Wijzigingsbesluit gasaansluitplicht netbeheerder Onderzoeksgebouw Vrije Universiteit

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 10, lid 7, onderdeel a van de Gaswet; gezien de op 3 maart 2020 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde ‘Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050’; gezien de op 14 december 2016 vastgestelde ‘Strategie naar een Stad zonder Aardgas’; gezien de op 30 september 2020 door de gemeenteraad vastgestelde ‘Transitievisie Warmte Amsterdam’; gezien de schriftelijke aanvraag van de Vrije Universiteit van 11 februari 2022 en de beantwoording van aanvullende vragen van 15 juni 2022,

 

besluit het ‘Besluit gasaansluitplicht netbeheerder Amsterdam’ als volgt te wijzigen:

Artikel I  

In bijlage I wordt aan het einde van de opsomming in het Inhoudsoverzicht het volgende onderdeel toegevoegd:

 

Gebied 2 Onderzoeksgebouw Vrije Universiteit

Artikel II  

In bijlage I wordt aan het einde de volgende paragraaf toegevoegd:

 

Gebied 2 Onderzoeksgebouw Vrije Universiteit

 

Overzichtskaart

 

Detailkaart

 

Gebiedsomschrijving

 

Het gebied Onderzoeksgebouw Vrije Universiteit bestaat uit het vrijstaande gebouw op de Boelelaan 1100 met postcode 1081HZ.

 

Besluitvorming

Het besluit tot aanwijzing van Onderzoeksgebouw Vrije Universiteit is op 30 augustus 2022 door het college van B&W genomen.

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel IV  

Dit besluit wordt aangehaald als Wijzigingsbesluit gasaansluitplicht netbeheerder Onderzoeksgebouw Vrije Universiteit.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 30 augustus 2022.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Dit wijzigingsbesluit wijzigt het ‘Besluit gasaansluitplicht netbeheerder Amsterdam’ door een specifiek gebied toe te voegen aan bijlage I van dat besluit. Als gevolg van deze aanwijzing heeft de netbeheerder de taak om het aangewezen gebouw van een kleinverbruik gasaansluiting te voorzien indien daartoe wordt verzocht. Aanleiding voor dit besluit was een schriftelijk verzoek van de Vrije Universiteit van 11 februari 2022.

 

Relevante regelgeving

In Nederland wordt de werking van het aardgasnet gereguleerd via de Gaswet. Een centrale rol wordt daarbij gespeeld door de netbeheerder. De netbeheerder heeft een wettelijke taak om te zorgen voor een betrouwbare levering van gas in zijn werkgebied en heeft daarbij ook de taak om te zorgen voor (mogelijkheden tot) aansluiting op het gasnet.

 

In artikel 10, lid 6, onderdeel a en b van de Gaswet zijn respectievelijk de plicht voor de netbeheerder om een kleinverbruik aansluiting te regelen (doorlaatwaarde tot 40m3(n) per uur) en om een aansluitpunt aan te bieden voor een grootverbruik aansluiting (doorlaatwaarde >40m3(n) per uur)

 

In artikel 10, lid 7, onderdeel a van de Gaswet is geregeld dat de aansluitplicht voor een kleinverbruik aansluiting uit lid 6, onderdeel a niet van toepassing is voor nieuwbouw, tenzij het college dit gebied aanwijst (voortaan: aanwijzingsbevoegdheid). De afweging of er sprake is van zwaarwegende redenen van algemeen belang die aanleiding geven tot een aanwijzing ligt bij het college.

 

De regeling gebiedsaanwijzing gasaansluitplicht geeft in de onderdelen van artikel 1 enkele concrete voorbeelden wanneer het college kan, en dus niet moet, beslissen om een gebied aan te wijzen. Er is dus sprake van een discretionaire bevoegdheid van het college. De wetgever heeft de beleidsruimte wel beperkt door te vereisen dat er in ieder geval zwaarwegende redenen van algemeen belang moeten zijn die een dergelijke gasaansluiting strikt noodzakelijk maken. De wetgever werpt met deze vage norm aan het college een drempel op om tot een aanwijzing te komen. Uit het voorgaande concludeert het college dat zij bij de beslissing om een gebied aan te wijzen veel beslissingsruimte heeft en dat er in geen geval sprake is van een gebonden bevoegdheid. Het college kan een aanvraag toekennen als zij redelijkerwijs tot de conclusie komt dat er zwaarwegende redenen van algemeen belang zijn die de aanwijzing strikt noodzakelijk maken.

 

Relevant beleid

Op 3 maart 2020 stelde het college van burgemeester en wethouders vastgestelde Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050 vast (voortaan: Routekaart). Daarin schetst zij haar plannen om ervoor te zorgen dat de gemeente Amsterdam in 2050 Klimaatneutraal zal zijn. Op pagina 15 van deze Routekaart schetst het college dat zij een Transitievisie Warmte vast zal stellen met duidelijkheid over wanneer welke wijk van het aardgas afgaat en welke alternatieve warmtetechniek wordt aangeboden. Op 30 september 2020 heeft de gemeenteraad van Amsterdam deze Transitievisie Warmte (voortaan: TVW) vastgesteld. Op pagina 14 van de TVW wordt het volgende gesteld: ’Amsterdam [heeft] een grote nieuwbouw-opgave, die aardgasvrij moet worden gerealiseerd.’ Met betrekking tot het gebied waarin het te realiseren onderzoeksgebouw van de VU is gelegen geeft het college op de transitiekaart in de figuur op pagina 7 aan dat de verwachting is dat deze buurten tussen 2020 en 2032 met behulp van lokale bronnetten en warmtenet gestaag aardgasvrij zal worden.

 

Het Amsterdamse beleid is duidelijk. We moeten toe naar Klimaatneutraal en dat betekent dat de gemeente Amsterdam moet nastreven om zo min mogelijk CO2 uit te stoten. Er staat voldoende vast dat de verbranding van aardgas direct leidt tot CO2-uitstoot. Het verminderen van het gebruik van aardgas, leidt tot een vermindering van de CO2-uitstoot, aangenomen dat het alternatief niet tot méér uitstoot leidt. De gemeente Amsterdam streeft deze Klimaatneutraal ambitie na door te vereisen dat alle nieuwbouw aardgasvrij wordt gebouwd. Zij wordt daarbij gesteund door een dwingend wettelijke kader.

 

Zonder het voorgaande tegen te spreken moet onder ogen gezien worden dat de beleidsdoelstellingen uit de TVW en de Routekaart zeer algemeen van strekking zijn en dat de TVW in haar opzet een grote ‘korrelgrote’ heeft. Dit beleidsstuk laat zeker ook ruimte voor voortschrijdend inzicht en maatwerk bijvoorbeeld in het kader van de buurtuitvoeringsplannen, zoals genoemd op pagina p.15 . Ook spelen de financiële haalbaarheid en uitvoerbaarheid mee bij de overwegingen blijkens ‘de leidende principes bij de energietransitie’ op pagina 19 van de TVW.

 

Een behoorlijke terughoudendheid van het college om de aanwijzingsbevoegdheid te gebruiken is dus op zijn plaats. De omstandigheid dat het aan te wijzen gebied op grond van de TVW aangewezen is als een gebied waar de aansluitingen op het gasnet tot 2032 gestaag afgebouwd worden, pleit sterk tégen een aanwijzing. Uit het staande beleid valt echter niet te concluderen dat er geen ruimte voor een aanwijzing is.

 

Motivering

De VU is een belangrijke en zeer gewaardeerde organisatie binnen de gemeente Amsterdam. Zowel het onderzoekslab, dat inmiddels grotendeels gerealiseerd is, als het gebouw zullen zonder gebruik te maken van aardgas worden verwarmd. Het onderzoekslab draagt bij aan de realisatie van veel verschillende ambities van de gemeente Amsterdam. De stad krijgt door dit gebouw letterlijk meer ruimte voor innovatie, meer ruimte voor specialistisch onderzoek en meer ruimte voor academisch geschoolden om te promoveren. De rol die het onderzoekslab zal gaan spelen in het verschaffen van een goede huisvesting voor biologisch en medisch onderzoek is dan ook zeer gewaardeerd. Het is voor het college logisch dat waarborgen van steriele instrumenten bij dergelijk onderzoek van het grootste belang is. Het is voor het college ook duidelijk dat het niet of beperkt kunnen gebruiken van de laboratoria in het gebouw, vanwege onbetrouwbare en/of onpraktische methoden om instrumenten te steriliseren, ernstig afbreuk doet aan de bruikbaarheid van het gebouw, het uitvoeren van het beoogde onderzoek en daarmee ook aan het bijdragen aan de ambities van de gemeente Amsterdam. Het college beschouwt het faciliteren van de voortgang van het onderzoek in het Onderzoeksgebouw daarom als een zwaarwegende reden van algemeen belang.

 

Alternatieven voor aardgas

Het college heeft van de vertegenwoordigers van de VU en een onafhankelijk expert begrepen dat het in de vlam houden van instrumenten momenteel een praktisch onmisbaar onderdeel van steriel werk in een onderzoekslaboratorium is. De vlamvrije alternatieven voor deze sterilisatie stuiten op bezwaren. Het gebruik van Ethanol is onwenselijk vanwege de carcinogene eigenschappen van deze stof. Terwijl infrarood niet direct op de werkplek bruikbaar is en niet aan de vereisten voor sommige onderzoeken voldoet. Verder is gasverbranding één van de schoonste manieren om de vereiste vlam te maken. Het gebruik van waterstof geniet daarbij vanuit het oogpunt van de duurzaamheid de voorkeur aangezien deze vorm van gas in potentie CO2-uitstootvrij opgewekt en verbrand kan worden. Vertegenwoordigers van de VU geven echter aan dat er op dit moment nog onvoldoende ervaring is met het gebruik van waterstof voor deze doeleinden en dat het waterstof op dit moment aanmerkelijk duurder zal zijn, zowel in het gebruik en in de aanleg van de benodigde installatie, dan de meeste aardgas-gebaseerde alternatieven.

 

Waar het college van inzicht verschilt is in de kwaliteit van het voor de doeleinden van de VU benodigde gas. De VU slaagt er niet in om voldoende te motiveren dat het aardgas in het laboratorium specifiek ‘van Slochteren kwaliteit’ moet zijn. Het gas dat door de netbeheerder in het aardgasnet wordt gedistribueerd komt van zeer wisselende bronnen en is van zeer wisselende samenstelling. Op dit moment varieert het percentage waterstofgas dat in het aardgas wordt bijgemengd bijvoorbeeld tussen de 3% en 5%. Het gebruik van andere energie-intensievere gassen zoals propaan zou die betrouwbaarheid en reproduceerbaarheid van onderzoek juist kunnen verhogen, terwijl de kosten voor omzetting van de benodigde branders slechts een kleine investering zouden vergen. Ook de door de VU geschetste noodzaak om voorgemengd gas te importeren is niet overtuigend. Het voorgaande doet er niet aan af dat de hoeveelheid CO2-uitstoot die bij verbranding van verschillende soorten en kwaliteiten van aardgas ontstaat weinig verschillen. Hieruit concludeert het college dat de VU niet sluitend heeft gemotiveerd waarom het aardgas uit het aardgasnet strikt noodzakelijk is. De bruikbare alternatieven voor aardgas uit het aardgasnet zijn echter gelijk of zelfs slechter voor het bereiken van de duurzaamheidsdoelstellingen van het college.

 

Opslagtanks, gasflessen, grootverbruikers- of kleinverbruikersaansluiting

Er zijn verschillende leveringsmethoden om het voor het steriele labwerk benodigde gas in het onderzoekslab van de VU te krijgen. Volgens de vertegenwoordigers van de VU is de verwachting dat het om een relatief kleine hoeveelheid gas zal gaan. Het door de VU geraamde verbruik sluit aan bij het verbruik van circa twee gemiddelde huishoudens. Het onderstaande schema toont de waardering van het college van de verschillende leveringsmethode op een aantal punten.

 

Opslagtank

Gasflessen

Grootverbruik aansluiting

Kleinverbruik aansluiting

Investeringskosten

Hoog

Hoog

Hoog

Laag

Gebruikskosten

Middel

Hoog

Laag

Laag

Periodieke kosten

Middel

Middel

Zeer Hoog

Laag

Vervoersbewegingen

Middel

Hoog

Zeer laag

Zeer laag

Veiligheidsrisico

Middel

Hoog

Laag

Laag

Toekomst bestendigheid

Goed

Goed

Slecht

Slecht

Tabel I – waardering leveringsmethoden

 

Deze waardering van de leveringsmethoden levert een duidelijk beeld op, met uitzondering van de toekomstbestendigheid. Alle leveringsmethoden zijn duurder en ingewikkelder voor de VU dan een kleinverbruik aardgasaansluiting. Ook scoren de opslagtank en de gasflessen, zelfs ondanks de kostbare veiligheidsmaatregelen die genomen moeten worden, op het gebied van veiligheid slechter. Op het gebied van toekomstbestendigheid scoren de aansluitingen op het bestaande net echter slechter. Als in de toekomst het gebied, zoals gepland in de Transitievisie warmte, overgaat naar lokale bronnetten en warmtepompen, dan kan dat betekenen dat de netbeheerder in 2032 geen leveringsplicht meer heeft en de gasleiding uit de straat wil halen. Het op dit moment toestaan van een gasaansluiting verplaatst het probleem dat het gas uit het gasleidingnet slechts voor een beperkte tijd beschikbaar is, naar een later moment. De VU vraagt het college in feite ruimte om dit probleem op een later moment op te lossen. Het college concludeert dat, alles in ogenschouw nemende, met het oog op de hoge kosten die gemoeid zijn met het realiseren van één van de alternatieve leveringsmethodes en de nadelige bijkomstige effecten van de andere leveringsmethodes het strikt noodzakelijk is om een kleinverbruik aansluiting te realiseren.

 

Netbeheerder

Het college heeft naar aanleiding van de aanvraag ook afstemming gezocht met de netbeheerder. Deze heeft aangegeven dat het lage druk gasnet in de Gustav Mahlerlaan relatief nieuw is en niet binnenkort toe is aan vernieuwing. Het ligt aangesloten op een grotere gasleiding op de Parnassusweg, die noodzakelijk is voor de levering van aardgas in een groter gebied. Hieruit leidt het college af dat de netbeheerder niet spoedig aan zal dringen op het uit de grond verwijderen van de bestaande lage druk gasleiding. De netbeheerder heeft verder aangegeven dat ze op het eerste gezicht geen bezwaren hebben tegen het realiseren van een kleinverbruik gasaansluiting voor de VU op deze locatie. Het realiseren van een grootverbruik aansluiting geniet niet de voorkeur, gelet op de nabijheid van het bestaande lage druk gasnet. In combinatie met de voorgaande conclusie over de kosten voor de VU van de alternatieven concludeert het college dat het vanuit het oogpunt van de maatschappelijke kosten wenselijk is om de gevraagde aansluiting mogelijk te maken.

 

Naar de toekomst

Het college streeft ernaar om voor 2040 de stad aardgasvrij te maken. Consequentie daarvan is dat op termijn de VU, ook met haar laboratoria, de overstap naar aardgasvrij zal moeten maken. In de verwarming van het Onderzoeksgebouw is die stap gezet, maar op het gebied van laboratoria blijkt uit de aanvraag en motivering van de VU dat er nog stappen gezet moeten worden. Ook de laboratoria zullen aardgasvrij gemaakt moeten worden of er moet in ieder geval van een CO2-uitstoot neutraal alternatief worden voorzien. De pragmatische keuze van het college om in dit specifieke geval mogelijk te maken dat het Onderzoeksgebouw aangesloten wordt op het aardgasnet moet niet geduid worden als een vrijbrief om op gas aan te blijven sluiten of te verwachten dat dat in de toekomst mogelijk zal blijven. De VU kiest zelf om aan te dringen op en te motiveren dat ze nu de gasaansluiting nodig hebben. Het college heeft begrip voor de grote uitdagingen waar de VU mee geconfronteerd wordt, maar is tegelijkertijd overtuigd dat een innovatieve organisatie als een universiteit met de nodige vaart stappen moet zetten om tot bruikbare alternatieven voor aardgas in het laboratorium te komen. Het college heeft daarom ook de verwachting dat de VU de komende jaren zal gebruiken om ervaring met de alternatieven voor de gasaansluiting op te doen en breder te delen. Het college is daarom ook niet voornemens om een eventuele volgende aanvraag voor een kleinverbruik gasaansluiting voor een laboratorium in een ander gebouw in nabije toekomst op basis van eenzelfde motivatie te verlenen. Het college zal in de toekomst een veel sterkere onderbouwing verwachten waarom de alternatieven niet mogelijk zijn en zal de kosten die een organisatie moet maken om het alternatief te realiseren minder zwaar mee laten wegen in het besluit. Het college verwacht daarom ook dat de VU rond 2032, als die buurt aardgasvrij moet zijn, geen bezwaren zal hebben tegen het verwijderen van de met dit besluit toegestane gasaansluiting.

 

De VU is geïnformeerd over dit besluit door middel van een specifieke beschikking. Tegen dit besluit staat voor derden geen bezwaar open.

 

Bezwaarclausule

 

Niet mee eens?

Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u binnen zes weken na dagtekening van dit besluit bezwaar maken. Als verzenddatum van uw bezwaar geldt de poststempel op uw bezwaarschrift.

 

Stuur uw bezwaarschrift naar:

Het College van Burgemeester en Wethouders

T.a.v. Directie Juridische Zaken

Postbus 202

1000 AE Amsterdam

 

Of per mail naar: bezwaarenberoep@amsterdam.nl

 

Vermeld in uw bezwaarschrift altijd:

  • Uw naam, adres en telefoonnummer

  • De datum waarop u het bezwaar schrijft en uw handtekening

  • Het besluit waartegen u bezwaar maakt, met datum en referentienummer van het besluit

  • Waarom u bezwaar maakt.

Na ontvangst informeert de gemeente u over de manier waarop uw bezwaarschrift wordt behandeld.

 

Dient iemand anders namens u een bezwaarschrift in? Stuur dan een machtiging mee.

 

Schorsende werking

Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Dat wil zeggen: het besluit waartegen u bezwaar maakt, blijft geldig totdat over uw bezwaar is beslist.

 

Spoed? Voorlopige voorziening

Bij grote spoed kunt u (tegen kosten) een zogeheten voorlopige voorziening aanvragen. Dat is een spoedprocedure waarmee het genomen besluit tijdelijk kan worden ingetrokken en/of andere maatregelen kunnen worden getroffen. Een voorlopige voorziening vraagt u aan bij:

 

De Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam

Sector Bestuursrecht Algemeen

Postbus 75850

1070 AW Amsterdam

 

Dat kan ook via. https://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht Daarvoor hebt u DigiD nodig

 

Naar boven