuters, pedagogisch medewerkers, leiding en overig personeel gaan respectvol en betrokken met elkaar om

  • 12

    De pedagogisch medewerkers weten de geplande tijd voor voorschoolse educatie effectief te benutten door een efficiënte werkwijze in de groep

  • 13

    De pedagogisch medewerkers stemmen de instructies en spelbegeleiding, opdrachten en tijd af op de behoeftes van groepjes en individuele peuters

  • 14

    De afstemming is gericht op zowel ondersteuning als uitdaging, afhankelijk van de behoefte van peuters. Het voorschoolklimaat is naast ondersteunend ook stimulerend

  • 15

    De pedagogisch medewerkers stimuleren een brede ontwikkleing bij hun peuters

  • 16

    De pedagogisch medewerkers gebruiken bij de instructie en opdrachten passende educatieve principes en werkvormen

  • 17

    De pedagogisch medewerkers stimuleren peuters tot interactie, zowel interactie tussen pedagogisch medewerker en peuters als interactie tussen peuters onderling

  • 18

    De pedagogisch medewerkers gaan actief na of peuters de opdrachten begrijpen en of de pedagogisch medewerkers daarmee hun doelen hebben gehaald

  • 19

    De pedagogisch medewerkers geven de peuters inhoudelijk feedback op hun speel- en leerproces

9 Kwaliteit van de zorg

  • 1.

    Een houder van een kindercentrum biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemene aanvaarde waarden en normen (art. 1.49 WKO).

Peuters die dat nodig hebben ontvangen extra aanbod, ondersteuning en begeleiding.

  • 1.

    De voorschool zorgt voor (doorverwijzing naar en aanmelding bij) externe zorg als zij zelf de gewenste zorg niet kan leveren. Pedagogisch medewerkers hanteren de werkwijze zoals vastgelegd bij de basisondersteuning in ‘1-zorgroute voorschoolse voorzieningen Plein Midden Twente’.

  • 2.

    De voorschool stelt een passend aanbod samen voor peuters die structureel een extra aanbod krijgen door een externe instantie, binnen of buiten de groep, dat is gebaseerd op de mogelijkheden van de desbetreffende peuter. Pedagogisch medewerkers hanteren de werkwijze zoals vastgelegd bij de diepteondersteuning in ‘1-zorgroute voorschoolse voorzieningen Plein Midden Twente’.

  • 3.

    De voorschool evalueert regelmatig zelf, en/of met externe partners en altijd met ouders of de extra ondersteuning en begeleiding van de (individuele) peuters het gewenste resultaat heeft en stelt de interventies zonodig bij.

De brede ontwikkeling van alle kinderen wordt gevolgd.

  • 1.

    De pedagogisch medewerkers leggen van elk kind de beginsituatie (d.w.z. binnen 3 maanden) vast voor het vroegtijdig in beeld hebben van de brede onwikkeling van het kind (eerste observatiemoment).

  • 2.

    De pedagogisch medewerkers gebruiken voor het regelmatig en systematisch volgen van de ontwikkeling op de vier vve-domeinen een kindvolgsysteem.

  • 3.

    Het aantal observatiemomenten komt overeen met de aanwijzingen van het observatie-instrument en bevat ten minste 3 observatiemomenten .

  • 4.

    De observatie- en eventuele toetsgegevens zijn vastgelegd in een kindvolgsysteem en geven zicht op de ontwikkeling (of de eventuele stagnatie).

10 Kwaliteitszorg

  • 1.

    De houder van een kindercentrum organiseert de kinderopvang op zodanige wijze, voorziet het kindercentrum zowel kwalitatief, als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, en voert een zodanig pedagogisch beleid dat een en ander redelijkerwijs leidt tot verantwoorde kinderopvang. Ter uitvoering van de eerste zin besteedt de houder van het kindercentrum in ieder geval aantoonbaar aandacht aan het aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen per leeftijdscategorie, de groepsgrootte, het dagritme en de herkenbaarheid van ruimtes en personen, de opleidingseisen waaraan beroepskrachten voldoen, de voorwaarden waaronder en de mate waarin beroepskrachten in opleiding en stagiairs kunnen worden belast me de verzorging, opvoeding en bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen, de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers en de opleidingseisen waaraan pedagogisch beleidsmedewerkers voldoen(art. 1.50 WKO).

  • 2.

    De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden dient, onverminderd de bij of krachtens artikel 1.50 van de Wet kinder-opvang voorgeschreven inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker ten behoeve van de kinderopvang, een pedagogisch beleidsmedewerker in te zetten ten behoeve van de verhoging van de kwaliteit van de voorschoolse educatie (art. 2a bbkve).

  • 3.

    De inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker ten behoeve van de verhoging van de kwaliteit van voorschoolse educatie betreft de totstand-koming en implementatie van beleidsvoornemens met betrekking tot voorschoolse educatie of coaching van beroepskrachten voorschoolse educatie (art. 2a bbkve).

  • 4.

    Deze inzet omvat per kindercentrum een minimaal aantal uren per jaar, dat jaarlijks wordt bepaald door het aantal kinderen waaraan in het kindercentrum op 1 januari van het betreffende jaar voorschoolse educatie wordt aangeboden te vermenigvuldigen met tien uur. Hierbij worden slechts kinderen meegeteld die tussen tweeëneenhalf en vier jaar oud zijn en behoren tot de op grond van artikel 167, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2°, van de Wet op het primair onderwijs vastgestelde doelgroep (art 2a bbkve).

  • 5.

    De houder legt vast aan hoeveel van deze kinderen op 1 januari voorschoolse educatie wordt aangeboden (art 2a bbkve).

  • 1.

    De voorschool evalueert de kwaliteit van vve jaarlijks op tenminste 4 van de 6 volgende punten en onderneemt daar actie op:

    • 1.

      participatie van de ouders,

    • 2.

      kwaliteit van het aanbod en in hoeverre dit wordt gebruikt conform de afspraken,

    • 3.

      kennis en vaardigheden van de pedagogisch medewerkers,

    • 4.

      inrichting van de ruimte,

    • 5.

      de zorgstructuur inclusief observatiesysteem en de wijze waarop dit wordt gehanteerd,

    • 6.

      de doorgaande lijn tussen voor- en vroegschool

De evaluatie wordt uitgevoerd door een onafhankelijke externe partij.

  • 1.

    De voorschool evalueert de resultaten van vve jaarlijks en onderneemt daar actie op.

  • 1.

    De resultaten van vve worden jaarlijks geëvalueerd (op basis van eigen resultaat-ambities en gemeentelijke afspraken over resultaten).

  • 2.

    De evaluatie vindt plaats op locatieniveau en op groepsniveau.

  • 3.

    Bij de evaluatie worden gegevens betrokken uit het observatiesysteem.

  • 4.

    De evaluatie leidt tot conclusies en verbeteractiviteiten.

  • 5.

    Bij de evaluatie worden meerdere gegevens betrokken (bv. feitelijke ouderparticipatie, externe zorgkinderen).

  • 6.

    Er zijn analyses gemaakt van de resultaten over meerdere jaren.

  • 1.

    De voorschool werkt planmatig aan vve-verbetermaatregelen.

  • 1.

    De voorschool heeft concrete verbeterpunten vastgesteld op basis van de evaluatie van de kwaliteit en de resultaten van vve.

  • 2.

    Deze verbeterpunten zijn opgenomen in een concreet verbeterplan, dat door de voorschool daadwerkelijk wordt uitgevoerd .

  • 1.

    De voorschool borgt de kwaliteit van haar vve-educatie.

  • 1.

    In de voorscholen vinden regelmatig groepsbezoeken plaats om de kwaliteit van vve te borgen

  • 2.

    De afspraken en procedures voor het aanbieden van vve liggen vast en zijn voor een ieder te raadplegen

  • 3.

    Er is een heldere procedure vastgelegd om de kwaliteit van vve te waarborgen.

  • 4.

    Er wordt gebruik gemaakt van verschillende instrumenten om de kwaliteit van vve te borgen, zoals video-interactie of intervisie.

  • 5.

    De pedagogisch medewerkers beoordelen elkaar (collegiale consultatie).

Bijlage 2 Ouderbijdragetabel Hengelose Voorschool 2023

Bijlage 3: Ouderverklaring geen recht op kinderopvangtoeslag voor de Hengelose voorschool

De gegevens in deze aanvraag zijn op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft.

Voorletters en achternaam :……………..……………………………………………………………..

BurgerServicenummer (BSN) : …………………………………………………………….…………..

Straatnaam, huisnummer + toevoeging: ………………………………………………………………

Postcode en woonplaats:…………………………………………………………….…………………..

Gegevens kind

U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan de voorschool

Voorletters en achternaam:……………………………………………………………………….……..

Geboortedatum : ………………………………………………………………………………………….

__________________________________________________________________________

Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag, zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet Kinderopvang[4]. Dit verklaar ik door de bijgevoegde Inkomensverklaring (dit formulier kunt u gratis aanvragen via de belastingtelefoon;0800-0543) en eventuele andere aanvullende bewijsstukken.

De bijgevoegde Inkomensverklaring heeft hierbij in principe betrekking op het meest recent voltooide kalenderjaar. In de periode tussen 1 januari en 1 april is echter de Inkomensverklaring van het daaraan voorafgaande jaar voldoende[5].

Tevens verklaar ik hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruisen):

  • 1.

    (bij 2 ouders) een van ons beiden werkt niet en heeft geen recht op kinderopvangtoeslag[6]

  • 2.
    • 1.

      (bij één ouder) ik werk niet en kan geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag[7]

Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens aan de gemeente Hengelo worden verstrekt en door de gemeente op juistheid kunnen worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een gesubsidieerde peuterplek kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling waar de voorschool gevolgd wordt, onder overlegging van bewijsstukken.

Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de voorschoolse instantie kan vaststellen of hij/ zij recht heeft/hebben op een gesubsidieerd tarief voor de voorschool.

Handtekening: Plaats en datum:

Toelichting bij de verklaring

Kinderopvangtoeslag

Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet

Kinderopvang, kan bij gebruik van de Hengelose voorschool in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient met de ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een Inkomensverklaring(voorheen IB60 formulier) aan de voorschool en aan gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. De gemeente geeft dan een subsidie op de voorschool, zodat de betreffende ouder een lager tarief in rekening gebracht krijgt voor de voorschool.

Wat is kinderopvangtoeslag?

Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst.

U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:

• Twee werkende ouders/verzorgers in 1 gezin, of ouders/verzorgers die een studie of traject

volgen;

• Een alleenstaande ouder/verzorger die werkt, of een studie of traject volgt.

• Een gemeentelijke doelgroep waar een of beide ouder(s)/verzorger(s) onder vallen, bijvoorbeeld:

inburgeringcursus of sociaal/medische indicatie.

Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de belastingdienst via www.toeslagen.nl Hier kunt u ook een

proefberekening maken.

Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming

Zelfstandige ondernemers komen in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet Kinderopvang. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001.Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt. Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw

(of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruikgemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’.

Hoe kom ik in aanmerking voor een gesubsidieerde peuterplek?

Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag. Daarvan

is bijvoorbeeld sprake als u niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit aantonen door een Inkomensverklaring aan te vragen bij de Belastingdienst. Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft. Niet in alle gevallen blijkt uit de Inkomensverklaring dat er geen sprake is van inkomen uit arbeid (bijv.in geval van een uitkering). In dat geval moet u aanvullende bewijsstukken overleggen waaruit blijkt dat wel sprake is van inkomen maar niet van inkomen uit arbeid.

Wat is een Inkomensverklaring?

Een Inkomensverklaring is in feite bedoeld om andere (overheids)instanties, die geen inzage hebben

in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die graag wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de Inkomensgegevens van de belastingplichtige staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring te ontvangen. De verklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben. Indien u geen aangifte heeft gedaan en daarom geen Inkomensverklaring kunt ontvangen kunt u overwegen alsnog aangifte te doen om een inkomensverklaring te verkrijgen.

Bijlage 4: Minimale kwaliteitseisen

Indien aanvrager niet geheel voldoet aan de eisen uit het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool, dient aanvrager minimaal aan de volgende eisen te voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie:

  • 1.

    Het aanbod zoals gesteld in hoofdstuk 3 van het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool.

  • 2.

    De eisen die aan de houder gesteld worden in hoofdstuk 4 van het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool.

  • 3.

    De eisen gesteld in hoofdstuk 5 ten aanzien van omgang met ouders van het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool.

  • 4.

    De eisen ten aanzien van de doorgaande lijn in hoofdstuk 6 van het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool.

  • 5.

    De eisen ten aanzien van resultaten in hoofdstuk 7 van het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool.

  • 6.

    Ten aanzien van het ontwikkelingsproces in hoofdstuk 8 van het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool dient aanvrager op alle onderdelen minimaal een voldoende te scoren, waarbij van elk hoofdonderdeel (Aanbod, Zicht op ontwikkeling en Pedagogisch educatief handelen) er minimaal op één van de onderdelen goed dient te worden gescoord.[8]

  • 7.

    Ten aanzien van de eisen van de kwaliteit van de zorg in hoofdstuk 9 van het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool dient aanvrager op beide onderdelen goed te scoren.

  • 8.

    Ten aanzien van de kwaliteitszorg in hoofdstuk 10 van het Kwaliteitskader Hengelose Voorschool geldt dat voor alle onderdelen minimaal voldoende dient te worden gescoord.

 

[1] Kleine kern: een kern waarbij sprake is van slechts één voorschool en binnen een reikwijdte van 5 km van de voorschool geen andere voorschool is.

[2] Eén of beide ouders hebben maximaal basisonderwijs of (v)so-zmlk, lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg.

[3] Het kind is overdag hoofdzakelijk in een thuisomgeving waar een andere taal gesproken wordt dan Nederlands of één of beide ouders spreken gebrekkig Nederlands.

[4] Een overschrijding van het maximum aantal uren kinderopvang waarover men recht heeft op kinderopvangtoeslag (140% van de arbeidsuren van de minst werkende ouder) geeft geen recht om deze "Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag" in te vullen. In de basis heeft men dan namelijk wel recht op kinderopvangtoeslag."

[5] U hebt wel recht op toeslag in geval van: bijstand en werk, uitkering als kunstenaar en volgt een traject gericht op arbeidsinschakeling (WWIK), u bent jonger dan 18 jaar hebt bijstand en studeert, u volgt een re-integratie-traject en hebt geen uitkering of werkgever, u volgt een inburgeringtraject op grond van de Wet inburgering, u volgt een re-integratie-traject via UWV of gemeente, of u bent student, zie www.toeslagen.nl.

[6]  U hebt wel recht op toeslag in geval van: bijstand en werk, uitkering als kunstenaar en volgt een traject gericht

op arbeidsinschakeling (WWIK), u bent jonger dan 18 jaar hebt bijstand en studeert, u volgt een reïntegratietraject

en hebt geen uitkering of werkgever, u volgt een inburgeringtraject op grond van de Wet inburgering,

u volgt een reïntegratietraject via UWV of gemeente, of u bent student .

[7]  U hebt wel recht op toeslag in geval van: bijstand en werk, uitkering als kunstenaar en volgt een traject gericht

op arbeidsinschakeling (WWIK), u bent jonger dan 18 jaar hebt bijstand en studeert, u volgt een reïntegratietraject

en hebt geen uitkering of werkgever, u volgt een inburgeringtraject op grond van de Wet inburgering,

u volgt een reïntegratietraject via UWV of gemeente, of u bent student .

[8] Bij de hoofdstukken 8, 9 en 10 wordt gebruik gemaakt van de scores, zoals door de onderwijsinspectie gebruikt bij de laatste bestandsopname vve. De scores hebben de volgende betekenis: Kan beter: De voorschool laat de apecten van kwaliteit niet of beperkt zien, Voldoende: De voorschool laat de eigen aspecten van kwaliteit zien, Goed: De voorschool laat de eigen aspecten van kwaliteit op overtuigende wijze zien.

 

 

Naar boven