Gemeenteblad van Land van Cuijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Land van Cuijk | Gemeenteblad 2022, 351180 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Land van Cuijk | Gemeenteblad 2022, 351180 | beleidsregel |
Beleidsregels giften Participatiewet gemeente Land van Cuijk 2022
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Land van Cuijk
Artikel 31, tweede lid, onderdeel l en m, van de Participatiewet bepaalt dat niet tot middelen van de belanghebbende worden gerekend: giften en daar genoemde uitkeringen en vergoedingen voor schade, voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn;
besluit vast te stellen de Beleidsregels giften Participatiewet gemeente Land van Cuijk 2022.
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet Bestuursrecht.
Artikel 4 Giften voor schulden
Een schuld is in ieder geval aantoonbaar problematisch als op het moment van aanvang van de bijstandsverlening redelijkerwijs is te voorzien dat niet voortgegaan kan worden met het afbetalen van de schuld, of waarbij reeds is opgehouden met het afbetalen hiervan vanwege een tekort aan beschikbare middelen.
Artikel 7 Persoonlijke omstandigheden
Gelet op het bepaalde in artikel 4:84 van de Awb wordt gehandeld zoals bepaald in deze beleidsregels, behalve als dat voor belanghebbende gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het doel van deze beleidsregels.
Met inwerking treding van deze beleidsregels wordt artikel 9 van de Beleidsregels Middelentoets 2014 van de gemeente Cuijk vervallen verklaard.
Aldus vastgesteld op 12 juli 2022.
Burgemeester en wethouders Land van Cuijk,
de secretaris,
Johan Postma
de wnd. burgemeester,
Wim Hillenaar
Deze beleidsregels geven aan hoe giften en schadevergoedingen moeten worden beoordeeld, welke giften meetellen en wanneer deze moeten worden gemeld.
Door giften niet volledig in aanmerking te nemen, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Het uitgangspunt is dat dat kerkelijk, charitatief of particulier perspectief zoveel mogelijk wordt gerespecteerd.
Gezien het minimumbehoeftekarakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. In deze beleidsregels wordt vastgesteld tot welk bedrag het college een gift verenigbaar acht met hetgeen wat op bijstandsniveau gebruikelijk is. Bij de beoordeling of een betaling als gift kan worden beschouwd is mede doorslaggevend of de betaling een onverplicht karakter draagt. De beleidsregels leggen bovendien vast wanneer belanghebbende verplicht is giften te melden.
De beleidsregels maken helder welke giften niet tot middelen worden gerekend. Het omgekeerde is daarmee niet automatisch het geval. Van giften die niet onder de uitzonderingen vallen, mag niet automatisch worden aangenomen dat deze gift wel een middel is dat in aanmerking moet worden genomen. Het college zal ten aanzien van deze giften altijd nog een specifieke afweging moeten maken of de gift uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.
Bij een schadevergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen materiele en immateriële schadevergoeding. Een materiele schadevergoeding is een vergoeding voor schade die direct in geld is uit te drukken. Het gaat om een vergoeding voor schade of verlies van iets dat belanghebbende al had. Bijvoorbeeld vervanging van een kapotte auto of brandschade in huis. Het kunnen reeds gemaakte kosten zijn of kosten die nog gemaakt moeten worden.
Bij immateriële schadevergoeding, ook wel smartengeld genoemd, gaat het om een vergoeding voor gederfde levensvreugde. Deze vergoeding is bedoeld voor geleden emotionele schade, waarvan de hoogte door een rechter of schadeverzekeraar is bepaald. Binnen de bijstandsuitkering moet worden gekeken naar de hoogte van de immateriële schadevergoeding. Is de vergoeding exorbitant hoog, of heeft deze een loondervend karakter, dan kan dat deel wel als middel in aanmerking worden genomen. Voor het gedeelte van de immateriële schadevergoeding dat door de gemeente wordt vrijgelaten, is het aan de belanghebbende om te bepalen waar de vrijgelaten immateriële schadevergoeding voor wordt gebruikt. Invulling geven aan het hervinden van levensvreugde is immers een persoonlijke kwestie.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Als giften, in geld of in natura, in totaal minder dan € 1.200,- per jaar bedragen, acht het college deze giften verantwoord in het kader van bijstandsverlening en staat zij deze giften toe. Mocht de totaal(waarde) aan giften de € 1.200,- per jaar overstijgen, dan worden deze wel in aanmerking genomen. Het gaat hierbij om het totaal aan ontvangen giften, in geld en in natura, incidenteel en periodiek.
Wanneer het gaat om periodieke giften die het bedrag van € 1.200,- te boven gaan, worden deze in aanmerking genomen als inkomen.
Incidentele giften boven de € 1.200,- worden in aanmerking genomen als vermogen. Het deel van de gift dat de “vrijlating” overstijgt, wordt opgeteld bij het vastgestelde vermogen. Als het vermogen dan boven de vermogensruimte komt dan betekent dat dat er ingeteerd moet worden. Dit is echter niet aan de orde wanneer het beneden de vermogensruimte blijft.
Voor de uitvoering van deze beleidsregels gelden de “vrijlatingen” niet per persoon. Dit houdt in dat voor een alleenstaande ouder en gehuwden (en daarmee gelijkgestelden) dezelfde vrijlating van toepassing is als voor een alleenstaande.
Giften voor kosten waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is of waarvoor een bijdrage vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning kan worden verstrekt, worden niet gerekend tot de middelen waarmee bij de bijstand rekening wordt gehouden. Dit is ook het geval als de bijzondere bijstand tot een bepaald bedrag de kosten vergoed en de gift hoger is.
Als er geen bijzondere bijstand mogelijk is maar de kosten zijn wel noodzakelijk, kan de gift eveneens vrijgelaten worden als deze de levensstandaard niet verhoogt. Dit is bijvoorbeeld het geval als de belanghebbende een gift ontvangt voor het aanschaffen van noodzakelijke hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een scootmobiel, of als de medische kosten uit bijstandsoogpunt niet noodzakelijk zijn maar wel wenselijk.
Door het onverplicht karakter is er voldoende reden om onverplichte verstrekkingen van werkgevers aan werknemers buiten beschouwing te laten. Te denken valt bijvoorbeeld aan een kerstpakket, tegoedbonnen of een bedrag met de kerst etc.
Verstrekkingen van de voedselbank, speelgoedbank en de kledingbank worden niet als middel aangemerkt.
Als de gift bestemd is voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan dan wel ter vrije besteding is, geldt dit artikel niet. In de kern behoren boodschappen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Het college maakt echter, naar aanleiding van de ‘boodschappenaffaire’ hierin wel een specifieke uitzondering voor het verstrekken van boodschappen. De boodschappen-affaire heeft in navolging van de toeslagenaffaire veel stof doen opwaaien in de media, samenleving en politiek. De zaak leidde in december 2020 tot veel publieke en politieke verontwaardiging omdat een gemeente een bijstandsgerechtigde zou straffen voor het feit dat haar moeder haar hielp door haar boodschappen te betalen. De zaak heeft geleid tot Kamervragen en de toezegging van toenmalig staatssecretaris Van ’t Wout van SZW om met een set aan maatregelen de onevenredige hardheden in de Participatiewet op te sporen en zo nodig weg te nemen. Daardoor zou de menselijke maat centraal kunnen staan bij de bijstandsverlening. De boodschappenaffaire heeft ook bijgedragen aan het indienen en aannemen van de motie van het lid Jasper van Dijk c.s. over een landelijke vrijstelling van giften voor mensen in de bijstand.
Op het moment van vaststellen van deze beleidsregels is landelijk nog niets geregeld voor het mogelijk maken van giften in de vorm van boodschappen in de bijstand. Het college beoogt met deze beleidsregels het mogelijk te maken giften in natura – zoals boodschappen – in beperkte mate toe te staan. Zo handelt het college in lijn met de geest van aangenomen motie van Jasper van Dijk c.s. om de menselijke maat meer centraal te laten staan bij de bijstandsverlening en het mogelijk te maken giften in natura zoals boodschappen – onder voorwaarden – toe te staan.
De Participatiewet biedt maar beperkte mogelijkheden tot bijstandsverlening in schulden. Het hebben van problematische schulden is in algemene zin een belemmering in het sociaal functioneren. Als familie hierin de bijstandsgerechtigde tegemoet wil komen worden deze bedragen in beginsel niet als middel in aanmerking genomen.
Het is de verantwoordelijkheid van de belanghebbende om documenten aan te leveren waaruit blijkt op welke grond aan hem een schadevergoeding is toegekend. Dit kan bijvoorbeeld een besluit van een verzekeringsmaatschappij of rechtbank zijn. De bewijslast ligt bij de belanghebbende zelf; hij/zij zal zelf de schade aannemelijk moeten maken.
Wanneer er sprake is van ontvangst van een door belanghebbende ontvangen schadevergoeding voor materiële schade, zal beoordeeld moeten worden of de vergoeding is gebruikt voor het wegnemen van de schade. Indien dit niet (helemaal) het geval is, wordt het deel dat niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen als vermogen in aanmerking genomen. Hierbij moet rekening worden gehouden met eventuele kosten die in de toekomst nog gemaakt moeten worden, zoals fysiotherapie. Indien hier sprake van is kan de vergoeding niet als vermogen worden aangemerkt.
Door tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. Het gevolg zal in veel gevallen zijn dat het inkomen van iemand voor een bepaalde periode, of zelfs helemaal, weg valt. Een vergoeding voor loonderving is bestemd voor de kosten van levensonderhoud en wordt daarom binnen de bijstand beschouwd als inkomen binnen de bijstand.
Het proces van afhandelen van de schade kan lange tijd duren. De uiteindelijk toegekende schadevergoeding kan dan ook over een periode gaan die in het verleden ligt. Er zal daarom beoordeeld moeten worden op welke periode de vergoeding precies betrekking heeft. Het bedrag van de toegekende schadevergoeding wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop deze vergoeding betrekking heeft en maandelijks gekort als inkomen. In de meeste gevallen gaat het om één bedrag, waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De belanghebbende zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kan bijvoorbeeld doormiddel van salarisspecificaties of jaaropgaven, maar ook door een overzicht van de nog te lijden schade opgemaakt door een letstelschadespecialist.
Wanneer er een schadevergoeding voor immateriële schade wordt toegekend, gaat het meestal om een zeer ernstige situatie. In een dergelijke situatie heeft de belanghebbende het recht om gecompenseerd te worden voor de geleden schade, zonder dat dit direct van invloed is op het recht op bijstand. Schadevergoedingen voor immateriële schade worden daarom niet volledig als vermogen aangemerkt. Aan de andere kant kan deze vrijlating niet onbegrensd zijn. Een bedrag ter hoogte van de geldende vermogensnorm wordt gezien als verantwoord. Wanneer de immateriële schadevergoeding hoger is, dan wordt 2/3 deel van het bedrag dat de vermogensgrens overschrijdt in aanmerking genomen als vermogen. Het niet vrijgelaten deel van de schadevergoeding wordt als vermogen in aanmerking te worden genomen op basis van artikel 34 lid 1 onder b van de Participatiewet.
Dit artikel legt vast wanneer de meldingsplicht voor ontvangen giften geldt. Er geldt in ieder geval een meldingsplicht bij een totaal aan giften boven de € 1.200,-, bij periodieke giften en bij schadevergoedingen voor materiële of immateriële schade.
Er kunnen zich altijd situaties voordoen waarin deze beleidsregel niet voorziet of de strikte uitvoering daarvan leidt tot een dermate onredelijk gevolg voor de belanghebbende dat op grond van de bijzondere individuele omstandigheden tot een ander oordeel gekomen moet worden. Dit artikel sluit aan bij artikel 4:84 van de Awb. Hierin wordt de mogelijkheid benoemd om af te wijken indien er een situatie ontstaat die onevenredig is ten opzichte van het doel van deze beleidsregels.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-351180.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.