Wijziging van de Algemeen Plaatselijke Verordening gemeente Gorinchem

De gemeenteraad van Gorinchem,

 

Gelet op het raadsvoorstel van het college d.d. 1 februari 2022

Gelet op de wettelijke bepalingen van artikel 149 van de Gemeentewet

 

Besluit:

 

De wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Gorinchem op de volgende onderdelen vast te stellen:

 

  • Nieuwe bepalingen: tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat;

  • Nieuwe bepalingen: tegengaan uitbuiting en onevenredige benadeling huurders;

  • Nieuwe bepalingen: tegengaan drugsoverlast;

  • Nieuwe bepalingen: messenverbod;

  • Wijzigingen in artikel aanhef en onder van de APV, artikel 2:66 van de APV en artikel 2:79 van de APV;

  • Intrekken artikel 2:50a van de APV

 

1) Definitie openbare inrichting in artikel 2:27, aanhef en onder c., van de APV:

 

Was

Artikel 2:27 APV

 

openbare inrichting:

 

  • 1.

    een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis, afhaalpunten, fast- en foodbezorging, take away, maaltijdbezorging; of

Wordt

openbare inrichting:

 

  • 1.

    een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis, afhaalpunten, fast- en foodbezorging, take away, maaltijdbezorging, coffeeshop, shisha-lounge; of

2) Nieuwe bepalingen: Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat:

 

Afdeling 10b Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

 

Artikel 2:40k Begripsbepalingen

 

In deze afdeling wordt verstaan onder:

 

  • a.

    exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

  • b.

    beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;

  • c.

    bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een openbare inrichting of een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

Artikel 2:40l Aanwijzing vergunningplichtige gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten

 

  • 1.

    De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het eerste lid van artikel 2:40m van toepassing is.

  • 2.

    Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat.

  • 3.

    Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken.

  • 4.

    Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

Artikel 2:40m Vergunning uitoefening bedrijf

 

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

    • a.

      in een door de burgemeester op grond van het eerste lid van artikel 2:40l aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of

    • b.

      als de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het eerste lid van artikel 2:40l aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • b.

      als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • c.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • e.

      indien niet voldaan is aan de bij of krachtens artikel 2:40n gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;

    • f.

      als er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • g.

      indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid als de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en hiervan niet bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is afgeweken.

Artikel 2:40n Vergunningaanvraag

 

  • 1.

    De vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:40m wordt aangevraagd door de exploitant.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 3.

    Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a.

      de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;

    • b.

      het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • c.

      het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • d.

      indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;

    • e.

      een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;

    • f.

      een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.

  • 4.

    Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

Artikel 2:40o Intrekking en wijziging van een vergunning

 

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:40m intrekken of wijzigen als:

 

  • a.

    door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of

  • b.

    door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of

  • c.

    de voorschriften verbonden aan de vergunning of de plichten voortvloeiend uit deze afdeling niet worden nageleefd; of

  • d.

    de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of

  • e.

    de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of

  • f.

    er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of

  • g.

    er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of

  • h.

    de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd dan wel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of

  • i.

    redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of

  • j.

    de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en hiervan niet bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is afgeweken.

Artikel 2:40p Sluiting bedrijf

 

  • 1.

    Als een bedrijf in strijd met het verbod uit het eerste lid van artikel 2:40m wordt geëxploiteerd of als één van de situaties als bedoeld in artikel 2:40o, sub a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.

  • 2.

    Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid van dit artikel gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

  • 3.

    De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Artikel 2:40q Geboden en verboden exploitant

 

  • 1.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning, zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 2:40m, opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden.

  • 2.

    De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.

  • 3.

    Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

  • 4.

    De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.

Artikel 2:40r Uitgestelde werking aanwijzingsbesluiten voor bestaande gevallen

 

In afwijking van het eerste lid van artikel 2:40m geldt het aldaar gestelde verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het in artikel 2:40l genoemde aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

 

Artikel 2:40s Positieve beschikking bij niet tijdig beslissen

 

Op de vergunning als bedoeld in artikel 2:40m is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Toelichting

 

Drugshandel, witwassen, (belasting)fraude, illegaal gokken, underground banking en uitbuiting zijn voorbeelden van criminele (economische) activiteiten die de samenleving kunnen ondermijnen. De aanpak van deze vorm van (georganiseerde) criminaliteit is een bijzonder lastige taak. De verwevenheid van boven- en onderwereld, alsmede de verhulling van de criminaliteit, bemoeilijken de bestrijding daarvan. Deze vormen van criminaliteit zijn niet altijd zichtbaar, maar tasten de fundering van de wijk aan. Ze bedreigen niet alleen de legale lokale economie, maar zorgen ook voor een onveilig, niet leefbaar woon- en ondernemersklimaat. Het risico bestaat dat malafide ondernemers zich vestigen in sectoren waar het toezicht van de overheid beperkter is. Daarnaast kennen de meeste gemeenten gebieden die fysiek, sociaal en economisch achterblijven. Deze delen van de gemeenten zijn extra vatbaar voor criminele ondermijnende activiteiten. Dit in combinatie met brancheverschraling, leegstand en een hoog verloop van ondernemers maakt dat de leefbaarheid onder druk staat.

 

Om het vestigingsklimaat voor ondernemers te verbeteren en de ondermijnende criminaliteit te bestrijden kennen veel gemeenten een aanpak van ondermijning. Dit betreft een integrale aanpak bestaande uit een combinatie van het stimuleren van positieve ontwikkelingen en het voorkomen, signaleren en terugdringen van ondermijnende criminaliteit. Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om via een aanwijzing een vergunningplicht te introduceren voor panden, straten, gebieden of branches om een onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemingsklimaat tegen te gaan. Uit juridisch wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de gemeenteraad bevoegd is op grond van de autonome verordenende bevoegdheid om openbare belangen zoals een veilig, leefbaar en bonafide ondernemersklimaat te reguleren met een vergunningplicht. Het betreft hier geen vergunning in het belang van economische ordening, maar primair in het belang van openbare orde en veiligheid. Om die reden is de bevoegdheid belegd bij de burgemeester.

 

De mogelijkheid tot het instellen van een vergunningplicht voor ondernemers is een van de instrumenten voor de bestrijding van malafiditeit in het ondernemerschap. De gemeente kan controle uitoefenen op de naleving van de gestelde voorwaarden en handhaven bij overtreding. Van de mogelijkheid om een vergunningplicht te introduceren gaat bovendien een preventieve werking uit. Dit draagt bij aan het aantrekken van bonafide ondernemers en het weren van malafide ondernemers. Pandeigenaren worden zo gestimuleerd hun verantwoordelijkheid te nemen om bonafide ondernemers in hun panden te vestigen. Ook kan bij de aanvraag voor een vergunning de Wet Bibob worden ingezet. In 2013 is het toepassingsbereik van de Wet Bibob uitgebreid naar alle gemeentelijke vergunningen die worden afgegeven voor een bedrijfsmatige activiteit. Het instrument van een vergunningplicht is overigens niet ongebruikelijk in een gemeente. Zo geldt voor horeca-inrichtingen een vergunningplicht, waarbij aan vergelijkbare voorwaarden wordt getoetst. Het gaat dan ook om voorwaarden waarvan in beginsel van ondernemers kan worden geëist dat zij daar aan voldoen.

 

De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Het ‘voor rekening en risico’ heeft betrekking op de natuurlijke persoon of op de rechtspersoon. Het bestuur van een rechtspersoon kan zelf ook een rechtspersoon zijn, maar gelet op de (persoonlijke) eisen die worden gesteld aan de exploitant dient er uiteindelijk altijd één natuurlijke persoon te zijn die kan worden beschouwd als exploitant in de zin van de APV – al dan niet als vertegenwoordiger van die rechtspersoon. De dagelijkse leiding in het bedrijf kan in plaats van bij de exploitant zelf, bij een beheerder rusten. Er wordt dus in het kader van de vergunningverlening gewerkt met een beheerderslijst. Voor het begrip bedrijf wordt aangesloten bij het algemeen spraakgebruik. Het betreft hier voor het publiek toegankelijke bedrijven, zoals winkels (al dan niet met een horecacomponent) of dienstverlenende bedrijven.

 

De systematiek van dit artikel gaat uit van een pand-, gebieds- of branchegerichte aanpak. Hiermee kan maatwerk geleverd worden. De burgemeester kan met een aanwijzingsbesluit nieuwe en reeds gevestigde ondernemers onderwerpen aan een systeem van verplichte vergunningen.

 

De noodzaak van een aanwijzing, alsmede de duur van de aanwijzing, wordt zorgvuldig gemotiveerd. De uitgangspunten van proportionaliteit en subsidiariteit gelden. Bij een gebiedsgewijze aanpak wordt de noodzaak van de aanwijzing mede bezien in samenhang met de andere maatregelen in een gebied. De vergunning wordt op grond van het artikel met betrekking tot de geldigheidsduur van de vergunning of ontheffing verleend voor de duur van het aanwijzingsbesluit.

 

De vergunningplicht kan op pandniveau worden ingezet door deze bijvoorbeeld na concrete incidenten (strafbare feiten) van toepassing te verklaren op het pand of wanneer als gevolg van de wijze van exploitatie in dat pand de leefbaarheid of openbare orde onder druk staat (repressieve aanwijzing). Daar waar strafbare feiten in een pand worden geconstateerd en de pandeigenaar niet intrinsiek gemotiveerd is om mee te werken aan de bestrijding hiervan biedt een pandsgewijze vergunningplicht soelaas. De vergunningplicht is dan direct van toepassing op de nieuwe of zittende ondernemer. Daarmee kan maatwerk worden geboden, en worden andere ondernemers, voor zover dat niet nodig is, niet in de aanwijzing betrokken. Een aanwijzing die specifiek op een bepaald pand is gericht, kan dan juist proportioneel en gerechtvaardigd zijn.

 

Indien sprake is van een (ernstige) structurele problematiek in een bepaalde branche of gebied kan op grond van het APV-artikel een vergunningplicht voor een branche of gebied worden ingevoerd.

 

Een aanwijzing van een bepaalde branche kan op een bepaalde wijk of straat betrekking hebben, maar het gebied waarvoor een bepaalde branche wordt aangewezen, kan ook de gehele gemeente beslaan. Bij aanwijzing van een branche wordt gemotiveerd waarom de bedrijfsmatige activiteiten met het oog op de openbare orde en veiligheid gereguleerd moeten worden.

 

Tot slot kunnen (op voorhand) straten of gebieden aangewezen worden (preventieve aanwijzing). Bij een dergelijke aanwijzing gelden voor gevestigde en nieuwe ondernemers in die gebieden of straten een vergunningplicht. Dit kan gerechtvaardigd zijn nu de aanwijzing alleen plaatsvindt bij straten of gebieden waar de leefbaarheidsproblemen het grootst zijn en de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Het belang van de verbetering van de situatie in de gehele straat of het gebied kan zo’n aanwijzing rechtvaardigen. Het kan ook van belang zijn om te voorkomen dat het probleem zich onmiddellijk naar een naastgelegen pand verplaatst. Een dergelijke aanwijzing zal doorgaans deel uitmaken van een bredere aanpak.

 

De burgemeester wijst een pand, gebied of een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend aan als in dat gebied dan wel door de wijze van exploitatie van het pand of door de bedrijfsmatige activiteiten naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid onder druk staat dan wel nadelig kan worden beïnvloed. Dit criterium drukt uit dat het voor een aanwijzing niet noodzakelijk is dat zich concrete incidenten hebben voorgedaan. Een aanwijzing kan ook preventief worden gegeven voor een branche of gebied waar extra aandacht nodig is bijvoorbeeld om de leefbaarheid en openbare orde en veiligheid ten goede te keren.

 

De burgemeester kan ook gemeentebreed een branche aanwijzen. Dan geldt een vergunningplicht voor die activiteiten die behoren tot de branche.

 

Indien de exploitant zijn verplichtingen uit het artikel of de vergunningvoorschriften niet nakomt, kan er reden zijn de vergunning in te trekken.

 

3) Nieuwe bepalingen Tegengaan uitbuiting en onevenredige benadeling huurders:

 

Afdeling 10c Tegengaan uitbuiting en onevenredige benadeling huurders

 

Artikel 2:40t Begripsbepalingen

 

In deze afdeling wordt verstaan onder:

 

  • a.

    woning: woonruimte als bedoeld in artikel 1 onder j van de Huisvestingswet 2014;

  • b.

    woningverhuur: het, al dan niet bedrijfsmatig tegen een vergoeding beschikbaar stellen dan wel in gebruik geven van ene woning;

  • c.

    woningbemiddeling: het, al dan niet bedrijfsmatig, tegen een vergoeding bemiddelen bij de totstandkoming van een overeenkomsten tot het tegen een vergoeding beschikbaar stellen dan wel in gebruik geven van een woning;

  • d.

    verhuurder: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die, al dan niet bedrijfsmatig, een woning tegen een vergoeding beschikbaar stelt dan wel in gebruik geeft;

  • e.

    bemiddelingsbedrijf: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die, al dan niet bedrijfsmatig, tegen vergoeding bemiddelt bij de totstandkoming van een overeenkomsten tot het tegen een vergoeding beschikbaar stellen dan wel in gebruik geven van een woning.

Artikel 2:40u Aanwijzing vergunningplichtige woningverhuur

 

  • 1.

    Het college kan woningverhuur aanwijzen waarop het verbod uit het eerste lid van artikel 2:40w van toepassing is.

  • 2.

    Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid vindt uitsluitend plaats als naar het oordeel van het college:

    • a.

      huurders en/of gebruikers worden uitgebuit en/of onevenredig benadeeld; en/of

    • b.

      de leefbaarheid, de volksgezondheid, de openbare orde en/of de veiligheid onder druk staan; en/of

    • c.

      het welzijn van huurders en/of gebruikers onder druk staat; en/of

    • d.

      er zich strafbare feiten voordoen.

  • 3.

    Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kan zich beperken tot:

    • a.

      de woningverhuur van één of meer verhuurders; en/of

    • b.

      de verhuur van één of meer woningen binnen een straat, wijk of gebied; en/of

    • c.

      alle woningverhuur binnen een straat, wijk, of gebied; en/of

    • d.

      een bepaalde vorm van woningverhuur al dan niet beperkt tot een straat, wijk, of gebied; en/of

    • e.

      één of meer onder verantwoording van of in opdracht van een verhuurder of meerdere verhuurders werkende natuurlijke personen of rechtspersonen.

  • 4.

    Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid welke betrekking heeft op alle woningverhuur binnen een wijk of gebied of op (een) bepaalde vorm(en) van woningverhuur binnen de gehele gemeente geschiedt niet eerder voordat de gemeenteraad hierover vooraf is geïnformeerd.

Artikel 2:40v Aanwijzing vergunningplichtige woningbemiddeling

 

  • 1.

    Het college kan woningbemiddeling aanwijzen waarop het verbod uit het eerste lid van artikel 2:40w van toepassing is.

  • 2.

    Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid vindt uitsluitend plaats als naar het oordeel van het college:

    • a.

      huurders en/of gebruikers worden uitgebuit en/of onevenredig benadeeld; en/of

    • b.

      de leefbaarheid, de volksgezondheid, de openbare orde en/of de veiligheid onder druk staan; en/of

    • c.

      het welzijn van huurders en/of gebruikers onder druk staat; en/of

    • d.

      er zich strafbare feiten voordoen.

  • 3.

    Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kan zich beperken tot:

    • a.

      de woningbemiddeling van één of meer bemiddelingsbedrijven; en/of

    • b.

      de woningbemiddeling inzake één of meer woningen binnen een straat, wijk of gebied; en/of

    • c.

      alle woningbemiddeling binnen een straat, wijk of gebied; en/of

    • d.

      een bepaalde vorm van woningbemiddeling al dan niet beperkt tot een straat, wijk, of gebied; en/of

    • e.

      een of meer onder verantwoording van of in opdracht van een bemiddelingsbedrijf of meerdere bemiddelingsbedrijven werkende natuurlijke personen of rechtspersonen.

  • 4.

    Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid welke betrekking heeft op alle woningbemiddeling binnen een wijk of gebied of op (een) bepaalde vorm(en) van woningbemiddeling binnen de gehele gemeente geschiedt niet eerder voordat de gemeenteraad hierover vooraf is geïnformeerd.

Artikel 2:40w Vergunning woningverhuur en/of woningbemiddeling

 

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een woning te verhuren als deze woningverhuur valt onder de werking van een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 2:40u, eerste lid.

  • 2.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een woning te bemiddelen als deze woningbemiddeling valt onder de werking van een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 2:40v, eerste lid.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1 :8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste en tweede lid weigeren:

    • a.

      ter voorkoming van uitbuiting, onevenredige benadeling en strafbare feiten;

    • b.

      in het belang van het welzijn van huurders en/of gebruikers;

    • c.

      in het belang van de leefbaarheid;

    • d.

      indien de verhuurder en/of het bemiddelingsbedrijf dan wel onder verantwoording van of in opdracht van de verhuurder of het bemiddelingsbedrijf werkende natuurlijke en/of rechtspersonen in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;

    • e.

      indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • f.

      indien er aanwijzingen zijn dat voor de verhuurder en/of het bemiddelingsbedrijf personen werkzaam zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester een vergunning als bedoeld in de te vergunning activiteit strijdigheden oplevert met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en hiervan niet bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is afgeweken.

Artikel 2:40x Intrekking en wijziging van een vergunning

 

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:40w intrekken of wijzigen als naar het oordeel van de burgemeester:

 

  • a.

    de voorschriften verbonden aan de vergunning of de plichten voortvloeiend uit deze afdeling niet worden nageleefd; en/of

  • b.

    er zich een omstandigheid voordoet op grond waarvan de vergunning op grond artikel 1:8 en van het derde en vierde lid van artikel 2:40w zou zijn geweigerd.

Toelichting

 

De ondermijnende crimineel is erbij gebaat om anoniem te kunnen opereren en leven. Niet zelden verblijven zij in gehuurde woningen of verrichten zij daar hun criminele activiteiten, terwijl de verhuurder daarvan geen kennis draagt. Het komt echter ook voor, dat de verhuurder een facilitator is voor de georganiseerde criminaliteit. Ook is er helaas veel ervaring met malafide verhuurbemiddelaars. Het zijn deze ongewenste situaties, die de gemeente met de met de hieronder geformuleerde bepalingen kan trachten te voorkómen.

 

Begripsbepalingen

 

Omwille van de integraliteit is er voor het woonruimtebegrip aansluiting gezocht bij de Huisvestingswet 2014, zowel bedrijfsmatige verhuur en bemiddeling als particuliere verhuur en bemiddeling vallen hieronder.

 

Aanwijzing vergunningplichtige woningverhuur/woningbemiddeling

 

Dit artikel geeft het college bevoegdheid om woningverhuur aan te wijzen als vergunningplichtig. Aan een aanwijzing van het college zal te allen tijde een rapportage van toezicht en handhaving, politie dan wel een andere maatschappelijke partner ten grondslag liggen. Er is vanuit het oogpunt van checks and balances gekozen om deze bevoegdheid bij het college neer te leggen en niet bij de burgemeester (die verantwoordelijk is voor de vergunningverlening). Een aanwijzing zal nimmer de gehele woningverhuur binnen de gemeente behelzen, maar altijd toegespitst zijn op woningverhuur in een straat, wijk, van een bepaalde vorm etc.

 

Vergunning woningverhuur en/of woningbemiddeling

 

Als college een aanwijzingsbesluit heeft genomen dient er door verhuurders en/of bemiddelaars, die vallen onder de werking van het aanwijzingsbesluit, een vergunning te worden aangevraagd bij de burgemeester. De burgemeester toetst de aanvraag aan de algemene toetsingscriteria uit de APV (openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en milieu) alsmede aan de bijzondere criteria van deze afdeling (onevenredige benadeling, uitbuiting en welzijn van de huurders en gebruikers) en, naar analogie van gerelateerde afdelingen uit de APV, aan leefbaarheid, strafbare feiten en slecht levensgedrag. De toetsing van een aanvraag om een vergunning zal in beginsel altijd gepaard gaan met een Bibobtoets.

 

Intrekking en wijziging van een vergunning

 

In dit artikel in is geregeld wanneer de burgemeester een vergunning in kan trekken dan wel wijzigen. Er wordt daarbij verwezen naar de algemene intrekkings- en wijzigingsgronden van de APV. Daarnaast zijn er nog extra wijzigings- en intrekkingsgronden die aansluiten bij de weigeringsgronden van een vergunning, als bedoeld in het artikel betreffende de vergunning woningverhuur/woningbemiddeling.

 

4) Redactionele wijziging van artikel 2:47b Lachgasverbod

 

Artikel 2:47b Lachgasverbod

 

Was:

Het is verboden in het openbaar gebied lachgas te gebruiken als daardoor hinder ontstaat voor personen of de openbare orde, de openbare veiligheid of het milieu in gevaar komt.

 

Wordt:

 

Het is verboden op een openbare plaats distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, als daardoor hinder ontstaat voor personen of de openbare orde, de openbare veiligheid of het milieu in gevaar komt.

 

5) Nieuwe bepalingen: messenverbod in artikel 2:50b in de APV van de gemeente Gorinchem.

 

Artikel 2:50b Messen en andere steekwapens

 

  • 1.

    Het is verboden op de weg of in voor publiek toegankelijke gebouwen messen of andere steekwapens bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod geldt niet met betrekking tot voorwerpen die zodanig zijn verpakt, zodat zij niet voor daadwerkelijk gebruik gereed zijn.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het onderwerp daarvan wordt voorzien bij of krachtens de Wet wapens en munitie.

Toelichting

 

Aanleiding:

Eind 2019 en begin 2020 wordt het land opgeschrikt door een aantal ernstige steekincidenten waar jongeren bij betrokken zijn. N.a.v. deze steekincidenten is de oproep naar de overheid om landelijk actie te ondernemen tegen het wapenbezit en het wapengebruik onder jongeren. Er wordt vervolgens in samenwerking met diverse gemeenten, politie en andere overheidsinstellingen een actieplan wapens en jongeren opgesteld. De burgemeester van de gemeente Gorinchem is bij de ontwikkeling betrokken.

 

 

In het actieplan wordt de landelijke en lokale wetgeving genoemd om in te zetten tegen het messenbezit en messengebruik. Landelijk wordt gekeken of een landelijk verbod aan winkeliers opgelegd kan worden om (keuken) messen te verkopen aan minderjarigen. Lokaal kan een verbodsbepaling op messenbezit opgenomen worden in de APV. Dit is een extra middel om het messenbezit en messengebruik terug te dringen en geeft mogelijkheden om op te treden tegen personen die messen in het bezit hebben in de openbare ruimte.

 

Andere gemeenten:

Er zijn meerdere gemeenten die een artikel ‘messenverbod’ hebben opgenomen in hun APV. Voorbeelden van gemeenten zijn: Rotterdam, Amsterdam, Nissewaard, Lansingerland, Schiedam en Sliedrecht.

 

Artikel Messenverbod:

Het is goed om het artikel messenverbod op te nemen in de APV. Het is een aanvulling op de middelen die al ingezet kunnen worden. Het helpt aan het terugdringen van messenbezit en eventueel messengebruik in Gorinchem. Daarbij staan wij als gemeente gesteld wanneer een messenproblematiek in Gorinchem gaat spelen. Het is namelijk niet ondenkbaar dat messenproblematiek ook in Gorinchem kan gaan spelen, gezien de landelijk ontwikkelingen op het gebruik van messen en andere steekwapens.

 

6) Redactionele toevoeging artikel 2:66 van de APV: Definitie

 

Artikel 2:66 Definitie (bestrijding van heling van goederen)

 

Was:

 

In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de: handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

 

Wordt:

 

In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de:

 

  • 1.

    handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2.

    Verkoopregister: het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar.

7) Nieuwe bepalingen tegengaan drugsoverlast en wijziging (aanvulling) van artikel 2:74a van de APV Openlijk drugsgebruik

 

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

 

Was:

 

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

 

Wordt:

 

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

 

  • 1.

    Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben, indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw dat deel uitmaakt van de navolgende gebieden, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben:

    • a.

      elk gebied binnen een straal van 100 meter rond een station, bushalte of een taxistandplaats;

    • b.

      winkelcentra, parkeergarages en overkappingen, alsmede het gebied dat om een dergelijk object is gelegen, te weten het gebied binnen een afstand van 50 meter van de buitenste grenzen van dat object;

    • c.

      onder bruggen, viaducten en in tunnels, alsmede het gebied binnen een straal van 10 meter van de buitenste grenzen van dat object;

    • d.

      schoolpleinen, kinderspeelplaatsen, speelvelden, delen van de weg waarop kinderstraatmeubilair is geplaatst, zandbakken, trapvelden en hangplekken.

Nieuwe artikelen

 

Artikel 2:74aa Verzamelingen van personen in verband met drugs

  • 1.

    Het is verboden op of aan wegen, die door de burgemeester zijn aangewezen indien de openbare orde dat in verband met het openlijk gebruik van en/of de handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, naar zijn oordeel noodzakelijk maakt, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet als de verzameling personen geen verband houdt met het openlijk gebruik van en/of de handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet.

  • 3.

    Een ieder, die zich bevindt in een verzameling van personen als in het eerste lid bedoeld, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door deze aangewezen richting te verwijderen.

Artikel 2:74ab Verblijfsontzettingen in verband met harddrugs

 

  • 1.

    Het is degene die in een door het college aangewezen gebied – aangewezen omdat naar het oordeel van het college in dat gebied sprake is van ernstige overlast, veroorzaakt door de aanwezigheid van verslaafden en/of handelaren in harddrugs – op de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw:

    • a.

      harddrugs gebruikt of verhandelt, of daartoe post vat of zich heen en weer beweegt;

    • b.

      zich gedraagt in strijd met artikel Verzameling van personen in verband met drugs, verboden zich te bevinden in het door het college aangewezen gebied en in voor het publiek toegankelijke gebouwen die in dat gebied gelegen zijn, nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.

  • 2.

    Het verbod van het eerste lid geldt gedurende het in het bevel van de burgemeester genoemd tijdvak van ten hoogste achtenveertig uur.

  • 3.

    Het is degene van wie in een door het collegeaangewezen gebied, als bedoeld in het eerste lid, na de oplegging van het in het tweede lid bedoelde verbod opnieuw een ordeverstorende gedraging als bedoeld in het eerste lid is geconstateerd, verboden zich te bevinden in het door het college aangewezen gebied en in de daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen, nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.

  • 4.

    Het verbod van het derde lid geldt gedurende het in het bevel van de burgemeester genoemd tijdvak van ten hoogste drie maanden.

  • 5.

    Het bepaalde in het eerste en het derde lid geldt niet indien de belanghebbende in het door het collegeaangewezen gebied zijn woning heeft of zijn werk of beroep uitoefent.

  • 6.

    Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing op degene die op de weg softdrugs verhandelt.

Artikel 2:74ac Verblijfsverbod (drugs)dealers

 

  • 1.

    De burgemeester kan degene die in een op grond van artikel Aanwijzing overlastgebied, eerste lid, aangewezen overlastgebied zich op of aan de weg ophoudt waarbij aannemelijk is dat dit gebeurt om middelen, als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, te verkopen of te koop aan te bieden en die antecedenten heeft op het gebied van het verkopen of te koop aanbieden van drugs of daarop gelijkende waar, bevelen om zich onmiddellijk uit dat overlastgebied te verwijderen en zich daar voor de duur van drie maanden niet meer te bevinden.

  • 2.

    De burgemeester kan aan degene, aan wie eerder een bevel als bedoeld in het eerste lid is gegeven en die binnen een periode van een jaar opnieuw de in dat lid genoemde bepalingen overtreedt, bevelen om zich onmiddellijk uit dat overlastgebied te verwijderen en zich daar gedurende een periode van maximaal zes maanden niet meer te bevinden.

  • 3.

    Degene die een bevel heeft gekregen als bedoeld in het eerste of tweede lid is verplicht hieraan onmiddellijk te voldoen.

Toelichting

 

Afbakening met de Opiumwet

 

De motor van de ondermijnende criminaliteit is de handel in drugs. Voor een effectieve aanpak van ondermijning is het daarom van belang, dat ook de handel in drugs op straat en aanverwante gedragingen, worden verboden.

 

Om niet in de sfeer van de Opiumwet te treden is de passage ‘onverminderd het bepaalde in de Opiumwet’ opgenomen. De Opiumwet is een strafrechtelijk instrument waarin onder meer de verbodsbepalingen staan van middelen die worden genoemd op lijst I (‘harddrugs’) en II (‘softdrugs’) die behoren bij deze wet. Zo wordt verboden deze middelen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren en aanwezig te hebben. In de Opiumwet wordt geen aandacht besteed aan overlast ten gevolge van drugshandel op straat. Om hiertegen te kunnen optreden is het noodzakelijk in de APV een artikel op te nemen dat het voorkomen van de aantasting van de openbare orde en van strafbare feiten tot doel heeft.

 

Drugshandel op straat

 

Het artikel omtrent drugsoverlast is opgenomen om de overlast op straat tegen te gaan. De straathandel in drugs kan leiden tot een verstoring van de openbare orde. Om daartegen op te treden is het noodzakelijk in de APV een bepaling op te nemen die tot doel heeft het voorkomen van de aantasting van de openbare orde en van strafbare feiten. In praktijk gaat het met name om harddrugs.

 

In dit artikel zijn zowel de aanbieders als ontvangers en bemiddelaars (‘drugsrunners’) strafbaar gesteld. Het ‘kennelijk doel’ kan blijken uit ervaringsfeiten en concrete omstandigheden zoals het aanspreken van voorbijgangers, het waarnemen van transacties enz.

 

De burgemeester heeft een coffeeshopbeleid (inzake de verkoop van softdrugs) vastgesteld. Onderdeel van een coffeeshopbeleid – ongeacht de vraag of er in een gemeente al dan niet coffeeshops worden toegestaan – is dat de handel op straat wordt bestreden. Dergelijke handel is immers een gevaar voor de beoogde scheiding van de hard- en softdrugmarkten. In de APV zijn ook samenscholingsverboden, APV-gebiedsverboden enz. opgenomen.

 

Verzamelingen van personen in verband met drugs

 

Met behulp van het artikel in het model-APV van de VNG met betrekking tot het verzamelen van personen in verband met drugs kan de burgemeester gericht optreden om – zodanig – bepaalde straten of delen van straten in de stad vrij te maken van het zogenaamde drugstoerisme. Drugstoerisme geschiedt veelal groepsgewijs. Desondanks kan niet echt worden gesproken van een ‘samenscholing’ als bedoeld in het artikel met betrekking tot de begripsomschrijving van samenscholing. Daarom is voor deze vorm van overlast een speciale bepaling opgesteld. Aangezien de maatregel van de burgemeester nogal ingrijpend van aard is, zal de maatregel een tijdelijk karakter moeten hebben.

 

Tweede lid

 

Het tweede lid verklaart het in het eerste lid opgenomen verbod niet van toepassing, indien de verzameling van personen geen verband houdt met drugs. De politie zal dat in het concrete geval moeten beoordelen op basis van ervaring en concrete omstandigheden, zoals het aanspreken van voorbijgangers, het waarnemen van transacties, het ruziën tussen aanbieders en afnemers etc.

 

Derde lid

 

In het derde lid wordt aan een persoon, die zich bevindt in een verzameling van personen als in het eerste lid bedoelde verplichting opgelegd om zich op een daartoe strekkend bevel van een politieambtenaar zijn weg te vervolgen of zich in de door deze aangewezen richting te verwijderen. De bevoegdheid van de politie om bevelen te geven volgt uit artikel 2 Politiewet. Het artikel met betrekking tot het verzamelen van personen in verband met drugs bevat het geven van een bevel in een concreet geval. Strafbaarstelling van het verbod vindt plaats in het hoofdstuk Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen (zie artikel 6:1 Sanctiebepaling, binnen het model APV van de VNG). Ook in het proces-verbaal en de tenlastelegging moet het niet opvolgen van het politiebevel worden vervolgd op grond van overtreding van het artikel in het model-APV van de VNG met betrekking tot verzamelingen van personen in verband met drugs, derde lid juncto. artikel 6.1 APV (Sanctiebepaling, binnen de model APV van de VNG).

 

Verblijfsverbod dealers

 

In afwijking van het regime van het artikel dat ingaat op het verblijfsverbod, kan de burgemeester op grond van het artikel Verblijfsverbod dealers een verblijfsverbod opleggen voor de duur van drie maanden aan personen (dealers) die zich schuldig maken aan de handel in drugs of daarop gelijkende waar. Hieronder vallen dus ook slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen of stimulerende middelen.

 

De reden voor een afwijkend regime is drieledig. Primair wordt beoogd een einde te maken aan de ernstige verstoring van de openbare orde die met het dealen zelf gepaard gaat. Daarnaast wordt beoogd “de loop uit het gebied” te halen. Door dealers voor langere tijd uit overlastgebieden te weren worden deze gebieden minder aantrekkelijk voor gebruikers, zodat ook de daaraan gerelateerde overlast afneemt. Tot slot is van belang dat de huidige systematiek van verblijfsverboden voor dealers vaak niet effectief is, omdat strafrechtelijk optreden de bestuurlijke maatregel doorkruist. Hierdoor wordt aan dealers veelal geen 24uurs verblijfsverbod opgelegd en wordt er derhalve geen dossier opgebouwd.

 

De burgemeester kan alleen van de bevoegdheid van het artikel 2:74ac gebruik maken ten aanzien van personen die tevens antecedenten hebben op het gebied van handel in drugs of daarop gelijkende waar. Het kan daarbij gaan om veroordelingen, maar ook om politiemutaties. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze maatregel niet kan worden ingezet bij zogenaamde first-offenders. Het verblijfsverbod kan worden opgelegd indien wordt geconstateerd dat iemand zich schuldig maakt aan handel in drugs of daarop gelijkende waar, dan wel indien aannemelijk is dat iemand zich op straat ophoudt met het doel de hiervoor genoemde gedraging te plegen. Dit kan blijken uit ervaringsfeiten en concrete omstandigheden, het enkele vermoeden dat iemand drugs of daarop gelijkende waar verkoopt of te koop aanbiedt is derhalve niet voldoende.

 

Het tweede lid van het artikel 2:74ac voorziet in een recidivebepaling. Degene die binnen een jaar na een gegeven drie maanden-bevel opnieuw de in het eerste lid genoemde overtreding begaat, krijgt een verblijfsverbod van zes maanden voor het desbetreffende overlastgebied.

 

8) Aanpassing/wijziging formulering artikel 2:79 van de APV: Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

 

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

 

Was:

  • 4.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 5.

    De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

Wordt:

 

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

  • 3.

    De last kan een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf als bedoeld in artikel 151d, derde lid, van de Gemeentewet.

Toelichting

 

Aanleiding:

per 1 januari 2021 is de Wet aanpak woonoverlast gewijzigd. Met deze wijziging is artikel 151d, eerste lid, van de Gemeentewet gewijzigd. Door deze wijziging is het voor de burgemeester mogelijk om een verhuurder direct aan te spreken bij zeer overlast gevend gedrag door zijn huurders. De burgemeester kan door deze wijziging een gedragsaanwijzing opleggen aan de verhuurder als deze zich niet, of op een verkeerde manier inzet tegen ernstige en herhaaldelijke hinder.

Verhuurder:

de burgemeester kon voor deze wijziging al een gedragsaanwijzing opleggen aan een verhuurder als zijn huurders niet waren ingeschreven in de BRP. Door de wijziging is het nu mogelijk om verhuurders een gedragsaanwijzing op te leggen, ongeacht wel of geen BRP-inschrijving van hun huurders. Door deze wijziging is het nu mogelijk om huisjesmelkers een gedragsaanwijzing te geven als hun huurders ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaken. Datzelfde geldt ook voor uitzendbureaus die panden verhuren aan arbeiders.

Wijziging:

bij de wijziging van artikel 151d, eerste lid, is een zinssnede verwijderd. De verwijderde zin is: “aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven”. Door het verwijderen van deze zinssnede is het voor de burgemeester mogelijk gemaakt om de verhuurder direct aan te spreken en een gedragsaanwijzing op te leggen.

Was/is:

was:

Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

 

Is:

De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

APV:

In artikel 2:79 van de APV wordt bevoegdheid gegeven aan de burgemeester om woonoverlast aan te pakken door het opleggen van een last onder bestuursdwang.

In het eerste lid staat de bepaling opgenomen van artikel 151d, eerste lid, van de Gemeentewet. Deze bepaling is opgenomen voor de wijziging van 1 januari 2021. Het is dan ook wenselijk om de bepaling in artikel 2:79, eerste lid, van de APV aan te passen naar de huidige geldende bepaling van artikel 151d, eerste lid, van de Gemeentewet.

 

9) Intrekken artikel 2:50a van de APV Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

 

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

 

Toelichting

 

De Hoge Raad heeft dit verbod, zoals ook in de APV van Haarlem was opgenomen, december 2021 onverbindend verklaard. Er kan dus op basis van dit APV-artikel niet meer worden gehandhaafd.

 

De gemeentelijke regelgever mag op grond van artikel 121 Gemeentewet namelijk wel hogere regelgeving aanvullen, maar het mag daarmee niet in strijd zijn. Aanvulling is ook niet toegestaan als hogere regelgeving uitputtend is bedoeld.

 

In de zaak van Haarlem is bepaald dat: de inbeslagneming van een gilet op grond van een gemeentelijke verordening in strijd met de vrijheid van meningsuiting die is vastgelegd in artikel 7 van de Grondwet. De Hoge Raad merkt op dat op het recht op vrijheid van meningsuiting dat is vastgelegd in artikel 7 Grondwet alleen beperkingen mogen worden aangebracht bij formele wet. Dat is een gemeentelijke verordening niet. Een gemeentelijke regeling mag niet zo ver gaan dat van een uitingsmiddel geen gebruik meer mag worden gemaakt. De APV-bepaling brengt een beperking aan op de vrijheid van meningsuiting die niet in een gemeentelijke verordening mag worden aangebracht.

 

Daarmee is het APV-artikel in strijd met de Grondwet en daarmee onverbindend verklaard.

Aldus besloten in de raadsvergadering van 24 februari 2022

Griffier,

Voorzitter,

Naar boven