Gemeentelijke visie externe veiligheid

De raad van de gemeente Zuidplas;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 maart 2011;

 

gelet op de Gemeentewet, Wet ruimtelijke ordening en Wet milieubeheer;

 

besluit:

 

  • 1.

    De gemeentelijke visie externe veiligheid vast te stellen

SAMENVATTING

 

De Gemeente Zuidplas is de nieuwe, robuuste ontwikkelgemeente in de Zuidplaspolder omgeven door de grote verkeersaders A12, A20, begrensd door het water van de Rotte en de Hollandsche IJssel, omringd door de steden Rotterdam, Zoetermeer en Gouda. De gemeente Zuidplas heeft deze visie externe veiligheid opgesteld als kader voor de vertaling van externe veiligheid naar ruimtelijke ordening en is daarbij ondersteund door het Intergemeentelijk samenwerkingsorgaan Midden-Holland (ISMH).

 

Het externe veiligheidsbeleid geeft duidelijkheid over hoe de gemeente Zuidplas in haar ruimtelijke ordening omgaat met externe veiligheid. De visie vormt hiermee de basis van bestuurlijke verantwoording van het groepsrisico en stuurt de uitvoering van de gemeentelijke externe veiligheidstaken.

 

Wat is externe veiligheid?

Bij het werken met gevaarlijke stoffen in bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen kunnen ongelukken gebeuren met effecten voor de omgeving. Het gaat om kleine kansen met soms grote gevolgen. In het begrip ‘risico’ zijn kansen en effecten aan elkaar gekoppeld. Het beleidsveld externe veiligheid houdt zich bezig met de beheersing van activiteiten die een risico voor de omgeving met zich mee kunnen brengen. De uitvoering van dit externe veiligheidsbeleid is een taak van rijk, provincies en gemeenten.

 

Wet- en regelgeving

Het externe veiligheidsbeleid is vastgelegd in diverse documenten die de koppeling tussen externe veiligheid en ruimtelijke ordening regelen. Hierin zijn de risicomaten plaatsgebonden risico en groepsrisico vastgelegd, evenals de zogenaamde verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Daarnaast is er een Besluit voor transport van gevaarlijke stoffen in ontwikkeling.

 

Veiligheid voor burgers en ruimte voor bedrijvigheid

Ook de gemeente Zuidplas voelt zich verantwoordelijk voor het bieden van veiligheid aan haar burgers. Eén van de kerntaken van de overheid is immers het bieden van een veilige leefomgeving voor haar burgers. Daarnaast wil de gemeente voldoende ruimte bieden aan de aanwezige en toekomstige bedrijfsmatige activiteiten met gevaarlijke stoffen. Om deze verantwoordelijkheden beide in te vullen kan een gemeente er niet omheen een heldere visie op veiligheid binnen haar grenzen te hebben. Daarom heeft de gemeente deze visie externe veiligheid opgesteld, waarin zij de volgende vragen beantwoordt:

  • Hoe gaat de gemeente Zuidplas om met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van infrastructuur waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd (m.n. spoor, weg en buisleidingen)?

  • Waar en hoe kan veilig uitbreiding van woonfuncties worden gerealiseerd?

  • Waar bieden we mogelijkheden voor bedrijvigheid, zowel risicovol als niet risicovol, en welke voorwaarden stellen we daaraan?

  • Hoe gaan we om met het buitengebied in relatie tot externe veiligheid?

Duidelijkheid voor burgers en bedrijven!

Het veiligheidsbeleid is primair gericht op het beschermen van burgers in de woon- en leefomgeving van de gemeente. In die zin moet het voor burgers duidelijk zijn aan welke risico’s zij worden blootgesteld. Daarnaast heeft het veiligheidsbeleid ook consequenties voor bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan, gebruiken en/of vervoeren en voor de ruimtelijke ordening. Risicocommunicatie speelt hierin een belangrijke rol.

 

Risicobronnen

De gemeente Zuidplas is omgeven door de grote verkeersaders A12, A20 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Tevens lopen er twee spoorlijnen door het grondgebied: over de spoorlijn Rotterdam-Gouda vindt veel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats; over de spoorlijn Den-Haag-Gouda in principe niet. Binnen de gemeente bevinden zich daarnaast inrichtingen met gevaarlijke stoffen, provinciale wegen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (zie onderstaande kaart).

 

Figuur 1 Ligging risicobronnen met bijbehorend invloedsgebied .

 

In de huidige situatie wordt de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ter hoogte van de kern Nieuwerkerk a/d IJssel overschreden. De gemeente heeft van het ministerie van Verkeer en Waterstaat echter een brief ontvangen dat met de generieke maatregelen uit het Basisnet Spoor het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde zal uitkomen.

 

Het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen betreft voornamelijk aardgas, maar daarnaast vindt ook vervoer van CO2 plaats .

 

In de gemeente Zuidplas vindt beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen over het water plaats. Het vervoer is echter niet relevant vanuit het oogpunt van externe veiligheid.

 

R'dam - The Hague Airport is een andere regionale risicobron waarmee rekening moet worden gehouden in de gemeente Zuidplas. De luchthaven heeft net als andere risicovolle inrichtingen een 10-6 PR-contour. De provincie Zuid-Holland heeft beleid geformuleerd voor externe veiligheid in relatie tot de luchthaven. Momenteel wordt het provinciale beleid daarom herzien. Verder is het zo dat verwacht wordt dat de contouren van de luchthaven in de nabije toekomst kleiner zullen worden.

 

Ruimtelijke plannen

Binnen de gemeente Zuidplas zijn diverse kleinschalige ruimtelijke plannen. Daarnaast is de ontwikkeling van de Zuidplaspolder actueel. Dit is de voornaamste nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in de gemeente.

In deze visie is rekening gehouden met de ontwikkeling van de Zuidplaspolder. Er is niet specifiek ingezoomd op de genoemde kleinschalige plannen. Wel zijn per gebiedstype uitgangspunten geformuleerd die ook voor de kleinschalige plannen gelden.

 

In de huidige situatie kent de gemeente Zuidplas zo’n 55 bestemmingsplannen. In deze bestemmingsplannen is meestal niet specifiek aandacht besteed aan externe veiligheid, met uitzondering van plannen van na 2004. De reden dat externe veiligheid veelal niet meegenomen is, is dat de meeste plannen dateren van voor de inwerkingtreding van het Bevi. Alle plannen zullen de komende jaren worden aangepast. Bij de aanpassingen zal externe veiligheid worden meegenomen. Het feit dat aanpassing van de plannen enkele jaren gaat duren, brengt een risico met zich mee. Het is mogelijk dat plannen vestiging van nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6 PR-contouren toelaten evenals vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen. Hierdoor kunnen nieuwe saneringssituaties ontstaan en is sprake van enkele ‘papieren saneringssituaties’. Dit is een belangrijk aandachtspunt bij de herziening van bestemmingsplan; papieren saneringssituaties moeten worden daarin worden opgelost.

 

Ambities

De gemeente Zuidplas wil met de visie een veilige werk- en leefomgeving bieden waarbij ambities worden gekoppeld aan de functie van het gebied. Uitgangspunt is dat wonen en risicovolle activiteiten zo veel mogelijk worden gescheiden. Daarnaast gaat deze visie er vanuit dat er voldoende ruimte moet blijven voor nieuwe (risicovolle) bedrijvigheid en economische ontwikkelingen.

 

De ambities die de gemeente Zuidplas heeft geformuleerd komen voort uit de raadscommissie (raadsessie van woensdag 13 oktober 2010), het College (collegevergadering van dinsdag 11 januari 2011) en de deskundigheid uit de projectgroep van de visie externe veiligheid. Tevens zijn de landelijke ontwikkelingen op het gebied van externe veiligheid meegenomen. De gemeente heeft op hoofdlijnen de volgende keuzes gemaakt:

 

  • De gemeente Zuidplas wil veiligheid bieden aan haar burgers;

  • Er moet ruimte zijn voor economische ontwikkeling en daarom ook voor vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven;

  • De gemeente Zuidplas kiest voor een gebiedsgerichte benadering;

  • De gemeente Zuidplas wil via deze visie inzicht geven in externe veiligheid aan burgers en bedrijven;

  • De gemeente Zuidplas wil de burger informeren over de risico’s in zijn omgeving. Goede risicocommunicatie is daarvoor van belang.

Daarnaast heeft de gemeente Zuidplas een aantal specifieke ambities geformuleerd:

  • Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen houdt de gemeente Zuidplas zo veel mogelijk rekening met een zodanige indeling van het plangebied, dat mensen redelijkerwijs in staat zijn zichzelf op eigen kracht in veiligheid te brengen;

  • Vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen bij voorkeur op het bedrijventerrein Gouwepark;

  • Functies voor verminderd zelfredzame personen mogen enkel onder specifieke voorwaarden nabij risicobronnen (een transportroute van gevaarlijke stoffen of van een risicovol bedrijf) worden ontwikkeld;

  • Bestaande functies voor verminderd zelfredzame personen nabij risicobronnen mogen daar blijven;

  • Bij nieuwe ontwikkelingen, zoals uitbreiding van woongebieden of een Bevi-inrichting een (eventuele) toename van het groepsrisico zo veel mogelijk beperken door bij de uitwerking van de plannen of vergunningverlening rekening te houden met het groepsrisico;

  • De gemeente Zuidplas voert geen actief beleid om het aantal particuliere propaantanks in het buitengebied te verminderen;

  • Uitgangspunt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico in beginsel niet wordt overschreden;

  • De gemeente Zuidplas stelt in 2011 een route vast voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen;

  • De gemeente Zuidplas wil onderzoeken of er mogelijkheden zijn om hulpverlening en zelfredzaamheid in de omgeving van risicobronnen te verbeteren;

  • Bij (ruimtelijke) ontwikkelingen binnen de (risico)contouren van de luchthaven R'dam - The Hague Airport altijd in overleg met de provincie bepalen wat er mogelijk is en met welke randvoorwaarden rekening moet worden gehouden.

Gebiedsspecifieke ambities

De ambities zijn voorzover mogelijk vertaald naar ambities voor verschillende gebiedstypen, die ruimtelijk kunnen worden vertaald.

 

Bij de formulering van de ambities per gebiedstype is onderscheid gemaakt tussen verschillende zones rondom risicobronnen. De zones worden bepaald door de typen effecten die kunnen optreden bij een calamiteit met de betreffende risicobron. Grofweg worden drie typen effecten onderscheiden: een explosie, een giftige wolk en/of een brand. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen drie verschillende typen risicobronnen: inrichtingen, leidingen en ‘wegen en spoorlijnen’. Binnen de gemeente Zuidplas wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedstypen:

  • 1.

    Wonen (binnen bebouwde kom), recreëren;

  • 2.

    Buitengebied (buiten bebouwde kom);

  • 3.

    Bedrijventerreinen.

Figuur 2 Gebiedstypen.

 

Uitvoeringsagenda

Onderdeel van deze visie vormt een uitvoeringsagenda met concrete acties die komende jaren door de gemeente Zuidplas opgepakt zullen worden. Om de uitvoering hiervan te borgen en te blijven monitoren, is deze uitvoeringsagenda gekoppeld aan het Ambtelijk VeiligheidsOverleg van de gemeente. Aangezien de meeste acties onderdeel vormen van langdurige trajecten, bijvoorbeeld het herzien van de EV-paragraaf van bestemmingsplannen, zal externe veiligheid niet elke vergadering worden geagendeerd. Vooralsnog wordt voorgesteld deze elk half jaar te agenderen.

 

1 VISIE EXTERNE VEILIGHEID VAN ZUIDPLAS

1.1 Aanleiding

De gemeente Zuidplas is de nieuwe, robuuste ontwikkelgemeente in de Zuidplaspolder omgeven door de grote verkeersaders A12, A20, begrensd door het water van de Rotte en de Hollandsche IJssel, omringd door de steden Rotterdam, Zoetermeer en Gouda. De vier vitale dorpen Moerkapelle, Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen vormen het hart van de nieuwe gemeente. Op dit moment (2010) telt de landelijke gemeente ruim 40.000 inwoners, maar met de ontwikkelopgave in het vooruitzicht groeit de gemeente Zuidplas door naar 60.000 inwoners. Dat betekent nieuwe woonopgaven, meer economische bedrijvigheid en meer werk. De gemeente Zuidplas heeft deze visie externe veiligheid opgesteld als kader voor de vertaling van externe veiligheid naar ruimtelijke ordening en is daarbij ondersteund door het Intergemeentelijk samenwerkingsorgaan Midden-Holland (ISMH).

 

Figuur 3 Plattegrond gemeente Zuidplas.

 

1.2 Doelstelling en meerwaarde

Het externe veiligheidsbeleid geeft duidelijkheid naar burgers en bedrijven over hoe de gemeente Zuidplas in haar ruimtelijke ordening omgaat met externe veiligheid, zowel intern (uitvoeren beleid) als extern (verwachtingen). Het vormt een vertaling van het rijksbeleid en provinciaalbeleid naar de lokale situatie, waarbij optimaal met de beschikbare beleidsruimte wordt omgegaan. De visie vormt hiermee de basis van bestuurlijke verantwoording van het groepsrisico en stuurt de uitvoering van de gemeentelijke externe veiligheidstaken.

 

In deze visie beantwoordt de gemeente Zuidplas de volgende vragen:

  • Hoe gaat de gemeente Zuidplas om met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van infrastructuur waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd (m.n. spoor, weg en buisleidingen) en met bedrijven met gevaarlijke stoffen?

  • Waar en hoe kan veilig uitbreiding van woonfuncties worden gerealiseerd?

  • Waar bieden we mogelijkheden voor bedrijvigheid, zowel risicovol als niet risicovol, en welke voorwaarden stellen we daaraan?

  • Hoe gaan we om met (de kleine woonkernen) in het buitengebied in relatie tot externe veiligheid?

Deze visie is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2: wet- en regelgeving externe veiligheid;

  • Hoofdstuk 3: relevante risicobronnen voor de gemeente Zuidplas;

  • Hoofdstuk 4 en 5: algemene en gebiedsspecifieke ambities van de gemeente Zuidplas;

  • Hoofdstuk 6: ruimtelijke aandachtspunten;

  • Hoofdstuk 7: uitvoering.

2 WET- EN REGELGEVING EXTERNE VEILIGHEID

2.1 Waarop is het externe veiligheidsbeleid gericht

Wat is externe veiligheid?

Bij het werken met gevaarlijke stoffen in bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen kunnen ongelukken gebeuren met effecten voor de omgeving. Het gaat om kleine kansen met soms grote gevolgen. In het begrip ‘risico’ zijn kansen en effecten aan elkaar gekoppeld. Het beleidsveld externe veiligheid houdt zich bezig met de beheersing van activiteiten die een risico voor de omgeving met zich mee kunnen brengen. De uitvoering van dit externe veiligheidsbeleid is een taak van rijk, provincies en gemeenten.

 

Kaders van het Rijk

Om de veiligheidsrisico’s te beheersen zijn door de rijksoverheid diverse nota’s, wetten en besluiten opgesteld die leidend zijn voor de externe veiligheidstaken van provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor inrichtingen en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

 

Beleidsvrijheid

Naast de risiconormen vanuit de rijksoverheid laat de wet- en regelgeving ook ruimte aan gemeenten en provincies om eigen, op lokale situaties afgestemde, veiligheidsambities te formuleren. Dit om de noodzakelijke afwegingen van de belangen in een gebied mogelijk te maken. De wetgever heeft bewust voor een niet normatieve benadering van het groepsrisico (GR) gekozen in de vorm van een verantwoordingsplicht (VGR). De filosofie van het Rijk is hierbij om de burgers een basisbeschermingsniveau te geven en het maatwerk over te laten aan de lokale overheid.

Deze beleidsvrijheid komt met name naar voren in de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals die is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en vastgelegd zal worden in de (toekomstige) wet- en regelgeving ten aanzien van transportassen. De verantwoordingsplicht biedt gemeenten en provincies de vrijheid om voor de bescherming van groepen burgers (groepsrisico) eigen beleid vast te stellen. Deze vrijheid geldt in mindere mate voor individuele burgers (plaatsgebonden risico). Deze visie vult de beleidsvrijheid nader in.

 

2.2 Begrippen en regelgeving externe veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid is vastgelegd in diverse documenten die de koppeling tussen externe veiligheid en ruimtelijke ordening regelen. Het Bevi, de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) zijn op dit moment de belangrijkste. Hierin zijn de risicomaten plaatsgebonden risico en groepsrisico vastgelegd, evenals de zogenaamde verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Daarnaast is er een Besluit voor transport van gevaarlijke stoffen in ontwikkeling.

 

Om deze visie toegankelijker te maken voor o.a. bestuurders zijn in onderstaand kader de belangrijkste begrippen kort beschreven. Dit zijn:

  • het plaatsgebonden risico (PR): het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats naast een inrichting of transport-as verblijft, overlijdt als gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij de transport-as, waarbij een gevaarlijke stof is betrokken;

  • het groepsrisico (GR): het groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat een aantal personen overlijdt als gevolg van een ongewoon voorval in het invloedsgebied van een inrichting of bij een transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;

  • de verantwoording van het groepsrisico (VGR): de verantwoording van het groepsrisico is een bestuurlijke afweging, waarin het bevoegde gezag aangeeft of zij het besluit (Wro of Wabo) in kwestie aanvaardbaar vindt om een groep bloot te stellen aan het betreffende externe veiligheidsrisico. In de verantwoording van het groepsrisico wordt o.a. aandacht besteed aan de aspecten: zelfredzaamheid, beheersbaarheid, (Ruimtelijke) alternatieven, maatregelen, omvang van het GR en personendichtheden.

  • het invloedsgebied: het gebied rondom een risicobron waarbinnen maximaal 1% van de aanwezigen komt te overlijden ten gevolge van een voorval met gevaarlijke stoffen.

Zie bijlage 2 voor een nadere toelichting op de hierboven genoemde begrippen.

 

2.3 Landelijke normen voor risico

In het Bevi, het Bevb en de circulaire RNVGS zijn dus risiconormen met betrekking tot activiteiten met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. De landelijke wet- en regelgeving heeft als doel burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Daarnaast stelt het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO-1999) eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland ten aanzien van de preventie en de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.

 

Daarnaast is het externe veiligheidsbeleid van toepassing op bedrijven met de kans op een (stof)explosie1 en windmolens. Dit beleid heeft echter geen rechtstreekse ruimtelijke doorwerking.

 

2.4 Provinciaal beleid

De provincie Zuid-Holland heeft daarnaast haar eigen visie op externe veiligheid beschreven in de nota “Risico’s in balans”. Daarin is o.a. de zogenaamde CHAMP methodiek opgenomen voor verantwoording van het groepsrisico.

In de recente Provinciale Structuurvisie (PSV) is nieuw beleid opgenomen, namelijk:

 

“Indien door ruimtelijke ontwikkelingen het groepsrisico toeneemt, moet dit bestuurlijk worden afgewogen. Op basis van een verantwoording groepsrisico moet aannemelijk worden gemaakt dat op termijn in de eindsituatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde (4.7.5 Voorzien in een gezonde leefomgeving, blz 54).”

 

Dit betekent dat het bevoegd gezag bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aantonen dat door toekomstige ontwikkelingen als het basisnet, nieuwe technieken of verplaatsingen van risicovolle activiteiten, het groepsrisico op termijn aan de oriëntatiewaarde gaat voldoen.

 

Route gevaarlijke stoffen

Vooralsnog zijn alle provinciale wegen vrijgegeven voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

 

2.5 Gemeentelijke invulling van het externe veiligheidsbeleid

Een gemeente voelt zich verantwoordelijk voor het bieden van veiligheid aan haar burgers. Eén van de kerntaken van de overheid is immers het bieden van een veilige leefomgeving voor haar burgers.

 

Daarnaast wil de gemeente voldoende ruimte bieden aan de aanwezige en toekomstige bedrijfsmatige activiteiten met gevaarlijke stoffen. Om deze verantwoordelijkheden beide in te vullen kan een gemeente er niet omheen een heldere visie op veiligheid binnen haar grenzen te hebben. Deze visie geeft hieraan invulling.

 

Duidelijkheid voor burgers en bedrijven!

Het externe veiligheidsbeleid is primair gericht op het beschermen van burgers in de woon- en leefomgeving van de gemeente. In die zin moet het voor burgers duidelijk zijn aan welke risico’s zij worden blootgesteld. Daarnaast heeft het externe veiligheidsbeleid ook consequenties voor bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan, gebruiken en/of vervoeren en voor de ruimtelijke ordening. Risicocommunicatie speelt hierin een belangrijke rol.

 

Deze visie is voor onbeperkte tijd opgesteld. Na 5 jaar zal een evaluatie en heroverweging van de uitgangspunten plaatsvinden.

3 RISICOBRONNEN GEMEENTE ZUIDPLAS

3.1 Risicobronnen

De gemeente Zuidplas is omgeven door de grote verkeersaders A12, A20 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Verder wordt de gemeente begrensd door het water van de Rotte en de Hollandsche IJssel. Tevens lopen er twee spoorlijnen door het grondgebied: over de spoorlijn Rotterdam-Gouda vindt veel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats; over de spoorlijn Den-Haag-Gouda in principe geen. De gemeente beslaat een oppervlakte van 62,30 km2. De gemeente had op 1 januari 2010 40.387 inwoners. Het merendeel daarvan woont in de kernen Moerkapelle, Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen. Een klein deel woont in het buitengebied. Binnen de gemeente bevinden zich nagenoeg alle typen risicobronnen met name: inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. De risicobronnen worden hierna toegelicht en zijn weergegeven op de kaart in bijlage 1.

 

3.2 Risicovolle inrichtingen

In de gemeente Zuidplas bevinden zich in februari 2011 zes LPG-tankstations. Er zijn geen knelpunten betreffende het plaatsgebonden risico. Daarnaast bevinden zich in de gemeente Zuidplas nog twee inrichtingen waarop het Bevi van toepassing is (zie bijlage 5)

 

Er zijn daarnaast diverse opslagtanks van propaan in het buitengebied. Het betreft propaantanks die wel op de risicokaart staan, maar die niet onder het Bevi vallen, omdat deze een inhoud hebben van minder dan 13 m3.

 

In de omgeving van de gemeente Zuidplas bevindt zich één inrichting met een invloedsgebied over de gemeente Zuidplas (zie bijlage 5).

 

Voor de relevante Bevi-inrichtingen is de bereikbaarheid voldoende. De bluswatervoorzieningen zijn voor enkele inrichtingen onvoldoende. Dit is een aandachtspunt. Zie voor een nadere toelichting bijlage 4.

 

3.3 Transport van gevaarlijke stoffen

3.3.1 Vervoer over de weg

De gemeente Zuidplas werkt momenteel aan een nieuwe gemeentelijke route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. De bereikbaarheid van LPG-tankstations en propaantanks in het buitengebied staat daarbij centraal. In februari 2011 is de route nog niet vastgesteld.

 

Door de gemeente Zuidplas lopen verder de volgende autosnelwegen en provinciale wegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd:

  • -

    De rijkswegen A12 en A20;

  • -

    De provinciale weg N219 van Capelle aan den IJssel – naar Zevenhuizen;

  • -

    De provinciale weg N456: tussen A12 en A20 ten zuidwesten van Gouda.

Voor de provinciale wegen geldt dat er geen 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour buiten de wegen ligt en dat in de gemeente Zuidplas vrijwel geen groepsrisico voorkomt hoger dan 0,1 maal de

oriëntatiewaarde. Alleen voor de rijksweg A20 ter hoogte van plan ‘Kleine Vink’ is het GR groter dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (zie rapport Signaleringskaart Midden Holland, AVIV, 13 februari 2009).

 

Voor de A12 geldt geen veiligheidszone conform de Circulaire RNVGS. Voor de A20 geldt een veiligheidszone van 32 meter vanuit het midden van de weg op basis van de Circulaire RNVGS.

 

Langs de rijksweg A20 zijn geen bluswatervoorzieningen aanwezigen. Dit is voor de rampenbestrijding een aandachtspunt. Zie voor een nadere toelichting bijlage 4.

3.3.2 Vervoer over het spoor

De spoorlijnen Utrecht-Gouda-Den Haag en Utrecht-Gouda-Rotterdam lopen door de gemeente Zuidplas Alleen over de spoorlijn Utrecht-Gouda-Rotterdam vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op de kaart “GR-niveau MH huidig” in bijlage-1 is te zien dat het groepsrisico ter hoogte van de kern Nieuwerkerk a/d IJssel de oriëntatiewaarde overschrijdt. De gemeente Zuidplas heeft van het ministerie van Verkeer en Waterstaat echter een brief ontvangen dat met de generieke maatregelen uit het Basisnet Spoor het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde zal uitkomen.

 

Figuur 4 Ligging wegen en spoor met transport van gevaarlijke stoffen.

 

De spoorlijn is goed voor hulpdiensten bereikbaar. Tevens is het station in het centrum voorzien van droge blusleidingen. Zie voor een nadere toelichting bijlage 4.

3.3.3 Vervoer via buisleidingen

In de gemeente Zuidplas vindt tevens vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen plaats. Het betreft voornamelijk vervoer van aardgas, maar daarnaast vindt ook vervoer van CO2 plaats en van brandstof.

 

Op enkele plekken zijn er 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontouren aanwezig rondom de aardgasleidingen. Zie bijlage 1 voor de ligging van deze locaties.

Figuur 5 Ligging buisleidingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen.

3.3.4 Vervoer over het water

In de gemeente Zuidplas vindt beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen over het water plaats. Het vervoer is echter niet relevant vanuit het oogpunt van externe veiligheid. In de bijlage van de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen is geen vaarweg in de gemeente Zuidplas genoemd.

 

3.4 Luchthaven: R'dam - The Hague Airport

R'dam - The Hague Airport is een andere regionale risicobron waarmee rekening moet worden gehouden in de gemeente Zuidplas. De luchthaven heeft net als andere risicovolle inrichtingen een 10-6 PR-contour. De provincie Zuid-Holland heeft beleid geformuleerd voor externe veiligheid in relatie tot de luchthaven. Dit is vastgelegd in het Toetsingskader Rotterdam - The Hague Airport (vastgesteld door GS op 24 april 2001, t.k. Statencommissie 2 mei 2001). Inmiddels is er nieuwe wet- en regelgeving ten aanzien van luchthavens. Momenteel wordt het provinciale beleid daarom herzien. Verder is het zo dat verwacht wordt dat de contouren van de luchthaven in de nabije toekomst kleiner zullen worden.

 

Vanwege de genoemde aanstaande veranderingen kiest de gemeente Zuidplas ervoor om in het geval van (ruimtelijke) ontwikkelingen binnen de (risico)contouren van de luchthaven altijd in overleg met de provincie te bepalen wat er mogelijk is en met welke randvoorwaarden rekening moet worden gehouden.

4 AMBITIES VAN ZUIDPLAS

4.1 Ambities op hoofdlijnen

De gemeente Zuidplas wil met de visie een veilige werk- en leefomgeving bieden waarbij ambities worden gekoppeld aan de functie van het gebied. Uitgangspunt is dat wonen en risicovolle activiteiten zo veel mogelijk worden gescheiden. Daarnaast gaat onze visie er vanuit dat er voldoende ruimte moet blijven voor nieuwe (risicovolle) bedrijvigheid en economische ontwikkelingen.

 

De ambities die de gemeente Zuidplas heeft geformuleerd komen voort uit de raadscommissie (raadsessie van woensdag 13 oktober 2010), het college van B&W (van dinsdag 11 januari 2011) en de deskundigheid uit de projectgroep van de visie externe veiligheid. Tevens zijn de landelijke ontwikkelingen op het geibed van externe veiligheid ook meegenomen. De gemeente Zuidplas heeft op hoofdlijnen de volgende keuzes gemaakt:

 

  • De gemeente Zuidplas wil veiligheid bieden aan haar burgers;

  • Er moet ruimte zijn voor economische ontwikkeling en daarom ook voor vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven;

  • De gemeente Zuidplas kiest voor een gebiedsgerichte benadering;

  • De gemeente Zuidplas wil via deze visie inzicht geven in externe veiligheid aan burgers en bedrijven;

  • De gemeente Zuidplas wil de burger informeren over de risico’s in zijn omgeving. Goede risicocommunicatie is daarvoor van belang.

Daarnaast heeft de gemeente Zuidplas een aantal specifieke ambities geformuleerd:

  • Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen houdt de gemeente Zuidplas zo veel mogelijk rekening met een zodanige indeling van het plangebied, dat mensen redelijkerwijs in staat zijn zichzelf op eigen kracht in veiligheid te brengen;

  • Vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen bij voorkeur op het bedrijventerrein Gouwepark;

  • Functies voor verminderd zelfredzame personen mogen enkel onder specifieke voorwaarden nabij risicobronnen (een transportroute van gevaarlijke stoffen of van een risicovol bedrijf) worden ontwikkeld;

  • Bestaande functies voor verminderd zelfredzame personen nabij risicobronnen mogen daar blijven;

  • Bij nieuwe ontwikkelingen, zoals uitbreiding van woongebieden of een Bevi-inrichting een (eventuele) toename van het groepsrisico zo veel mogelijk beperken door bij de uitwerking van de plannen of vergunningverlening rekening te houden met het groepsrisico;

  • De gemeente Zuidplas voert geen actief beleid om het aantal particuliere propaantanks in het buitengebied te verminderen;

  • Uitgangspunt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico in beginsel niet wordt overschreden;

  • De gemeente Zuidplas stelt in 2011 een route vast voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen;

  • De gemeente Zuidplas wil onderzoeken of er mogelijkheden zijn om hulpverlening en zelfredzaamheid in de omgeving van risicobronnen te verbeteren;

  • Bij (ruimtelijke) ontwikkelingen binnen de (risico)contouren van de luchthaven R'dam - The Hague Airport altijd in overleg met de provincie bepalen wat er mogelijk is en met welke randvoorwaarden rekening moet worden gehouden.

De ambities zijn voorzover mogelijk (juridisch haalbaar) vertaald naar ambities voor verschillende gebiedstypen, die zijn uitgewerkt in hoofdstuk 5. Bepaalde ambities zijn met name een visie en niet vertaalbaar naar gebiedstypen.

 

Paragraaf 4.2 Stappenplan externe veiligheid en ruimtelijke ordening

 

Om te zorgen voor een goede borging van externe veiligheid in ruimtelijke besluiten (en in besluiten in het kader van de Wabo) is het van belang dat een aantal stappen wordt doorlopen (zie onderstaand figuur). De stappen zijn vertaald in een stappenplan, dat tevens input kan zijn voor gemeentelijke werkprocessen.

 

  • 1.

    Inventariseer risicobronnen:

    Raadpleeg de kaart uit bijlage 1 van deze visie voor inzicht in de relevante risicobronnen, risico-ontvangers en gebiedstypen;

    Raadpleeg de professionele risicokaart (www.risicokaart.nl) voor een check op meest actuele informatie;

  • 2.

    Bepaal de risico’s en bijbehorende contouren:

    Bepaal de ligging van de 10-6 PR-contouren en de omvang van het groepsrisico;

    Bepaal de ligging van het invloedsgebied en indien relevant van de 100%-letaliteitsgrens;

  • 3.

    Bepaal de voorwaarden EV voor ruimtelijke ordening:

    Bepaal binnen welk gebiedstype het ruimtelijke plan is gelegen

    Bepaal het type object(en) dat gerealiseerd mag worden (verminderd zelfredzaam kwetsbaar object, kwetsbaar object, beperkt kwetsbaar object) binnen de verschillende contouren. Maak hiervoor gebruik van de tabellen in hoofdstuk 5.

  • 4.

    Verantwoord het groepsrisico:

    Werk met behulp van de teksten in bijlage 4 scenario’s de verantwoording van het groepsrisico uit. Maak daarnaast gebruik van de handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (zie www.groepsrisico.nl).

Voor besluiten in het kader van de Wabo kan stap 3 in omgekeerde vorm worden toegepast: de (geprojecteerde) aanwezigheid van bepaalde typen objecten in de omgeving van een risicovolle inrichting bepaalt de maximaal toelaatbare contouren van de betreffende risicobron. Uiteraard moet daarnaast vormen nagegaan of het bestemmingsplan de contouren (en eventuele vestiging van een risicobron) toelaat.

 

Figuur 6 Stappenplan externe veiligheid bij ruimtelijke besluiten.

5 GEBIEDSGERICHTE AMBITIES

5.1 Gebiedsgerichte ambities op externe veiligheid

De gemeente Zuidplas kiest voor een gebiedsgerichte benadering waarbij de veiligheidsambities worden gedifferentieerd naar gebiedstype. Deze gebiedsgerichte benadering kan door het aanbrengen van een goede zonering in ruimtelijke plannen zoals, bestemmingsplannen en overige besluiten waarvoor een ruimtelijke afweging vereist is, worden geëffectueerd. De (veiligheids-)ambities kunnen niet los van ambities op andere beleidsvelden worden geformuleerd, zoals duurzaamheidambities (zuinig ruimtegebruik), economische ambities (zoals het behoud van de werkgelegenheid functie), mobiliteit en het voorkomen van aantasting van het buitengebied.

 

5.2 Visie vanuit risicobronnen, effecten en gebiedstypen

Bij de definitie van de gebiedstypen en bij het formuleren van de ambities per gebiedstype is rekening gehouden met het feit dat de ambities ruimtelijk moeten kunnen worden vertaald. De uitgangspunten moeten óf vertaald worden naar het betreffende bestemmingsplan óf een plek krijgen in de verantwoording van het groepsrisico bij een ruimtelijk besluit of een besluit in het kader van de Wabo. Uiteindelijk zullen ambtenaren ruimtelijke ordening externe veiligheid vertalen naar ruimtelijke plannen en daarmee verankeren. Voor de indeling in gebiedstypen is daarom zo goed mogelijk aangesloten bij gebiedstypen die bekend zijn in de wereld van de ruimtelijke ordening.

 

Verder streeft de gemeente Zuidplas er naar om de risico’s van gevaarlijke stoffen zo veel mogelijk te beperken, rekening houdend met de gewenste economische ontwikkelingen. Bij de formulering van de ambities per gebiedstype is onderscheid gemaakt tussen verschillende zones rondom risicobronnen. De zones worden bepaald door de typen effecten die kunnen optreden bij een calamiteit met de betreffende risicobron. Grofweg worden drie typen effecten worden onderscheiden: een explosie, een giftige wolk of een brand. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen drie verschillende typen risicobronnen: inrichtingen, leidingen en ‘wegen en spoorlijnen’. In onderstaande figuur zijn per type risicobron de zones geschetst.

 

De hierna weergegeven zones komen met name voort uit de (toekomstige) wet- en regelgeving (Bevi, Circulaire RNVGS, Besluit transportroutes EV en het Besluit EV buisleidingen), waaronder het invloedsgebied (1% letaliteit), PR 10-6 per jaar contour, plasbrandaandachtsgebied, 200 meterzone en de 100% letaliteit voor leidingen.

 

Door onderscheid te maken tussen de verschillende effecten bij verschillende typen bronnen wordt optimaal rekening gehouden met de specifieke eigenschappen van de verschillende risicobronnen. In bijlage 4 zijn de effecten die kunnen optreden (scenario’s) nader uitgewerkt.

Figuur 7 Zones rondom risicobronnen.

 

Tevens heeft de gemeente Zuidplas binnen de groep ‘kwetsbare objecten’ een groep ‘verminderd zelfredzame personen’ aangemerkt. Deze groepen wil de gemeente Zuidplas extra bescherming bieden.

 

5.3 Gebiedstypering

Binnen de gemeente Zuidplas wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedstypen:

  • 1.

    Wonen (binnen bebouwde kom), recreëren;

  • 2.

    Buitengebied (buiten bebouwde kom);

  • 3.

    Bedrijventerreinen.

Zie Figuur 8 voor de globale ligging van de gebiedstypen en bijlage 1 voor de exacte ligging van de gebiedstypen.

 

Figuur 8 Onderscheiden gebiedstypen in de gemeente Zuidplas.

 

5.4 Gebiedsspecifieke gemeentelijke ambities

Voor de praktische toepasbaarheid van de ambities die per gebiedstype zijn gekozen, zijn de ambities per gebiedstype weergegeven in de vorm van een matrix. In de matrix is door middel van een vijftal kleuren (rood, oranje, geel, groen en wit) aangegeven welke typen objecten direct zijn toegestaan, onder algemene voorwaarden zijn toegestaan, in eerste instantie zijn toegestaan, in eerste instantie zijn uitgesloten en direct zijn uitgesloten binnen de gedefinieerde zones zoals geformuleerd in paragraaf 5.2. Wat betreft het type object is onderscheid gemaakt tussen: ‘verminderd zelfredzame personen’, kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

 

 

Een wit gekleurd vlak in de matrix, betekent dat het type object direct is toegestaan. Het object bevindt zich dan binnen een gebied dat niet relevant is vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Wanneer een vlak groen gekleurd is, is het type object onder de algemene voorwaarden toegestaan. Er kan worden volstaan met een algemene verantwoording van het groepsrisico. Bij de verantwoording van het groepsrisico dient dan minimaal rekening gehouden te worden met de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en rampenbestrijding ten aanzien van de maatgevende scenario’s. Voor het opstellen van een standaard verantwoording groepsrisico kan gebruik worden gemaakt van bijlage 4 Een geel gekleurd vlak betekent dat het type object is toegestaan, mits in de uitgebreide verantwoording van het groepsrisico rekening is gehouden met een aantal voorwaarden. Bij de uitgebreide verantwoording dient ten minste rekening te worden gehouden met de volgende voorwaarden:

 

minimaal twee vluchtroutes van de risicobron af; voldoende (nood) in- en uitgangen;

goede risicocommunicatie (inzicht in bestaande risico en voorlichting in hoe te handelen bij een incident met gevaarlijke stoffen);

alarmeringsmogelijkheden moeten goed zijn (zie bijlage 6);

geen bebouwing toegestaan binnen de belemmeringenstrook van buisleidingen;

voldoende opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen volgens de praktijkrichtlijnen bluswatervoorzieningen van de Veiligheidsregio Hollands-Midden;

goede bereikbaarheid volgens praktijkrichtlijnen bereikbaarheid van de Veiligheidsregio Hollands-Midden;

bij incidenten i.r.t. gasinfrastructuur maakt de brandweer gebruik van de richtlijnen zoals opgesteld door de Gasunie;

overwegen van een andere locatie met een lager risico;

bedrijven zijn zelf verantwoordelijk om een incident onder controle te houden of te bestrijden totdat de hulpdiensten arriveren;

bij onvoldoende mogelijkheden voor bestrijdbaarheid wordt onderzocht of maatregelen mogelijk zijn om het effect van een calamiteit te beperken, zodat de benodigde inzet kleiner wordt;

voldoende beschermende (constructieve) maatregelen aan de gebouwen om effecten voor personen binnen de gebouwen te minimaliseren;

bij de situering van bedrijven en bij de inrichting van een bedrijventerrein wordt gestreefd naar een verbetering van het beheersbaarheidniveau en worden zo nodig en zo mogelijk aanvullende maatregelen getroffen;

hoogbouw zover mogelijk van de risicobron af situeren;

beperken van de effecten van een plasbrandscenario (indien van toepassing); beperken van de personendichtheid (overwegen);

aanbrengen van afsluitbare ventilatiesystemen bij een toxisch scenario (overwegen).

 

Als het gaat om een oranje gekleurd vlak, is het type object in eerste instantie niet toegestaan. De hierboven genoemde voorwaarden zijn dan in de uitgebreide verantwoording groepsrisico harde voorwaarden. Hiervan kan alleen worden afgeweken met zwaarwegende motieven. Bij een rood vlak is het type object niet toegestaan.

5.4.1 Wonen (binnen bebouwde kom), recreëren

Voor de gebieden wonen (binnen de bebouwde kom) en recreëren is de ambitie: “veilig wonen en recreëren”. Dit betekent dat er geen nieuwe Bevi-inrichtingen (zoals nieuwe LPG-tankstations) in woon- en recreatiegebieden mogen komen. Nabij bestaande LPG-tankstations en andere risicobronnen geldt terughoudendheid met bouwplannen in de directe omgeving. Hiermee is de veiligheid in grote mate geborgd voor de gebieden waar veel mensen wonen, verblijven en recreëren.

 

In onderstaande tabel zijn de ambities voor het gebiedstype ‘wonen (binnen bebouwde kom), recreëren” weergegeven.

 

 

5.4.2 Buitengebied (buiten bebouwde kom)

Voor buitengebieden (de gebieden buiten de bebouwde kom) geldt dat rekening moet worden gehouden met de zones van de risicobronnen die in die gebieden liggen of zones van risicobronnen die over het buitengebied heen vallen. De ambities voor het buitengebied zijn gebaseerd op de uitgangspunten dat hier niet intensief gewoond wordt en dat het buitengebied niet bestemd is voor bedrijvigheid met gevaarlijke stoffen. Een specifiek aandachtspunt voor het buitengebied is de aanwezigheid van propaantanks en het vervoer van propaan dat dit met zich meebrengt. Bij het mogelijk maken van ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied dient dan ook rekening te worden gehouden met aanwezigheid van wegen waarover vervoer van propaan plaatsvindt (deze routes zijn niet op kaart opgenomen).

 

 

5.4.3 Bedrijventerreinen

Binnen de gemeente Zuidplas moet er ruimte zijn voor groei van (risicovolle) inrichtingen Om de groei van deze (risicovolle) inrichtingen mogelijk te maken, zijn Bevi-inrichtingen alleen toegestaan als de PR 10-6 contour van de inrichting binnen de inrichtingsgrens is gelegen. Tevens moeten de Bevi-inrichtingen voldoen aan de best beschikbare technieken. Wanneer een Wabo-vergunningsaanvraag voor een Bevi-inrichting zich voordoet, heeft de gemeente Zuidplas de voorkeur deze te vestigen op het bedrijventerrein “Gouwepark”. Overigens laat het bestemmingsplan van Gouwepark niet alle typen Bevi-inrichtingen toe. Het is daarom mogelijk dat voor Bevi-inrichtingen uitgeweken moet worden naar andere bedrijventerreinen binnen de regio. In onderstaande tabel zijn de ambities voor het gebiedstype ‘Bedrijventerreinen weergegeven.

 

6 RUIMTELIJKE AANDACHTSPUNTEN

6.1 Ruimtelijke ontwikkelingen

Binnen de gemeente Zuidplas zijn diverse kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreft onder andere ontwikkelingen langs het spoor (Nieuwerkerk), de aanleg van de Moordrechtboog en de aanleg van een nieuwe hogedruk aardgastransportleiding. Daarnaast is de ontwikkeling van de Zuidplaspolder actueel. Dit is de voornaamste nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in de gemeente Zuidplas.

In deze visie is rekening gehouden met de ontwikkeling van de Zuidplaspolder. Er is niet specifiek ingezoomd op de genoemde kleinschalige plannen. Wel zijn per gebiedstype uitgangspunten geformuleerd die ook voor de kleinschalige plannen gelden (zie hoofdstuk 5).

 

In bijlage 7 is een overzichtskaart opgenomen van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen, onderscheiden naar verschillende functies.

 

6.2 Actualisatie bestemmingsplannen

In de huidige situatie kent de gemeente Zuidplas zo’n 55 bestemmingsplannen. In deze bestemmingsplannen is meestal niet specifiek aandacht besteed aan externe veiligheid, met uitzondering van plannen van na 2004. De reden dat externe veiligheid veelal niet meegenomen is, is dat de meeste plannen dateren van voor de inwerkingtreding van het Bevi. Alle plannen zullen de komende jaren worden aangepast. Bij de aanpassingen zal externe veiligheid worden meegenomen. Het feit dat aanpassing van de plannen enkele jaren gaat duren, brengt een risico met zich mee. Het is mogelijk dat plannen vestiging van nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6 PR-contouren toelaten evenals vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen. Hierdoor kunnen nieuwe saneringssituaties ontstaan en is er sprake van enkele ‘papieren saneringssituaties’. Dit is een belangrijk aandachtspunt bij de herziening van bestemmingsplan; papieren saneringssituaties moeten worden daarin worden opgelost.

Daarnaast zouden nieuwe knelpunten kunnen ontstaan, doordat nieuwe risicobronnen worden gevestigd. De gemeente zal nog inventariseren welke bestemmingsplannen daadwerkelijk papieren saneringssituaties bevatten (zie Uitvoeringsagenda).

 

6.3 Groepsrisico

Verder is het groepsrisico een aandachtspunt, zodra nieuwbouw plaatsvindt in invloedsgebieden van risicovolle inrichtingen of van transportassen. Of in het geval van vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen: in dat geval moet de gemeente het groepsrisico verantwoorden en advies vragen aan de Veiligheidsregio. In de figuren van hoofdstuk 3 en het kaartmateriaal van bijlage 1 is de ligging van invloedsgebieden weergegeven. Zodra sprake is van ontwikkelingen in een invloedsgebied, is het groepsrisico een aandachtspunt. Uitgangspunt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico in beginsel niet wordt overschreden.

7 UITVOERING

 

In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van hoe de gemeente Zuidplas de ambities uit deze visie zal uitvoeren.

 

7.1 Toetsing aan visie en overige uitgangspunten

Om te beginnen moet elk besluit in het kader van de Wro of de Wabo getoetst worden aan deze visie en specifiek aan de geformuleerde ambities. Naast de ambities hanteert de gemeente Zuidplas nog enkele uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn met name van belang voor de verantwoording van het groepsrisico.

 

Gemeentelijk beleid (beperkt) kwetsbare objecten

In het Bevi/Revi is een overzicht opgenomen van bestemmingen die in ieder geval kwetsbaar of beperkt kwetsbaar zijn. De gemeente Zuidplas heeft de vrijheid om deze lijst aan te vullen met bestemmingen waarvan zij vindt dat deze (extra) bescherming verdienen. De gemeente Zuidplas zal incidenteel bestemmingen aan de lijst toevoegen na een bestuurlijke afweging. In deze visie worden hierover geen uitspraken gedaan.

 

Verantwoording groepsrisico en oriëntatiewaarde (VGR en OW)

Ter voorbereiding van de afweging van de risico’s wordt een verantwoording groepsrisico opgesteld, die aan het bestuur wordt voorgelegd. Wie de verantwoording opstelt is vastgelegd in het werkproces voor de betreffende activiteit (zoals een bestemmingsplan). Hierbij heeft de veiligheidsregio de rol van wettelijk adviseur. Dit betekent dat de gemeente verplicht is om de veiligheidsregio om advies te vragen. De gemeente Zuidplas verantwoordt het groepsrisico bij overschrijding van de oriëntatiewaarde en bij toename van het groepsrisico bij alle relevante ruimtelijke besluiten en bij milieuvergunningverlening en hanteert hierbij de uitgangspunten voor de diverse gebiedstyperingen zoals opgenomen in hoofdstuk 4.

 

Maatregelen: stand der techniek

De gemeente Zuidplas streeft ernaar, dat door inrichtingen binnen haar grondgebied wordt voldaan aan veiligheidsmaatregelen die “normaal” worden geacht in Nederland. Een deel van deze maatregelen ligt vast in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS), in handboeken en in voorschriftenpakketten. Er bestaat momenteel nog geen landelijke richtlijn voor de stand der veiligheidstechniek. In voorkomende gevallen dient nagegaan te worden of de genomen maatregelen onder de maat zijn (minder dan gebruikelijk), op maat zijn (de bestaande praktijk) of bovennormaal (vergaande maatregel die normaliter niet zou worden genomen). Dit vindt zijn weg in de Wm-vergunningverlening.

 

(Bouwkundige) maatregelen en veiligheidsregio

De gemeente Zuidplas richt zich in de ontwerpfase van een bouwprogramma en ruimtelijk plan en bij vergunningaanvragen vroegtijdig tot de veiligheidsregio als de vergunning relevant is voor externe veiligheid. De veiligheidsregio kan dan op maat adviseren welke maatregelen genomen kunnen worden om het risico te verlagen, de zelfredzaamheid te vergroten en de hulpverlening te verbeteren. Bij de verantwoording groepsrisico worden de maatregelen beschouwd zoals beschreven bij de gebiedstypering.

 

Restrisico

Veiligheidsrisico’s kunnen door het treffen van maatregelen gereduceerd worden maar kunnen niet geheel tot nul worden teruggebracht. Er zal altijd een kans op gewonden, doden en materiele schade blijven bestaan. Dit noemen we het restrisico. De gemeente Zuidplas vraagt in voorkomende gevallen de veiligheidsregio om het restrisico te kwantificeren in termen van gewonden en doden. Indien de veiligheidsregio aanvullende maatregelen adviseert om het restrisico te beperken, zal het gemeentebestuur die maatregelen (doen) effectueren tenzij aan andere maatschappelijke belangen (waaronder economische belangen) meer waarde wordt toegekend dan aan de belangen van de risicoveroorzakende activiteit. B&W legt dit in haar besluiten vast (verantwoording groepsrisico).

 

7.2 Instrumentarium

Het externe veiligheidsbeleid met bijbehorend instrumentarium kan worden opgehangen aan de veiligheidsketen:

 

Figuur 9 Veiligheidsketen.

 

Pro-actie is het voorkomen van risicovolle situaties, bijvoorbeeld door een goede ruimtelijke ordening. Preventie is het voorkomen van directe oorzaken van onveiligheid en het beperken van de gevolgen ervan door het doorvoeren van preventieve maatregelen. Vergunningverlening en handhaving spelen hierbij een voorname rol.

 

Preparatie is de daadwerkelijke voorbereiding op de bestrijding van ongewenste gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld het opstellen van een rampen(bestrijdings)plan. Het accent ligt hierbij vooral bij de hulpdiensten.

 

Repressie is de bestrijding van een onveilige situatie en de verlening van acute hulp in noodsituaties, zoals bij brand, of het ontsnappen van giftige stoffen.

 

Nazorg omvat alles wat nodig is om zo snel mogelijk weer terug te keren naar de situatie, zoals die was voor de calamiteit.

 

Tabel 4 Instrumenten in relatie tot de veiligheidsketen.

Pro-actie

Preventie

Preparatie

Wabovergunningen en handhaving (Wet Milieubeheer, Wabo)

 

Saneringen

 

Routering vervoer gevaarlijke stoffen (Wet vervoer gevaarlijke stoffen)

 

Ontheffingen (Wet vervoer gevaarlijke stoffen)

 

Bestemmingsplan (Wet ruimtelijke ordening)

 

Projectbesluit (Wet ruimtelijke ordening)

 

Gebruiksvergunningen (Bouwbesluit, gemeentelijke bouwverordening)

 

Risico-inventarisatie

 

 

Omgevingsvergunningen (Bouwbesluit)

 

 

 

Bereikbaarheidskaart

 

 

Rampenplan (Wvr)

 

 

Rampenbestrijdingsplan (Wvr)

 

Coordinatie, afstemming, communicatie

 

 

Financien

 

 

De gemeente Zuidplas heeft een aantal instrumenten tot haar beschikking om invulling te geven aan het externe veiligheidsbeleid. Die instrumenten kunnen worden verdeeld over de eerste 3 stappen van de veiligheidsketen. De gemeentelijke voorbereiding op repressie en nazorg vindt namelijk plaats in het kader van de preparatie. In bovenstaande tabel is een overzicht gegeven van beschikbare instrumenten en de plaats ervan in de veiligheidsketen. Per instrument is tevens aangegeven waar de wettelijke of beleidsmatig grond ervoor is vastgelegd.

 

7.3 Risicocommunicatie

Paragraaf Risicocommunicatie in beleid Externe Veiligheid

 

Communicatie over risico’s zoals beschreven in de visie Externe Veiligheid valt onder de gemeentelijke risicocommunicatie. Onze gemeente heeft op dit moment aandacht voor risicocommunicatie via een aantal standaardmiddelen zoals de website (met onder meer informatie over ‘Wat als de sirene gaat’ tot en met toegang tot de risicokaart) en de gemeentegids.

 

In de vorig jaar opgenomen Wet veiligheidsregio’s is over risicocommunicatie opgenomen: Het bestuur van de veiligheidsregio draagt ervoor zorg dat de bevolking informatie wordt verschaft over de rampen en de crises die de regio kunnen treffen, over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming en bestrijding of beheersing hiervan en over de daarbij te volgen gedragslijn.

 

Onze gemeente geeft met de veiligheidsregio vorm aan een gezamenlijke risicocommunicatie, naast de gemeentelijke risicocommunicatie die al wordt ingezet.

 

Instrument voor bewustwording

Risicocommunicatie is communicatie over omgevingsrisico’s (bijvoorbeeld transport van gevaarlijke stoffen, extreme weersomstandigheden, uitval nutsvoorzieningen, bedreiging volksgezondheid) waaraan burgers blootstaan en die kunnen leiden tot een ramp of zwaar ongeval. In de veiligheidsketen is

risicocommunicatie onder te brengen in de proactie en preventie fase. Risicocommunicatie richt zich op het creëren van bewustwording bij burgers omtrent fysieke omgevingsrisico’s en het vergroten en bevorderen van de zelfredzaamheid van burgers bij rampen of zware ongevallen.

 

Veiligheidsbeleid gemeente

Risicocommunicatie begint bij communicatie over het veiligheidsbeleid als gemeente. Deze communicatie maakt deel uit van het actieplan Communicatie over Veiligheid.

Welke omgevingsrisico’s zijn er en wat doet de overheid om deze zo klein mogelijk te houden? Maar ook:

wat kunnen/moeten inwoners doen om hun zelfredzaamheid te vergroten:

wat is het risico

wat doet wie om het te voorkomen (wie is verantwoordelijk) wat doet wie als het wel fout gaat

wat kan ik zelf als burger doen

Strategie bij de gemeentelijke risicocommunicatie is om aan iedere inwoner van Zuidplas basisinformatie te verstrekken over de risico’s en eigen mogelijkheden. Daarbij zet de gemeente eerst in op enkele algemene communicatiemiddelen die voor iedereen toegankelijk zijn: gemeentegids, website en de gemeentepagina. In aanvulling daarop worden middelen ontwikkeld binnen de Veiligheidsregio, met behoud van couleur locale.

 

Ook in de Veiligheidsregio Hollands Midden (VRHM), waar Zuidplas binnen valt wordt in 2011 gestart met het actief communiceren over risico’s. De doelstellingen, die opgenomen worden in een gezamenlijk risicocommunicatieplan, liggen dan ook vooral de eerste paar jaar op het vergroten van kennis bij burgers. Zijn de kennisdoelstellingen behaald, dan kunnen doelstellingen voor houding en gedrag worden gedefinieerd. Voor de risicobeleving en informatiebehoefte over risico’s wordt aangesloten bij de Veiligheidsmonitor die twee jaarlijks in de regio Hollands Midden wordt gehouden. Uit dit onderzoek moet blijken of de kennisdoelstelling is behaald:

De inwoners van de VRHM weten wat de risico’s en risicobronnen in hun (leef)omgeving zijn en de mogelijke effecten van een ramp of zwaar ongeval.

De inwoners van de VRHM weten welke maatregelen de gemeente en hulpdiensten nemen om risico’s te beperken.

De inwoners van de VRHM weten hoe de gemeente en hulpdiensten zich voorbereiden op een ramp of zwaar ongeval.

De inwoners van de VRHM weten hoe ze hun eigen zelfredzaamheid en die van anderen kunnen bevorderen voor en tijdens een ramp of zwaar ongeval.

 

De communicatie van de gemeente Zuidplas en de communicatie vanuit de veiligheidsregio sluiten aan bij landelijke campagnes en initiatieven (bijvoorbeeld Denk Vooruit, risicokaart).

 

7.4 Uitvoeringsagenda en werkafspraken

Jaarlijks stelt de gemeente Zuidplas een uitvoeringsagenda externe veiligheid op. Daarin worden acties beschreven ter uitvoering van het externe veiligheidsbeleid. Een aandachtpunt voor de uitvoering van het beleid is het continu zorgen voor voldoende kennis, deskundigheid en capaciteit. Zonodig worden hiertoe acties vastgelegd in het uitvoeringsagenda.

 

Uitvoeringsagenda

Onderdeel van deze visie vormt een uitvoeringsagenda met concrete acties die komende jaren door de gemeente Zuidplas opgepakt zullen worden. Om de uitvoering hiervan te borgen en te blijven monitoren, is deze uitvoeringsagenda gekoppeld aan het Ambtelijk VeiligheidsOverleg van de gemeente. Aangezien de meeste acties onderdeel vormen van langdurige trajecten, bijvoorbeeld het herzien van de EV-paragraaf van bestemmingsplannen, zal externe veiligheid niet elke vergadering worden geagendeerd. Vooralsnog wordt voorgesteld deze elk half jaar te agenderen.

 

Daarnaast maken de volgende onderwerpen deel uit van de uitvoeringsagenda:

 

Het maken werkafspraken tussen de afdeling VROM, openbare orde en veiligheid de Veiligheidsregio en de provincie Zuid-Holland. Het gaat hier bijvoorbeeld om het moment van het vragen van advies aan de verschillende partners, vanuit de wet dan wel vanuit mogelijke strijdigheid met het beleid van deze partner en overleg over hoe om te gaan met het groepsrisico bij een dreigende overschrijding van de oriëntatiewaarde.

Het maken van een overzicht van bestemmingsplannen waarin sprake is van ‘papieren saneringssituaties’;

Afstemming met het project ‘structuurvisie’ van de gemeente Zuidplas;

Het maken van een planning en prioriteitsstelling voor het ‘EV-proof’ maken van bestemmingsplannen;

Het maken van afspraken tussen de gemeente Zuidplas en de Veiligheidsregio over:

  • °

    het doorlichten van calamiteitenscenario’s (op deze manier kan worden bepaald wat de beste vluchtmogelijkheden zijn);

  • °

    de aanwezigheid van voldoende (nood) in en uitgangen;

  • °

    de aanwezigheid van voldoende beschermende(constructieve) maatregelen aan gebouwen.

Het maken van werkafspraken tussen de gemeente Zuidplas en de Veiligheidsregio over het moment van het indienen van adviesaanvragen. (inzicht in de restrisico’s);

Het uitvoeren van de activiteiten op het gebied van communicatie;

Het informeren van medewerkers VROM en andere disciplines over externe veiligheid in het algemeen en deze visie in het bijzonder;

Waarmogelijk de rampenbestrijding te verbeteren aan het spoor.

 

Werkafspraken

Een van de acties voor 2011 is om te komen tot heldere werkafspraken over wie wanneer waarvoor verantwoordelijk is als het gaat over externe veiligheid. De werkafspraken kunnen op termijn vastgelegd worden in (generieke) werkprocessen waarin de taken en verantwoordelijkheden van de ‘afdelingen’ ruimtelijke ordening, milieu en de Veiligheidsregio zijn vastgelegd. De eindverantwoordelijke zorgt ervoor, dat externe veiligheid wordt ingebracht in de betreffende procedure en dat de uitgangspunten en ambities, zoals vastgelegd in deze visie externe veiligheid worden bewaakt.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 19 april 2011

De raad voornoemd,

De griffier,

P. van Vugt

De voorzitter,

K.J.G. Kats

BIJLAGE 1 Kaartmateriaal

 

In deze bijlage zijn opgenomen:

Een A3 kaart van de ligging van alle risicobronnen met bijbehorende invloedsgebieden; Een kaart van de invloedsgebieden van wegen en spoorwegen;

Een kaart van de invloedsgebieden van buisleidingen; Een kaart met de invloedsgebieden van bedrijven;

Een kaart van de niveaus van het groepsrisico rondom transportassen.

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE 2 Begrippenlijst

 

100% letaliteitsgrens

Deze afstand geeft de afstand weer waarop maximaal 100% van de aanwezigen komt te overlijden als gevolg van een voorval met gevaarlijke stoffen.

 

Activiteitenbesluit

Sinds 1 januari 2008 is op inrichtingen het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, ofwel het Activiteitenbesluit van toepassing. Als gevolg daarvan is er nogal wat veranderd in milieuvergunningenland. De standaard is niet meer ‘een vergunning, tenzij algemene regels’, maar ‘algemene regels tenzij vergunning’. Nu vallen de meeste inrichtingen onder de werking van het Activiteitenbesluit, tenzij er een vergunning moet worden aangevraagd. Ook op inrichtingen waarvoor nog steeds een vergunning moet worden aangevraagd, zijn delen van het Activiteitenbesluit van toepassing. Samengevat komt het op het volgende neer:

  • 1.

    Een inrichting is ófwel aan te merken als een gpbv-inrichting (IPPC-inrichting) of niet. Voor gpbv-inrichtingen is altijd een vergunning nodig. Deze inrichtingen vallen niet onder het Activiteitenbesluit. Alle andere inrichtingen vallen in beginsel onder het Activiteitenbesluit.

  • 2.

    Inrichtingen die geheel onder het Activiteitenbesluit vallen, zijn meldingsplichtig (Type B); of niet-meldingsplichtig zijn (Type A). Inrichtingen waarvoor een vergunningplicht geldt (Type C inrichtingen, zijn genoemd in bijlage I van het Activiteitenbesluit, zoals Bevi inrichtingen).

  • 3.

    Voor Type C inrichtingen geldt dat op sommige activiteiten met gevaarlijke stoffen alsnog het Activiteitenbesluit van toepassing kan zijn.

Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen ( Bevi )

Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen in werking getreden. In het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Besluit verplicht het bevoegde gezag op grond van de Wet milieubeheer en Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het besluit het totale aantal personen dat zich in de directe omgeving van een risicovol bedrijf mag bevinden. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het besluit naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van milieuvergunningen. Tevens moet de brandweer om advies worden gevraagd. Afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding is zodoende van groot belang. In onderstaand kader zijn de basisbegrippen van het Bevi toegelicht.

 

Op 25 september 2008 is de wijziging van het Bevi gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2008, 380). Deze is op 13 februari 2009 in werking getreden. Voor Schiphol heeft deze wijziging consequenties. Met het besluit “wordt de werkingssfeer van het Bevi op enkele punten beperkt. In de eerste plaats door het verbinden van een ondergrens aan vervoersgebonden inrichtingen die onder de werking van het Bevi vallen (artikel I, onderdeel B, eerste wijzigingsonderdeel). Aangezien een kwantitatieve risicoanalyse ( Quantitative Risk Assessment, hierna: QRA) bij deze inrichtingen zelden of nooit tot een veiligheidscontour leidt die buiten de grens van de inrichting ligt, heeft deze wijziging geen effect op de beschikbare ruimte”(bron: Nota van Toelichting, Stb. 2008, 380).

 

PR, GR, VGR en invloedsgebied

PR

 

Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron (inrichting of transportroute), aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. In het plaatsgebonden risico zijn in het kort twee verschillende kansen verwerkt:

 

de kans dat een ramp, zoals het ontsnappen van een gevaarlijke stof, plaatsvindt; de kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg daarvan.

Deze kans mag conform het Bevi en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen maximaal 1 op een miljoen (10-6) per jaar zijn. De norm van 10-6/jr geldt ten aanzien van zogenaamde kwetsbare objecten als grenswaarde, die niet mag worden overschreden, en ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het PR kan in de vorm van risicocontouren, die punten met eenzelfde PR verbinden, op kaart worden weergegeven.

 

GR

Cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting met gevaarlijke stoffen of vervoersas voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico is geen grenswaarde vastgesteld. Wel is er de zogeheten oriëntatiewaarde. Deze dient door het bevoegde gezag te worden gehanteerd bij beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. De oriëntatiewaarde is een lijn in een zogenaamde fN-curve. De oriëntatiewaarde voor inrichtingen ligt in de curve een factor 10 lager dan die voor vervoer van gevaarlijke stoffen.

 

VGR

Op grond van artikel 12 en 13 van Bevi moet het GR van risicobronnen worden verantwoord (VGR) door het bevoegde gezag. Het gaat hier om een bestuurlijke afweging waarbij de vraag aan de orde is of de omvang van een zwaar ongeval, gegeven de kans daarop, maatschappelijk kan worden aanvaard. In een VGR dient een aantal onderwerpen te worden meegenomen, waaronder zelfredzaamheid bij en beheersbaarheid van een zwaar ongeval.

 

Invloedsgebied

Gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico van een risicobron. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bij bedrijven is het gebied tot de 1% letaliteitgrens, behalve voor LPG-tankstations, waar de grens van het invloedsgebied op 150 meter is gesteld. Voor vervoersassen geldt in principe een vaste afstand van 200 meter als invloedsgebied.

 

In het kader op de volgende pagina is een overzicht gegeven van inrichtingen die onder het Bevi vallen.

 

Inrichtingen waarop het Bevi van toepassing is

 

  • a.

    een inrichting waarop het Besluit risico's zware ongevallen 1999 van toepassing is;

  • b.

    een inrichting die bestemd is voor de opslag in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, al dan niet in combinatie met andere stoffen en producten;

  • c.

    een door Onze Minister bij regeling aangewezen spoorwegemplacement dat gebruikt wordt voor het rangeren van wagons met gevaarlijke stoffen;

  • d.

    andere door Onze Minister bij regeling aangewezen categorieën van inrichtingen dan de inrichtingen, bedoeld in de onderdelen a tot en met c, waarvan het plaatsgebonden risico, berekend volgens bij die regeling gestelde regels, hoger is of kan zijn dan 10–6 per jaar, niet zijnde inrichtingen waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de wet;

  • e.

    een LPG-tankstation als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer;

  • f.

    een inrichting waar gevaarlijke stoffen, gevaarlijke afvalstoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage worden opgeslagen in een hoeveelheid van meer dan 10 000 kg per opslagplaats, niet zijnde een inrichting als bedoelt in onderdeel a of d;

  • g.

    een inrichting waarin een koel- of vriesinstallatie aanwezig is met een inhoud van meer dan 400 kg ammoniak, niet zijnde een inrichting als bedoelt in onderdeel a of d, en

  • h.

    andere door Onze Minister bij regeling aangewezen categorieën van inrichtingen dan de inrichtingen, bedoeld in de onderdelen e tot en met g, waarvan het plaatsgebonden risico, berekend volgens bij die regeling gestelde regels, hoger is of kan zijn dan 10–6 per jaar en waarvoor bij die regeling afstanden tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn vastgesteld, niet zijnde inrichtingen waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de wet

 

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijhorende regeling (Revi) zijn ook per 1 januari 2008 gewijzigd. Het gaat in die wetswijziging vooral om de nieuwe aanwijzing van bedrijven die onder de regeling vallen (zoals opslag van propaan met meer dan 13 m3 inhoud, acetyleen, licht ontvlambare stoffen of giftige gassen). Daarnaast bevatten de wijzigingen nieuwe rekenvoorschriften voor het vaststellen van de risico’s en geven zij meer duidelijkheid over onderdelen van de regeling.

 

Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen

Het (nog wettelijk vast te stellen) Basisnet heeft als doel om bij de toewijzing van vervoerscapaciteit over een vervoersas rekening te houden met een vastgelegde risicoruimte. Deze risicoruimte dient dan tevens als randvoorwaarde voor ruimtelijke ontwikkelingen.

 

Besluit externe veiligheid buisleidingen ( Bevb )

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen met bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Het besluit regelt de normering van de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen en de relatie daarvan met ruimtelijke ordening. In eerste instantie is het besluit van toepassing op het vervoer van aardgas en zogenaamde K1, K2 en K3-stoffen.

 

Besluit Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS)

Inventarisatie van risicorelevante bedrijven is verplicht in kader van het RRGS. De resultaten zijn opgenomen in de RRGS website (www.risicoregister.nl).

 

Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO 1999)

In dit besluit worden regels gesteld aan bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan of gebruiken. Aan de hand van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen is er een lage en hoge drempelwaarde ingesteld. Bedrijven die de lage drempelwaarde overschrijden, moeten een beleid ontwikkelen om zware ongevallen te voorkomen: het Preventiebeleid zware ongevallen (PBZO). Bedrijven die boven de hoge drempelwaarde vallen, moeten een veiligheidsrapportage (VR) opstellen. BRZO-bedrijven moeten tevens beschikken over een veiligheidsbeheersysteem (VBS)

 

Besluit transportroutes externe veiligheid ( Btev )

Naar verwachting treedt in 2011 het Besluit transportroutes externe veiligheid in werking. Hierin wordt de normering van externe veiligheid in relatie tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en ruimtelijke ordening vastgelegd.

 

Bestaande situaties

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van het Bevi:

geldende Wm-vergunning;

vastgesteld bestemmingsplan of vrijstellingsbesluit op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten is toegelaten;

aanwezige kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Zie ook nieuwe situaties.

 

Bevoegd gezag

Het bevoegde gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving. In de regel is de gemeente of de provincie het bevoegde gezag, maar een waterschap of een ministerie kunnen ook bevoegd gezag zijn. Deze verantwoordelijkheid kan bestaan uit het afgeven van vergunningen, maar ook uit handhaving en het vaststellen van een bestemmingsplan. Dat is zorgen dat de regels worden nageleefd. Beheerders van (water)wegen, concessiehouders van buisleidingen en bedrijven zijn echter op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de veiligheid en het naleven van de regels.

 

Buisleiding

Ondergrondse of bovengrondse pijpleiding bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, niet liggend op het terrein van een inrichting. Voor gasleidingen geldt een druk hoger dan 16 bar.

 

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

In augustus 2004 is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen uitgekomen, in samenwerking met de ministeries van V&W, VROM en BZK. De nota is in januari 2010 gewijzigd. Uitgangspunten hierbij zijn de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) en het Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (BEVI). Een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) externe veiligheid transport gevaarlijke stoffen is in voorbereiding (Besluit transportroutes externe veiligheid). Hierin zal het zogenaamde basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen worden vastgelegd.

 

Crisisbeheersingsplan

Een crisisbeheersingsplan is een organisatieoverzicht van de rampenbestrijding. Er staat in wat de bevoegdheden en taken van de gemeente zijn. Het crisisbeheersingsplan is het rampenplan van de gemeente, zoals bedoeld in de wet.

 

Effect

De effecten ten gevolge van:

explosie: het ontstaan van een drukgolf en/of warmtestraling; brand;

toxisch: gevaar van vergiftiging door giftige gassen of dampen.

 

Effectgebied

Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt.

De kans dat een ongeluk gebeurt, is in het effectgebied niet verrekend. Dat is het belangrijkste verschil met risicocontouren.

 

Explosie

Een explosie of ontploffing geeft een korte maar krachtige drukgolf en een kortdurende, hevige warmtestraling. Dit zijn de belangrijkste veroorzakers van letsel bij mensen in de buurt van een explosie. Ook brokstukken als bijvoorbeeld glasscherven, die door de drukgolf rondvliegen, kunnen levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken. Explosies kunnen optreden bij:

brandbaar gas: bijvoorbeeld aardgas, propaan, butaan of LPG; sommige vluchtige vloeistoffen;

patronen en andere munitie;

professioneel en consumentenvuurwerk;

sommige producten, zoals geconcentreerde kunstmest; stof van bijvoorbeeld voedingsmiddelen, graan of hout.

 

Geprojecteerd object

Nog niet aanwezig object dat op grond van het vigerende bestemmingsplan toelaatbaar is.

 

Gevaarlijke stoffen

Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het vervoer of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen of conserveren. Daarnaast kan het ook om afvalstoffen gaan.

 

Grenswaarde

Grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer. Van een grenswaarde mag niet worden afgeweken.

 

Groepsrisico (GR)

Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Anders gezegd geeft het groepsrisico weer wat de kans is op het overlijden van een groep personen ten gevolge van een ongeval bij een bedrijf. Voor het groepsrisico is geen grenswaarde vastgesteld. Wel is er de zogeheten oriëntatiewaarde, deze dient door het bevoegde gezag (de vergunningverlener, zijnde de provincie of de gemeente) te worden gehanteerd bij de overwegingen over het groepsrisico. Deze oriëntatiewaarde is de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-5 per jaar (voor vervoer: 10-4), met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-7 per jaar (voor vervoer: 10-6) en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-9 per jaar (voor vervoer: 10-8). Hieronder is een FN-diagram weergegeven voor een inrichting met daarin als voorbeeld een FN-curve en tevens de oriëntatiewaarde. LET OP: de oriëntatiewaarde voor vervoer van gevaarlijke stoffen ligt een factor 10 hoger dan die voor inrichtingen. Dit verschil is een keuze van het Rijk geweest en vastgesteld in het Bevi en de Circulaire RNVGS.

 

 

Groepsrisicoverantwoording

Op grond van artikel 12 en 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moet het groepsrisico van zogenaamde risicobedrijven kunnen worden verantwoord. Het gaat hier om een bestuurlijke afweging waarbij de vraag aan de orde is of de omvang van een zwaar ongeval, gegeven de kans daarop, maatschappelijk kan worden aanvaard.

Voor de invulling van de verantwoordingsplicht is nadrukkelijk gekozen voor een aanpak die is gericht op de gezamenlijke betrokkenheid van het bevoegd gezag, de Veiligheidsregio en het risicobedrijf. Deze partijen moeten er dus samen voor zorgen dat de externe veiligheid een volwaardige plaats krijgt in de besluitvorming (zie ook bijlage 2).

 

Inrichting

Het begrip ‘inrichting’ wordt in algemene zin gedefinieerd in artikel 1.1 lid 1 Wm. Daarin wordt het omschreven als: “Elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.”

 

Invloedsgebied

Het invloedsgebied voor het groepsrisico is het gebied gelegen tussen de risicobron en de zogenaamde 1% letaliteitsgrens. Deze afstand geeft de afstand weer waarop maximaal 1% van de aanwezigen komt te overlijden als gevolg van een voorval met gevaarlijke stoffen. In afwijking hiervan geldt voor LPG-tankstations dat de grens van het invloedsgebied op 150 meter ligt. Het is het gebied waarin volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) personen worden meegeteld voor de berekening van het groeprisico.

 

Kans op dodelijke slachtoffers

Bij het externe veiligheidsbeleid wordt gesproken over risico’s. Hierbij gaat het om de kans dat er een ongeval gebeurt waarbij het effect is dat er dodelijke slachtoffers kunnen vallen. Het gaat hierbij om slachtoffers die direct en binnen 2 à 3 weken overlijden ten gevolge van dat ongeval. Naast het effect dat er dodelijke slachtoffers kunnen vallen, kunnen er ook veel gewonden zijn.

 

Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. De effectbenadering is dan ook vooral van belang bij de repressietaak van de hulpverleningdiensten, want het geeft het gebied aan waarbinnen zij moeten optreden. Over het algemeen kan het aantal gewonden worden gekoppeld aan het aantal dodelijke slachtoffers, aangezien met het beperken van de kans op dodelijke slachtoffers tevens de kans op gewonden wordt verkleind. Ook de voorbereiding op en de bestrijding van de effecten van een ongeval en de nazorg hebben zowel betrekking op gewonden als op dodelijke slachtoffers.

 

Zie verder bij plaatsgebonden risico en bij risicocontour.

 

Kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object

Bij de normstelling in Bevi wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is van belang voor de toepassing van de normen voor het plaatsgebonden risico. Ook de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen kent een onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De definities komen grotendeels overeen. In onderstaand overzicht zijn enkele voorbeelden gegeven van objecten die kwetsbaar of beperkt kwetsbaar zijn (dit overzicht is niet uitputtend).

 

Kwetsbare objecten zijn objecten die of vanwege hun functie of vanwege de aanwezigheid van veel personen beschermd moeten worden. Beperkt kwetsbare objecten zijn objecten die vanwege de aard ervan iets minder bescherming nodig hebben dan kwetsbare objecten. Voor beide categorieën inrichtingen geldt dat het bevoegd gezag gemotiveerd objecten aan de lijst mag toevoegen. Objecten die niet onder een van beide categorieën kunnen worden ingedeeld, worden vanuit het oogpunt van externe veiligheid niet als kwetsbaar beschouwd. De normen uit Bevi zijn op dergelijke objecten niet van toepassing. Te denken valt bijvoorbeeld aan een provinciale weg.

 

Kwetsbare objecten

Beperkt kwetsbare objecten

Woningen

Verspreid liggende woningen (2/ha)

Ziekenhuizen, bejaarden- en verpleeghuizen e.d.

Dienst- en bedrijfswoningen

Scholen en dagopvang minderjarigen

Kantoorgebouwen ( < 1500 m2 )

Kantoorgebouwen en hotels ( > 1500 m2 )

Hotels en restaurants ( < 1500 m2 )

Winkelcentra ( > 1000 m2 > 5 winkels )

Winkels

Winkel met supermarkt ( > 2000 m2 )

Sport- , kampeer- en recreatieterreinen

(<50 personen)

Kampeer- en verblijfsrecreatieterrein ( > 50 pers. )

Bedrijfsgebouwen

Andere gebouwen met veel personen

Equivalente objecten

Objecten met hoge infrastructurele waarde

 

Let op: hoewel bedrijfsgebouwen als beperkt kwetsbare objecten worden aangemerkt, worden bedrijfsgebouwen van inrichtingen die onder het BEVI vallen niet als beperkt kwetsbaar object aangemerkt bij de toepassing van de normen voor het plaatsgebonden risico.

 

De circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik kent een definitief van kwetsbare objecten die net even anders is (niet toegestaan binnen B-zone), namelijk:

 

Woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in beperkt kwetsbare objecten;

 

Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:

  • Ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; Scholen;

  • Gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:

  • Kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;

  • Complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;

Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

De circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik ken een wat andere definitie van beperkt kwetsbar objecten (eveneens niet toegestaan binnen B-zone), namelijk:

  • Verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en dienst-en bedrijfswoningen van derden;

  • Kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;

  • Hotels en restaurants, voorzover zij niet onder kwetsbare objecten vallen; Winkels, voorzover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;

  • Sporthallen, zwembaden en speeltuinen;

  • Sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;

Bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder kwetsbare objecten vallen;

  • Objecten die vergelijkbaar zijn met bovengenoemde objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;

  • Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

 

Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten conform de Circulaire RNVGS.

 

I Kwetsbaar object:

  • a.

    woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in categorie II onder a 1o;

  • b.

    gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:

    • 1.

      ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;

    • 2.

      scholen;

    • 3.

      gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

  • c.

    gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:

    • 1.

      kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object;

    • 2.

      complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;

  • d.

    kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

II Beperkt kwetsbaar object :

  • a.

     

    • 1.

      verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;

    • 2.

      dienst- en bedrijfswoningen van derden en

    • 3.

      lintbebouwing, voor zover deze loodrecht of nagenoeg loodrecht is gelegen op de contouren van het plaatsgebonden risico van een route of tracé;

  • b.

    kantoorgebouwen, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen;

  • c.

    hotels en restaurants, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen;

  • d.

    winkels, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen;

  • e.

    sporthallen, zwembaden en speeltuinen;

  • f.

    sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet in categorie I onder d vallen;

  • g.

    bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet in categorie I onder c vallen;

  • h.

    objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en

  • i.

    objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

  • j.

    objecten, zoals wegrestaurants over of naast een weg en passagiersstations, die een functionele binding hebben met de risico opleverende activiteit.

III Objecten noch kwetsbaar, noch beperkt kwetsbaar:

Inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer waarin gevaarlijke stoffen in voor de externe veiligheid niet te verwaarlozen hoeveelheden aanwezig zijn of kunnen zijn. Het gaat daarbij in ieder geval om:

  • a.

    een inrichting waarop het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 van toepassing is;

  • b.

    een inrichting die bestemd is voor de opslag in verband met vervoer van gevaarlijke stoffen, al dan niet in combinatie met andere stoffen en producten;

  • c.

    een door de minister van VROM bij regeling aangewezen spoorwegemplacement dat wordt gebruikt voor het rangeren van wagons met gevaarlijke stoffen;

  • d.

    andere door de minister van VROM bij regeling aangewezen categorieën van inrichtingen dan inrichtingen als bedoeld onder a tot en met c, waarvan het plaatsgebonden risico hoger is of kan zijn dan 10-6 per jaar, niet zijnde inrichtingen waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer;

  • e.

    een LPG-tankstation als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Besluit LPGtankstations milieubeheer;

  • f.

    een inrichting waar gevaarlijke stoffen, gevaarlijke afvalstoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage worden opgeslagen in een hoeveelheid van meer dan 10.000 kg per opslaggebouw, niet zijnde een inrichting als bedoeld in onderdeel a of d;

  • g.

    een inrichting waarin een koel- of vriesinstallatie aanwezig is met een inhoud van meer dan 400 kg ammoniak, niet zijnde een inrichting als bedoeld in onderdeel a of d;

  • h.

    vervoersassen.

 

Nieuwe situaties

Het betreft situaties ná inwerkingtreding van het Bevi (27 oktober 2004):

het nemen van alle ruimtelijke besluiten het oprichten van een inrichting;

het veranderen van een bestaande inrichting waarvoor een milieuvergunning nodig is en waarbij de verandering nadelige gevolgen heeft voor het Plaatsgebonden Risico;

Zie ook bestaande situaties.

 

Ontruimingsplan

Een ontruimingsplan geeft aan hoe een ontruiming van een gebouw of een terrein moet plaatsvinden. De overheid eist in bepaalde gevallen een ontruimingsplan van bedrijven. Het gaat daarbij uiteraard om de veiligheid van groepen mensen die aanwezig kunnen zijn.

 

Oriëntatiewaarde

Betreft een toetsingswaarde (die het karakter heeft van een oriëntatiewaarde), waarvan het bevoegd gezag gemotiveerd mag afwijken. Een oriëntatiewaarde heeft een juridische status maar is geen grenswaarde.

 

PBZO-bedrijf

In het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO 1999) zijn criteria opgenomen waarmee wordt bepaald welke bedrijven een risico van zware ongevallen met zich meebrengen. Onderscheid wordt gemaakt tussen BRZO-bedrijven van de zware en de lichte categorie. Deze lichte categorie wordt ook wel 'PBZO-bedrijven' genoemd. Bedrijven van de lichte categorie moeten onder andere een 'preventiebeleid zware ongevallen' hebben en een veiligheidsbeheerssysteem.

 

Plaatsgebonden Risico

Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron (inrichting of transportroute), aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. In het plaatsgebonden risico zijn in het kort twee verschillende kansen verwerkt:

 

de kans dat een ramp, zoals het ontsnappen van een gevaarlijke stof, plaatsvindt; de kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg daarvan.

Deze kans mag conform het Bevi, de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het Bevb maximaal 1 op een miljoen (10-6) per jaar zijn. De norm van 10-6/jr geldt ten aanzien van kwetsbare objecten als grenswaarde, die niet mag worden overschreden, en ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Rondom een inrichting of transportroute bestaat op sommige plaatsen hetzelfde risico. Deze plaatsen kunnen als een lijn (een risicocontour) op een kaart gezet worden.

 

Plasbrand aandachtsgebied (PAG)

Het PAG is een zone van 30 meter aan weerszijden van rijkswegen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen het PAG moet het bevoegd gezag onderbouwen, waarom het de ontwikkelingen wil toestaan. Het PAg is een nieuw begrip dat zal worden opgenomen in het Besluit Transport Externe Veiligheid, dat ontwikkeld wordt in het kader van het basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen voor rijkswegen.

 

Ramp

Volgens de Wet rampen en zware ongevallen is een ramp of zwaar ongeval een gebeurtenis:

  • 1.

    waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, en

  • 2.

    waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken

De Wet rampen en zware ongevallen is inmiddels vervangen door de Wet op de veiligheidsregio’s (Wvr).

 

Rampenbestrijdingsplan

In een rampenbestrijdingsplan legt een gemeente vast welke voorbereidingen zijn getroffen voor de bestrijding van een specifieke ramp of een specifieke soort ramp. De gemeente moet een beleid hebben waarin is bepaald voor welke overige gevallen een rampenbestrijdingsplan wordt gemaakt. Het gaat erom dat er een rampenbestrijdingsplan komt voor rampen en zware ongevallen waarvan de plaats, de aard en de gevolgen voorzienbaar zijn. Voor sommige risicosituaties is een rampbestrijdingsplan direct wettelijk verplicht. In een rampenbestrijdingsplan moet de afstemming met aangrenzende gemeenten en aangrenzende gebieden in buurlanden zijn gewaarborgd.

 

Register risicosituaties gevaarlijke stoffen

Het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gegevens worden beheerd door het RIVM en via Internet op een risicokaart gepresenteerd.

Daarnaast worden deze gegevens gebruikt in plaatselijke risicokaarten die ook andere risicosituaties tonen (www.risicoregister.nl).

 

Richtwaarde

Richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico. Van een richtwaarde mag slechts om zwaarwegende redenen worden afgeweken.

 

Risicobron

De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. Het betreft hierbij:

bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen;

routes en pijpleidingen waarover of -door gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

 

Risicocontouren

Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze contourlijnen kan men vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner.

 

Risicokaart

Een risicokaart laat zien waar risicobronnen liggen. Het gaat daarbij om risicobronnen waardoor mensen direct letsel kunnen oplopen. Bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen en andere relevante risico's, zoals overstromingen. In totaal kunnen de risico's van een dertiental verschillende ramptypen op kaart worden getoond. Maar er zijn ook risicokaarten waarop alleen risicosituaties met gevaarlijke stoffen staan.

 

Route gevaarlijke stoffen

Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Alle rijkswegen (enkele tunnels onder belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare situaties, zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. De gemeente kán vervolgens ook vrijstelling verlenen aan bedrijven als deze hiertoe een verzoek indienen.

 

Verantwoording groepsrisico

Zie groepsrisicoverantwoording.

 

Verminderd zelfredzame personen

Zie: zeer kwetsbare groepen.

 

Vervoersas of transportroute

Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt vooral plaats over de weg, over het water, per spoor en door buisleidingen.

 

Veiligheidsrapport

De meest gevaarlijke bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 1999), moeten een veiligheidsrapport opstellen. In het veiligheidsrapport moet onder andere worden aangetoond dat:

een preventiebeleid en een veiligheidsbeheerssysteem zijn ingevoerd;

gevaren zijn geïdentificeerd en doeltreffende maatregelen zijn genomen; de installatie en de bedrijfsvoering voldoende veilig en betrouwbaar zijn.

 

Veiligheidszone

Een door bevoegd gezag bepaalde zone waarbinnen zich geen kwetsbare objecten mogen bevinden.

 

Vuurwerkbesluit

Het Vuurwerkbesluit bevat regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Per 1 maart 2004 is een herziene versie van het Vuurwerkbesluit in werking getreden en is de overgangstermijn verlopen. In maart 2006 is het besluit nog gewijzigd. Indien een bedrijf per die datum niet kon voldoen aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit, was het niet toegestaan om vuurwerk op te slaan. Melding-plichtige inrichtingen die moesten stoppen hadden nog tot eind 2004 de mogelijkheid een schadevergoeding aan te vragen bij het Rijk. Hiervoor moest de gemeente wel een verklaring afgeven. Bij vergunning plichtige inrichtingen die moesten stoppen, moest de gemeente tevens actie ondernemen door de procedure te starten om milieuvergunningen in te trekken. Het bevoegde gezag moest beoordelen of een vuurwerkbedrijf al dan niet aanpassingen zou kunnen plegen om te voldoen aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit. Een bedrijf dat echt niet kon voldoen aan de eisen van het Vuurwerkbesluit, had in veel gevallen recht op een schadevergoeding volgens een vaststaande berekeningswijze. De kosten van de schadevergoedingen voor de sanering van vuurwerkbedrijven worden door VROM aan het bevoegde gezag vergoed als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

 

Wet vervoer gevaarlijke stoffen ( Wvgs )

De Wet vervoer gevaarlijke stoffen gaat over het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor en via de binnenwateren. Onder de wet hangt het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen en drie ministeriële regelingen met internationale voorschriften voor vervoer over de weg, per spoor en over water. Hierin zijn routeplichtige stoffen aangewezen, waarvoor de gemeente routes mag aanwijzen. De handhaving van de Wvgs wordt uitgevoerd door de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW).

 

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. De zelfredzaamheid kan positief beïnvloed worden door:

  • a.

    de voorzieningen in het gebied waarmee vluchten mogelijk wordt gemaakt (infrastructurele mogelijkheden);

  • b.

    de fysieke mogelijkheden van de aanwezige populatie om te vluchten;

  • c.

    de mate waarin men is voorbereid op de eventuele noodzaak om te vluchten of hiertoe tijdig instructies ontvangt (mentale mogelijkheden).

Zeer kwetsbare groepen

Onder “zeer kwetsbare groepen”, worden personen verstaan, die door geestelijke of lichamelijke beperkingen of door zeer jonge leeftijd of door opsluiting voor langere tijd, niet in staat zijn om zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken voor een dreigend gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof. Voorbeelden van functies bedoeld voor verminderd zelfredzame doelgroepen zijn: basisscholen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, opvang gehandicapten, penitentiaire inrichtingen, enz.

BIJLAGE 3 Wet- en regelgeving

 

Het externe veiligheidsbeleid is vastgelegd in diverse documenten. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) ,de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) zijn op dit moment de belangrijkste. Hierin zijn de risicomaten plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) vastgelegd, evenals de zogenaamde verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (VGR). Daarnaast is er een Amvb voor transport van gevaarlijke stoffen in ontwikkeling. Het Bevi, de Circulaire RNVGS en het Bevb regelen de koppeling tussen externe veiligheidsrisico’s enerzijds en ruimtelijke ordening anderzijds. Hierna volgt een korte toelichting op de voornaamste wet- en regelgeving.

 

Bevi : Besluit externe veiligheid inrichtingen

In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) is het Nederlandse externe veiligheidsbeleid opgenomen voor inrichtingen die gebruik maken van gevaarlijke stoffen en aan bepaalde randvoorwaarden voldoen. Het Bevi is o.a. van toepassing op inrichtingen met meer dan 10 ton van bepaalde gevaarlijke stoffen, ammoniakkoelinstallaties, LPG-tankstations en inrichtingen waarop het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (Brzo) van toepassing is.

 

Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

De randvoorwaarden die gesteld worden aan het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn beschreven in de Circulaire RNVGS. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende modaliteiten: weg, water, spoor, buisleidingen. Momenteel wordt voor vervoer van gevaarlijke stoffen over rijkswegen het zogenaamde basisnet ontwikkeld. Het basisnet wordt wettelijk verankerd in het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Dit zal op termijn voor rijkswegen de Circulaire vervangen (zie kader).

Het vervoer van ontplofbare stoffen valt niet onder de Circulaire en straks ook niet onder het basisnet. Het vervoer van ontplofbare stoffen kent geen ruimtelijke doorwerking en is daarom niet relevant voor deze visie.

 

Basisnet

Het Ministerie van V&W ontwikkelt het zogenaamde Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. Het basisnet wordt vastgelegd in een Amvb. Doel van het Basisnet is om bij de toewijzing van vervoerscapaciteit over een vervoersas rekening te houden met een vastgelegde risicoruimte. Deze risicoruimte dient dan tevens als randvoorwaarde voor ruimtelijke ontwikkelingen.

 

Verder wordt in het basisnet weg een aantal wegen aangewezen waarop een zogenaamde veiligheidszone en/of een plasbrand aandachtsgebied (PAG) wordt aangewezen. Het PAG is een zone van 30 meter aan weerszijden van de weg. Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen het PAG moet het bevoegd gezag onderbouwen, waarom het de ontwikkelingen wil toestaan. Het basisnet gaat vooralsnog niet gelden voor provinciale en gemeentelijke wegen.

 

Bevb : Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari is de AMVB Buisleidingen en de bijbehorende regeling in werking getreden. In de Amvb wordt het beleid voor buisleidingen vastgelegd aan de hand van de begrippen PR en GR. Tot nu toe werden deze begrippen in het beleid voor buisleidingen niet gehanteerd.

 

Wvr : Wet Veiligheidsregio’s

De Wvr is begin 2010 aangenomen en is op 1 oktober dit jaar in werking getreden. Deze wet vervangt de Brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (Wghor) en de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo).

BIJLAGE 4 Elementen voor standaard verantwoording groepsrisico

 

Bij een verantwoording van het groepsrisico is het verplicht om de volgende elementen mee te nemen:

  • 1.

    Het aantal personen in het invloedsgebied;

  • 2.

    Het groepsrisico;

  • 3.

    De mogelijke alternatieven;

  • 4.

    De mogelijkheden tot risicovermindering;

  • 5.

    De mogelijkheden van rampenbestrijding;

  • 6.

    De mogelijkheden van zelfredzaamheid.

In deze bijlage zijn standaardteksten uitgewerkt die gebruikt kunnen worden voor uitwerking van de (standaard) verantwoording van het groepsrisico. Welke teksten gebruikt moeten worden, is afhankelijk van de situatie (meestal de ontwikkellocatie). De relevante risicobronnen bepalen welke scenario’s relevant zijn en hoe deze bestreden kunnen worden; de ontwikkellocatie en kenmerken van de bebouwing bepalen hoe het zit met zelfredzaamheid en bluswatervoorzieningen. In deze bijlage is inzicht gegeven in de status van de bluswatervoorzieningen. In sommige gevallen zijn de bluswatervoorzieningen nog niet optimaal. Dit zijn aandachtspunten; geen knelpunten.

 

  • 1.

    Het aantal personen in het invloedsgebied

  • Het bepalen van het aantal personen binnen het invloedsgebied van een risicobron is situatiespecifiek.

  • Deze gegevens dienen ten tijde van het project te worden bepaald.

  • 2.

    Het groepsrisico

  • Het bepalen van de hoogte van het groepsrisico van een risicobron is situatiespecifiek. Deze gegevens dienen ten tijde van het project te worden bepaald.

  • 3.

    De mogelijke alternatieven

  • Het bepalen van alternatieven is situatiespecifiek. Deze gegevens dienen ten tijde van het project te worden bepaald.

  • 4.

    De mogelijkheden tot risicovermindering

  • In de meeste situaties zal het plangebied leiden tot een verandering van het groepsrisico. Afhankelijk van de situatie zal dit een (lichte) toename of afname zijn. Bij een kleine verandering wordt de risicosituatie voornamelijk bepaald door de huidige situatie/autonome ontwikkeling (afhankelijk van de situatie). Om deze reden is het treffen van ruimtelijke maatregelen in dat geval niet nodig. Het treffen van bronmaatregelen is bij ruimtelijke besluiten niet mogelijk.

  • 5.

    5+6. Mogelijkheden voor zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid en maatgevende scenario’s

  • De mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid worden mede bepaald door de maatgevende scenario’s. In de onderstaande tabel is opgenomen welke maatgevende scenario’s per type risicobron bepalend zijn:

Tabel 5 Maatgevende scenario’s.

 

Koude

BLEVE

Warme

BLEVE

Gaswolk-explosie

Toxische wolk

Fakkel

aardgastransportleiding

 

 

 

 

x

spoorlijn

 

x

x

x

 

rijksweg

x

 

x

x

 

propaantank/LPG

tankstation

 

x

 

 

 

PGS 15- opslag

 

 

 

x

 

 

Hierna worden de verschillende scenario’s toegelicht:

 

Volledige breuk van gasleiding (fakkel)

Een volledige breuk van de aardgastransportleiding kan optreden als gevolg van een (ernstige) beschadiging. Bijvoorbeeld als gevolg van graafwerkzaamheden, uitgevoerd door derden in de directe omgeving van de aardgastransportleiding. Indien de leiding ineens breekt, komt een grote hoeveelheid aardgas vrij. Dit aardgas zal in de meeste gevallen direct ontsteken, wat een (verticale) fakkel tot gevolg heeft. De fakkel kan, afhankelijk van de eigenschappen van de leiding, tot een hoogte van enkele honderden meters reiken. Buiten de fakkel zullen mensen komen te overlijden als gevolg van de warmtestraling. Personen die zich binnen bevinden worden hiertegen beschermd. De hulpverleningsdiensten zullen zich bij een volledige breuk richten op redden van mensen, het ontruimen van het gebied en het blussen van secundaire branden in de omgeving.

 

Warme BLEVE

De warme BLEVE kan optreden ten gevolge van langdurig aanstralen door een brand bij een tank met brandbare gassen. Door de hitte neemt de druk in de tank toe, waardoor deze op een gegeven moment ineens zal bezwijken. Er komt dan een vuurbal vrij. Personen binnen deze vuurbal komen te overlijden. Buiten de vuurbal (tot de grens van het invloedsgebied) kunnen dodelijke slachtoffers vallen als gevolg van de warmtestraling. Het scenario warme BLEVE heeft enige ontwikkeltijd. Over het algemeen is de druk in de tank na 15 à 20 minuten dusdanig hoog dat de tank bezwijkt. Bronbestrijding is mogelijk mits koeling van de tank snel genoeg gestart wordt. Zolang de tank niet faalt, zijn er geen slachtoffers en is er tijd om het gebied te ontruimen. Randvoorwaarde hierbij is dat de brandweer voldoende snel ter plaatse kan zijn en dat er bluswatervoorzieningen beschikbaar zijn.

 

Koude BLEVE

Een koude BLEVE ontstaat doordat de inhoud van de tank, bijvoorbeeld door een botsing, ineens vrijkomt in de vorm van een vuurbal. Er komt dan een vuurbal vrij, personen binnen deze vuurbal komen te overlijden. Buiten de vuurbal (tot het invloedsgebied) kunnen dodelijke slachtoffers vallen als gevolg van de warmtestraling. Gezien de snelle ontwikkeltijd zijn er geen mogelijkheden voor bronbestrijding en primaire effectbestrijding. De effectbestrijding zal daarom gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Als gevolg van een BLEVE kan er bij personen longschade, brandwonden en mechanische verwondingen optreden.

 

Wolkbrandexplosie

Een wolkbrand ontstaat wanneer een tot vloeistof verdicht gas bij instant falen onder druk expandeert tot een dampwolk die ontsteekt door aanwezigheid van een externe ontstekingsbron (vertraagde ontsteking). Een wolkbrand geeft zowel een drukgolf als een intense warmtestraling. Alleen personen die zich binnen de wolk bevinden zullen komen te overlijden. Gezien de snelle ontwikkeltijd zijn er geen mogelijkheden

voor bronbestrijding en primaire effectbestrijding. De effectbestrijding zal daarom gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Als gevolg van een wolkbrandexplosie kan/kunnen er bij personen longschade, brandwonden en mechanische verwondingen optreden.

 

Toxische wolk

Toxische stoffen kunnen vrijkomen als een tankauto met toxische stoffen het begeeft als gevolg van bijvoorbeeld een incident. Hierbij komen de toxische stoffen vrij in de vorm van een plas (bij vloeistoffen) of een wolk (bij gassen). Bij een toxische plas zal deze vervolgens (gedeeltelijk) verdampen, waarbij een toxische wolk wordt gevormd. Afhankelijk van de windrichting en de weersomstandigheden kan de toxische wolk richting het plangebied drijven. Bron/effectbestrijding is bij een toxische vloeistof mogelijk door de vloeistof af te dekken. Voor toxische gassen kan alleen aan bronbestrijding worden gedaan indien het om een lekkage gaat. De brandweer kan dan proberen om het gat te dichten. Effectbestrijding is tevens mogelijk door de concentratie te verdunnen, bijvoorbeeld met behulp van een waterscherm. Dit is alleen mogelijk als de brandweer tijdig aanwezig is. Voor het ineens vrijkomen van de gehele inhoud van de tank, zal dit zeer lastig zijn.

 

Het beste advies bij het vrijkomen van een toxische wolk als gevolg van een incident op het spoor is te schuilen, mits ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden en bouwwerken zijn voorzien van afsluitbare ventilatiesystemen. Voor de hulpverleningsdiensten is het van belang dat de bevolking tijdig gewaarschuwd wordt. Dit kan met behulp van zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen).

 

Situatieschets bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen

 

Door de brandweer Hollands-Midden is er een brandweerveiligheidsadvies bereikbaarheid en bluswater opgesteld voor de visie externe veiligheid Zuidplas. Onderstaand is het resultaat van het brandweeradvies opgenomen. De aandachtspunten die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen kunnen in de standaard verantwoording van het groepsrisico worden meegenomen.

 

Risicovolle inrichtingen

De bereikbaarheid is voor alle EV bedrijven 2 zijdig. De bluswater voorziening is onvoldoende bij enkel objecten zoals Weerheim, Bezinex en Oliehandel V/D Elst en bij het object Recreatiepark De Randstad is het nog onbekend. We adviseren voor de bovengenoemde locaties afdoende bluswatervorzieningen aan te brengen.

Een aandachtspunt bij de aanwezige geboorde putten is wel het onderhoud, deze is nu onbekend bij de brandweer. De eigenaar is hier verantwoordelijk voor.

 

Tabel 6 Bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid.

Naam

inrichting

Type Bluswatervrz.

Bereikbaarheid

Van Gennep

LPG

Voldoende bkn

2 zijdig

De Vink

LPG

Geboorde put 90m3

2 zijdig

Maatveld

LPG

Geboorde put 90m3

2 zijdig

Van Weelde

LPG

Voldoende Gbp + Bk

2 zijdig

Weerheim

LPG

Onvoldoende

2 zijdig

Benzinex

LPG

Onvoldoende

2 zijdig

Recreatiepark

Oosteinde

Propaan

Geboorde put 60m3

2 zijdig

Recreatiepark

Ijsseldreef

Propaan

Geboorde put 60m3

2 zijdig

Resiflow

PGS 15

Voldoende bkn

2 zijdig

IJsselcoatings

PGS 15

Voldoende bkn

2 zijdig

Recreatiepark De Randstad

Propaan

Niet bekend

2 zijdig

Oliehandel V/D Elst

Tankwagens

Onvoldoende

2 zijdig

 

Spoorlijn

De spoorlijn door Nieuwerkerk aan den IJssel is voor een groot deel voorzien van geluidschermen waarin vluchtdeuren zijn aangebracht. Het spoor is bereikbaar via poorten en hekwerken in en langs het spoor. De poorten in de hekwerken en de geluidschermen zijn voorzien van sleutelbuizen met daarin de sleutels van de poorten. Langs de Zuidplaslaan zijn 2 bruggen met poorten over de spoorsloot aangelegd. Bij de vluchtpoorten in de geluidsschermen zijn om de 250/300 meter een aantal trapopgangen in het spoortalud aangebracht. Het station in het centrum is via trappen bereikbaar en op beide perrons zijn droge blusleidingen aangebracht met voedingsaansluitingen in RVS-kasten.

 

Snelweg A20

Langs de A20 liggen te ondiepe bermsloten. Aan de noordwestzijde en ter hoogte de nieuwbouwwijk Nesselande Rotterdam is deze bermsloot niet meer aanwezig. Er is langs de A20 geen bluswatervoorziening aanwezig.

 

Routering gevaarlijke stoffen

De routering gevaarlijke stoffen is niet beoordeeld. Er kan vanuit worden gegaan dat er geen problemen zijn met bluswater wanneer er door woongebieden en industrieterreinen wordt gereden. De gebieden buiten de bebouwde kom en randwegen zijn niet of nauwelijks voorzien van bluswatervoorzieningen.

BIJLAGE 5 Risicobronnen gemeente Zuidplas

 

Risicovolle inrichtingen

Van Gennep Tankstation (LPG tankstation, warme BLEVE) BP Tankstation De Vink (LPG tankstation, warme BLEVE)

Zelftankstation F & F Maatveld (LPG tankstation, warme BLEVE) Tankstation van Weelde B.V. (LPG tankstation, warme BLEVE) Weerheim Carsupport (LPG tankstation, warme BLEVE)

Texaco Benzinex (LPG tankstation, warme BLEVE)

Resiflow; (PGS 15, brand met toxische verbrandingsproducten)

IJssel Coatings; (PGS 15, brand met toxische verbrandingsproducten)

 

Buiten de gemeente Zuidplas

Sigma Coatings (Ammoniakinstallatie, toxisch scenario)

 

Buisleidingen

Door de gemeente Zuidplas loopt een aantal buisleidingen, te weten:

Een buisleiding voor het transport van CO2; Aardgastransportleiding A-518-01-KR-001;

Aardgastransportleiding A-518-03-KR-001/002; Aardgastransportleiding A-518-KR-014/15;

Aardgastransportleiding A-518-KR-022;

Aardgastransportleiding W-521-01-KR-014/15; Aardgastransportleiding W-521-18-KR-001;

Aardgastransportleiding W-521-25-KR-001/002; Aardgastransportleiding W-521-29-KR-001/002; Aardgastransportleiding A-553-KR-100;

Aardgastransportleiding A-553-KR-104;

Aardgastransportleiding A-553-KR-108/109; Brandstofleiding (DPO) P31B.

 

Tevens zal nog een nieuwe aardgastransportleiding worden aangelegd. In deze visie is rekening gehouden met de meest waarschijnlijke ligging van deze nieuwe leiding: A-803.

 

De DPO leiding betreft een 12” brandstofleiding met een druk van 80 bar, voor brandbare vloeistoffen (K1 categorie). In 2008 hebben het ministerie van VROM en het RIVM middels een briefwisseling een interim beleid voorgesteld voor leidingen met brandbare vloeistoffen. Voor deze DPO-leiding komt de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour volgens dit beleid op 15 meter te liggen. Het invloedsgebied zal slechts enkele meters verder liggen dan de 10-6-contour. Er is geen sprake van een groepsrisico bij dichtheden tot 255 personen per hectare. In de gemeente Zuidplas worden deze dichtheden niet overschreden in de omgeving van de DPO-leiding.

 

Wegen

Door de gemeente Zuidplas lopen verder de volgende autosnelwegen en provinciale wegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd:

De rijkswegen A12 en A20;

De provinciale weg N219 van Capelle aan den IJssel – naar Zevenhuizen; De provinciale weg N456: tussen A12 en A20 ten zuidwesten van Gouda.

 

Spoorlijn

Door de gemeente Zuidplas loopt de spoorlijn Utrecht-Gouda-Rotterdam waar vervoer van gevaarlijke stoffen over plaatsvindt.

BIJLAGE 6 Overzicht WAS-palen

 

BIJLAGE 7 Geplande ruimtelijke ontwikkelingen

 

Naar boven