Gemeenteblad van Roermond
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Roermond | Gemeenteblad 2022, 394908 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Roermond | Gemeenteblad 2022, 394908 | beleidsregel |
Nota integraal horecabeleid Gemeente Roermond
De gemeente Roermond en Koninklijk Horeca Nederland afdeling Roermond hebben al langer de wens om een nota integraal horecabeleid op te stellen. Enerzijds is deze ingegeven door de behoefte aan bundeling van informatie en anderzijds door het ontbreken van ruimtelijk horecabeleid buiten het centrum van Roermond.
Roermond heeft de ambitie om haar functie als centrumgemeente met het speerpunt toerisme (waaronder kooptoerisme, winkelstad) verder uit te bouwen. In de verwezenlijking van deze ambitie speelt ook de horeca een belangrijke rol.
Naast ruimtelijke beleidskeuzes zullen er voorstellen worden gedaan om de serviceverlening aan de horecasector te verbeteren en daar waar mogelijk de administratieve lasten te reduceren.
De nota is opgesteld door een breed samengestelde werkgroep (zie bijlage 2). Vervolgens is de concept-nota tijdens een informatie-middag met belanghebbenden besproken. In bijlage 4 is een verslag van deze bijeenkomst terug te vinden.
Ten eerste wordt het horeca-aanbod in cijfers geïnventariseerd. Daarna zal de huidige regelgeving (landelijk en lokaal) worden behandeld, waarna de op handen zijnde wijzigingen in landelijke regelgeving worden behandeld. Afsluitend zullen (ruimtelijke) beleidskeuzes en actiepunten worden behandeld ten aanzien van het horecabeleid in Roermond.
3. Cijfers over de horeca in Roermond
Positie: aanbod en ontwikkeling
De afgelopen jaren heeft de horeca in de gemeente Roermond zich als volgt ontwikkeld.
Bron: bedriifschap Horeca en catering
Bron: bedrijfschap Horeca en catering, SEV 2006
Opvallend is de terugloop in vestigingen en m2 van de drankensector zeker het laatste jaar, terwijl er in de restaurantsector een groei is te constateren. Ook de terugloop van het aantal bedden van de hotelsector in 2006 is zeer opvallend. De reden hiervoor is dat jarenlang de bedden bij Marina Oolderhuuske bij de hotelbedden zijn geteld. Het aantal hotelbedden ligt dus rond de 500.
In 2002 was de meeste horeca te vinden in Roermond, nu ligt deze rond de 183 bedrijven met in totaal een 22.600 m2 verkoopvloeroppervlakte. In de horeca en logiesverstrekking werken ongeveer 1.000 personen. In Swalmen zijn er 30 horecabedrijven met een totale oppervlakte van ongeveer 4.000 m2 en in 2005 ca. 100 werkzame personen.
In werkelijkheid ligt het aantal werkzame personen in de horeca hoger. Hier liggen twee redenen aan ten grondslag. Ten eerste hebben de cijfers uit Vestigingenregister Limburg de peildatum 1 april en aangezien de horeca een sterk seizoensgebonden werkgelegenheid kent, valt april juist in een rustige periode (weinig uitzendkrachten, tijdelijk personeel). Ten tweede vallen sommige bedrijven o.b.v. hun hoofdactiviteit in een andere SBI-categorie zoals theaters, schouwburgen en concertgebouwen (b.v. Theaterhotel Oranjerie).
Het aantal paracommerciële inrichtingen bedroeg in de voormalige gemeente Roermond 36 en in de voormalige gemeente Swalmen 7 inrichtingen.
Tabel 4: Horecabedrijven per 1.000 inwoners, jaar 2005
In tabel 4 staat de ontwikkeling van inwoneraantal en horecabedrijven in een aantal gemeenten aangegeven. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er relatief veel horecabedrijven per inwoner in Roermond en Swalmen zijn te vinden. Redenen hiervoor zijn de regionale en toeristische functie van Roermond. Echter ook andere steden hebben een regionale en soms een toeristische functie. Daarnaast zijn er echte studentensteden zoals Leiden en Nijmegen die lager dan Roermond scoren.
Tabel 5: Horecadichtheid per sector (bedrijven per 10.000 inwoners), jaar 2005
Bron: Bedrijfschap Horeca en Catering
Zoals uit tabel 5 is af te leiden is het horeca-aanbod in Limburg in vergelijking met Nederland hoog te noemen. Dit heeft een historische achtergrond. Het horeca-aanbod van Roermond is qua dichtheid te vergelijken met Maastricht, veel café’s en restaurants.
Er lijkt sprake van een overaanbod. Op het eerste gezicht ligt een sanering voor de hand, maar gezien het stabiel blijvende aantal horecazaken afgelopen jaren blijft deze uit. Redenen hiervoor kunnen zijn dat het horeca vastgoed vaak in handen is van brouwerijen c.q. drankenhandelaren die na een faillissement van de ene ondernemer toch weer een andere ondernemers vinden die de zaak willen overnemen. Anderzijds zou de sterkere positie die Roermond heeft ingenomen op (koop)toeristisch vlak en de veelheid aan evenementen in Roermond de sanering uitgesteld kunnen hebben. De toekomst van de horecasector in Roermond (krimp/groei) is mede afhankelijk van de bezoekerstromen die komende jaren naar Roermond en met name naar de binnenstad worden gerealiseerd.
In bijlage 3 is een overzichtskaart van de spreiding van de horecazaken in de binnenstad van Roermond terug te vinden.
Uit de kaart blijkt dat de horeca in de binnenstad van Roermond geconcentreerd is in drie concentratiegebieden, het Stationsplein/ Veldstraat, Markt/Roerkade/Kraanpoort/ Brugstraat en het Zwartbroekplein. Daarnaast zijn er in het kernwinkelgebied de broodjeszaken /lunchroom /cafetaria’s /fastfoodzaken (winkelondersteunend) terug te vinden, terwijl de horecazaken in de aanloopstraten (b.v. Zwartbroekstraat, Bakkerstraat, Schuitenberg) vaak tot de groep café’s en restaurants behoren.
In Swalmen is er een horecaconcentratie rondom de Markt, terwijl er ook veel horecagelegenheden langs de doorgaande wegen Rijksweg-Zuid, Rijksweg-Noord en de Bosstraat zijn gelegen.
Perspectief: trends en ontwikkelingen
Er zijn diverse trends in de aanbodzijde en de consumentenzijde te onderscheiden. We noemen enkele:
Voor Roermond is het ook van belang dat de gemeente zich de komende jaren verder wil ontwikkelen als toeristische centrumgemeente, koopstad en evenementenstad. Hierdoor zullen er meer toeristen en winkelend publiek naar Roermond komen waar de horeca op in kan spelen.
De Drank- en horecawet schept randvoorwaarden voor een verantwoorde distributie van alcohol in de samenleving en bevat regels voor zowel verstrekkers van alcohol als voor overheden. Het schenken van alcoholische dranken in horeca en verkopen van sterke drank in slijterijen is vergunningsplichtig. Voor verkoop van zwakalcoholica (minder dan 15%) voor gebruik elders dan ter plaatse, zoals in winkels of fastfoodzaken, is geen vergunning vereist. Verkoop van alcohol in tankstations en niet-levensmiddelenwinkels is niet toegestaan.
In de wet zijn met name kwalitatieve eisen ten aanzien van de ondernemer en leidinggevenden opgenomen. Indien deze voldoen aan de in de wet gestelde eisen die betrekking hebben op vakbekwaamheid, betrouwbaarheid en inrichting van het pand, dan moet de drank- en horecavergunning worden afgegeven (tenzij de wet BIBOB van toepassing is).
Besluit eisen Inrichtingen Drank- en horecawet (AmvB)
In dit besluit zijn eisen opgenomen die, op grond van artikel 10 van de Drank- en horecawet, in het belang van de sociale hygiëne aan horecabedrijven worden gesteld. Denk aan de onderverdeling van de inrichting in lokaliteiten, minimale maten, aanwezigheid van toiletvoorzieningen c.a.. Naast dit besluit is ook het Bouwbesluit en de gemeentelijke Bouwverordening van belang (m.n. bouwtechnische en veiligheidseisen).
De minister is voornemens om het Bouwbesluit 2003 van toepassing te verklaren waarmee dit besluit vervalt. Zie ook hoofdstuk wijziging landelijke regelgeving.
De voorschriften voor de horecabedrijven zijn vastgelegd in het ‘Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer’. Alle horecabedrijven binnen Roermond vallen onder de werkingssfeer van voornoemd Besluit. Het Besluit bevat regels over alle milieuaspecten die voor horecabedrijven van belang zijn, zoals over afval, geluid, lucht, afvalwater, veiligheid etc. Het besluit biedt de lokale overheid de mogelijkheid om zelf aanvullende of vervangende regels te stellen. De locale overheid ziet toe op de naleving van de in het Besluit opgenomen regels. Aan de hand van een jaarlijks verplicht op te stellen Handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) staat aangegeven met welke frequentie een horecabedrijf wordt bezocht. In Roermond is gekozen voor een systematiek dat de horecabedrijven met een kans percentage van 25% jaarlijks worden bezocht. Tijdens zo’n bedrijfsbezoek worden alle relevante aspecten meegenomen met uitzondering van het aspect geluid. In het navolgende wordt aangegeven hoe het aspect geluid wordt beoordeeld.
De geluidvoorschriften zijn landelijk vastgesteld in het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. In deze voorschriften wordt tevens bepaald volgens welke landelijke richtlijn de metingen en beoordeling van de resultaten dient plaats te vinden.
Verder voorziet de landelijke regelgeving in mogelijkheid om lokaal af te wijken van de geluidregels voor individuele en georganiseerde horecabedrijven èn voor incidentele en reguliere activiteiten. Dit resulteert in vier mogelijkheden voor aanpassing van de geluidsgrenswaarden:
De mogelijkheid tot het instellen van collectieve en individuele ontheffingsdagen is reeds geïmplementeerd binnen Roermond.. Het een en ander dient te worden geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In paragraaf 5.1 “APV” is een verruiming van het ontheffingsregime voor horecageluid opgenomen. Het instellen van een horecaconcentratiegebied heeft geen meerwaarde voor de horecabedrijven binnen Roermond. Met het opleggen van nadere eisen wordt zeer terughoudend omgegaan. Dit om te voorkomen dat er een rechtsongelijkheid ontstaat tussen de horecabedrijven.
Het is voor de leefomgeving van groot belang dat regelgeving wordt nageleefd. Een verruiming van het aantal ontheffingsdagen biedt de horecaondernemer meer exploitatie mogelijkheden. Hiertegenover zal de leefomgeving met meer geluidsoverlast te maken kunnen krijgen. Voor de omwonenden betekent dit een verhoging van de kans op een verstoring van leefkwaliteit. Voor de burger zal een verruiming van de ontheffingsdagen, waarbij een verstoring van de leefkwaliteit in het geding is, te accepteren zijn indien de horecaondernemer zich bij de dagen dat geen ontheffing is verleend, zich strikt houdt aan de geldende geluidsvoorschriften. Op deze wijze verwachten we dat enerzijds tegemoet wordt gekomen aan de wensen van de horeca ondernemers om een bruisend uitgaansleven aan te bieden en anderzijds het woongenot voor de vele mensen die woonachtig zijn in de omgeving.
De handhaving van de geluidvoorschriften vindt zowel preventief als repressief plaats. Ons doel daarbij is dat via een preventieve aanpak de ondernemers zich bewust zijn en blijven van hun verantwoordelijkheid m.b.t. geluidsoverlast. Als er geen klachten zijn zullen er echter geen bestuurlijke sancties opgelegd worden. De preventieve onaangekondigde horecacontroles van de geluidsvoorschriften, die reeds gedurende een aantal jaren plaatsvinden, blijven om die reden bestaan. Wij zijn echter van mening dat deze toezichthoudende taak zich niet verhoudt met de repressieve taak die de kerntaak is van de politie. Enig verschil qua uitvoering wordt dan ook dat de politie niet meer mee zal gaan tijdens deze toezichthoudende controles. Dit betekent dat er van een strafrechtelijke samenloop geen sprake meer zal zijn. Deze lijn past bij de aanpak van de controle van de overige bedrijven waar de politie ook niet mee gaat.
Bij constatering van een overtreding van de geluidsvoorschriften tijdens preventieve controles wordt, in afwijking van volgens de raad op 27 januari 2005 in het kader van de professionalisering van de milieuhandhaving vastgestelde sanctie- en gedoogstrategie, indien er geen klachten zijn gemeld, de horecaondernemer schriftelijk geattendeerd op de overschrijding en wordt er geen bestuursrechtelijke maatregel opgestart (de gele kaart). Is er wel sprake van een klachtensituatie en is de geconstateerde overschrijding 10 dB(A) hoger dan de wettelijk toegestane norm zal een procedure voor het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel worden opgestart.
Repressieve controles vinden plaats naar aanleiding van klachten. Eventuele klachten moeten serieus genomen worden, maar ook serieus zijn. Het belang van de klager moet worden getoetst en de anonimiteit moet worden gewaarborgd als de klager dat wenst. Bij klachten zal altijd een onderzoek plaatsvinden. Het doorgeleiden van klachtmeldingen buiten kantoortijd vindt plaats volgens de in de milieupiketregeling vastgelegde afspraken. Bij constatering van een overtreding van meer dan 10 dB(A) van de wettelijk toegestane norm bij een repressieve controle vindt altijd het opstarten van een procedure voor het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel plaats en worden deze constateringen doorgeleid naar het OM aangezien het gekwalificeerde kernbepalingen uit de WM betreffen.
De geluidmetingen en beoordeling van de resultaten vindt plaats zoals opgenomen in de landelijke regelgeving.
Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO)
Deze wet en de daarop gebaseerde regelgeving geven het kader aan, op basis waarvan de mogelijkheden tot vestiging van horecabedrijven in ruimtelijke zin worden beoordeeld. Voordat plannen tot vestiging aan bijvoorbeeld de APV (exploitatievergunning) worden getoetst, dient een horeca-exploitant zich af te vragen of vestiging op grond van het geldende bestemmingsplan mogelijk is.
Met behulp van het bestemmingsplan is het mogelijk het aantal horeca-inrichtingen te reguleren in de gemeente. Mocht de exploitatie niet overeenkomen met de bestemming van het pand, dan kan geen horeca-exploitatievergunning worden afgegeven. Een voorbeeld hiervan is een ondernemer die een café wil beginnen in een pand dat een woonbestemming heeft. Wel kan de ondernemer in zo’n situatie vrijstelling of wijziging van het bestemmingsplan vragen. Met een artikel 19 WRO procedure kan daar eventueel medewerking aan worden verleend. Het college heeft echter de vrijheid aan te geven een dergelijke procedure al dan niet te willen starten. Wordt de procedure wel gestart, dan worden omwonenden in de gelegenheid gesteld om een bezwarenprocedure op te starten.
Voor de aanwezigheid van een speelautomaat in een horecabedrijf is een vergunning vereist. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen behendigheidsautomaten en kansspelautomaten.
In hoogdrempelige inrichtingen (café’s, restaurants) kan ten hoogste vergunning verleend worden voor twee speelautomaten, waarvan maximaal twee kansspelautomaten. Voor laagdrempelige inrichtingen (cafetaria’s, snackbars) kan een vergunning verleend worden voor ten hoogste twee speelautomaten, met dien verstande dat geen vergunning kan worden verleend voor de aanwezigheid van kansspelautomaten; dus maximaal twee behendigheidsautomaten. (APV 3a.3.1)
Er wordt gewerkt aan een herziening van de Wet op de Kansspelen.
Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering Integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur (wet BIBOB) in werking getreden. Deze wet maakt het bestuursorganen mogelijk vergunningen, subsidies en opdrachten (aanbestedingen) te weigeren of in te trekken als er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning, subsidie of overheidsopdracht wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld.
In de gemeente Roermond is de wet BIBOB van toepassing verklaard en opgenomen in de APV onder artikel 2.3.1.2 lid 6. De exploitatieverguning voor een horecabedrijf kan worden geweigerd dan wel geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken wanneer feiten en omstandigheden er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde beschikking een strafbaar feit is gepleegd of wanneer er sprake is van ernstig vermoeden dat de beschikking gebruikt zal worden voor:
Aan de hand van de eerste ervaringen met de Wet BIBOB, in het kader van de “nut en noodzaak-gedachte” van regelgeving, tegen de achtergrond van de deregulering en in het kader van het streven naar een vermindering van administratieve lasten en kosten, wordt inmiddels bij elke aanvraag onderzocht of er voldoende indicatoren aanwezig zijn om dit beleid strikt toe te passen. In de praktijk is er vervolgens een situatie ontstaan waarin een BIBOB-vragenlijst enkel wordt gehanteerd zodra er onduidelijkheden bestaan t.a.v. de bedrijfsstructuur, de financiering en de zeggenschap.
Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties
De horecaportier valt onder de Wet Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus. Het naleven van deze wet moet de veiligheid bevorderen van ondernemers, medewerkers en gasten. De volgende eisen worden aan horecaportiers gesteld:
Brandveiligheid is een onderdeel van diverse wetten en regelingen. Zo is de brandveiligheid van bouwwerken op basis van de Woningwet geregeld in het Bouwbesluit en de Bouwverordening. Eisen ten aanzien van de constructie, toe te passen bouwmaterialen (brandwerendheid), vluchtmogelijkheden bij brand zijn onder andere geregeld in het Bouwbesluit. De aanwezigheid en toestand van brandveiligheidinstallaties en het brandveilige gebruik van bouwwerken is in de Bouwverordening geregeld.
Ten aanzien van de externe brandveiligheid (naar derden toe) worden via de Wet Milieubeheer in AMvB’s (Algemene Maatregel van Bestuur) of milieuvergunningen voorwaarden ten aanzien van brandveiligheid opgenomen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de opslag van brandgevaarlijke stoffen.
Voor evenementen kan het bevoegde gezag op grond van een op de Gemeentewet gebaseerde Algemene Plaatselijke verordening (APV) en op grond van de Brandweerwet en de daarop gebaseerde Brandbeveiligingsverordening (BBV) voorwaarden opleggen aan de organisator van een evenement met betrekking tot de brandveiligheid.
Verder regelt de Arbo-wet ook nog een aantal zaken ten aanzien van de brandveiligheid.
Bij nieuwbouw of verbouw van woningen en bedrijfspanden wordt de aanvraag om bouwvergunning door de afdeling Preventie van de Brandweer Roermond op brandveiligheid getoetst aan het Bouwbesluit en de Bouwverordening. Bij een aanvraag voor een milieuvergunning of een melding in het kader van een AMvB wordt het plan eveneens door de afdeling Preventie op brandveiligheid getoetst.
Als een horeca-inrichting aan de eisen uit het Bouwbesluit en de Bouwverordening voldoet wordt, indien nodig, door de brandweer namens het college van Burgemeester en wethouders een gebruiksvergunning afgegeven. Controle van de gebruiksvergunning wordt ook door de brandweer uitgevoerd. Afhankelijk van de risicoklasse waarin het betreffende pand is ingedeeld vindt die controle eenmaal per jaar, eenmaal per twee jaar of eenmaal per vier jaar plaats.
Voor evenementen waarvoor in het kader van de APV of BBV een vergunning wordt aangevraagd, wordt door de afdeling Preventie een brandveiligheidadvies uitgebracht of een tijdelijke gebruiksvergunning afgegeven.
Door de complexe regelgeving zien horecaondernemers vaak door de bomen het bos niet meer. Bovendien zijn of lijken geldende regels per gemeente te verschillen. Door voortschrijdend inzicht vindt soms aanpassing van de bestaande regelgeving plaats (bouwverordening, niveau bestaande bouw). In Roermond is besloten om bij nieuwe regelgeving niet ad-hoc te reageren bij bouwwerken die al over een gebruiksvergunning beschikken.
Algemene Plaatselijke Verordening (2007)
De APV is op 2 januari 2007 door de gemeenteraad vastgesteld. Diverse onderwerpen aangaande de horeca zoals exploitatievergunning, verruiming ontheffingregime horecageluid, openingstijden (afgifte nachtvergunningen), terrassenbeleid, speelautomaten, festiviteiten (geluid) worden hierin behandeld.
Exploitatievergunning (APV 2.3.1.2)
Om een horecabedrijf te exploiteren heb je een vergunning nodig. De burgemeester weigert de vergunning als de vestiging in strijd is met het bestemmingsplan. Daarnaast kan de vergunning geheel of gedeeltelijk geweigerd of ingetrokken worden als de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Een andere weigeringsgrond is als de houder (degen die het horecabedrijf exploiteert) in enig opzicht van slecht levensgedrag is dan wel niet voldoet aan de moraliteitseisen. De vergunning kan ook worden geweigerd c.q. geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken als feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde beschikking een strafbaar feit is gepleegd of wanneer er sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor:
De burgemeester kan besluiten dat de exploitatievergunning voor een of meer soorten horecabedrijven in de gehele gemeente dan wel in een of meer daarin aangewezen gedeelten van de gemeente niet geldt (ontheffing vergunningsplicht, APV 2.3.1.3).
Voor het schenken van alcohol is een vergunning in het kader van de Drank- en horecawet nodig.
Horecabedrijven mogen van zondag t/m donderdag open zijn tot 2.00 uur en vrijdag en zaterdag tot 3.00 uur. Voor horecabedrijven waar etenswaren en/of alcoholvrije drank wordt verkocht mogen op zondag t/m donderdag open zijn tot 3.00 uur en op vrijdag en zaterdag tot 4.00 uur open zijn. De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of daartoe behorend terras.
In Roermond zijn nu 10 nachtvergunningen verstrekt. Nachtvergunningen kunnen verstrekt worden aan bedrijven op en binnen de singelring. Hieraan zijn beleidsregels gekoppeld. Deze betreffen: handhavingprotocol, portiersverplichting, gebiedsafbakening, geldigheidsduur vergunning, deurbeleid en sfeerbeheer. Hierdoor kunnen horecabedrijven onder strikte voorwaarden tot 5.00 uur open blijven.
De huidige regels om festiviteiten mogelijk te maken zonder de geluidsgrenswaarden te overschrijden zijn ingesteld in 2005. Voor deze regels is de balans tussen Roermond als bruisende stad èn de geluidsbescherming van de bewoners opnieuw ingesteld.
Voor wat betreft regelgeving voor de reguliere activiteiten zijn deze niet gewijzigd. De wettelijke mogelijkheden maken dat het in de Roermondse situatie niet zinvol is om een horecaconcentratiegebied in te stellen. De lage achtergrondniveaus nabij woningen aan de achterzijde van de horecabedrijven belemmeren een verhoging van de geluidsgrenswaarden. Verder is het bestaande beleid van het terughoudend toepassen van verruiming van de geluidsgrenswaarden op basis van de nadere eisen voortgezet. Een belangrijk argument hiervoor is dat continue geringe verhoging van de geluidsgrenswaarden tot meer hinderbeleving zal leiden dan een incidentele forse verhoging van de geluidsgrenswaarden.
In 2005 is de regelgeving aangepast om incidentele festiviteiten mogelijk te maken, deze bestaat uit drie onderdelen:
Voor een individuele ontheffingsregeling wordt in de Wet de ruimte geboden voor 12 ontheffingsdagen. Elk bedrijf krijgt 5 individuele ontheffingsdagen per kalenderjaar. Dit aantal kan met ten hoogste 3 ontheffingsdagen worden opgehoogd afhankelijk van de hoogte van het toegestane geluidsniveau bij een reguliere bedrijfsvoering. Indien de ondernemer, door een geluidsmeting kan aantonen dat de inrichting goed geïsoleerd is krijgt het bedrijf meer extra dagen (met een maximum van 3). Dit om horeca-exploitanten te stimuleren om de horecagelegenheid te voorzien van een effectieve geluidsisolatie. Behalve deze ontheffingsdagen kan een horecabedrijf ook maximaal 4 dagen per jaar ontheffing aanvragen voor niet uitversterkt muziekgeluid. Ter afbakening van excessieve hinder worden standaard regels opgenomen zoals maximaal geluidsniveau en de wijze van melden.
Aan een collectieve ontheffingsregeling worden in de Wet geen beperkingen opgelegd. Het is echter ongewenst dat een horecagelegenheid een onbeperkt aantal ontheffingsdagen kan aanvragen. De balans voor de leefomgeving zou dan ernstig worden verstoord. Het aantal ontheffingsdagen is daarom gelimiteerd tot maximaal 12 per kalenderjaar per horecabedrijf. Aan de horecaondernemer is de vrijheid gegeven om zelf te bepalen wanneer deze gebruik maakt van een collectieve ontheffingsdag. De festiviteiten waarbij gebruik kan worden gemaakt van collectieve ontheffingsdagen worden aangewezen door het college. Het college wijst b.v. 50 dagen in het jaar aan waar de horecaondernemer maximaal 12 dagen ontheffing kan krijgen. De regeling voorziet tevens in de mogelijkheid tot aanvraag tot aanwijzen van een collectieve festiviteit, waarbij het vereist is dat de aanvraag door tenminste drie organisaties c.q. horecabedrijven wordt ingediend. Het aantal vast te stellen collectieve festiviteiten is onbeperkt, de afbakening van het aantal ontheffingsdagen vindt namelijk per horecabedrijf plaats. Ter afbakening van de mogelijke hinder worden standaard regels opgenomen omtrent eindtijdstip, maximaal geluidsniveau en de wijze van melden.
De derde regeling is een supplementaire regelgeving om tijdens een collectieve of incidentele ontheffingsdag aan te sluiten bij een evenement. Hierdoor kunnen activiteiten die plaatsvinden bij een horecabedrijf in het kader van een evenement worden geïntegreerd met de activiteiten die buiten een horecabedrijf plaatsvinden. De afbakening van de mogelijke geluidshinder tijdens het evenement vindt plaats binnen een aanwijzing van collectieve activiteit waarbij de beoordeling en het stellen van voorschriften plaatsvindt binnen het beleidskader van evenementenvergunningen.
Voor de collectieve en individuele ontheffing is het eindtijdstip standaard gelijkgesteld aan het sluitingstijdstip van het horecabedrijf in het kader van de APV. Dit met dien verstande dat vanaf één uur voor het eindtijdstip het geluidsniveau wordt afgebouwd tot het geluidsniveau dat geldt voor de reguliere activiteiten. Het eindtijdstip bij evenementen wordt per evenement bepaald.
Bij een collectieve en individuele ontheffing zijn de geluidsgrenswaarden standaard gesteld tot 20 dB boven de reguliere geluidsgrenswaarden. Hiermee is het mogelijk om vrijwel alle incidentele activiteiten binnen de bestaande lokaliteiten te laten plaatsvinden. De geluidsgrenswaarde bij een evenement wordt per vergunning bepaald.
Voordat gebruik kan worden gemaakt van een ontheffingsmogelijkheid moet de horeca-exploitant dit melden. Dit geldt voor zowel de incidentele als collectieve ontheffingsdagen. De melding wordt gebruikt om belanghebbenden te informeren en het aantal gebruikte ontheffingsmogelijkheden te registreren.
Commerciële horecaondernemers worden soms geconfronteerd met verenigingen en stichtingen die horeca-activiteiten ontplooien, los van hun hoofddoelstelling. Commerciële horecaondernemers ervaren dit als concurrerend en doen een beroep, al dan niet via de Koninklijke Horeca Nederland of het Bureau Eerlijke Mededinging, op de gemeente om hiertegen op te treden. Daarnaast missen veel horecaondernemers, zowel de commerciële als de paracommerciële, een duidelijk beleid van de gemeente rondom het hierboven beschreven probleem: wat zijn nu precies de beperkende voorwaarden, wat mag wel en wat mag niet, bij wie kunnen we aankloppen als er problemen zijn etc. Naar aanleiding hiervan zijn de volgende aandachtspunten geformuleerd:
Onder het begrip ‘paracommercialisme’ wordt in deze notitie verstaan: een vorm van oneerlijke concurrentie door stichtingen en verenigingen die buiten hun hoofddoelstelling om, horecadiensten aanbieden aan het publiek waarbij gebruik wordt gemaakt van directe of indirecte voordelen zoals subsidiëring, fiscale vrijstellingen, het werken met vrijwilligers etc.
Onder ‘horecadiensten’ wordt verstaan: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse.
Uit de definitiebepaling volgt dat in de meeste gevallen sprake zal zijn van een op enigerlei wijze gesubsidieerde instelling, in die zin dat er sprake is van een subsidieverstrekking, direct dan wel indirect, door bijvoorbeeld de gemeente of door het Rijk, die (mede) de prijsstelling van de horecadiensten die aangeboden worden, kan beïnvloeden.
Artikel 4 van de Drank- en Horecawet bepaalt dat alle rechtspersonen niet zijnde naamloze vennootschappen of besloten vennootschappen, in beginsel paracommerciële instellingen zijn indien deze instellingen zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Uit deze bepaling kan worden afgeleid dat verenigingen en stichtingen die zich richten op de genoemde activiteiten, in beginsel aangemerkt worden als paracommerciële instellingen. Ingevolge het bepaalde in dit artikel dient het college van burgemeester en wethouders bij de verlening van horecavergunningen aan genoemde niet-commerciële instellingen, te waken tegen mogelijke oneerlijke concurrentie.
Artikel 4, eerste lid van de Drank- en Horecawet bepaalt dat burgemeester en wethouders aan de horecavergunning van zogenaamde paracommerciële instellingen een of meer voorschriften of beperkingen verbinden die, gelet op de plaatselijke of regionale omstandigheden, nodig zijn ter voorkoming van mededinging door het verstrekken van alcoholhoudende drank, die uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd.
De bedoelde voorschriften en beperkingen kunnen echter op geen andere onderwerpen betrekking hebben dan:
Door de inwerkingtreding van de wijzigingen in de Drank- en Horecawet en door de opzegging van de overeenkomsten die gesloten waren tussen het Bedrijfschap Horeca en Catering en een groot aantal koepelorganisaties (alle sportbonden behalve de tennisbond) per 1 oktober 2000, kunnen burgemeester en wethouders voorschriften en beperkingen vaststellen aan de vergunningen van paracommerciële instellingen.
Artikel 4, vierde lid van de Drank en Horecawet bepaalt: “door burgemeester en wethouders worden, indien dit in verband met een wijziging in de plaatselijke of regionale omstandigheden nodig is, aan reeds verleende vergunningen als bedoeld in het eerste lid voorschriften of beperkingen als in dat lid bedoeld verbonden of aan een zodanige vergunning verbonden voorschriften of beperkingen gewijzigd of ingetrokken”.
Dit artikel bepaalt dat wijzigingen in de plaatselijke of regionale omstandigheden aangetoond moeten worden voordat nieuwe voorwaarden en beperkingen opgelegd kunnen worden aan reeds bestaande horecavergunningen van paracommerciële instellingen. Er moeten dus plaatselijke of regionale omstandigheden aanwezig zijn, die een wijziging van de te verbinden voorschriften en beperkingen rechtvaardigen.
De onderstaande voorschriften en beperkingen worden verbonden aan Drank- en Horecawetvergunningen van instellingen zoals bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet.
In de inrichting mogen alleen horeca-activiteiten plaatsvinden ten tijde dat er door de vereniging en/of stichting activiteiten worden georganiseerd overeenkomstig de statutaire doelstellingen of bestemming van de inrichting.
In de inrichting mogen alleen activiteiten plaatsvinden die direct verband houden met de activiteiten van de betreffende rechtspersoon en de hoofddoelstelling (bron: statuten).
Met ‘bijeenkomsten van persoonlijke aard’ wordt volgens de Memorie van Toelichting die behoort bij de Drank- en Horecawet, gedoeld op bijeenkomsten met een veelal feestelijk karakter, waarbij alcoholhoudende drank pleegt te worden genuttigd, die geen direct verband houden met de activiteiten van de betreffende rechtspersoon of de hoofddoelstelling (bron: statuten). Daarbij moet dan worden gedacht aan bruiloften, recepties bij jubilea en dergelijke. Voorzover deze bijeenkomsten tevens een zakelijk karakter hebben die direct verband houden met de activiteiten van de instelling, zoals het afscheid van de voorzitter van de vereniging, vallen deze niet onder het bereik van deze bepaling.
Hiermee wordt niet alleen gedoeld op een artikel in een krant, tijdschrift of plaatselijk blad, maar ook op de verspreiding van bijvoorbeeld posters of brochures. Kanttekening hierbij is dat het inhoudelijk wel betrekking moet hebben op het onder de aandacht brengen of aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard in de betreffende inrichting waarbij alcoholhoudende drank verstrekt zal worden.
Voor het verkrijgen van een vergunning dient een paracommerciële instelling, op basis van artikel 9 van de Drank- en Horecawet, een zogeheten bestuursreglement vast te stellen dat verantwoorde alcoholverstrekking waarborgt. Huis- en gedragsregels, schenktijden en de kwalificatie-eisen voor barvrijwilligers maken deel uit van zo'n bestuursreglement. In een bestuursreglement zijn tevens bepalingen opgenomen die tot doel hebben ongeoorloofde vormen van concurrentie met de reguliere horeca te voorkomen. Hieronder zijn de bepalingen weergegeven.
De vastgestelde sluitingstijden voor horeca-inrichtingen o.g.v. art. 2.3.1.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) dienen te worden nageleefd. Dit houdt in dat een inrichting gesloten dient te zijn van 02.00 tot 06.00 uur op werkdagen en van 03.00 uur tot 06.00 uur op zaterdag en op zondag.
Sportieve instellingen / Recreatieve instellingen:
Sociaal-culturele instellingen:
Instellingen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard:
Uitvoering Wet op de Ruimtelijke Ordening: Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan, vastgesteld door de raad op basis van het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) regelt met een kaart en bijbehorende voorschriften de bestemmingen van de in het plan begrepen grond en geeft regels voor het gebruik van grond en opstallen. Een bestemmingsplan is bindend voor burger en bestuur. Het legt de bestemmingen positief vast; het regelt wat mag en wat niet mag. Op grond hiervan is het mogelijk de omvang, het aantal en de locatie van horecabedrijven te reguleren. Het is in het algemeen verboden horeca-activiteiten te ontplooien buiten de daarvoor bestemde panden en locaties. Het soort horeca is slechts ten dele met het bestemmingsplan te reguleren. In het bestemmingsplan Centrum is bijvoorbeeld een indeling in twee categorieën gehanteerd, waarbij het onderscheidend criterium gebaseerd is op de effecten voor de omgeving. In een bestemmingsplan kunnen immers alleen ruimtelijke afwegingen worden gemaakt. Zaken als onderlinge concurrentie kunnen niet in een bestemmingsplan worden meegenomen.
Horecavestiging in een niet voor horeca bestemd pand of op een niet voor horeca bestemde locatie kan alleen met vrijstelling of na aanpassing van het bestemmingsplan worden toegestaan.
Het ruimtelijk beleid voor horecavestigingen is vastgelegd in de nota Horecabeleid binnenstad Roermond wat vervolgens weer is vertaald in het bestemmingsplan binnenstad. Het beleid enerzijds is gericht op stimulering van horecavestigingen en anderzijds op het zoveel mogelijk voorkomen van overlast een aantasting van het woonklimaat. Versterking van de horeca wordt in de drie clusters nagestreefd (bestemmingsplan binnenstad, 1999):
Inmiddels hebben tal van wijzigingen plaatsgevonden. De Markt is autoluw ingericht, met 12 flitsparkeerplaatsen. Op de Markt is er nu ruimte voor pleinterrassen en evenementen. Ook richt de horecacluster Markt e.o. zich op de shoppers (waaronder DOC-bezoekers) en het (water)toerisme. De mogelijkheden voor het verkeersluw inrichten van de Roerkade worden na de ingebruikname van de A73 bekeken.
Het Stationsplein is heringericht en de verblijfsfunctie is aanmerkelijk verbeterd. Er is nu ruimte voor pleinterrassen en evenementen. De horeca in de Veldstraat is overwegend gericht op de jongere doelgroepen terwijl de horeca op het Stationsplein nu ook zich overdag richt op doelgroepen als fun-shoppers en toeristen.
In het horecacluster Zwartbroekplein is op de hoek Mariagardestraat en Schuitenberg geen horeca meer terug te vinden.
Voor de diverse woonwijken en het buitengebied is geen specifiek ruimtelijk beleid aangaande horeca gedefinieerd. Wel zijn de ruimtelijke mogelijkheden in de diverse bestemmingsplannen aangegeven. Meestal zijn de reeds aanwezige horecavoorzieningen positief bestemd en zijn er voor het overige geen directe mogelijkheden om horeca toe te voegen. In feite is de situatie bevroren.
Ook voor grootschalige winkelclusters (DOC, retailpark, huis- en tuinboulevard) is er geen horecabeleid gedefinieerd. Meestal is hier winkelondersteunende horeca terug te vinden.
Op de bedrijventerreinen zijn enkele horecagelegenheden positief bestemd (truckstop, snackbar). Deze hebben met name een functie voor het bedrijventerrein zelf.
In de APV (artikel 2.2.1) is een evenement omschreven als elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak met enkele uitzonderingen zoals bioscoopvoorstellingen, markten, kansspelen, betogingen, dansen in een horecainrichting etc. Onder een evenement wordt mede verstaan: een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht (niet zijnde betoging) en een feest of wedstrijd op of aan de weg.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. De vergunning kan geweigerd worden in het belang van:
De burgemeester kan vrijstelling verlenen voor door hem aan te wijzen categorieën evenementen.
Aangaande opbouw- en afbraaktijden van een evenement vindt maatwerk plaats. Bij de vergunningverlening wordt in overleg met de afdelingen Beheer Openbare Ruimte, Stadstoezicht en de politie de verkeersmaatregelen beschreven; deze zijn bepalend voor de opbouw- en afbraaktijden. Bij de vergunningverlening wordt zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan de wensen van de organisator van het evenement tenzij er b.v. belangen zijn die zwaarder wegen (b.v. de weekmarkt).
De gemeente Roermond heeft voor de jaren 2007 t/m 2010 € 250.000,- per jaar beschikbaar gesteld voor het evenementenbeleid in Roermond. Dit beleid heeft de volgende doelstelling: promotie van de stad ten behoeve van een versterking van de bovenregionale uitstraling.De beschikbare middelen worden ingezet op de volgende 4 hoofdpunten:
Evenementen coördinator (een ondersteuner voor evenementenorganisatoren). Evenementenkalender
Aangezien er voor het stellen van voorschriften bij evenementen geen landelijke regels zijn gesteld is de burgemeester zelf vrij in het verbinden van geluidregels aan een evenementenvergunning. In een collegebesluit uit 1993 is de “Beleidslijn geluid/evaluatie evenementen” vastgesteld. De enige relevante beleidsregel, in het kader van dit beleidsstuk, is dat het eindtijdstip voor evenementen gesteld is op 01.00 uur. Verder is besloten om slechts één geluidnorm op te leggen en dus geen opsplitsing te maken in de dag-, avond- en nachtperiode. Over de hoogte van de geluidgrenswaarde is geen beleidsregel vastgesteld.
Algemeen uitgangspunt bij het beoordelen van de aanvraag is dat elk activiteit wordt toegestaan tenzij deze leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de leefomgeving. Voor deze beoordeling zijn momenteel geen harde richtlijnen vastgesteld. Deze beoordeling vindt plaats op basis van ervaringsgegevens en is afhankelijk van de aard van het evenement, de locatie, de gedragenheid door omwonenden, meldingen van klachten van voorgaande edities etc.
Nadat is vastgesteld dat een positief conceptbesluit kan worden opgesteld wordt invulling gegeven aan de geluideisen. Ook voor deze eisen zijn momenteel geen beleidsregels vastgesteld. Uitgangspunt bij het opstellen van de geluidgrenswaarden is dat de activiteit zoals wordt toegestaan ook daadwerkelijk moet kunnen plaatsvinden zonder de geluidgrenswaarden te overschrijden. De geluidgrenswaarden worden alleen opgenomen om bij excessieve geluidniveaus te kunnen ingrijpen.
Een vergunning voor een terras wordt meegenomen in de aanvraag voor een exploitatievergunning (APV 2.3.1.2). Daarnaast zijn er beleidsregels (nota terrassenbeleid) vastgesteld waarin nadere criteria zijn opgenomen die gebruikt worden bij de beoordeling van een aanvraag voor een terrasvergunning. Het terrassenbeleid maakt deel uit van de Nota Beeldkwaliteit 2006, die op 1 juni 2006 in werking is getreden. In deze nota staan de uitgangspunten van de beoordeling van de beeldkwaliteit van de (on)bebouwde omgeving beschreven.In deze beleidsregels zijn onder andere de volgende zaken opgenomen: het terrasseizoen voor pleinterrassen (15 februari tot 15 november), locaties (horecaclusters), inrichting van terrassen, voorschriften en beperkingen verbonden aan een vergunning, procedure en handhaving. Meestal kan een aanvraag voor terrasexploitatie door de behandelende ambtenaar worden afgehandeld. De ambtenaar toetst of de aanvraag voldoet aan de criteria die voor de gewenste locatie geldt. Voldoet de aanvraag niet aan de criteria, dan wordt de aanvraag voorgelegd aan de Commissie Beeldkwaliteit. Deze commissie beoordeelt de terrasaanvraag en geeft hierover een advies.
Het reclamebeleid maakt ook deel uit van de Nota Beeldkwaliteit 2006, die op 1 juni 2006 in werking is getreden. Het reclamebeleid houdt rekening met de bestemming en met de ruimtelijke en bouwkundige kwaliteit in de omgeving. Daarbij kunt u denken aan het landschap, de architectuur en de inrichting van de openbare ruimte. Zo gelden er voor panden in de binnenstad andere eisen, dan voor panden in een woongebied of bedrijventerrein.
De regels voor reclame-uitingen (b.v. gevelreclames en uitstallingen) bestaan uit een aantal algemene criteria en een aantal criteria die per gebied in de gemeente kunnen verschillen. In de algemene criteria staat onder andere geschreven dat er een direct verband moet bestaan tussen de reclame-uiting en de activiteiten die in het pand plaats hebben.Roermond is ingedeeld in verschillende gebieden.
Meestal kan een aanvraag voor het plaatsen van reclame door de behandelende ambtenaar worden afgehandeld. De ambtenaar toetst of de aanvraag voldoet aan de criteria die voor het betreffende gebied gelden. Voldoet de aanvraag niet aan de criteria, dan wordt de aanvraag voorgelegd aan de Commissie Beeldkwaliteit. Deze commissie beoordeelt het reclameplan en kijkt of het afwijkende reclameplan voldoet aan redelijke eisen van welstand en past bij het gebouw en zijn omgeving.
Het integraal veiligheidsbeleidsplan 2004-2006 vermeldt in hoofdstuk vier getiteld 'Geweld in het publieke domein' het convenant Veilig Uitgaan omdat dit convenant de basis vormt voor de gezamenlijke aanpak van geweld in het Roermondse uitgaanscentrum.
Het Convenant Veilig Uitgaan werd op 14 november 2001 ondertekend door de politie Limburg-Noord, het Openbaar Ministerie, het Koninklijk Horeca Nederland, de ondernemers van de cafe’s binnen de singelring en de gemeente Roermond, waarmee werd bevestigd dat de handhaving van de openbare orde in het uitgaanscentrum een gezamenlijke inspanning van alle partners vergt. In dit convenant zijn duidelijk afspraken gemaakt ter beteugeling van de uitgaansoverlast om de veiligheid en de aantrekkelijkheid in dat gebied te verbeteren.
De projectmatige integrale samenwerking heeft inmiddels geleid tot een aantal maatregelen, zoals cameratoezicht in samenwerking met de afdeling Stadstoezicht, pleinverfraaiing, een lifturinoir en een samenwerkingovereenkomst met de horeca-portiers. Een vaste groep politiemensen houdt te voet tijdens elke vrijdag en zaterdagnacht toezicht in het uitgaansgebied. Deze politiemensen hebben daartoe een aanvullende speciale opleiding genoten. Verder zijn er contacten met de Britsch Military Police en heeft Justitie openbare ordezittingen gehouden. Gebiedsontzeggingen worden door de burgemeester aan overlastplegers en / of gewelddadige personen opgelegd om aan te geven dat dergelijk gedrag niet getolereerd wordt. Ouders van jeugdige overlastveroorzakers en geweldplegers worden door de burgemeester aangeschreven om hen ook op hun verantwoordelijkheid te attenderen. Door middel van het verlenen van nachtvergunningen van 03.00 tot 05.00 uur wordt het huiswaartskerende publiek qua tijd gedurende de nachten gespreid. Om de overlast voor de omgeving te voorkomen zorgen de horeca-ondernemers voor een cooling down (tijdsvak met rustigere muziek) in hun cafés en worden sfeerbeheerders per fiets in de straten nabij de horecacluster ingezet om naar huisgaande mensen op rust te attenderen. Lokaal wordt elk jaar de postercampagne ‘Ga binnen uit je dak, maar hou buiten je gemak’ gehouden en wordt ook aangesloten bij de nationale anti-geweldscampagnes. Een mobiele fietsenstalling tijdens de uitgaansnachten in de Kruisherenstraat voorkomt eveneens een aantal overlastaspecten in de woonomgeving. De wijkraad St. Christoffel van de binnenstad is bij aanvullende maatregelen zoals extra urinoirs, schoonmaak op de zondagmorgen en anti-parkeermaatregelen betrokken.
Inmiddels hebben al deze maatregelen er toe geleid, dat massale openbare orde overschrijdingen uitzonderlijk zijn geworden. Veel incidenten worden door preventieve politie-inzet voorkomen en het karakter van de resterende geweldszaken zijn doorgaans minder ernstig. De sfeer in het uitgaansgebied is aanmerkelijk verbeterd. Aangezien de openbare orde materie altijd in ontwikkeling is, wordt dit convenant gecontinueerd en vindt er structureel periodiek overleg plaats met de partners.
Alcoholgebruik in de openbare ruimte
In de APV (artikel 2.4.7) is geregeld dat het verboden is om op de weg, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied (nagenoeg geheel Roemond), alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flesjes, blikjes e.d. met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. Dit geldt niet voor terrassen of ontheffingen krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet (b.v. een evenement op een plein).
Het bedrijfschap Horeca en Catering verricht om de twee jaar een onderzoek naar de gemeentelijke leges voor de voornaamste vergunningen die nodig zijn om een horecabedrijf te starten. Dit zijn o.a. de Drank- en horecawetvergunning, exploitatievergunning, gebruiksvergunning en terrasvergunning. Er is ook een onderscheid gemaakt in grootte van de gemeenten. Roermond kan aangemerkt worden als een middelgrote gemeente. In onderstaande tabel worden de resultaten uit onderzoek van het bedrijfschap Horeca en Catering en de leges die Roermond heeft tegen elkaar afgezet.
Tabel: Leges Roermond versus middelgrote gemeenten in 2006 (in euro)
Ondanks de relatief hoge leges voor de gebruiksvergunning zijn de totale legeskosten gemiddeld.
Als gevolg van de invoering van het Besluit “Brandveilig gebruik bouwwerken” per 1-1-2008 zal er een 100% reductie van de legeskosten plaatsvinden in de categorie >50 personen. Deze categorie is dan niet meer vergunningplichtig maar meldingsplichtig. Dit betekent dat na de invoering van het gebruiksbesluit de meeste horecagelegenheden niet meer legesplichtig zullen zijn omdat zij onder de meldingsplicht vallen.
Tabel: hoogste en laagste totale terraskosten (vergunning en precario voor terras van 50 m2)
Bron: Bedrijfschap Horeca en Catering
De totale terraskosten in Roermond uitgaande van een terras van 50 m2 in het kernwinkelgebied bedraagt (vergunning 25,30 euro plus 1.620,- euro precario) 1.645 euro en kan als gemiddeld worden beschouwd.
6. Wijzigingen in landelijke regelgeving
Momenteel ligt er bij de Raad van State een wetsvoorstel van de Drank- en horecawet voor. Het is nog onduidelijk wanneer dit voorstel in de tweede Kamer wordt behandeld en of het voorstel niet zal worden aangepast.
Besluit “Brandveilig gebruik bouwwerken”
In het kader van de modernisering van de regelgeving wil het ministerie van VROM de in de Bouwverordening opgenomen voorschriften over het brandveilig gebruik van bouwwerken landelijk gaan uniformeren. Daartoe zal naar verwachting 2008 het Besluit “Brandveilig gebruik bouwwerken” in werking treden. Dit besluit zal de voorschriften voor het brandveilig gebruik en de brandveiligheidinstallaties in de Bouwverordening vervangen.
Uniformering van de voorschriften voor het brandveilig gebruik van bouwwerken heeft de volgende voordelen:
Een ander belangrijk onderdeel van de modernisering van de VROM-regelgeving is het project Omgevingsvergunning. Het project onderzoekt enerzijds de mogelijkheden om binnen de huidige wetgeving (delen) van het vergunningenproces te versnellen en werkt daarnaast aan het mogelijk maken van één omgevingsvergunning. Onder de omgevingsvergunning zullen ook vergunningen op beleidsterreinen van andere departementen vallen, zoals vergunningen op het gebied van monumenten e.d.
De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu, die moet leiden tot:
Burgers en bedrijven die nu nog verschillende vergunningen nodig hebben als zij een huis, fabriek of schuur willen bouwen of verbouwen hoeven straks nog maar één type vergunning aan te vragen: de omgevingsvergunning.
De omgevingsvergunning zal per 1-1-2009 naar verwachting in werking treden.
De gehele horeca wordt per 1 juli 2008 rookvrij. Horecamedewerkers krijgen zo dezelfde bescherming als andere medewerkers. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende horecagelegenheden. De horeca kan wel afgesloten rookruimtes creëren. Hier mag dan niet bediend worden door het personeel.
7. Beleidskeuzes en actiepunten
Ruimte voor uitbreidingen en toevoegingen?
Bij de vraag of er nog ruimte is om horeca toe te voegen (horecaclusters oprekken of nieuwe horecagebieden aan te wijzen) is een spanningsveld te constateren. Enerzijds is er een ruim aanbod van horecazaken geconstateerd. Anderzijds wil de gemeente de ondernemers kansen bieden om in te spelen op nieuwe trends, ontwikkelingen en uitdagingen. Er moeten mogelijkheden (weliswaar beperkte) zijn om horeca (zeker vernieuwende en hoogwaardige concepten) toe te voegen. Een protectionistische (bevriezing) houding zou het risico met zich meebrengen dat kansen worden gemist en een soort status quo wordt gerealiseerd waarbij sanering van slechte of verouderde horecazaken wordt vertraagd. In het nieuwe beleid wordt er dan ook ruimte geboden worden voor dynamiek in de sector en dient er op kansen ingespeeld te worden, waarbij gestreefd wordt naar een versterking van de horecasector en structuur in zijn totaliteit.
De binnenstad van Roermond gaat zich samen met het DOC komende jaren steeds verder profileren als funshop-centrum van de regio. Tijdens het funshoppen staat beleving centraal en wordt winkelen met entertainment en eten/drinken steeds meer gecombineerd.
Daarnaast zijn er met name aan het water (Roer, Maas) mogelijkheden om horecafuncties toe te voegen c.q. te versterken. Dit is ook geconstateerd in het Masterplan Toerisme (2002).
In de binnenstad functioneren de drie horecaclustergebieden naar behoren. Toch is er de laatste jaren ook veel behoefte vanuit de horecabranche om m.n. in de winkelstraten horecafuncties (m.n. winkelondersteunend) toe te voegen. Roermond heeft de ambitie om de binnenstad van Roermond als funshopcentrum verder te versterken. Roermond is ook een pleinenstad. Dit is bij uitstek de plek waar horeca versterkt kan worden.
De bovenstaande toekomstvisie betekent niet dat het concentratiebeleid van de horecaclusters wordt losgelaten maar dat er meer ruimte voor vestiging van de horeca komt dan nu strikt in het beleid c.q. bestemmingsplan is vastgelegd. Dit betekent dat:
de vestigingsmogelijkheden van winkelondersteunende horeca in de winkelstraten (met name het kernwinkelgebied) kunnen worden verruimd. De primaire functie van winkelstraat dient wel gewaarborgd te blijven. N.B.: In het huidige bestemmingsplan is bij de nieuwvestiging van winkelondersteunenende horeca buiten de clustergebieden als voorwaarde opgenomen dat er niet meer dan 1 horecavestiging per 100 meter straatwand mag zijn.
In de woonwijken zijn de horecavestigingen vaak verspreid gelegen. Deze zijn positief bestemd. Bij toevoeging of verplaatsing van horecafuncties streven wij naar concentratie van deze voorzieningen in de buurt- en wijkwinkelcentra, waardoor detailhandel en horeca elkaar zoveel mogelijk versterken en gezamenlijk gebruik kan worden gemaakt van voorzieningen zoals parkeerruimte.
In het buitengebied worden gevestigde horecazaken positief bestemd en bij nieuwe aanvragen zal per geval een afweging worden gemaakt. Terughoudendheid staat voorop maar er kunnen ook redenen zijn om aan horecavestiging mee te werken, denk aan toeristisch-recreatieve routes, vernieuwende formules. Er zijn ook kansen denk aan het hotelinitiatief in Swalmen.
Ondersteunende horeca is ook terug te vinden in andere grootschalige winkelclusters zoals het DOC en de in ontwikkeling zijnde retailpark en huis- en tuinboulevard. De horeca ter plekke moet primair een winkelondersteunende functie hebben. Voorzichtigheid is geboden met het toestaan met een horecafuncties die een andere doelgroep hebben. Toch kunnen er ook redenen (bereikbaarheid, parkeren) zijn om bepaalde horecafuncties met een bredere of andere doelgroep in of aangrenzend aan een winkelcluster te vestigen (denk b.v. aan fastfoodrestaurants en grootschalige horecafuncties).
Daarnaast is het denkbaar dat horecafuncties met sterk publiekaantrekkende werking in de avonduren (b.v. megadisco) vanwege de parkeercapaciteit, goede bereikbaarheid en de afstand tot de woonomgeving in of aansluitend aan een dergelijk grootschalig winkelcluster worden gerealiseerd.
Horecavestigingen met een verzorgingsfunctie voor op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven zijn toegestaan.
In april 2006 is in het kader van het project Vereenvoudiging Vergunningen het rapport over de sector Horeca verschenen. De belangrijkste conclusies zijn:
Vereenvoudiging van vergunningverlening is mogelijk door het ontwikkelen en toepassen van een gecoördineerde horecavergunning en evenementenvergunning. Door geïntegreerde (digitale) intake bij vergunningaanvraag en strakke regie bij de afhandeling (accountmanagement) ondervinden horecaondernemers minder vergunninglast. Het aantal afzonderlijke vergunningstelsels zal afnemen doordat in de nieuwe vergunningen “oude” vergunningen worden gebundeld en procesmatig en inhoudelijk in samenhang worden behandeld.
Afschaffing van een aantal vergunningenstelsels is mogelijk. De gemeenten zouden hun vergunningenstelsels moeten toetsen met behulp van het Toestingskader van de Taskforce Vergunningen. Uitgaande van een andere sturingsvisie zou de overheid moeten kijken naar de werkelijke risico’s van activiteiten in een bepaald gebied op een bepaald tijdstip en moeten vaststellen. Op basis daarvan kunnen vergunningen of vergunningenstelsels worden afgeschaft (zoals terrasvergunnig, reclamevergunning, exploitatievergunnig en specifieke lokale vergunningstelsels voor activiteiten in de horeca).
Samenwerking overheid en bedrijfsleven kan beter. Vergunningverlener en horeca (branche) moeten samen de schouders onder vereenvoudiging van vergunningverlening zetten om resultaat te kunnen boeken. Dit betekent o.a. dat geïnvesteerd moet worden in communicatie, goede onderlinge verhoudingen en wederzijds vertrouwen.
Op landelijk niveau verandert de regelgeving waardoor de administratieve lastendruk voor de ondernemers wordt verlicht.
Afschaffing vergunning(stelsel)
De gemeente gaat in overleg met de horeca het vergunningstelsel doorlichten onder andere met behulp van het Toetsingskader van de Taskforce Vergunningen. |
Bekijken of voor bepaalde horecabedrijven (b.v. niet-overlast veroorzakend of vallend onder Drank- en horecawet) de verplichting van een exploitatievergunning kan vervallen. |
Vereenvoudiging en stroomlijnen van vergunningen
Tijdens de evaluatie van de nachtvergunningen bekijken of het afbouwen van bepaalde maatregelen (portiersverplichting, deurbeleid) inzake nachtvergunningen mogelijk is. |
Verbetering serviceverlening ondernemers
In het college Uitvoeringsprogramma 2007-2010 “Bruggen bouwen” wordt een totaalbedrag van 235.000 euro beschikbaar gesteld voor het uitbreiden en verbeteren van het ondernemersklimaat, de economische structuurversterking van de koopstad Roermond en het creëren van werkgelegenheid. Onderdeel hiervan is de nota integraal horecabeleid. Op basis van de nota word een integraal aanspreekpunt voor de horeca ingericht met als doel zorg te dragen voor de uitvoering van de acties in de nota en de verbetering van de service- en dienstverlening.
Drie rijkstoezichthouders, de Voedsel- en Waren Autoriteit, de VROM-inspectie en de Arbeidsinspectie hebben in januari 2007 het Jaarplan voor de horeca 2007 gepresenteerd. De inzet van het jaarplan is om de toezichtslast te verminderen. De controles in de horeca worden zoveel mogelijk gebundeld. Daardoor komt zoveel mogelijk één inspecteur namens de drie diensten langs. Ook is er één aanspreekpunt. Ondernemers kunnen met vragen en opmerkingen over toezicht terecht op het inspectieloket, te vinden onder Externe link: www.inspectieloket.nl. De gemeentelijke inspecties zijn hier nog niet in betrokken.
De gemeenteraad van Roermond heeft op 15 december 2005 een motie aangenomen over de afschaffing van de toeristen- en watertoeristenbelasting. Strekking van de motie is dat er met de ondernemers in de toeristisch-recreatieve sector (waaronder horeca) onderzocht moet worden of er een convenant kan worden gesloten om tenminste 10 betaalde werkplekken (beschikbaar gesteld via het productiehuis) voor duurzame werklozen te realiseren. Na het sluiten van het convenant zou dan een raadsvoorstel worden voorbereid om de toeristen en watertoeristenbelasting af te schaffen.
Het college heeft vervolgens – mede om praktische redenen- besloten de motie als volgt uit te voeren. In het Productiehuis wordt een project opgestart om, in samenspraak met de ondernemers in de sector, werkzoekenden te scholen en vervolgens te bemiddelen naar een openstaande arbeidsplaatsen in de sector. Dit project is in oktober 2006 opgestart.
Als tegenprestatie zal vervolgens de ontvangen belasting over 2006 worden teruggesluisd naar de sector door de financiering van extra brancheversterkende activiteiten.
Hiertoe zal overleg worden gevoerd met de betrokken vertegenwoordigers van de branche, zoals tot nu toe bij dit project zijn betrokken ( Recron, Hiswa, Horeca Nederland afd. Roermond). Tevens zullen er afspraken worden gemaakt voor de jaren na 2006.
Via het productiehuis zijn werklozen opgeleid voor de sector en aan de slag gegaan. Het bedrag dat in 2006 is ontvangen aan toeristen- en watertoeristenbelasting (ca 250.000 euro) zal worden ingezet voor brancheversterkende maatregelen.
Kansen pakken, synergiebevordering
Roermond heeft door het jaar tal van evenementen. De samenwerking tussen de horeca en de evenementenorganisatoren is voor verbetering vatbaar. Zij zouden van elkaar kunnen profiteren. Zo blijft de sponsoring van evenementen door de horeca achter terwijl zij wel profiteren van de evenementen. Daarnaast kunnen evenementenorganisatoren met de horeca afspraken maken over drank en eten die door bezoekers van evenementen worden genuttigd. Ook liggen er voor de horeca-ondernemers kansen om gezamenlijk nieuwe evenementen op te zetten.
De evenementencoördinator gaat in overleg met de horeca en evenementenorganisatoren gezamenlijk bekijken of er winst is te behalen. |
Evenementen kunnen variëren van kleinschalige publieke gebeurtenissen tot activiteiten die hel veel mensen trekken. Verminderen van vergunningen is mogelijk door in de APV op te nemen dat voor bepaalde kleinschalige evenementen geen vergunning meer nodig is. Wel dient evenement gemeld te worden.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen voor de evenementenvergunning voor bepaalde evenementen. Hieraan moet invulling worden gegeven, denk aan kleinschalige evenementen. |
Ook kunnen er tussen de horeca en detailhandel positieve synergie-effecten worden behaald. Bijvoorbeeld bij de aankoop van een product, gratis kopje koffie bij een horecagelegenheid. Ook in promotionele zin liggen er kansen. Dit wordt vaak op individueel of straatniveau opgepakt.
Deze nota is geen statisch document en vergt regelmatig bijstelling. Essentieel hiervoor is regelmatig overleg met de horecasector.
Tweemaal per jaar bestuurlijk overleg met vertegenwoordigers van de horecabranche. Voorzitter is de burgemeester, portefeuillehouder horecavergunningen. Afhankelijk van agenda en onderwerpen worden andere bestuurders voor het overleg uitgenodigd. Afdeling KC organiseert (voorbereiding, verslaglegging, afspraken) samen met Koninklijk Horeca Nederland afdeling Roermond dit overleg.
Bijlage 1: Overzicht van horeca in deelsectoren
Bron: bedrijfschap Horeca en Catering
Café/bar, discotheek, coffeeshop, kiosk, horeca bij recreatiebedrijf, horeca bij sportaccomodatie, strandbedrijf, ontmoetingscentrum, zalen-/partycentrum
IJssalon, snackbar, fastfoodrestaurant, shoarmazaak, lunchroom, creperie, restauratie, spijsverstrekker n.e.g.
Bistro, restaurant, cafe-restaurant, wegrestaurant
Hotel/hotel-garni, hotel-café, hotel-restaurant, hotel-café-restaurant, pension
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-394908.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.