Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Asten 2017

De raad van de gemeente Asten;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 mei 2022 met zaaknummer 2021076236;

 

gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Alcoholwet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

gehoord het advies van de commissie Algemene zaken en Control van 23 juni 2022;

 

besluit:

 

vast te stellen de verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Asten 2017.

Artikel I

De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Asten 2017 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1:1 (definities) wordt als volgt gewijzigd:

 

In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

 

  • -

    bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;

B

 

Aan artikel 1:7 (termijnen) wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

 

  • 2.

    De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

C

 

Artikel 2:3, eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

D

 

Artikel 2:10 is gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:

    • a.

      schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; of

    • b.

      op zichzelf of in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 2.

    Van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg is in ieder geval sprake wanneer niet ten minste een vrije doorgang wordt gelaten op voetpaden voor voetgangers en op de rijbaan voor fietsers of gemotoriseerd verkeer.

  • 3.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels en/of beleidsregels stellen ten aanzien van terrassen en uitstallingen, tijdelijke aankondigingsborden en spandoeken, en overige objecten op of aan de weg.

  • 4.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid, zoals ten behoeve van het plaatsen van een oplaadpaal/-infrastructuur voor het opladen van elektrische voertuigen.

  • 5.

    De ontheffing wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 6.

    Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;

    • c.

      overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

  • 7.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of de Provinciale wegenverordening.

E

 

Artikel 2:24 komt te luiden:

 

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39;

    • g.

      sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een circus of kermis, straatfeest of buurtbarbecue;

    • f.

      vechtsportwedstrijden in competitieverband georganiseerd door een sportorganisatie van een bij de NOC*NSF aangesloten bond of koepelorganisatie, die worden gehouden of gespeeld in of op accommodaties waarover de sportorganisatie vast de beschikking heeft.

  • 3.

    Onder een groot evenement wordt verstaan een evenement waarbij meer dan 500 mensen gelijktijdig aanwezig zijn.

F

 

Artikel 2:25, tweede lid, is gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 2.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

G

 

Artikel 2:27 komt te luiden:

 

  • 1.

    Onder openbare inrichting wordt in deze afdeling verstaan: de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis.

  • 2.

    Onder openbare inrichting als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een bij deze inrichting behorend terras en de andere aanhorigheden.

  • 3.

    Onder houder wordt in deze afdeling verstaan: degene die een openbare inrichting ex¬ploi¬teert op grond van het bepaalde in artikel 2:28.

  • 4.

    Onder leidinggevenden wordt in deze afdeling verstaan: degene(n) die algemene en/of onmiddellijke leiding geeft/geven aan de exploitatie van een openbare inrichting, dan wel hetgeen daar onder in de Alcoholwet wordt verstaan en als zodanig doorgaans gedurende de openingstijden in de inrichting aanwezig dient te zijn.

H

 

Artikel 2:28 komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:

    • a.

      de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; of

    • b.

      de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of

    • c.

      als er ten behoeve van de exploitatievergunning een negatief BIBOB advies is uitgebracht.

  • 4.

    Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal gelegen zijn, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 5.

    Het eerste lid geldt niet voor een openbare inrichting in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit. Voor zowel de winkel als de activiteiten van de openbare inrichting gelden dezelfde sluitingstijden van de Winkeltijdenwet.

  • 6.

    Voorts geldt het eerste lid niet voor een openbare inrichting in:

    • a.

      zorginstellingen;

    • b.

      musea;

    • c.

      camping of een recreatiepark als bedoeld in artikel 2:38a, onder a, APV, waarop de vergunningplicht uit artikel 2:38b, eerste lid, APV van toepassing is, voor zover er sprake is van eenzelfde exploitant. Artikelen 2:29 tot en met 2:33 zijn onverkort op de openbare inrichting op de camping of het recreatiepark van toepassing.

  • 7.

    Een vergunning voor het exploiteren van een openbare inrichting, waarin alcoholhoudende dranken worden verkocht, vervalt indien de leidinggevende van de openbare inrichting niet in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet.

  • 8.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

I

 

Artikel 2:28a komt te luiden:

 

  • 1.

    Voor het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 2:28 moet een aanvraag bij de burgemeester worden ingediend volgens een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag, bedoeld in het vorige lid, wordt tenminste:

    • a.

      opgaaf gedaan van de personalia en het adres van de leidinggevende(n);

    • b.

      opgaaf gedaan van de personalia en het adres van de houder voor zover hij een natuurlijk persoon is en van de zetel en het adres ingeval de houder een rechtspersoon is;

    • c.

      opgaaf gedaan van het adres en de aard van de openbare inrichting;

    • d.

      een nauwkeurige omschrijving van de ruimte waarvoor de vergunning moet gelden, waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan en een plattegrond van de openbare inrichting.

  • 3.

    De vergunning wordt schriftelijk aangevraagd door de natuurlijke perso(o)n(en) of rechtspersoon voor wiens rekening de exploitatie van de openbare inrichting geschiedt.

  • 4.

    De vergunning is niet overdraagbaar.

J

 

Artikel 2:29 komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is de houder van een openbare inrichting, waarvoor op grond van de Alcoholwet een vergunning is vereist, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

     

    op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 05.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 05.00 uur.

  • 2.

    Het is de houder van een openbare inrichting, waarvoor op grond van de Alcoholwet geen vergunning is vereist, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

     

    op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 05.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 05.00 uur.

  • 3.

    Overeenkomstig het gestelde in artikel 1.4 kan de burgemeester door middel van een vergunningvoorschrift voor een afzonderlijke openbare inrichting of voor een daartoe behorend terras een ander sluitingsuur of andere sluitingsuren vaststellen.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 en 2 stelt het college gedifferentieerde sluitingstijden vast voor categorieën van openbare inrichtingen, waaraan op grond van artikel 4 Alcoholwet beperkende voorwaarden zijn opgelegd en welke uitsluitend of mede dienst doen voor sportactiviteiten, dan wel gelegen zijn op een terrein dat dienst doet of bestemd is voor sportactiviteiten.

  • 5.

    Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.

  • 6.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van de in lid 1, 2 en 4 van dit artikel vervatte verboden.

  • 7.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

K

 

In artikel 2:30, eerste lid, wordt ‘horecabedrijven’ vervangen door ‘openbare inrichtingen’.

 

L

 

  • 1.

    De titel van artikel 2:31 komt te luiden: ‘aanwezigheid in gesloten openbare inrichting’.

  • 2.

    Artikel 2:31 komt te luiden:

     

    Het is bezoekers van een openbare inrichting verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.

M

 

Artikel 2:32, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    De exploitant van een openbare inrichting laat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

N

 

Artikel 2:33 komt te luiden:

 

Het is verboden in een openbare inrichting de orde te verstoren.

 

O

 

Artikel 2:34 komt te luiden:

 

Als een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:27 geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 Gemeentewet treedt niet de burgemeester maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van de artikelen 2:28 tot en met 2:30.

 

P

 

  • 1.

    De titel van Afdeling 8A wordt gewijzigd in ‘bijzondere bepalingen over paracommerciële rechtspersonen’.

  • 2.

    Aan artikel 2:34a wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

     

    • 3.

      In deze afdeling wordt verstaan onder ‘alcoholhoudende drank’, ‘paracommerciële rechtspersoon’, dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.

Q

 

Artikel 2:36 komt te luiden:

 

Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.

 

R

 

Artikel 2:38 komt te luiden:

 

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

 

S

 

Er wordt een afdeling ‘9A Toezicht op campings en recreatieparken’ bestaande uit de artikelen 2:38a t/m 2:38h toegevoegd, luidende als volgt:

 

Artikel 2:38a Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    camping of recreatiepark: (kampeer-)terrein waarvan het gebruik ten behoeve van het verschaffen van tijdelijk recreatief nachtverblijf planologisch is toegestaan;

  • b.

    exploitant: de natuurlijke of rechtspersoon die een camping of recreatiepark exploiteert op grond van artikel 2:38b;

  • c.

    beheerder/leidinggevende: de natuurlijke of rechtspersoon of personen die de onmiddellijke leiding uitoefent of uitoefenen.

  • d.

    Recreatieverblijfplaats: kampeerplaats; kampeervak, kampeerunit, (sta-)caravan, chalet en vergelijkbare accommodaties ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

Artikel 2:38b Vergunningplicht

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een camping of recreatiepark van meer dan 25 recreatieverblijfplaatsen te exploiteren;

  • 2.

    De aanvraag voor de vergunning dient te geschieden met een door de burgemeester vastgesteld formulier;

  • 3.

    Voor zover voor de exploitatie van de camping of het recreatiepark ook een vergunning als bedoeld in artikel 2:28 APV benodigd is en er sprake is van eenzelfde eigenaar en beheerder/leidinggevende, wordt, gelet op het bepaalde in artikel 2:28 lid 6 onder e APV, één exploitatievergunning verleend.

  • 4.

    In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant, en

    • b.

      de persoonsgegevens van de beheerder/leidinggevende.

  • 5.

    Op de aanvraag is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:38c Gedragseisen

De exploitant en de beheerder/leidinggevende:

  • a.

    staan niet onder curatele;

  • b.

    zijn niet in enig opzicht van aantoonbaar slecht levensgedrag, en

  • c.

    hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

Artikel 2:38d Weigeringsgronden

  • 1.

    De burgemeester weigert de vergunning als:

    • a.

      de exploitant of beheerder/leidinggevende niet voldoet aan de in artikel 2:38c gestelde eisen;

    • b.

      de exploitatie van de camping of het recreatiepark in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd indien:

    • a.

      naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de camping of het recreatiepark of de openbare orde door de exploitatie van de camping of het recreatiepark op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed;

    • b.

      de exploitatie van de camping of het recreatiepark een onaanvaardbaar risico op ernstige verstoring van de openbare orde met zich zal meebrengen;

    • c.

      dit in het belang is van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • d.

      ten aanzien van de te verlenen vergunning een negatief BIBOB-advies is ontvangen.

Artikel 2:38e Sluiting

  • 1.

    De burgemeester kan ter bescherming van de openbare orde en veiligheid de sluiting bevelen van een camping of recreatiepark indien daar:

    • a.

      door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel verworven of overgedragen;

    • b.

      discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook;

    • c.

      wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend;

    • d.

      zich andere feiten en/of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van de camping of recreatiepark ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.

  • 2.

    De burgemeester kan de sluiting bevelen van een camping of recreatiepark indien:

    • a.

      de exploitant of beheerder/leidinggevende handelt in strijd met het bepaalde in de artikel 2:38b, eerste lid, of 2:38c onder sub a en b;

    • b.

      de exploitant of beheerder/leidinggevende handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • 3.

    De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als naar zijn oordeel de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting niet langer vereisen;

  • 4.

    De burgemeester draagt zorgt voor het aanbrengen van het bevel tot sluiting bij de toegang van de inrichting of in de directe nabijheid daarvan;

  • 5.

    De rechthebbende laat toe dat een afschrift van het sluitingsbevel wordt aangebracht.

Artikel 2:38f Aanwezigheid in gesloten camping of recreatiepark

  • 1.

    Het is verboden een camping of recreatiepark te betreden waarvan de sluiting is bevolen;

  • 2.

    Het is de rechthebbende verboden zonder toestemming van de burgemeester bezoekers toe te laten of zelf de camping of het recreatiepark te betreden.

Artikel 2:38g Intrekking vergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt de vergunning ingetrokken indien:

  • a.

    de exploitatie van de camping of het recreatiepark door een andere dan in de vergunning genoemde houder wordt overgenomen;

  • b.

    de exploitant of beheerder niet meer voldoet aan de in artikel 2:38c onder a en b gestelde eisen;

  • c.

    ten aanzien van de exploitant of beheerder/leidinggevende een negatief BIBOB advies is ontvangen.

Artikel 2:38h Overgangsbepaling

  • 1.

    De gebods- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning krachtens deze afdeling is vereist en die verder niet voorkomen in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Asten 2017 derde wijziging:

    • a.

      zijn niet van toepassing gedurende twaalf weken na inwerkingtreding van deze afdeling; en

    • b.

      zijn niet van toepassing na de onder a genoemde termijn, voor zover degene die op grond van deze afdeling een vergunning nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag voor deze vergunning heeft ingediend, totdat op de aanvraag onherroepelijk is beslist.

  • 2.

    Voor campings en recreatieparken als bedoeld in 2:38b die op moment van inwerkingtreding van deze afdeling reeds bestaan geldt, dat zij kosteloos een vergunning van rechtswege ontvangen. Indien echter op voorhand zwaarwegende redenen zijn voor de burgemeester om eerst tot vergunningverlening als in dit artikellid bedoeld over te gaan nadat nader onderzoek naar bedoelde redenen heeft plaatsgevonden, wordt pas vergunning verleend als de uitkomst van dat nader onderzoek niet aan verlening in de weg staat als bedoeld in artikel 1:8 en 2:38d.

T

 

Artikel 2:39 komt te luiden:

 

  • 1.

    Dit artikel verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen.

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning:

    • a.

      indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of

    • b.

      de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

U

 

Aan artikel 2:45 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

 

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

V

 

In artikel 2:48 wordt in het tweede lid onder a en b ‘horecabedrijf’ vervangen door ‘openbare inrichting’. In het tweede lid onder b wordt ‘Drank- en horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

 

W

 

Er wordt een artikel 2:48a toegevoegd als volgt:

 

Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

  • 3.

    Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

X

 

  • 1.

    Aan artikel 2:57, eerste lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

     

    • c.

      buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats als de hond niet is aangelijnd;

  • 2.

    In het derde lid van artikel 2:57 wordt ‘onder a en b’ gewijzigd in ‘onder a tot en met c’.

Y

 

Artikel 2:65 komt te luiden:

 

Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken.

 

Z

 

Artikel 2:71 komt te luiden:

 

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan:

  • a.

    hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit;

  • b.

    Carbid: calciumcarbide (CaC2)

  • c.

    Carbidschieten: het in een bus, container, opslagvat of ander object op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen carbid en een vloeistof (water) of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen en waarbij als gevolg van die verbranding een voorwerp kan worden afgeschoten.

AA

 

Er wordt een artikel 2:73a toegevoegd dat luidt als volgt:

 

Artikel 2:73a Schieten met carbid of soortgelijke stoffen

  • 1.

    Het is verboden binnen de bebouwde kom carbid te schieten.

  • 2.

    Het is verboden in het belang van het voorkomen van gevaar, schade, of overlast op een door het college aangewezen plaats of deel van de gemeente gelegen buiten de bebouwde kom carbid te schieten.

  • 3.

    Het is verboden in een verbodsgebied carbid of een andere grondstof of vloeistof waarmee een explosie kan worden veroorzaakt op een openbare plaats voorhanden te hebben, te vervoeren of onbeheerd achter te laten.

  • 4.

    Het verbod om carbid of een andere stof als bedoeld in het derde lid voorhanden te hebben en te vervoeren is niet van toepassing op degene die aannemelijk maakt dat hij die stof nodig heeft in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf

  • 5.

    Het college kan gelet op de belangen als vermeld in het tweede lid voor de niet verboden plaatsen en delen van de gemeente nadere regels stellen.

  • 6.

    De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht.

AB

 

Artikel 2:79, eerste lid komt te luiden:

 

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

AC

 

Aan artikel 2:81 wordt een lid toegevoegd als volgt:

 

  • 6.

    Op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in dit artikel is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

AD

 

Het eerste lid van artikel 4:2 is gewijzigd en komt te luiden:

  • 1.

    De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

AE

 

Er wordt een nieuw artikel 4:9a toegevoegd, dat luidt:

 

Artikel 4:9a Verbod oplaten ballonnen

  • 1.

    Het is verboden om ballonnen, van welk materiaal dan ook, door middel van helium of andere gassen op te laten stijgen.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een heteluchtballon, zijnde een luchtvaartuig.

AF

 

Het eerste lid onder d van artikel 4:10 is gewijzigd en komt te luiden:

 

‘bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet danwel krachtens de Wet natuurbescherming;’

 

AG

 

  • 1.

    Het tweede lid onder f van artikel 4:11 is gewijzigd en komt te luiden:

     

    houtopstand die meldingsplichtig is bij de Provincie bij of krachtens het bepaalde van artikel 4.2 van de Wet natuurbescherming.

  • 2.

    In artikel 4:11, tweede lid, onder g is ‘Plantenziektewet’ vervangen door ‘Plantgezondheidswet’.

AH

 

Er wordt een nieuw artikel 4:12 ingevoegd, dat luidt als volgt:

 

Artikel 4:12 Afstand bomen tot de erfgrens

 

De afstand tot de erfgrens, als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek, is vastgesteld op nihil voor bomen, heesters en heggen op openbaar terrein.

 

AI

 

Het eerste lid onder a van artikel 5:6 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • a.

    langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen binnen de bebouwde kom op de weg te plaatsen of te hebben;

AJ

 

Er wordt een artikel 5:10a toegevoegd, dat luidt:

 

Artikel 5:10a Parkeren anders dan op de rijbaan

  • 1.

    Het is verboden een voertuig te parkeren op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruik voor werkzaamheden in opdracht van het bestuursorgaan of openbaar lichaam.

AK

 

Het eerste lid van artikel 5:13 komt te luiden:

 

Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

 

AL

 

In artikel 5:14, tweede lid sub b, wordt ‘onder h’ gewijzigd in ‘onder g’.

 

AM

 

In artikel 5:17, tweede lid sub b, wordt ‘onder h gewijzigd in ‘onder g’.

 

AN

 

Artikel 5:18, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

AO

 

In artikel 5:22, tweede lid sub a, wordt ‘onder h’ gewijzigd in ‘onder g’.

 

AP

 

Artikel 5:23, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

AQ

 

Het vierde lid van artikel 5:24 komt te luiden:

 

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, de Keur van waterschap de Dommel of van waterschap de Aa, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

AR

 

Het derde lid van artikel 5:25 komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet, de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant de Keur van waterschap De Dommel of de Keur van waterschap De Aa.

AS

 

Het derde lid van artikel 5:26 komt te luiden:

 

  • 3.

    Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet, de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, de Keur van waterschap De Dommel of van waterschap De Aa.

AT

 

Het tweede lid van artikel 5:28 komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet of de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

AU

 

Het tweede lid van artikel 5:30 komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet, de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant, de Keur van waterschap De Dommel of waterschap De Aa.

AV

 

Artikel 5:31a is vervallen.

 

AW

 

Het eerste lid van artikel 5:32 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

AX

 

Artikel 5:34, tweede lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 2.

    Mits geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

    • a.

      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • b.

      sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

    • c.

      vuur voor koken, bakken en braden.

AY

 

Artikel 5:36, eerste lid, onder b, komt te luiden:

 

  • b.

    gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.

AZ

 

  • 1.

    Artikel 6:1, tweede lid komt te luiden:

     

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van bepalingen uit deze verordening die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 2.

    Aan artikel 6:1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt:

     

    • 3.

      In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

BA

Aan artikel 6:2 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

 

  • 3.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens Hoofdstuk 3 van deze verordening bepaalde zijn belast de ambtenaren van het Prostitutie Controle Team.

BB

 

Artikel 6:2a komt te vervallen.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten van 13 juli 2022.

De raad voornoemd,

griffier,

mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans

voorzitter,

A.A.H.C.M. van Extel-van Katwijk

Naar boven