Verordening tot eerste wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Westervoort 2021

[Dit wijzigingsbesluit zal vanwege de verschillende data van inwerkingtreding in 3 verschillende publicaties verwerkt worden. In dit Gemeenteblad zullen de wijzigingen onder artikel I sub A en B verwerkt worden.]

 

De gemeenteraad van Westervoort,

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,

 

Besluit:

 

Vast te stellen de navolgende wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Westervoort 2021,

Artikel I  

De Algemene plaatselijke verordening Westervoort 2021 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

In hoofdstuk 2 wordt afdeling 6A ‘Toezicht op kamerverhuur’ ingevoegd, luidende als volgt:

 

AFDELING 6A. TOEZICHT OP KAMERVERHUUR

 

Artikel 2:40a Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • -

    beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een kamerverhuurbedrijf;

  • -

    exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, voor zover van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico een kamerverhuurbedrijf wordt uitgeoefend;

  • -

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling.

  • -

    kamerverhuurbedrijf: een gebouw of gedeelte van een gebouw waarin door een natuurlijke of een rechtspersoon rechtstreeks of via een bemiddelingsbureau of tussenpersoon bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, drie of meer kamers worden verhuurd als onzelfstandige woonruimte. Hieronder vallen niet woonruimtes die deel uitmaken van een seniorencomplex, verzorgingstehuizen, of andere (te) huizen met een maatschappelijke bestemming, zolang deze worden verhuurd overeenkomstig de specifieke functies van de genoemde woonvormen. Voor de door zorgaanbieders geboden of te bieden huisvesting (verhuur van kamers) en begeleiding aan zorgcliënten, is de verplichting van een exploitatievergunning wel van toepassing.

  • -

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, zoals een keuken en sanitaire voorzieningen;

  • -

    woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden.

Artikel 2:40b Exploitatie kamerverhuurbedrijf

  • 1.

    Het is verboden een kamerverhuurbedrijf te exploiteren zonder vergunning van het college of in afwijking van de aan die vergunning verbonden voorschriften.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1:8 weigert het college de vergunning als de exploitatie van het kamerverhuurbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

  • 3.

    Onverminderd de artikelen 1:6 en 1:8 kan het college de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken, tijdelijk opschorten of wijzigen, als:

    • a.

      naar haar oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van het kamerverhuurbedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

    • b.

      de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het gebouw, of toestaat of gedoogt dat in het gebouw strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd, waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

    • c.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      er aanwijzingen zijn dat in een kamerverhuurbedrijf personen woonachtig zijn, die werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid Vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke situatie niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming is of zal zijn;

    • f.

      vast staat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat niet voldaan kan worden aan de eisen van goed verhuurderschap.

  • 4.

    Bij de toepassing van de in het derde lid onder a genoemd belang houdt het college rekening met het karakter en de wijk, waarin het kamerverhuurbedrijf is gelegen of zal zijn gelegen en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 5.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning.

Artikel 2:40c Overgangsbepaling

De exploitant van een kamerverhuurbedrijf dat reeds bestaat op het moment van inwerkingtreding van deze afdeling overtreedt het verbod van artikel 2:40b niet eerder dan zes maanden na die inwerkingtreding en niet eerder dan nadat is beslist op een aanvraag om vergunning in de zin van deze afdeling, mits de aanvraag daarvoor binnen de genoemde periode van zes maanden is ingediend.

 

B.

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties komt te vervallen.

 

C.

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

    • -

      beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • 2.

    De definities van ‘bevoegd gezag’, ‘bouwwerk’ en ‘gebouw’ komen te luiden:

    • -

      bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

    • -

      bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

    • -

      gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

D.

Artikel 1:2, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

E.

Aan artikel 1:4 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

F.

Voor de bestaande tekst van artikel 1:5 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

G.

Voor de bestaande tekst van artikel 1:6 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

H.

Artikel 2:14, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.

I.

Artikel 2:21, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.

J.

Artikel 2:28, tweede lid, onder a, komt te luiden:

  • 2.a.

    De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.

K.

Artikel 2:29, zesde lid, komt te luiden:

  • 6.

    Het eerste, tweede en het vierde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.

L.

Artikel 2:39, derde lid, onder b, komt te luiden:

  • b.

    de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

M.

Artikel 2.40b, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Onverminderd artikel 1:8 weigert het college de vergunning als de exploitatie van het kamerverhuurbedrijf in strijd is met het omgevingsplan;

N.

Artikel 2:60, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren: …

O.

Artikel 2:71 komt te luiden:

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

P.

Artikel 2:73a, zesde lid, komt te luiden:

  • 6.

    Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht.

Q.

Artikel 2:81 vierde lid, onder g, komt te luiden:

  • g.

    als de vestiging of de exploitatie in strijd is met het omgevingsplan of de Omgevingswet.

R.

Artikel 2:81 zevende lid, onder j, komt te luiden:

  • j.

    de vestiging of de exploitatie in strijd is met het omgevingsplan of de Omgevingswet.

S.

Artikel 3:7, eerste lid, onder j, komt te luiden:

  • j.

    de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.

T.

Artikel 3:9, eerste lid, onder g, komt te luiden:

  • g.

    de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met het omgevingsplan of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.

U.

Artikel 4:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

    • -

      Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • 2.

    De definitie van ‘inrichting’ komt te luiden:

    • -

      inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

V.

Artikel 5:5, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

W.

Artikel 5:6, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.

X.

Artikel 5:23, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.

Y.

Artikel 5:28, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement of de provinciale omgevingsverordening.

Z.

Artikel 5:30, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de provinciale omgevingsverordening of het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet.

AA.

Artikel 5:32, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

AB.

Artikel 5:33, vierde lid, onder b, komt te luiden:

  • b.

    binnen de bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.

AC.

Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    • 5.

      Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

Artikel II  

  • 1.

    De onderdelen A en B van artikel I treden in werking op 1 augustus 2022;

  • 2.

    De onderdelen C tot en met AC van artikel I treden in werking op het tijdstip dat de Omgevingswet in werking treedt.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid treedt onderdeel U van artikel I in werking op de dag direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

de griffier,

mr. M. Smits – Jansen

de voorzitter,

drs. A.J. van Hout

Naar boven