Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas;

 

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de:

 

BELEIDSREGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE HORST AAN DE MAAS 2022

 

Hoofdstuk 1 Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Plan van aanpak: het plan per cliënt dat in overleg tussen de zorgverlener en de cliënt is opgesteld waarin wordt aangegeven welke maatschappelijke ondersteuning wordt geboden om de resultaten te behalen, met oog voor omvang en frequentie van de ondersteuning, zoals beschreven in het leefzorgplan;

  • b.

    Resultaten: de doelen die behaald moeten worden binnen de leefgebieden waarop de cliënt ondersteuning ontvangt;

  • c.

    Resultaatgericht indiceren: er wordt geen indicatie afgegeven in uren, maar de client ontvangt een indicatie in resultaten;

  • d.

    Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

  • e.

    Traject: een tijdsduur waarbinnen de cliënt maatschappelijke ondersteuning ontvangt van de zorgverlener om de resultaten te behalen. Een traject is gekoppeld aan een unieke cliënt;

  • f.

    Voorliggend veld: het totaal aanbod van diensten of activiteiten (algemene/voorliggende voorzieningen) dat toegankelijk is en dat is gericht op verminderen dan wel wegnemen van de hulpvraag.

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas.

Hoofdstuk 2 Procedure

Artikel 2. Melding van de hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een inwoner bij de gemeente worden gemeld.

  • 2.

    Bij spoedzaken wordt zo spoedig mogelijk een tijdelijke maatwerkvoorziening ingezet in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

  • 3.

    De cliënt krijgt voorafgaand aan het onderzoek (Vraagverheldering) een uitnodiging met informatie en richtlijnen ter voorbereiding op het gesprek. Dit kan dienen als input voor een persoonlijk plan zoals is vastgelegd in de Wmo.

Artikel 3. Onafhankelijke cliëntondersteuning

De cliënt (en diens mantelzorger) worden voor het onderzoek gewezen op de mogelijkheid van het gebruik van kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning. De onafhankelijke cliëntondersteuner voert niet het onderzoek uit.

Artikel 4. Onderzoek (Vraagverheldering)

In de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas zijn de richtlijnen en vereisten voor het onderzoek vastgelegd. Bij het onderzoek wordt er uitgegaan wat de cliënt zelf nog kan (eigen kracht), zo nodig met gebruikelijke hulp, hulp van zijn sociaal netwerk, mantelzorg, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen dan wel voorliggende voorzieningen. Mocht dit alles niet leiden tot compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie dan wordt beoordeeld in hoeverre een maatwerkvoorziening een passende bijdrage kan leveren.

Artikel 5. Beslissing en beschikking

Na het onderzoek kan de cliënt een aanvraag indienen: het ondertekende leefzorgplan dient als aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Op deze aanvraag ontvangt de cliënt binnen 2 weken na het indienen van de aanvraag een beslissing middels een beschikking. Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de cliënt schriftelijk worden geïnformeerd over een verlenging van deze termijn met maximaal 8 weken.

Hoofdstuk 3 Algemene- en maatwerkvoorzieningen

Artikel 6. Gebruikelijke hulp

Er wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt als er sprake is van gebruikelijke hulp. Voor de criteria van gebruikelijke hulp wordt verwezen naar het ‘CIZ protocol gebruikelijke zorg’.

Artikel 7. Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Er wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt als er sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening. Een voorziening kan als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt als deze:

  • a.

    niet specifiek bedoeld voor personen met een beperking;

  • b.

    daadwerkelijk beschikbaar is;

  • c.

    een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid of participatie van de cliënt;

  • d.

    deze financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.

3.1 Maatwerkvoorzieningen

Artikel 8. Resultaatgericht werken

Voorzieningen van de Wmo onder artikel 9 t/m artikel 14 worden resultaatgericht geïndiceerd. Het college bepaalt samen met de cliënt welke doelen en resultaten behaald moeten worden (het “wat”). Dit wordt vastgelegd in het leefzorgplan. De aanbieder bepaalt, in samenspraak met de cliënt, hoe dat resultaat bereikt gaat worden (het “hoe”). Dit wordt vastgelegd in het plan van aanpak. Dit leidt tot meer flexibiliteit in de te bieden ondersteuning, maatwerk (er wordt optimaal aangesloten bij de ondersteuningsbehoefte op elk moment) en geeft ruimte aan de professional. Om duidelijkheid en transparantie te geven en zo veel mogelijk rechtszekerheid aan cliënten te bieden, worden de doelen en resultaten in dit hoofdstuk beschreven.

Artikel 9. Traject 1A: volwassenen met een complexe en meervoudige ondersteuningsvraag

Traject 1A kent als enige een onderverdeling in twee delen: traject 1A1 en traject 1A2. De doelgroep is voor beide trajecten gelijk, maar traject 1A1 betreft de begeleiding en traject 1A2 de dagbesteding.

  • 1.

    Doelgroep: volwassenen die vanwege psychische of psychosociale problemen niet in staat zijn, op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van hun sociale netwerk of gebruikmakend van voorliggende voorzieningen, zich te handhaven in de samenleving. Er is bij deze doelgroep sprake van perspectief op vergroten van de zelfstandigheid.

  • Het traject begeleiding omvat ondersteuning die wordt geboden aan cliënten met uiteenlopende problematieken of beperkingen, zoals:

    • Psychische of psychiatrische klachten;

    • Verslavingsproblematiek;

    • Verstandelijke beperking.

  • Een combinatie van bovenstaande problematieken komt vaak voor.

  • 2.

    Resultaten:

    • a.

      De cliënt leert/versterkt (sociale) vaardigheden die nodig zijn om zo zelfstandig mogelijk te functioneren en participeren;

    • b.

      De cliënt leert omgaan met zijn/haar psychische beperkingen/probleemgedrag;

    • c.

      De cliënt maakt minder gebruik van professionele zorg en zoveel mogelijk gebruik van het voorliggend veld/sociaal netwerk;

    • d.

      Structuur in het dagelijks leven en zelfregie (planning en uitvoering van taken);

    • e.

      Participeren en integreren in de samenleving op gebied van werk-/daginvulling;

    • f.

      Specifiek doel voor product dagbesteding: de cliënt heeft een dagritme en zinvolle daginvulling.

Artikel 10. Traject 1B: volwassenen met een kortdurende en enkelvoudige ondersteuningsvraag

  • 1.

    Doelgroep: volwassenen met (enkelvoudige) problematiek waarbij de focus ligt op het herstellen van en/of vergroten van de zelfredzaamheid. De ondersteuning is ter bevordering van één of meerdere levensdomeinen. De cliënt is in beginsel zelfstandig/zelfredzaam en door een incident heeft de cliënt tijdelijke ondersteuning nodig. De ondersteuning kent een afgebakende periode met een duidelijke start en eindmoment. De ondersteuning is op maat, passend bij de behoefte en mogelijkheden van de cliënt en gericht op het effectief en efficiënt te bereiken resultaat. Eindresultaat is dat de cliënt zelfstandig (weer) verder kan. Er is dan geen professionele ondersteuning meer nodig.

  • 2.

    Resultaten:

    • a.

      Structuur in het dagelijks leven en zelfregie (planning en uitvoering van taken);

    • b.

      Stabiliseren en op orde brengen van de situatie;

    • c.

      Ondersteunen bij het regelen van dagelijkse praktische bezigheden (financiën; dagstructuur, zelfstandig wonen, sociale contacten, opbouwen netwerk) samen met de cliënt zodat de cliënt de zelfregie weer op kan pakken;

    • d.

      Oefenen en inslijpen/toepassen van praktische vaardigheden, samen met de cliënt, zodat de cliënt de zelfregie weer op te pakken;

    • e.

      Activering naar (vrijwilligers)werk of een zinvolle daginvulling;

    • f.

      Aanleren of versterken van vaardigheden die nodig zijn om zo zelfstandig mogelijk te functioneren en participeren;

    • g.

      Snel herstel van de zelfredzaamheid en het normaliseren van de situatie;

    • h.

      Versterken van de draagkracht, zodat professionele ondersteuning (in de toekomst) niet meer nodig is;

    • i.

      De cliënt maakt minder gebruik van professionele zorg en zoveel mogelijk gebruik van het voorliggend veld/sociaal netwerk.

Artikel 11. Traject 2A: volwassenen met een langdurige ondersteuningsvraag

  • 1.

    Doelgroep: volwassenen die door de aard van hun beperking of vraagstukken, langdurig minimale ‘professionele’ ondersteuning nodig hebben op één of meerdere levensdomeinen. Ondersteuning is gericht op het stabiel krijgen en houden van de situatie in de eigen woonomgeving. In de praktijk kan tijdelijk geen ondersteuningsbehoefte zijn, een intensievere, ondersteuningsbehoefte of juist een beperktere ondersteuningsbehoefte (waakvlamcontact). Inzet van ondersteuning is sterk onderhevig aan de behoefte van de volwassene. Aanleren is in de meeste situaties niet meer mogelijk. Vaker is sprake van het overnemen van taken.

  • 2.

    Resultaten:

    • a.

      Leren omgaan met de chronisch beperking;

    • b.

      Stabiel krijgen en houden van de situatie in de eigen woonomgeving;

    • c.

      Bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid;

    • d.

      Structuur in het dagelijks leven en zelfregie (planning en uitvoering van taken);

    • e.

      De cliënt leert/versterkt (sociale) vaardigheden die nodig zijn om zo zelfstandig mogelijk te functioneren en participeren;

    • f.

      Het voeren van een (financiële) administratie en omgaan met geld;

    • g.

      Het zelfstandig wonen;

    • h.

      Het leggen en onderhouden van contacten met officiële instanties;

    • i.

      Het ondersteunen bij of oefenen met vaardigheden of handelingen of het aanleren hiervan;

    • j.

      Aanleren/versterken van vaardigheden die nodig zijn om zo zelfstandig mogelijk te functioneren en participeren;

    • k.

      De cliënt ervaart een zinvolle daginvulling en participeert naar vermogen;

    • l.

      Afschalen naar een waakvlamcontact;

    • m.

      De cliënt maakt minder gebruik van professionele zorg en zoveel mogelijk gebruik van het voorliggend veld/sociaal netwerk.

Artikel 12. Traject 2B: volwassenen met ouderdom gerelateerde beperkingen

  • 1.

    Doelgroep: cliënten met ouderdom gerelateerde klachten waarvan de ondersteuning is gericht op stabilisatie van de situatie thuis. Doelstelling is deze cliënten zo lang als mogelijk verantwoord en zelfstandig thuis te laten wonen. Het betreft veelal ouderen boven de 75 jaar. Het gaat daarbij om de volgende problematieken: psycho-geriatrisch en/of somatisch.

  • 2.

    Resultaten:

    • a.

      Stabiel krijgen en houden van de steeds verslechterende medische situatie;

    • b.

      De cliënt ervaart een zinvolle daginvulling en participeert naar vermogen;

    • c.

      De cliënt ervaart een goede kwaliteit van leven;

    • d.

      De mantelzorger is ontlast;

    • e.

      De cliënt leert omgaan met zijn/haar fysieke en/of cognitieve beperkingen;

    • f.

      De cliënt is en/of wordt geactiveerd om verdere fysieke en/of cognitieve problemen te voorkomen;

    • g.

      De cliënt ontvangt ondersteuning op zelfregie wanneer hij/zij tekortschietende vaardigheden heeft op zelfregelend vermogen.

Artikel 13. Traject 3A: hulp in het huishouden

  • 1.

    Doelgroep: dit traject richt zich op het product hulp in het huishouden. Hulp in huishouden wordt het meest ingezet bij de cliënt met ouderdom gerelateerde klachten (traject 2B) maar kan ook bij cliënten met andere beperkingen en/of in combinatie met andere trajecten worden ingezet. Hulp in huishouden is vaak het eerste product vanuit de Wmo dat ingezet wordt en de eerste vorm van ondersteuning achter de voordeur.

  • 2.

    Resultaten:

    • a.

      Schoon en leefbaar huis;

    • b.

      Was verzorging;

    • c.

      Aanleren van huishoudelijke taken;

    • d.

      Signaleren van veranderingen die invloed hebben op de zelfredzaamheid en hier actie op ondernemen passend bij de verandering.

  • 3.

    Uitgangspunten:

    • a.

      Definitie van deze doelstelling: een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen:

      • Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen;

      • Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen;

    • b.

      De afbakening van de ruimtes waarop de voorziening betrekking heeft: de cliënt moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapvertrekken, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap;

    • c.

      Afbakening van activiteiten die niet onder de voorziening vallen: het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, etc.) maken geen onderdeel uit van ‘hulp in het huishouden’;

    • d.

      Er wordt uitgegaan van de doelstellingen ‘schoon en leefbaar huis’ en ‘wasverzorging’. De doelstellingen ‘boodschappen en regie/organisatie’ zijn geen ondersteuningsvormen die onderdeel uitmaken van de voorziening hulp in het huishouden;

    • e.

      Het nemen van een huisdier betreft een eigen keuze. Hiervoor wordt geen extra ondersteuning afgegeven.

Artikel 14. Vervoer maatwerkvoorziening dagbesteding

  • 1.

    Wanneer een cliënt niet in staat is om op eigen kracht naar de dagbesteding/ondersteuning buitenhuis te komen, kan een maatwerkvoorziening in de vorm van georganiseerd vervoer naar de zorgaanbieder. Een maatwerkvoorziening voor vervoer wordt alleen afgegeven indien de cliënt niet zelfstandig, met behulp van het sociaal netwerk of voorliggende voorzieningen naar de dagbesteding kan komen.

  • 2.

    We maken onderscheid tussen drie vormen van vervoer:

    • a.

      Eigen vervoer: aanbieders die gebruik maken van eigen vervoer;

    • b.

      Gecontracteerd vervoer: aanbieders die vervoer uitbesteden aan vervoersbedrijven;

    • c.

      Rolstoelvervoer.

Artikel 15. Logeren

  • 1.

    Doelgroep: logeren is een vorm van respijtzorg die zich richt op het tijdelijk bieden van dag- en nachtopvang ter ontlasting van de mantelzorger. Hierbij wordt door de logeeraanbieder de ondersteuning aangeboden die in de thuissituatie door de mantelzorger wordt verricht. Logeren wordt het meest ingezet bij de cliënt met ouderdom gerelateerde klachten (traject 2B) maar kan ook bij cliënten met andere beperkingen en/of in combinatie met andere trajecten worden ingezet.

  • 2.

    Resultaten:

    • a.

      Het primaire doel van logeren is het ontlasten van de mantelzorger/verzorger/netwerk en bieden van een passende nacht opvang van de cliënt. Doelen van de ondersteuning zijn:

      • De cliënt krijgt ondersteuning/activiteiten aangeboden die passen bij zijn ondersteuningsvraag;

      • De cliënt ervaart een zinvolle dag-/nachtinvulling.

3.2 Beschermd wonen en maatschappelijke opvang

Artikel 16. Beschermd wonen

Nadere regels rondom beschermd wonen en maatschappelijke opvang staan in het “Besluit beschermd wonen en opvang”.

 

3.3 Vervoer

Artikel 17. Ondersteuning bij vervoer

  • 1.

    Wanneer een cliënt niet in staat is om gebruik te maken van eigen vervoer, vervoer vanuit netwerk, algemene en voorliggende voorzieningen (zoals een fiets of openbaar vervoer) of vrijwillige vervoersinitiatieven (zoals wensbus of automaatje), kan een maatwerkvoorziening verstrekt worden in de vorm van collectief vervoer. Hiermee kan tegen een gereduceerd tarief gereisd worden. Er moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      er is een reële alledaagse behoefte aan vervoer;

    • b.

      er is noodzaak om te kunnen blijven deelnemen aan het maatschappelijk verkeer;

    • c.

      De vervoersbehoefte kan niet met een adequatere oplossing, bijvoorbeeld op basis van maatwerk een scootmobiel of aangepaste fiets, worden opgelost;

    • d.

      Er is geen sprake van bovenlokaal vervoer waarbij gebruik kan worden gemaakt van Valys.

  • 2.

    Er geldt een maximum van 590 zones per jaar.

     

3.4 Woningaanpassingen en hulpmiddelen

Artikel 18. Woningaanpassingen en woonvoorzieningen

Algemeen gebruikelijke voorzieningen zoals verhoogde toiletten, beugels, douchstoeltjes en –krukjes, thermostaatkranen e.d. (niet limitatief) vallen niet onder de noemer maatwerkvoorziening.

Artikel 19. Hulpmiddelen

  • 1.

    Voor alle hulpmiddelen geldt dat voor kortdurend en incidenteel gebruik een beroep kan worden gedaan op de uitleenservice.

  • 2.

    Voor zowel hulpmiddelen als rolstoelvoorzieningen geldt dat accessoires (zoals een boodschappenmand en een extra spiegel) doorgaans niet noodzakelijk zijn en worden daarom niet vergoed.

Artikel 20. Sportvoorzieningen

  • 1.

    Wanneer het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport, kan een sportvoorziening worden verstrekt.

  • 2.

    De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening.

  • 3.

    De sportvoorziening wordt maximaal 1 keer per 7 jaar uitgegeven.

  • 4.

    Van belang is of de cliënt de voorziening nodig heeft voor een ‘aanvaardbare mate’ van participatie.

  • 5.

    Als een sportvoorziening een puur therapeutisch doel dient, dan geldt op grond van de Wmo geen compensatieplicht.

  • 6.

    Als voorliggende voorzieningen gelden fondsen. Voorbeeld: Fonds gehandicaptensport.

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget

 

De artikelen in dit hoofdstuk gelden ook voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Jeugdwet.

Artikel 21. Pgb vaardigheid

Om een pgb te beheren moet de budgethouder pgb-vaardig zijn. De bekwaamheid van de budgethouder wordt door de gemeente getoetst volgens de 10-punten pgb-vaardigheden van het ministerie van VWS. De budgethouder moet voldoen aan onderstaande lijst met 10 punten:

  • 1.

    De budgethouder overziet de eigen situatie, dan wel die van de zorgvrager en heeft een duidelijk beeld van de zorgvraag;

  • 2.

    De budgethouder is op de hoogte van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb of weet die zelf bij de desbetreffende instanties te vinden;

  • 3.

    De budgethouder is in staat om een overzichtelijke pgb-administratie bij de houden, waardoor er inzicht is in de bestedingen van het pgb;

  • 4.

    De budgethouder is voldoende vaardig om te communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of het zorgkantoor, de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en zorgverleners;

  • 5.

    De budgethouder is in staat om zelfstandig te handelen en onafhankelijk een zorgverlener te kiezen;

  • 6.

    De budgethouder is in staat om afspraken te maken en vast te leggen, en om dit te verantwoorden aan de verstrekkers van het pgb;

  • 7.

    De budgethouder kan beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is;

  • 8.

    De budgethouder kan de inzet van zorgverleners coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte;

  • 9.

    De budgethouder is in staat om als werk- of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen om aan te spreken op hun functioneren;

  • 10.

    De budgethouder heeft voldoende (juridische) kennis over het werk- of opdrachtgeverschap of weet deze kennis te vinden.

Artikel 22. Budgetplan

Door het opstellen van een budgetplan wordt de cliënt gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren, en tevens de resultaten/doelen en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren. De gemeente beoordeelt samen met de cliënt of dit plan voldoet.

Een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien gemotiveerd wordt vastgelegd:

  • a.

    De reden van de aanvraag van een pgb;

  • b.

    De doelen die bereikt moeten worden;

  • c.

    Waar het pgb aan besteed wordt;

  • d.

    Wie het pgb gaat beheren;

  • e.

    Wie de ondersteuning gaat bieden;

  • f.

    Aan welke kwaliteitseisen de ondersteuning voldoet;

  • g.

    De kosten van de ondersteuning.

Artikel 23. Pgb maatwerkvoorzieningen

De manier waarop de hoogte van het pgb wordt bepaald is vastgelegd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas.

  • 1.

    Hulp bij het huishouden

    • a.

      Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp, wordt gebruik gemaakt van het HHM-normenkader. Bij een pgb hulp bij het huishouden wordt voor de opbouw in minuten uitgegaan van het ‘Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019’. Zie hiervoor het normenkader bij punt c.

    • b.

      Er is de mogelijkheid om wegens bijzondere situaties af te wijken van het normenkader. Dit geldt wanneer cliënten als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden door de basisvoorziening schoon huis. Er kunnen dan aanvullende maatwerkmodules ingezet worden.

    • c.

      De minuten opbouw per week is dan als volgt opgebouwd:

  •  

  • 2.

    Bouwkundige woningaanpassingen

    Op grond van het opgestelde leefzorgplan met bijbehorend offerte wordt de hoogte van het pgb vastgesteld. Hiermee wordt rekening gehouden met:

    • a.

      een kostenbegroting conform offerte;

    • b.

      de afschrijvingstermijn van 15 jaar, binnen deze termijn wordt in de regel geen nieuw pgb verstrekt, tenzij hiervoor bijzondere gronden zijn;

    • c.

      programma van eisen zoals opgesteld door de gemeente.

  • 3.

    Hulpmiddelen

    Op grond van het opgestelde leefzorgplan met bijbehorende offerte wordt de hoogte van het pgb vastgesteld. Hiermee wordt rekening gehouden met:

    • a.

      de gemiddelde kostprijs van het meest adequate hulpmiddel, conform contractafspraken met leveranciers;

    • b.

      de afschrijvingstermijn van 7 jaar (voor kinderen 5 jaar), binnen deze termijn wordt in de regel geen nieuw pgb verstrekt, tenzij hiervoor bijzondere gronden voor zijn;

    • c.

      bij sportrolstoelen wordt rekening gehouden met de mate van het overstijgen van kosten t.o.v. gebruikelijke kosten.

Artikel 24. Pgb tarief Wmo

Het pgb tarief voor de maatwerkvoorzieningen Wmo uit artikel 9 t/m 15 is niet hoger dan het maximale tarief van de maatwerkvoorziening in natura zoals vastgesteld in regionaal afgesloten raamovereenkomsten met aanbieders.

 

Traject

Uitsplitsing producten

Maximale pgb tarief

1A1 Complexe en meervoudige ondersteuningsvraag

Begeleiding

€ 66,68 per uur

1A2 Complexe en meervoudige ondersteuningsvraag

Dagbesteding

€10,41 per uur

1B Kortdurende enkelvoudige ondersteuningsvraag

Begeleiding

€ 63,17 per uur

2A Langdurige ondersteuningsvraag

Begeleiding

€ 65,53 per uur

Dagbesteding

€ 10,57 per uur

2B Ouderdom gerelateerde beperkingen

Begeleiding

€ 60,13 per uur

Dagbesteding

€ 9,24 per uur

Persoonlijke verzorging

€ 51,72 per uur

3A Hulp in het huishouden

Hulp in het huishouden

€ 31,08 per uur

Vervoer (bij traject 1A2, 2A en 2B)

Eigen vervoer

€ 13,11 per dag

Gecontracteerd vervoer

€ 18,20 per dag

Rolstoelvervoer

€ 21,54 per dag

Logeren

Logeren

€ 161,68 per etmaal

Artikel 25. Pgb voor inzetten sociaal netwerk

  • 1.

    Het nut en de noodzaak van het verstrekken van een pgb voor personen uit sociaal netwerk beoordeelt de gemeente:

    • a.

      in samenspraak met de cliënt (c.q. wettelijk vertegenwoordiger);

    • b.

      gebruik makend van het onderliggende leefzorgplan + persoonlijke budgetplan.

  • 2.

    Als het leefzorgplan aantoonbaar maakt dat een financiële compensatie voor ondersteuning door het eigen netwerk doelmatiger, efficiënter en tot effectievere zorgondersteuning leidt, dan is het verstrekken van een pgb mogelijk.

  • 3.

    Voor de berekening van de hoogte van het pgb als bedoeld in het tweede lid wordt uitgegaan van het aantal uren dat ingezet zou worden als er voor Zorg in natura (ZIN) zou worden gekozen.

  • 4.

    Het pgb uurtarief voor het inzetten van het sociaal netwerk is gelijk aan het wettelijk minimumloon zoals dat geldt op het moment van de pgb verstrekking. Bij een wijziging van het wettelijk minimumloon, wijzigt het pgb tarief. De budgethouder past de zorgovereenkomst tussen de budgethouder en zorgverlener aan.

  • 5.

    De hoogte van het pgb tarief is gelijk aan het aantal uren als bedoeld in het derde lid, maal het uurtarief als bedoeld in het vierde lid.

  • 6.

    Voor gezinnen waarbij voor meerdere gezinsleden een pgb wordt aangevraagd, wordt het aantal uren dat bij Zorg in natura zou worden toegekend niet automatisch bij elkaar opgeteld. Bij de vaststelling van het aantal uren wordt rekening gehouden met taken die binnen het gezin voor meerdere gezinsleden tegelijkertijd kunnen worden uitgevoerd. Uit onderzoek moet blijken welke taken en hoeveel uren tegelijkertijd voor meerdere gezinsleden kunnen worden uitgevoerd.

Artikel 26. Trekkingsrecht

In de Wmo 2015 is de verplichting opgenomen dat gemeenten pgb’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. De pgb’s voor een hulpmiddel of voorziening moeten worden overgemaakt naar de SVB, waarna de SVB de ingezonden facturen betaalt.

 

Dit houdt in dat:

  • a.

    de gemeente het pgb stort op rekening van het servicecentrum pgb van de SVB;

  • b.

    de budgethouder facturen declareert bij SVB;

  • c.

    de SVB zorgt voor de uitbetaling aan de zorgverlener op basis van de facturen;

  • d.

    de niet bestede pgb bedragen worden terugbetaald aan de gemeente.

Hoofdstuk 5 Eigen bijdrage

Artikel 27. Eigen bijdrage

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen of pgb’s, is gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste 19 euro per maand, tenzij er geen eigen bijdrage verschuldigd is.

  • 3.

    Wettelijk is geregeld dat het CAK (Centraal Administratie Kantoor) de eigen bijdrage vaststelt, oplegt en int. Vervolgens vindt afdracht aan de gemeente plaats.

Artikel 28. Proces eigen bijdrage

  • 1.

    De gemeente stuurt de cliëntgegevens naar het CAK;

  • 2.

    Het CAK stuurt een startbrief naar de cliënt;

  • 3.

    Het CAK stelt de eigen bijdrage vast;

  • 4.

    Het CAK stuurt een definitieve beschikking naar de cliënt. Hierin staat de beslissing over de eigen bijdrage;

  • 5.

    Het CAK stuurt de factuur naar de cliënt. Hierop staat het bedrag dat de cliënt moet betalen;

  • 6.

    De gemeente stuurt gegevens van de geleverde ondersteuning naar het CAK.

Hoofdstuk 6 Ondersteuning en waardering mantelzorgers

Artikel 29. Ondersteuning en waardering mantelzorgers

De gemeente kan een mantelzorger van een zorgvrager die in Horst aan de Maas woont, ondersteunen indien alle of een van onderstaande punten aan de orde zijn:

  • a.

    er sprake is van langdurige intensieve mantelzorg: langer dan 3 maanden EN meer dan 8 uur per week;

  • b.

    draagkracht en draaglast uit balans zijn;

  • c.

    er veel extra kosten zijn.

Vormen van ondersteuning en waardering kunnen o.a. zijn:

  • a.

    inzet via Steunpunt Mantelzorg Horst aan de Maas;

  • b.

    mantelzorgcompliment;

  • c.

    financiële vergoeding van extra kosten;

  • d.

    passende respijtzorg.

Artikel 30. Mantelzorgwoning

  • 1.

    Als er sprake is van mantelzorg zijn er mogelijkheden voor het bouwen van een mantelzorgwoning. De voorwaarden voor een mantelzorgwoning zijn:

    • Een mantelzorgwoning is tijdelijk. Als de mantelzorg eindigt, wordt het gebouw weer een bijgebouw zonder bewoning of word de tijdelijke mantelzorgunit verwijderd;

    • Er is een verklaring van de gemeente nodig dat er sprake is van mantelzorg (zie artikel 29);

    • Een mantelzorgwoning is voor maximaal twee personen;

  • 2.

    Voor het gebruiken van een bestaand of nieuwe bijgebouw bij de woning heeft de inwoner vaak geen vergunning nodig. Er moet wel aan voorwaarden voldoen. Voor de actuele regels omtrent vergunning en voorwaarden wordt verwezen naar de website van de gemeente Horst aan de Maas.

Artikel 31. Pré-mantelzorgwoning

Indien u op dit moment nog geen zorg nodig heeft, maar in de toekomst wel, zijn er mogelijkheden om een pré-mantelzorgwoning bij uw huis te plaatsen. Voor de voorwaarden voor de pré-mantelzorgwoning wordt verwezen naar de ‘Beleidsregel pré-mantelzorgwoningen Horst aan de Maas’.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 32. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 33. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van de bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2022.

Artikel 34. Overgangstermijn

Op beschikkingen die zijn afgegeven vóór 1 januari 2022 zijn de ‘Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas’, zoals vastgesteld door het college op 25 april 2017, van toepassing.

Artikel 35. Intrekking oude beleidsregels

De ‘Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas’, vastgesteld op 25 april 2017, worden ingetrokken.

Artikel 36. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas 2022.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 januari 2022,

Burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas,

De burgemeester,

drs. R.F.I. Palmen

De secretaris,

mr. L.M.C. Beckers

Naar boven