Gemeenteblad van Eemsdelta
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eemsdelta | Gemeenteblad 2022, 34327 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eemsdelta | Gemeenteblad 2022, 34327 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ.
De raad van de gemeente Eemsdelta,
Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Eemsdelta van november 2021;
gelet op artikel 8 lid 1 aanhef onder a en d van de Participatiewet, artikel 56a van de Participatiewet, artikel 35 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAZ) en artikel 35 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) ;
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 5 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, voor zover sprake is van een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Artikel 2. Het besluit tot opleggen van een maatregel
Het college van burgemeester en wethouders legt een maatregel op als een belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid toont met betrekking tot de voorziening in het bestaan, dan wel de verplichtingen die voortvloeien uit de Participatiewet, de IOAW/IOAZ, met uitzondering van de inlichtingenverplichting o.g.v. artikel 17 eerste lid van de wet, artikel 13 eerste lid IOAW/IOAZ en artikel 30 c tweede en derde lid Wet Suwi, dan wel de verplichtingen die in de beschikking tot toekenning, wijziging of voortzetting van de bijstand zijn opgenomen niet of onvoldoende nakomt, alsmede wanneer een belanghebbende zich jegens het college van burgemeester en wethouders (zeer ernstig) misdraagt.
In het besluit tot het opleggen van een maatregel van de uitkering als bedoeld in de artikelen 9a twaalfde lid en artikel 18 lid 2, 5 en 6 van de Participatiewet, de artikelen 20 en 38 lid 12 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 20 en 38 lid 12 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, worden in ieder geval vermeld:
Bij een eerste maatregelwaardige gedraging, zoals bedoeld in artikel 8 a en 9a van deze verordening, kan het college van burgemeester en wethouders besluiten een waarschuwing te geven. Deze waarschuwing telt mee bij de vaststelling van recidive (herhaling).
Artikel 6. Ingangsdatum en tijdvak van een maatregel
Een maatregel wordt in beginsel toegepast op de uitkering of bijzondere bijstand die is verleend met toepassing van artikel 12 van de Participatiewet over de kalendermaand, volgend op de maand waarin het besluit tot het opleggen van een maatregel aan een belanghebbende is bekend gemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de op dat tijdstip voor die belanghebbende geldende bijstandsnorm.
Als een maatregel niet of niet helemaal uitgevoerd kan worden als gevolg van de beëindiging of intrekking van de uitkering, wordt de maatregel of dat deel van de maatregel dat nog niet is uitgevoerd, alsnog toegepast, als belanghebbende binnen de termijn, bedoeld in artikel 4 lid 1 onder b, opnieuw een uitkering ontvangt.
Hoofdstuk 2. Niet nakomen van de niet geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling
Artikel 8. Gedragingen Participatiewet
Gedragingen van een belanghebbende waardoor een verplichting op grond van de artikelen 9, 9a, 17, tweede lid, 55 en 56a van de Participatiewet niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet nakomen van de in artikel 56a, tweede lid, van de Participatiewet neergelegde verplichting om gedurende een periode van zes maanden, gerekend vanaf de dag waarop het recht op bijstand ontstaat, mee te werken aan het door het college in naam van de belanghebbende verrichten van betalingen uit de toegekende bijstand van huur, gas, water en stroom en de verplichte zorgverzekering;
het onvoldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in de artikel 9 lid 1 of 55 van de Participatiewet, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel 43 lid 4 en 5 van de Participatiewet, voor zover deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18 lid 4 van de Wet
Artikel 8a. Niet meewerken aan taaltoets
Als een belanghebbende niet meewerkt aan het afleggen van de taaltoets als bedoeld in artikel 18b tweede lid van de Participatiewet, wordt een maatregel opgelegd van:
Artikel 9. Gedragingen IOAW en IOAZ
Gedragingen van een belanghebbende, waardoor een verplichting op grond van de artikelen 37 en 38 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 37 en 38 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet of in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college van burgemeester en wethouders aangeboden voorziening als bedoeld in de artikelen 36 lid 1 en 37 lid 1 onder e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 36 lid 1 en 37 lid 1 onder e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening
het uit houding of gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichting als bedoeld in artikel 37 lid 1 onder e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 37 lid 1 onder e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 38 lid 1 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 38 lid 1 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
het niet of onvoldoende verrichten van een door het college van burgemeester en wethouders opgedragen tegenprestatie naar vermogen als bedoeld in artikel 37 lid 1 onder f van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 37 lid 1 onder f van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a of b, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 20, tweede lid, onder a of b , van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college van burgemeester en wethouders aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, als bedoeld in de artikel 36 lid 1 en 37 lid 1 onder e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 36 lid 1 en 37 lid 1 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, voor zover dit heeft geleid tot het niet doorgaan of tot voortijdige beëindiging van die voorziening.
Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling
Artikel 11. Duur maatregel bij schending geüniformeerde arbeidsverplichting
Als een belanghebbende een verplichting als bedoeld in artikel 18 lid 4 van de Wet niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de maatregel 100 procent van de bijstandsnorm gedurende :
Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 13. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
het verwijtbaar geen beroep (kunnen) doen op een voorliggende voorziening, door deze niet te gelde te maken dan wel weigeren er een beroep op te doen, daaronder tevens begrepen het doen van een beroep op bijstand omdat een voorliggende voorziening volledig verrekend wordt met een bestuurlijke boete en betrokkene om die reden niet kan voorzien in de kosten van het bestaan.
Artikel 14. Misdragingen tegenover personen, instanties
Als een belanghebbende zich misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de Participatiewet als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van die wet, tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder g, van die wet of tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder g, van die wet, wordt een verlaging opgelegd van 50 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.
Van een misdraging in de zin artikel 9 lid 6 van de Participatiewet, of als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder g van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, of Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, kan alleen sprake zijn als de verwijtbaarheid is vastgesteld en dit gedrag in het normale maatschappelijk verkeer onbetamelijk wordt geacht te zijn.
Van het opleggen van de maatregel kan, als alleen sprake is van verbaal geweld, worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van 12 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.
Artikel 15. Niet nakomen van overige verplichtingen
Als een belanghebbende een door het college van burgemeester en wethouders opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 55 van de Participatiewet niet of onvoldoende nakomt, wordt een maatregel opgelegd. De maatregel wordt vastgesteld op:
Hoofdstuk 5. Samenloop en recidive
Artikel 16. Samenloop van gedragingen
Als er sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in deze verordening of in artikel 18 lid 4 van de Wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel wordt uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste maatregel is gesteld.
Als er sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in deze verordening of in artikel 18 lid 4 van de Participatiewet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging afzonderlijk een maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende, niet verantwoord is.
Als er sprake is van één gedraging die schending oplevert van zowel een in deze verordening of artikel 18 lid 4 van de Participatiewet genoemde verplichting als een in artikel 17 lid 1 van de Participatiewet genoemde verplichting, wordt geen maatregel opgelegd, voor zover voor die schending een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
Als er sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van zowel een in deze verordening of artikel 18 lid 4 van de Participatiewet genoemde verplichting, waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende, niet verantwoord is.
Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een maatregel is opgelegd vanwege een gedraging als bedoeld in de artikelen 8 onder b of c, 9 onder b of c, 13 lid 1 of 15, opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde verwijtbare gedraging, wordt telkens de duur van de oorspronkelijke maatregel verdubbeld.
Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een maatregel is opgelegd vanwege een gedraging als bedoeld in de artikelen 8, onder a, 9, onder a, of 14 opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde verwijtbare gedraging, wordt telkens de hoogte van de oorspronkelijke maatregel verdubbeld.
Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een maatregel is opgelegd vanwege een gedraging als bedoeld in artikel 18 lid 4 van de Participatiewet, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoeld in artikel 18 lid 4 van de Participatiewet, bedraagt de maatregel honderd procent van de bijstandsnorm, gedurende 2 maanden.
Hoofdstuk 6. Blijvende of tijdelijke weigering IOAW / IOAZ
Artikel 18. Samenloop bij weigering uitkering IOAW/IOAZ
Als het college van burgemeester en wethouders de uitkering op grond van artikel 20 lid 1 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 20 lid 2 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, blijvend of tijdelijk weigert en de gedraging die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze verordening tot een maatregel zou kunnen leiden, blijft een maatregel voor die gedraging achterwege.
Artikel 19. Blijvend en tijdelijk weigeren IOAW- of IOAZ-uitkering
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-34327.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.