Gemeenteblad van Oosterhout
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oosterhout | Gemeenteblad 2022, 352757 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oosterhout | Gemeenteblad 2022, 352757 | beleidsregel |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout van 21 februari 2022 tot gewijzigde vaststelling van hoofdstuk 4.1 van het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2021
Een belangrijk onderdeel binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning is de Hulp bij het Huishouden (HbH). In Oosterhout willen we HbH op een goede manier aanbieden. Maatwerk is het uitgangspunt. Een hulpmiddel bij het indiceren van de benodigde tijd voor de huishoudelijke ondersteuning is een objectieve richtlijn (normenkader). Het CIZ-protocol uit 2006 was lange tijd het enige juridisch erkende normenkader. Inmiddels is er een nieuw normenkader dat de Centrale Raad van beroep (CRvB) accepteert als goed en bruikbaar. Wij maken nu gebruik van dit normenkader. Het normenkader HHM past bij onze visie. Een visie waarbij we uitgaan van de eigen kracht van onze inwoners en waarbij we meegaan met de tijdsgeest. Onze inwoners zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun huishouden. We willen ook dat inwoners zelf verantwoordelijk blijven. Dit kan onder andere door gebruik te maken van hun netwerk en van allerlei producten en diensten die er tegenwoordig beschikbaar zijn. De afgelopen jaren heeft de technologie zich flink ontwikkeld. Zo ook op het gebied van schoonmaak. De vooruitgang van de afgelopen tijd vraagt daarom ook om beleid wat hierbij past. Met helder maatwerk leveren we een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid van de inwoner die wel ondersteuning nodig heeft en zorgen we ervoor dat we de verantwoordelijkheid voor het eigen huishouden niet overnemen. Hulp bij het huishouden is dus een maatwerkvoorziening, die we zo duidelijk mogelijk willen indiceren. Hoe we die afweging maken wordt in hoofdstuk 4.1.2 uitgelegd.
In dit hoofdstuk leggen we uitgebreid uit hoe we in Oosterhout de HbH indiceren. Aan de orde komt het afwegingskader, de wijze van gespreksvoering en de toepassing van het normenkader HHM (verder normenkader genoemd). Om het normenkader wat duidelijker te maken volgt hieronder uitleg over definities en termen. In de paragrafen daarna gaan we in op hoe het indiceren met gebruik van het normenkader werkt. Omdat het nieuw is, beschrijven we het tot in detail.
4.1.1 Definities uit de richtlijn (normenkader)
In de begripsomschrijving van zelfredzaamheid in de Wmo staat opgenomen dat ‘het voeren van een gestructureerd huishouden’ onder de wet valt (artikel 1.1.1 Wmo 2015). In de Wmo 2015 is geen concrete definitie gegeven van wat een gestructureerd huishouden is.
Volgens een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in 2016 valt het schoonhouden van een huis hier onder.
Om ‘het voeren van een gestructureerd huishouden’ inzichtelijker te maken, gebruiken we resultaatgebieden. Tijdens een keukentafelgesprek spreken de consulenten en de inwoner samen af wat voor hulp die inwoner nodig heeft per resultaatgebied. De resultaatgebieden die de gemeente hanteert zijn:
Schoon en leefbaar huis (is een resultaatgebied)
Het uitgangspunt is dat iedere inwoner kan wonen in een huis dat schoon en leefbaar is.
Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, zodat vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van de bewoners worden voorkomen. Iemand moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, een ruimte die als slaapvertrek in gebruik is, een keuken, sanitaire ruimtes en de gang/trap.
Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
We maken een onderscheid tussen HbH1 en HbH2.
Bij HbH2 gaat het naast eenvoudige huishoudelijke (schoonmaak)werkzaamheden ook om ondersteuning in de vorm van regievoering over het huishouden. Dat betekent dat iemand geen of onvoldoende regie over het eigen huishouden kan voeren. En er is ook geen sociaal netwerk aanwezig, die de regie wel kan voeren
Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar geven. Dit werken we verder uit in hoofdstuk 4.1.3.
Dit gaat om uitvoering van huishoudelijke werkzaamheden waarbij de cliënt zelf, of met behulp van het sociaal netwerk, de regie voert. Deze activiteiten vallen onder HbH1. De cliënt kan zelf (of met behulp van het sociaal netwerk) aangeven wat er moet gebeuren. Activiteiten die onder basisactiviteiten vallen zijn:
Bij indirecte tijd gaat het om de tijd dat de hulp in de woning van de cliënt aanwezig is, maar niet met het schoonmaken zelf bezig is. Dit is de tijd die de hulp per bezoek besteedt aan:
Deze tijd maakt standaard onderdeel uit van de normtijd (zie hoofdstuk 4.1.6) bij het onderdeel schoon en leefbaar houden van het huis. Indirecte tijd is niet reistijd of niet-cliëntgebonden tijd.
Het gaat hierbij om activiteiten die vallen onder andere resultaatgebieden dan een schoon en leefbaar huis. Deels vallen de activiteiten onder HbH1 en deels gaat het om HbH2.
De was (is een resultaatgebied)
Iedere inwoner kan beschikken over schone en draagbare kleding en over schoon en gedroogd textiel (handdoeken en beddengoed). De ondersteuning bestaat uit wassen en strijken. Deze activiteiten vallen onder HbH1. Het strijken van kleding betreft alleen bovenkleding en alleen het aantal stuks dat redelijkerwijs verwacht mag worden en maatschappelijk aanvaardbaar is. De cliënt wordt gestimuleerd te kiezen voor kleding die in principe niet hoeft te worden gestreken.
Boodschappen (is een resultaatgebied)
Dit heeft betrekking op boodschappen die nodig zijn voor de dagelijkse levensbehoeften. Hieronder vallen levensmiddelen, toiletartikelen en schoonmaakmiddelen. Ook dit zijn HbH1 activiteiten. Omdat er zoveel bezorgservices beschikbaar zijn (ook gratis), is ondersteuning voor deze activiteiten alleen in bijzondere gevallen nodig.
Maaltijden (is een resultaatgebied)
Het gaat om het klaarzetten van de broodmaaltijd(en) en het opwarmen van de warme maaltijd. Bij hoge uitzondering kan sprake zijn van het bereiden van de warme maaltijd. Voor dit onderdeel van ondersteuning is op dit moment één aanbieder gecontracteerd. Hierin is ook afgesproken dat dit alleen van maandag tot en met vrijdag kan worden ingezet en niet in de weekenden. Op dit moment is er één aanbieder die ‘maaltijden’ als taak uitvoert.
Het aansporen tot het nuttigen van een maaltijd valt niet onder de HbH, maar onder begeleiding (Wmo) en persoonlijke verzorging (Zorgverzekeringswet). In onderstaande figuur is schematisch weergegeven wanneer hulp bij de maaltijden onder welke wet valt.
Figuur 1: Schulinck, Wolters Kluwer
Kindzorg (is een resultaatgebied)
Het gaat om de verzorging van gezonde kinderen die tot het gezin behoren. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor de zorg voor kinderen. Zijn ouders hier niet volledig toe in staat, dan kan de gemeente tijdelijke ondersteuning (niet: volledige overname) bieden totdat een andere oplossing gevonden is. Het gaat om dagelijkse, gebruikelijke hulp voor gezonde kinderen in geval van het uitvallen van één of beide ouders (bijvoorbeeld door lichamelijke of geestelijke ziekte). Het gaat dan om activiteiten als wassen en aankleden, hulp bij eten en/of drinken, een maaltijd voorbereiden en toezicht houden. Ook problemen op het gebied van mobiliteit, zoals het begeleiden van kinderen naar school vallen eronder. Voor dit onderdeel van ondersteuning zijn vier aanbieders gecontracteerd.
Er wordt hier altijd uitgegaan van het waar mogelijk combineren van activiteiten. Dit betekent dat als een activiteit plaatsvindt voor meerdere personen en dit te combineren valt (bv. maaltijd bereiden, kinderen naar bed of school brengen), het aantal minuten eenmaal telt en niet per persoon.
Regie / organisatie, advies, instructie en voorlichting (is een resultaatgebied)
De dagelijkse organisatie van het huishouden gaat om de uitvoering van huishoudelijke werkzaamheden waarbij de cliënt niet (of onvoldoende) zelf de regie voert. Er is ook geen sociaal netwerk aanwezig dat op passende wijze regie kan voeren. Met ‘op passende wijze’ bedoelen we dat iemand de cliënt voldoende aanstuurt om de noodzakelijke werkzaamheden te verrichten. De cliënt zelf is namelijk niet in staat om aan te geven wat er moet gebeuren door bijvoorbeeld psychische klachten, psychiatrische aandoening (waaronder psycho-geriatrisch, dementie) en/of psychosociale problematiek en/of een visuele handicap of een verstandelijke beperking.
We kunnen dan dagelijkse organisatie van het huishouden inzetten. Hierbij gaat het om de organisatie van huishoudelijke activiteiten (bepalen wat wanneer moet gebeuren) en het plannen en beheren van middelen (zorgen dat schoonmaakmiddelen op voorraad zijn). Dit valt onder HbH2.
Met advies, instructie en voorlichting (AIV), gericht op het huishouden bedoelel we: het aanleren van activiteiten in relatie tot het huishouden. Er valt onderscheid te maken tussen tijdelijk aanleren en structureel adviseren:
Structureel adviseren en instrueren
Dit gaat om cliënten die beperkter leerbaar zijn, bijvoorbeeld vanwege psychiatrisch of cognitieve problemen als dementie, niet-aangeboren hersenletsel (NAH) of een licht verstandelijke beperking (LVB). Dit ligt op het snijvlak van HbH2 en individuele begeleiding.
Er bestaat geen overlap tussen HbH2 en begeleiding, er is een duidelijke grens. Een indicatie HbH2 is een indicatie voor ondersteuning en/of overname van de organisatie en planning van het huishouden. Een indicatie voor begeleiding is volgens de definitie van begeleiding: het begeleiden, stabiliseren of verbeteren van zelfredzaamheid en/of participatie.
Bij de indicatie 'HbH2' ligt de focus op de huishoudelijke activiteiten die nodig zijn om een huishouden draaiende te houden, waarbij de cliënt naar vermogen betrokken is en de ondersteuner waar mogelijk de cliënt activeert en stimuleert. Dit laatste beperkt zich tot lichte aansporing. Het gaat niet om een begeleidingscomponent.
Bij de indicatie 'begeleiding' draait het om het functioneren van de cliënt in zijn woon- en leefomgeving. Hierbij kan het zelf op orde brengen en houden van het huishouden een van de persoonlijke doelen zijn. Dit valt dan binnen het resultaatgebied begeleiding - 'regie bij het voeren van een huishouden'. Samen met de begeleider werkt de cliënt aan zijn/haar doelen. Het bespreken van de organisatie en de planning van het huishouden kan een thema zijn in het begeleidingstraject. Primair gaat het er bij begeleiding om dat de cliënt leert en gaat het er niet om dat het huis schoon is als de begeleider de deur achter zich dicht trekt.
Daarbij is een indicatie 'begeleiding' altijd voor een beperkte tijdelijke periode; er is de verwachting van een oplossing: de cliënt leert het. Als er geen verwachting is dat de cliënt de oplossing kan leren, dan kan een indicatie ‘HbH2’ blijvend zijn.
In onderstaand figuur laten we het onderscheid tussen HbH2 en Begeleiding zien.
Figuur 2: onderscheid HbH2 en begeleiding
Als een inwoner zich meldt met een ondersteuningsvraag, dan voert de gemeente een onderzoek uit. Zo is dat vastgelegd in de verordening Wmo. De procedure is uitgewerkt in dit uitvoeringsbesluit en in de werkinstructie voor de medewerkers (de ‘Wegwijzer’).
Het eerste contact van de inwoner is met de frontoffice van het Sociaal Team Oosterhout. Daar meldt hij zijn ondersteuningsvraag voor huishoudelijke ondersteuning. De frontoffice zal een korte vraagverheldering uitvoeren. Hierbij wordt zorgvuldig gekeken of de inwoner zelf zijn huis schoon en leefbaar kan houden. Eventueel met behulp van zijn netwerk of de beschikbare voorliggende voorzieningen. Het kan voorkomen dat de inwoner eerst nog hulp kan vragen bij een andere wet, bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet. Dit is het geval als een ergotherapeut samen met de inwoner zijn zelfstandigheid bevordert.
Tijdens een gesprek met de inwoner verkent de Wmo-consulent de ondersteuningsvraag en persoonlijke situatie van de inwoner. Dit is zoals is bepaald in artikel 2.3.2 van de Wmo 2015. We noemen dit “het keukentafelgesprek”. We gebruiken hierbij de praatplaat (zie figuur 3) om het gesprek te voeren zoals de wet dit heeft bedoeld. De insteek daarbij is nadrukkelijk om te bespreken wat de inwoner nog wel zelf kan doen of kan regelen, eventueel met hulp van het sociaal netwerk.
In het gesprek komt aan de orde:
Wat zijn de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt? Wat zijn de mogelijkheden van de cliënt om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp de ondersteuningsvraag (gedeeltelijk) weg te nemen? Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheden van de cliënt om zich te bewegen, waaronder bukken en het opheffen van de armen. Dit bepaalt mede welke bijdrage de cliënt kan leveren aan het eigen huishouden. Het kan zijn dat we tijdens het gesprek met de cliënt inschatten dat het aanleren van vaardigheden tot de mogelijkheden behoort om zelf bepaalde activiteiten te kunnen blijven doen. We zetten dan eerst een ergotherapeut in. Deze gaat proberen vaardigheden in huis aan te leren. Denk bijvoorbeeld ook aan de mentale mogelijkheden van de cliënt: overziet hij wat er moet gebeuren en is hij in staat om in actie te komen? Daarnaast: hoe leerbaar is de cliënt?
Mogelijkheden mantelzorger(s) en netwerk
Kan met mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociaal netwerk de ondersteuningsvraag van de cliënt (gedeeltelijk) weggenomen worden? Denk bijvoorbeeld aan het samen boodschappen doen en het uitvoeren van de wasverzorging.
Is er een mantelzorger in de situatie aanwezig die ondersteuning nodig heeft? Zijn er vrijwilligers die een structurele bijdrage kunnen leveren?
Voorliggend veld (voorliggende voorziening of algemene voorziening of algemeen gebruikelijke voorziening)
Onder welke wet valt de ondersteuningsvraag van de cliënt? Valt dit onder de verantwoordelijkheid van de gemeente?
Er kan namelijk geen beroep op de gemeente gedaan worden als dezelfde ondersteuning geleverd kan worden vanuit een andere wet, zoals bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz). Dan is er sprake van een voorliggende voorziening. Is het wenselijk om samenwerking te zoeken met andere partijen? Kan de zorgvraag (gedeeltelijk) weggenomen worden door een algemene voorziening? In Oosterhout hebben we op dit moment geen algemene voorzieningen voor HbH. Kan er gebruik worden gemaakt van een algemeen gebruikelijke voorziening? Denk in ieder geval aan:
Is de ondersteuningsvraag met de voorgaande stappen nog niet voldoende weggenomen, dan verkennen we mogelijkheden om met een maatwerkvoorziening een oplossing voor de hulpvraag te vinden. De cliënt kan dan voor de ondersteuning een bijdrage in de kosten (eigen bijdrage) verschuldigd zijn. Ook kan de cliënt kiezen of hij de ondersteuning als zorg in natura (ZIN) wil ontvangen of als een persoonsgebonden budget (pgb).
Hieronder verstaan we de normale, dagelijkse zorg die huisgenoten, partners, ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden. Dit omdat ze als leefeenheid samen een woning bewonen en daarom samen de verantwoordelijkheid hebben voor het draaiende houden van het huishouden.
Van gebruikelijke hulp is alleen sprake als er een leefeenheid is die samen een woning bewoont. Kinderen die niet meer thuis wonen vallen hier dus buiten. Gebruikelijke hulp is verder niet vrijblijvend, maar beschouwen we als verplicht. We maken geen onderscheid op basis van bijvoorbeeld sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling en de manier waarop in de leefeenheid het inkomen wordt ontvangen (loondienst, eigen onderneming, uitkering).
4.1.3.1 Uitzonderingen bij typen leefsituaties
Bij een aantal bijzondere typen leefsituaties gaan we wel anders om met het toepassen van gebruikelijke hulp:
Geclusterd wonen1: er is hier geen sprake van een leefeenheid. Het schoonmaken van de eigen woonruimte(n) en slechts een evenredig deel van de gemeenschappelijke ruimten worden meegerekend.
Leef- en woongemeenschappen: de cliënt kan hulp krijgen voor het schoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw. Bibliotheken, gebedsruimten etc. vallen buiten het niveau van de sociale woningbouw en behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.
4.1.3.2 Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting
Het kan zijn dat een huisgenoot of partner bepaalde gezondheidsproblemen heeft die ervoor zorgen dat de taken niet door die persoon uitgevoerd kunnen worden. Dan vallen die taken voor die huisgenoot of partner niet onder gebruikelijke hulp. Er wordt altijd onderzocht of een leefeenheid door de (chronische) uitval van een gezinslid niet onredelijk veel belast wordt en er misschien daardoor overbelasting dreigt.
Als een huisgenoot of partner gezondheidsproblemen en beperkingen heeft, moet hij de (medische) gegevens ter onderbouwing daarvan aanleveren. Dit geldt ook als de huisgenoot of partner door de combinatie van werk/opleiding en het huishouden overbelast dreigt te raken. Hiervoor kan een medisch advies worden opgevraagd door de Wmo-consulent. De huisgenoot of partner moet hieraan medewerking verlenen. Als de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk, de gebruikelijke hulp en andere activiteiten dan werk en huishouden (bijvoorbeeld hobby’s), dan gaan werk en de gebruikelijke hulp voor op de andere activiteiten. Het beoefenen van hobby’s zorgt er niet voor dat de gebruikelijke hulp niet verplicht is.
Als de huisgenoot of partner overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en de verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie worden gegeven op de taken die normaal gesproken tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In eerste instantie zal die indicatie kort zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.
Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het overlijden van de andere partner/ouder overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen. Gaat het om een terminale situatie, dan is het belangrijk om in overleg met de huisgenoten te bepalen wat draagbaar is. In deze situaties wordt onderzocht in hoeverre ‘gebruikelijke hulp’ haalbaar is.
Voor de toepassing van gebruikelijke hulp geldt dat er altijd van afgeweken kan worden met het oog op het bieden van maatwerk. De motivatie voor afwijken moet goed in het plan van aanpak worden vastgelegd na overleg met een collega.
Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. De uitzondering is als de huisgenoot van een zorgvrager vanwege werk langere tijd fysiek niet aanwezig is. Dan wordt hiermee rekening gehouden. Het gaat dan om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. Er is in die periode dan feitelijk sprake van een eenpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke hulp worden geleverd. De afwezigheid van de huisgenoot moet wel een verplichtend karakter hebben en met het werk verbonden zijn (bijv. offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland).
Als de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan wordt ervan uitgegaan dat de kinderen een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken. Dit is uiteraard afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren:
Kinderen tussen 5 en 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafeldekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand doen. Bij een 5-jarige kan het er bijvoorbeeld om gaan dat hij zelf zijn kopje op het aanrecht zet;
Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt als de primaire verzorger uitvalt. Van een 18-23 jarige wordt namelijk verwacht dat hij/zij een eenpersoonshuishouden kan voeren. De huishoudelijke taken voor een eenpersoonshuishouden zijn:
Van 18-23 jarigen wordt ook verwacht dat zij eventueel jongere gezinsleden opvangen, verzorgen en begeleiden als zij hiertoe in staat worden geacht.
Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot het toekennen van huishoudelijke hulp. In die situaties kan wel een tijdelijke indicatie afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen, maar via instructies gestuurd. Het gaat dan om een kortdurende indicatie, waarin de noodzakelijke huishoudelijke vaardigheden worden aangeleerd.
4.1.3.5 Zorgplicht voor kinderen
Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Zij moeten zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dat betekent: het zorgen voor hun geestelijke en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. En ook de zorg bij kortdurende ziekte. De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind:
Bij uitval van één van de ouders wordt verwacht dat de andere ouder de zorg voor de kinderen overneemt. Van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere voorliggende voorzieningen.
De zorgplicht vervalt niet bij een echtscheiding of het beëindigen van de relatie. Maar er moet wel rekening gehouden worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken.
4.1.4 Uitgangspunten voor huishoudelijke hulp
Hieronder volgen de uitgangspunten die we in Oosterhout hanteren bij een aanvraag voor huishoudelijke hulp.
4.1 De leefeenheid is op de eerste plaats zelf verantwoordelijk
Zie hiervoor ook hoofdstuk 4.1.3. Gebruikelijke hulp
Onder een leefeenheid wordt verstaan: ‘alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen en samen een huishouden vormen’. De leefeenheid is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden. Huishoudelijke hulp is er als aanvulling om het huishouden draaiende te houden. De eigen verantwoordelijkheid van de leefeenheid houdt ook in dat het huis is ingericht op een manier dat het eenvoudig schoongehouden kan worden.
Let op: Mensen kunnen samen op een adres wonen en zelfstandig van elkaar leven (bijvoorbeeld woongroepen, kamerverhuur, meerdere generaties in een huis). In zo’n situatie gaan wij er van uit dat andere bewoners de gemeenschappelijke ruimtes schoonmaken als één lid van de wooneenheid dit niet zou kunnen. Eventuele huishoudelijke hulp wordt dan alleen verstrekt voor de eigen woonruimte van de cliënt.
Cliënten zullen altijd gestimuleerd en gemotiveerd worden om zoveel als mogelijk zelf hun huishouden draaiende te houden. Er zal gekeken worden wat een cliënt nog zelf kan doen en deze taken zal de cliënt ook zelf blijven uitvoeren. Dit betekent dat we daar waar mogelijk stimuleren dat de cliënt zelf huishoudelijke activiteiten uit blijft voeren. Het kan namelijk anti-revaliderend werken als mensen geen taken meer uitvoeren die ze eigenlijk nog wel kunnen doen. Het is belangrijk dat de aanbieder van de huishoudelijke hulp weet wat de cliënt zelf doet.
4.3 Technische hulpmiddelen en woonvoorzieningen
Er wordt geen HbH toegekend als de problemen van de cliënt kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen of woonvoorzieningen. Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur (zoals wasmachine, droger of stofzuiger). Deze hulpmiddelen horen ook aanwezig te zijn voor de hulp die komt.
Als dit soort apparaten niet aanwezig zijn maar wel een passende oplossing zouden bieden voor het probleem, dan moeten deze hulpmiddelen eerst worden aangeschaft.
4.4 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor huishoudelijke hulp
Een inwoner kan in aanmerking komen voor HbH als:
Hierbij is van belang dat de cliënt en/of een meerderjarige huisgenoot zelf de regie heeft over het huishouden en deze regie ook kan uitvoeren. Is dit niet het geval dan kan het nodig zijn om ondersteuning te leveren in de dagelijkse organisatie van het huishouden (begeleiding).
De volgende uitgangspunten gelden bij een toekenning van de maatwerkvoorziening HbH:
Een bewerkelijke inrichting van de woning leidt niet automatisch tot de toekenning van extra ondersteuning. Bijvoorbeeld: extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vraagt. Van de cliënt wordt verwacht dat hij zelf bijdraagt aan het gemakkelijk en goed kunnen uitvoeren van de schoonmaakactiviteiten. De inrichting van de woning is namelijk een keuze waar de cliënt invloed op kan uitoefenen.
Tuinonderhoud wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de noodzakelijke ondersteuning HbH. Huishoudelijke hulp beperkt zich tot de binnenzijde van de woning. Voor het bijhouden van de tuin kan een verzoek worden ingediend bij Oosterhoutvoorelkaar.
Het aan de buitenkant wassen van ramen wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de noodzakelijke ondersteuning HbH. Voor het aan de buitenkant wassen van de ramen is een passende algemeen gebruikelijke voorziening beschikbaar, namelijk een glazenwasser. Ramenwassen aan de buitenkant hoeft niet vaak te gebeuren en de kosten voor een glazenwasser zijn niet hoog. Deze kosten kunnen ook door inwoners met een minimuminkomen betaald worden.
4.1.5 Toelichting op het normenkader
In het normenkader staat per onderdeel de frequentie en/of de benodigde tijd die toegekend kan worden. Dit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 4.1.6 voor de basisactiviteiten en in hoofdstuk 4.1.7 voor de aanvullende activiteiten.
Belangrijk is dat het bij het normenkader om een richtlijn gaat. Voor alles geldt dat als maatwerk vraagt af te wijken, dit voorgaat op de richtlijn. Het doel van het normenkader is om uniformiteit na te streven, maar iedere individuele situatie wordt apart onderzocht. Als die individuele situatie erom vraagt, dan wordt er dus van de richtlijn afgeweken. Dat kan gaan om op- of neerwaartse bijstellingen. Die bijstelling kan alleen als onderbouwd wordt aangegeven waarom de verhoging of verlaging noodzakelijk is. Dat moet terugkomen in het plan van aanpak.
In hoofdstuk 4.1.6 zijn de normtijden en frequentie voor een schoon en leefbaar huis terug te vinden. Hieronder is in figuur 4 het blokkenschema ter illustratie opgenomen.
Figuur 4: Blokkenschema normenkader HHM
Dit normenkader is van toepassing op een gemiddeld huishouden. Door uit te gaan van een gemiddelde situatie krijgen de normtijden een algemeen karakter. Ook voorkomt het dat op alle mogelijk denkbare uitzonderingen apart beleid moet worden ontwikkeld.
Een gemiddelde situatie houdt in:
4.1.5.2 Niet-gemiddeld huishouden
Een aantal factoren kan maken dat een situatie niet gemiddeld is, maar dat een andere inzet nodig is door een andere frequentie van activiteiten of een andere tijdbesteding. Het kan gaan om kenmerken van de cliënt zelf, of om kenmerken van het huishouden of de woning van de cliënt.
Het gaat om de fysieke en mentale mogelijkheden van de cliënt om bij te dragen aan de uit te voeren activiteiten. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen. Ook speelt hier de trainbaarheid en leerbaarheid van de cliënt mee.
Beperkingen en belemmeringen van de cliënt
Hier gaat het om beperkingen en belemmeringen van de cliënt die gevolgen hebben voor de benodigde inzet. Leidend is de hoeveelheid extra ondersteuning die nodig is, dus niet de problematiek zelf. Voorbeelden zijn Huntington, ALS, Parkinson, dementie, visuele beperking, revalidatie, bedlegerigheid, psychische aandoeningen en verslaving/alcoholisme. Dit kan op twee manieren uitwerken:
Ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers
Hiermee wordt de hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de cliënt en eventuele vrijwilligers bedoeld. Daardoor is minder professionele inzet vanuit de gemeente noodzakelijk. Een deel van de activiteiten wordt namelijk door niet-professionals gedaan.
Samenstelling van het huishouden
Het gaat hier om het aantal personen en de leeftijd van die personen in het huishouden. Als sprake is van een huishouden van twee personen, is niet per se extra inzet nodig. Maar dit is bijvoorbeeld wel het geval als zij gescheiden slapen, waardoor een extra slaapkamer in gebruik is. Het kan ook betekenen dat er minder ondersteuning nodig is, omdat de partner een deel van de activiteiten uitvoert (gebruikelijke hulp).
De aanwezigheid van een kind of kinderen kan leiden tot extra noodzaak van inzet van ondersteuning. Dit is mede afhankelijk van de leeftijd en leefstijl van de betreffende kinderen en van de bijdrage die het kind levert in de huishouding (leeftijdsafhankelijk). Als er kinderen zijn, zijn er vaak ook meer ruimtes in gebruik.
Een kind kan eventueel ook een bijdrage leveren in de vorm van mantelzorg en daarmee de benodigde extra inzet beperken of opheffen.
Bij een kind kan overigens ook sprake zijn van bijzonderheden (ziekte of beperking) die maken dat extra inzet van ondersteuning nodig is.
Door de aanwezigheid van één of meer huisdieren in het huishouden, kan door meer vervuiling extra inzet nodig zijn dan in de norm is opgenomen. Dit staat los van de verzorging van huisdieren. Een huisdier vraagt niet altijd extra benodigde inzet (goudvis in een kom, een niet verharende hond, etc.). Een huisdier heeft vaak ook een functie ten aanzien van participatie en eenzaamheidsbestrijding. Met de cliënt vindt in deze gevallen overleg plaats over het aantal of soort huisdieren en welke gevolgen hiervan wel of niet ‘voor rekening’ van de gemeente komen.
Als er bijvoorbeeld extra inzet nodig is door bijvoorbeeld heel veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties, waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vraagt. Zie hiervoor ook hoofdstuk 4.1.4 onder 4.6 ‘Inrichting woning’ over wat hierin van een cliënt verwacht wordt.
Een grote woning kan, maar hoeft niet per se om meer inzet te vragen. Een extra grote oppervlakte van de in gebruik zijnde ruimtes kan meer tijd vergen om bijvoorbeeld te stofzuigen, maar kan het stofzuigen ook makkelijker maken omdat je makkelijk overal omheen kunt werken. Een extra slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is als slaapkamer vergt wel extra tijd.
4.1.6 Normenkader basisactiviteiten
Bij basisactiviteiten gaat het om huishoudelijke werkzaamheden waarbij de cliënt zelf, of met behulp van het sociaal netwerk, de regie voert. Deze activiteiten vallen onder het resultaatgebied schoon en leefbaar huis. We hebben structurele basisactiviteiten en incidentele basisactiviteiten. Hierna zijn in drie figuren de frequentie en normtijden uit het Normenkader HHM weergegeven.
Figuur 5: Frequentie van de structurele basisactiviteiten
Figuur 6: Frequentie van de incidentele basisactiviteiten
Figuur 7: Normtijden voor de structurele basisactiviteiten
NB: De normtijden gelden bij volledige overname in een gemiddelde cliëntsituatie. Bij afwijkende situaties geldt een ander totaal
4.1.7 Nomenkader aanvullende activiteiten
Aanvullende activiteiten zijn activiteiten die vallen onder andere resultaatgebieden dan een schoon en leefbaar huis: de was, boodschappen, maaltijden, kindzorg, regie/organisatie en AIV. Voor de was en boodschappen zijn de normen geactualiseerd naar de huidige tijdsgeest met onder andere de boodschappenservices. De tijdsnormen voor maaltijden, kindzorg en regie/organisatie en AIV (zie het blokkenschema in figuur 4), zijn overgenomen vanuit het CIZ-protocol.
Bij de indicatie van HbH wordt ook een indicatieperiode vastgesteld. Dit is de periode voor hoe lang de voorziening HbH (vooralsnog) wordt toegekend. Afhankelijk van de situatie van de cliënt kan de duur van deze indicatieperiode variëren tot maximaal vijf jaar. Als de cliënt na deze periode voortzetting wenst, dan moet hiervoor opnieuw een aanvraag worden ingediend. Er vindt dan een nieuw gesprek plaats waarbij bekeken wordt of de situatie is verslechterd, verbeterd of hetzelfde is gebleven. Dat noemen we een herindicering of herindicatie.
In situaties waarin vooraf bekend is dat de beperking(en) van de cliënt hetzelfde blijven of te verwachten is dat de beperking(en) alleen maar toenemen, kan een indicatie voor langer dan vijf jaar worden afgegeven. Via evaluatiegespreken wordt dan in de gaten gehouden of de situatie toch verslechtert. Als die inderdaad verslechterd is, wordt de indicatie aangepast.
4.1.9 Voorzetten ondersteuning na overlijden cliënt
Als de cliënt overlijdt en een huisgenoot, die zelf ook beperkingen heeft, achterblijft, wordt de HbH voor zes weken voortgezet. Zo heeft de achterblijvende huisgenoot zes weken tijd om de ondersteuning op een andere manier te organiseren of de indicatie op zijn/haar naam te laten zetten.
4.1.10 Incidentele overname bij uitval mantelzorger
Bij het onverwacht uitvallen van de mantelzorger die de huishoudelijke werkzaamheden uitvoert, kan na melding direct en zonder indicatie 120 minuten HbH worden ingezet. De periode waarvoor dit geldt, is vier tot zes weken. Als blijkt dat de mantelzorger langere tijd is uitgeschakeld kan er in die periode een keukentafelgesprek worden gevoerd waarin de situatie wordt besproken. Dan kan er alsnog een indicatie worden gesteld.
4.1.11 Besteding in het buitenland
Het uitgangspunt is dat HbH alleen binnen het Europese deel van Nederland kan worden besteed. Besteding in het buitenland is niet toegestaan.
Aan de cliënt wordt de keuze geboden tussen een maatwerkvoorziening in natura (Zorg In Natura, ZIN) en een persoonsgebonden budget (pgb).
Als de HbH in natura wordt toegekend dan wordt deze uitsluitend door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder geleverd. De cliënt heeft dan vrije keuze uit één van de gecontracteerde aanbieders (zie hiervoor hoofdstuk 3.1). Als de cliënt kiest voor HbH via een pgb moet er voldaan worden aan bepaalde voorwaarden (zie hiervoor hoofdstuk 3.2).
4.1.13 Schoonmaak ernstig vervuilde woning
Het komt voor dat een woning zo ernstig vervuild is dat van de HbH-aanbieder niet mag worden verwacht dat deze – binnen de gestelde indicatie – de woning in bewoonbare staat brengt. Vaak is er dan sprake van een cliënt met meerdere problemen waarvoor door middel van inzet van de GGD en begeleiding een oplossing moet worden gezocht.
Om het mogelijk te maken dat er een start gemaakt wordt met de hulpverlening aan de cliënt is het noodzakelijk dat die weer over een bewoonbare woning beschikt. In Oosterhout kunnen eenmalig de kosten voor het schoonmaken van een ernstig vervuilde woning vanuit de Wmo worden vergoed.
In de praktijk is gebleken dat de inzet van twee schoonmakers gedurende één of twee dagen meestal voldoende is. De eventueel noodzakelijke herstel- en (her)inrichtingskosten worden niet vanuit de Wmo vergoed.
De kosten kunnen uitsluitend worden vergoed als er door de GGD een verzoek wordt gedaan vanwege gevaar voor de volksgezondheid. De diagnose van de GGD wordt dus beschouwd als de noodzaak/indicatie voor de Wmo.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-352757.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.