Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom inhoudende Integrale handhavingsnota 2019-2022

1. Inleiding

 

Als bevoegd gezag voor diverse wet- en regelgeving heeft de gemeente de plicht om toe te zien op de naleving van deze wetten en regels en handhavend op te treden in geval van overtredingen. Hierbij is het van belang dat er eenduidig, efficiënt en transparant wordt opgetreden. Een integrale, brede en planmatige manier van handhaving geniet daarbij de voorkeur. Het is noodzakelijk om beleid te voeren op handhaving en prioriteiten te stellen ten aanzien van de vele handhavingstaken. Enerzijds omdat vanuit wetgeving verplichtingen gelden ten aanzien van handhavingsdocumenten1, anderzijds omdat de gemeente nu eenmaal niet over de capaciteit en middelen beschikt om alle handhavingstaken volledig uit te (laten) voeren. Dit noodzaakt tot het maken van keuzes. In de vorm van een projectstructuur is samen met vele in- en externe handhavingspartners input verzameld voor de totstandkoming van dit nieuwe handhavingsbeleid.

 

In mei 2015 werd door het college het voorgaande handhavingsbeleid vastgesteld en deze nota kende een werkingsduur tot 21 mei 2019. Dit beleid is geëvalueerd en de uitkomsten hiervan zijn gebruikt voor het opstellen van voorliggend nieuwe integrale handhavingsbeleid. In deze nota wordt onder meer gemotiveerd aangegeven welke doelen en prioriteiten de gemeente Bergen op Zoom zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten daarvoor worden uitgevoerd. Dit integraal handhavingsbeleid is leidend voor de invulling en uitvoering van de integrale handhaving voor de komende vier jaar. Daarbij fungeert deze nota tevens als 'kapstok', omdat op basis van dit handhavingsbeleid jaarlijks een uitvoeringsprogramma wordt gemaakt. Op deze wijze kan de uitvoering van de handhavingstaak de landelijke en gemeentelijke actualiteit en taakstellingen volgen.

 

Het concept van dit handhavingsbeleid is op 15 april 2019 ingebracht in de basisteamdriehoek. Handhavingsbeleid betreft uitvoeringsbeleid. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot vaststelling van het handhavingsbeleid. Het vastgestelde

beleid wordt vervolgens ter kennisname verzonden aan de gemeenteraad en aan de provincie.

 

1.1 Handhavingscyclus

De handhavingsbeleidscyclus betreft een gesloten cyclus op basis van de zogeheten ‘big-eight’. In deze cyclische aanpak zijn de strategische en operationele cyclus met elkaar verbonden. Hierbij is de planmatige handhaving geborgd door deze telkens te monitoren en aan te passen. Op deze wijze wordt constante verbetering bewerkstelligd. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande planning- en controlcyclus van de gemeente. Binnen de handhavingsbeleidscyclus staan drie handhavingsdocumenten centraal: het integraal handhavingsbeleid, het uitvoeringsprogramma en het evaluatieverslag. Het handhavingsbeleid wordt jaarlijks uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. In het uitvoeringsprogramma staat concreet weergegeven welke uitvoeringsactiviteiten het college voornemens is in het betreffende jaar uit te voeren. Hierbij wordt rekening gehouden met de evaluatieresultaten van het voorafgaande jaar en met de doelen en prioriteiten zoals opgenomen in het handhavingsbeleid. Ten slotte evalueert het college jaarlijks welke activiteiten feitelijk zijn uitgevoerd en in hoeverre deze activiteiten hebben bijgedragen aan het bereiken van de in het handhavingsbeleid geformuleerde doelen. Deze evaluatie wordt vastgelegd in een evaluatieverslag (jaarverslag). Naast de jaarlijkse evaluatie van het uitvoeringsprogramma wordt ook minimaal jaarlijks bezien of er aanleiding is om het handhavingsbeleid aan te passen. Het handhavingsbeleid wordt zo nodig tussentijds aangepast. De handhavingsbeleidscyclus is schematisch weergegeven in de figuur hieronder.

 

 

1.2 Opbouw integrale handhavingsnota

In deze integrale handhavingsnota is in hoofdstuk 2 allereerst het beleidskader beschreven. In dit hoofdstuk ligt de nadruk met name op de missie en visie vanuit handhaving, maar daarnaast zullen hier ook de relevante ontwikkelingen omschreven worden die in de komende beleidsperiode invloed (kunnen) hebben op handhavingsuitvoeringspraktijk van de gemeente Bergen op Zoom.

In hoofdstuk 3 komt de risico-analyse en prioriteitenberekening aan bod. Hierin wordt aangegeven op welke wijze de gemeente Bergen op Zoom invulling geeft aan risicogestuurd werken.

In hoofdstuk 4 wordt de naleefstrategie van de gemeente Bergen op Zoom gepresenteerd. Deze bestaat uit een preventie-, toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie. Voor de volledige en uitgebreide beschrijving van de naleefstrategie, zal u vanuit dit hoofdstuk ook doorverwezen worden naar de bijlage. Tot slot zal in dit hoofdstuk tevens beschreven worden op welke wijze de gemeente Bergen op Zoom omgaat met overtredingen door de overheid.

Tot slot zal in hoofdstuk 5 de borging van de uitvoering in kaart worden gebracht. Hierbij zal de borging van de middelen, samenwerking met interne en externe partners, de werkprocessen, uitvoeringsprogramma's en de evaluaties hiervan inzichtelijk worden gemaakt.

 

2. Beleidskader

 

 

2.1 Missie en visie

 

Missie

De gemeente is op grond van een aantal wetten verplicht tot het uitvoeren van toezicht en handhaving. Voor de gemeente Bergen op Zoom is handhaven meer dan enkel het repressieve optreden van de overheid. Handhaven is vooral een instrument dat bijdraagt aan het realiseren van gestelde beleidsdoelen en de missie. De gemeente heeft de volgende missie geformuleerd:

 

Een veilige, leefbare, schone en aantrekkelijke woon en werkomgeving, waarin inwoners en bedrijven kunnen rekenen op professionele en kwalitatief hoogstaande handhaving.

 

Hierbij is het van belang dat handhaving niet primair wordt geleid door het reageren op incidenten, maar dat beleidsdoelen en de missie worden gerealiseerd door planmatige en integrale handhaving.

 

Visie

Het uitgangspunt is dat handhavend optreden gericht is op het naleven van wet- en regelgeving en dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te allen tijde voorop staan. Bij een bevinding wordt passend geïntervenieerd, waarbij soms maatwerk noodzakelijk is, maar waarbij vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes worden gemaakt en besluiten te allen tijde zorgvuldig worden voorbereid. Mede om deze reden is er voor gekozen om de Landelijke Handhavingsstrategie te hanteren. Handhaving wordt georganiseerd en uitgevoerd in overeenstemming met helder vooraf gestelde prioriteiten die gebaseerd zijn op een risicoanalyse en aansluiten bij de gestelde beleidsdoelen. Deze nota biedt hiervoor de basis.

 

2.2 Doelstellingen

De beleidsdoelen vloeien voort uit de missie en visie en zijn mede gebaseerd op het coalitieakkoord, de relevante ontwikkelingen, de risico-analyse (zie hoofdstuk 2) en de input uit de werkgroepen Wabo, Leefbaarheid en Bijzondere onderwerpen en sluiten, waar mogelijk, aan op de doelstellingen in de Omgevingsvergunningenbeleidsplan. Aan de beleidsdoelen zijn weer activiteiten gekoppeld. Deze activiteiten beschrijven in algemene zin hoe het beleidsdoel gerealiseerd zal worden. Deze activiteiten worden uiteindelijk geconcretiseerd in de uitvoeringsprogramma’s (zie hoofdstuk 6 voor verdere uitleg hiervan).

 

Om de bovenstaande missie te realiseren, worden de volgende doelstellingen geformuleerd:

 

• Het creëren en behouden van een veilige, leefbare, schone en aantrekkelijke woon- en leefomgeving;

• integraal werken en bevorderen van samenwerking met interne- en externe partijen;

• professionele en kwalitatieve toezicht en handhaving.

 

Beleidsdoelstelling 

Activiteiten

1. 

 

Het creëren/behouden van een veilige, leefbare, schone en aantrekkelijke woon- en werkomgeving

Het ten uitvoer brengen van de naleefstrategie, waarbij zowel repressief als preventief wordt ingezet door de gemeente.

2. 

Integraal werken en bevorderen van samenwerking met interne en externe partijen

Buurtbemiddeling met WijZijn.

 

 

Versterken relatie politie en Boa.

 

 

I.h.k.v. evenementen de relatie versterken met brandweer, politie en organisatoren.

 

 

Samenwerking met OMWB versterken.

 

 

Samenwerking/integraal werken met interne partners, zoals de afdeling vergunningverlening, versterken.

 

 

I.h.k.v. de aanpak van drugsdumpingen de samenwerking zoeken met o.a. defensie, provincie en universiteiten.

 

 

Samenwerking VTH Brabantse Wal verder vormgeven.

3. 

Professionele en kwalitatieve toezicht en handhaving

Project 'Rent a Boa' verder vormgeven.

 

 

‘Tijdig betrekken bestuurder’ vormgeven.

 

 

Werken aan interne bewustwording van veiligheidsrisico's.

 

 

Verplichte procedurestappen worden in de ICT systemen ingebouwd waardoor medewerkers worden ´gedwongen´ om de juiste stappen binnen een procedure te nemen.

 

 

Er wordt zo veel mogelijk wordt gewerkt met duo´s volgens het ´vier ogen principe´, waarbij medewerkers elkaar kunnen corrigeren indien niet wordt gewerkt volgens de juiste procedure.

 

 

Een vooraankondiging van een handhavingsbesluit (Wabo) wordt altijd besproken met de handhavingsjurist, die mede toe ziet op het volgen van de juiste procedure.

 

 

Een handhavingsbrief (Wabo) wordt altijd eerst goedgekeurd door de resultaatmanager, die mede toe ziet op het volgen van de juiste procedure.

 

 

Bij vraagstukken over takenscheidingen en/of takenverdelingen het borgen van professionele en kwalitatieve handhaving zwaar laten meewegen in de te maken keuzes en besluitvorming.

 

 

Beschikbaarheid van cruciale functies, ook buiten kantooruren.

 

 

Faciliteren van cursussen en opleidingen.

 

 

Actualisatie van beleidsstukken.

 

2.3 Instrumenten

Om de inhoud van deze nota goed te begrijpen is het van belang inzicht te krijgen in de verschillende handhavingsinstrumenten die de gemeente ter beschikking heeft. In dit hoofdstuk wordt beknopt uitleg gegeven over de repressieve handhavingsinstrumenten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen bestuursrechtelijke handhaving, strafrechtelijke handhaving en privaatrechtelijke handhaving. Wanneer welk handhavingsinstrument wordt toegepast is opgenomen onder de ‘sanctiestrategie’ in bijlage 1.4. Voor een uitgebreide beschrijving van de verschillende handhavingsinstrumenten wordt tevens verwezen naar bijlage 1.4. Naast repressieve handhavingsinstrumenten is het ook mogelijk om communicatie en mediation in te zetten. Communicatie en mediation zijn nader beschreven onder de 'preventiestrategie' in bijlage 1.2. Binnen handhaving kan onderscheid worden gemaakt tussen handhavers in de rol van toezichthouder en in de rol van buitengewoon opsporingsambtenaar (boa). In hoofdstuk 5.1 wordt daarom een korte toelichting gegeven over toezichthouders en buitengewoon opsporingsambtenaren.

2.3.1 Bestuursrechtelijke handhaving

Binnen de bestuursrechtelijke handhaving kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende instrumenten. De belangrijkste instrumenten betreffen de last onder bestuursdwang of dwangsom en de bestuurlijke boete. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om overtreders enkel aan te spreken en te informeren of mondeling dan wel schriftelijk te waarschuwen. Dit is doorgaans alleen aan de orde bij kleine overtredingen en goedwillende overtreders die onbedoeld niet naleven en gemotiveerd zijn om de overtreding zo snel mogelijk te beëindigen.

 

Last onder bestuursdwang en last onder dwangsom

De last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom betreffen beiden herstelsancties waarbij de overtreder een last tot beëindigen en beëindigd houden van de overtreding krijgt opgelegd. Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd heeft het bestuursorgaan de bevoegdheid om respectievelijk:

• de last door feitelijke handelen ten uitvoer te leggen;

• de verplichting tot betaling van een geldsom op te leggen.

 

Uitgangspunt is dat in beginsel het instrument last onder dwangsom wordt ingezet, tenzij, gezien de aard van de overtreding, een last onder bestuursdwang meer in de rede ligt.

 

Bestuurlijke boete

Een bestuurlijke boete is daarentegen een bestraffende sanctie die zonder tussenkomst van het OM of een rechter kan worden opgelegd. Het betreft een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom en kan naast bijvoorbeeld een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

 

Intrekken van een begunstigend besluit of aanpassing registratie BRP

Soms is het intrekken van een verleende vergunning of ontheffing een passende interventie. De wet- en regelgeving op basis waarvan de vergunning of ontheffing is verleend bevat regels ten aanzien van het intrekken van betreffende vergunning of ontheffing. Ook bestaat de mogelijkheid om bijvoorbeeld een (bijstands)uitkering te beëindigen of een registratie in de Basisregistratie personen (BRP) ambtshalve aan te passen.

2.3.2 Strafrechtelijke handhaving

Strafrechtelijke handhaving is gericht op leedtoevoeging (het bestraffen van de overtreder) en onderscheidt zich daarin van de last onder dwangsom en de last onder bestuursdwang die juist gericht zijn op herstel. Binnen de strafrechtelijke handhaving kan onderscheid worden gemaakt tussen een proces-verbaal en een bestuurlijke strafbeschikking. Beiden kunnen worden opgesteld door een boa.

Proces-verbaal

Een proces-verbaal is een schriftelijke verslaglegging waarmee justitie op de hoogte wordt gebracht van een overtreding van wet- en regelgeving. Het is vervolgens aan de officier van justitie van het OM om te beslissen of tot vervolging wordt over gegaan. Indien tot vervolging wordt overgegaan wordt het proces-verbaal door de rechter gebruikt om een rechtvaardig besluit te nemen ten aanzien van een verdachte.

Bestuurlijke strafbeschikking

Op grond van de zogenaamde Wet OM-afdoening hebben boa’s de bevoegdheid om een strafbeschikking (een soort boete) af te vaardigen voor een aantal relatief kleine overtredingen, waarbij er over de schuldvraag geen twijfel bestaat. De bestuurlijke strafbeschikking is een instrument dat in beginsel zonder tussenkomst van het OM kan worden opgelegd en wordt ingezonden aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Indien een verdachte het niet eens is met een opgelegde strafbeschikking, dient deze in verzet te komen bij het OM.

2.3.3 Privaatrechtelijke handhaving

De gemeente treedt ook op als private partij, bijvoorbeeld bij het sluiten van koop- en huurovereenkomsten (bijvoorbeeld voor standplaatsen op woonwagenlocaties). Vanuit haar hoedanigheid als rechtspersoon kan de gemeente dan in bepaalde gevallen privaatrechtelijk handhaven door bijvoorbeeld een actie tot nakoming van de overeenkomst of een onrechtmatige daad in te stellen of door het claimen van een contractuele boete. Ook op privaatrechtelijke handelingen zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur uit de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. In vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn criteria ontwikkeld om te bepalen of in een situatie gebruik gemaakt kan worden van privaatrecht of van publiekrecht, de zogenaamde “doorkruisingsleer”. Dit betekent dat geen gebruik gemaakt mag worden van privaatrecht als dit de publiekrechtelijke regeling onaanvaardbaar doorkruist. Concreet betekent dit dat als de gemeente de keuze heeft tussen privaatrechtelijke of bestuursrechtelijke instrumenten in de regel gekozen moet worden voor de bestuursrechtelijke weg omdat daarbij betere rechtswaarborgen gelden voor de burger. In de praktijk zijn de mogelijkheden tot privaatrechtelijke handhaving daarom beperkt.

2.4 Wettelijk kader

Deze nota omvat in beginsel het handhavingsbeleid als bedoeld in artikel 7.2 van het Bor in samenhang met artikel 5.3 van de Wabo. Het heeft daarbij betrekking op de in artikel 5.1 van de Wabo genoemde wetten, voor zover de gemeente daarvoor het bevoegd gezag is en dit bij of krachtens deze wetten is bepaald . Concreet gaat het om toezicht en handhaving van regelgeving op het gebied van bouwen, slopen, gebruik en milieu, het zogenaamde omgevingsrecht2.

 

Naast het omgevingsrecht heeft het handhavingsbeleid ook betrekking op wet- en regelgeving ten aanzien van de leefbaarheid zoals de Algemene Plaatselijke Verordening en de Afvalstoffenverordening en ten aanzien van een aantal bijzondere wetten, zoals de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Drank- en Horecawet en de Opiumwet. Dit handhavingsbeleid betreft één concernbreed handhavingsbeleid. Dit betekent dat de reikwijdte van dit integraal handhavingsbeleid ook de Wet basisregistratie personen (BRP, voorheen GBA) omvat. Omdat de scoop van dit handhavingsbeleid breed is en er sprake is van handhavingstaken binnen verschillende beleidsterreinen, zijn de handhavingstaken onderverdeeld in drie handhavingsvelden:

 

1. Wabo: omgevingsrecht (milieu, bouwen, brandveiligheid, slopen incl. asbest en gebruik)

2. Leefbaarheid (kleine ergernissen en overlast)

3. Bijzondere onderwerpen (aanpak ondermijnende criminaliteit, Horeca, Kinderopvang, Openbare orde, BRP, etc.)

 

2.5 Ontwikkelingen

In deze paragraaf worden ontwikkelingen beschreven die van invloed zijn op de uitvoering van de toezicht- en handhavingstaken.

 

2.5.1 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

In het wetsvoorstel ‘kwaliteitsborging voor het bouwen’ (Wkb) wordt het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging in de bouw geïntroduceerd. Met dit nieuwe stelsel wordt beoogd meer verantwoording bij marktpartijen neer te leggen. De rol van de gemeente als bevoegd gezag verandert door het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging in de bouw. De bouwtechnische toets en het toezicht tijdens de bouw zullen in het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging in de bouw uitgevoerd worden door een marktpartij en niet meer door de gemeente. De gemeente behoudt wel haar taak voor de planologische beoordeling, welstandstoets en toetsing van de omgevingsveiligheid. Ook blijft de gemeente verantwoordelijk voor toezicht op welstand, monumenten, bestaande bouw (minimumeisen bestaande bouw en gebruikseisen) en voor de handhaving.

De gefaseerde invoering/implementatie van deze wet start met bouwwerken die vallen onder de gevolgklasse 1 (eenvoudigere bouwwerken zoals grondgebonden woningen). In de praktijk blijkt dat binnen het gros van de gemeenten de meeste bouwwerken vallen onder gevolgklasse 1, waardoor deze fase de meeste impact zal hebben. Het bouwtechnische gedeelte van het werk valt daarmee weg bij de gemeente, wat invloed heeft op de capaciteit zowel binnen de organisatie als buiten de organisatie. Later (naar verwachting in 2020) volgt uitbreiding van het systeem naar andere meer complexe bouwwerken die vallen onder de gevolgklasse 2 en 3. Het is echter onduidelijk wanneer het wetsvoorstel tot wet verheven wordt. De verwachting is dat het voorstel tegelijk met de Omgevingswet in werking zal treden.

Op 17 januari 2019 is er tussen het VNG en ministerie van BZK een bestuursakkoord bereikt over de implementatie en invoering van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen. De wet wordt naar verwachting in 2021 ingevoerd. Hierop voorsorterend wordt vanuit toezicht al zoveel mogelijk gewerkt met een flexibele schil, waar in totaal 1Fte wordt ingehuurd voor toezicht tijdens de bouw.

2.5.2 De Omgevingswet

De Omgevingswet behelst een grootschalige transitie van het Omgevingsrecht. In 2021 treedt de Omgevingswet volgens de huidige planning in werking. Door regelgeving op het gebied van omgevingsrecht te bundelen en te vereenvoudigen, ontstaat er meer samenhang in het beleid. De wijzigingen in wet- en regelgeving vereisen straks een hele nieuwe manier van werken van overheden. Namelijk integraal, participatief, meer digitaal en gebruikmakend van lokaal maatwerk. In onderstaande figuur staan de verbeterdoelen van de Omgevingswet.

Ter voorbereiding op de Omgevingswet is een projectteam opgericht, waaraan medewerkers van de gemeente Bergen op Zoom vanuit verschillende disciplines (waaronder vergunningverlening, toezicht en handhaving) deelnemen. Deze projectgroep zorgt ervoor dat de gemeente op tijd en gedegen voorbereid is op de komst van de Omgevingswet en de implementatie daarvan.

2.5.3 Verbod op asbestdaken

Naar verwachting zijn vanaf 2025 asbestdaken in Nederland verboden. Hiervoor is een wijziging van de Wet milieubeheer en een wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit nodig. Dit verbod op asbestdaken houdt in dat eigenaren (particulieren, bedrijven en overheid) van bouwwerken met asbesthoudende dakbedekking deze voor 2024 moeten verwijderen. Een oud asbestdak raakt op den duur verweerd. Hierdoor levert een verweerd asbestdak een (dreigend) gevaar op voor de leefomgeving.

Hierop inspelend heeft de gemeente Bergen op Zoom een projectplan geschreven. Dit projectplan is erop gericht om de juiste voorbereidingen te treffen en gerichte communicatie te realiseren om te bewerkstelligen dat bedrijven en particulieren in het werkgebied van de gemeente Bergen op Zoom hun asbestdak saneren. Hoewel bedrijven en particulieren zelf verantwoordelijk zijn voor het verwijderen van hun asbestdaken, willen de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant en de gemeente Bergen op Zoom een ondersteunende en begeleidende rol vervullen richting de dakeigenaren. Immers, door de asbestproblematiek gezamenlijk aan te pakken, is het beter mogelijk te komen tot een maatschappelijk verantwoorde en efficiënte aanpak, waarbij op planmatige wijze de asbestdaken veilig worden verwijderd en vervangen.

2.5.4 Politie terug naar de kern(taken)

Door de toenemende werkdruk en beperkte aanwezigheid van middelen is al langere tijd zichtbaar dat de politie een terugtrekkende beweging maakt. Dit betekent dat de politie taken afstoot die niet als kerntaken van de politie zijn aangemerkt. Hierdoor wordt steeds meer verwacht van gemeenten in het kader van het borgen van de openbare orde en veiligheid en vraagt dit in sommige gevallen extra inzet van de gemeente op het gebied van toezicht en handhaving. Dit in combinatie met de roep van de samenleving om meer 'blauw' op straat en meer toezicht en handhaving, maakt deze ontwikkeling een uitdaging voor de gemeente Bergen op Zoom en vraagt dit om steeds vaker integraal samen optreden van de gemeente en politie.

Deze ontwikkeling betekent onder andere dat de uitvoering van het toezicht op prostitutie wordt belegd bij de gemeente. Gezien de criminaliteit die vaak in het verlengde van prostitutie ligt, zal bij controles op (illegale) prostitutie ondersteuning vanuit de politie plaats vinden waar dit wenselijk en mogelijk is.

Daarnaast heeft minister Grapperhaus in een brief aan de Tweede kamer op 10 december jl. aangekondigd om de bevoegdheden van boa’s ten aanzien van verkeershandhaving met een aantal feiten uit te breiden. Het gaat dan om feiten die de leefbaarheid aantasten en daarmee passen binnen de taakstelling van de boa’s, zoals bijvoorbeeld het handhaven van de rijrichting in éénrichtingswegen en toeteren zonder dat daarvoor een noodzaak aanwezig is. Al per 1 januari 2019 is deze uitbreiding van bevoegdheden voor boa’s in werking getreden.

Deze ontwikkeling (politie terug naar de kern(taken)) vraagt niet alleen om een andere aanpak en werkwijze van de gemeenten en haar boa's, maar ook om een versterkte relatie tussen de politie en de gemeente Bergen op Zoom en nog meer integraliteit. Er zullen heldere afspraken gemaakt moeten worden over de taken en verantwoordelijkheden om te voorkomen dat er taken onbedoeld tussen wal en schip vallen.

2.5.5 Veranderingen in de zorg (extramurale zorg en overlast)

Sinds de decentralisaties in het sociaal domein per 1 januari 2015 hebben gemeenten meer verantwoordelijkheid gekregen op het gebied van zorg. Denk daarbij aan jeugdzorg, maatwerkbegeleiding en beschermend wonen. Daarbij waren de gemeenten al verantwoordelijk voor maatschappelijke opvang, verslavingszorg en openbare geestelijke gezondheidszorg.

Om het leven van mensen met verward gedrag en hun naasten humaner te maken, hebben gemeenten de opgave een goed werkende aanpak te realiseren waarbij domein overstijgend samengewerkt wordt. Dit geldt tevens voor de gemeente Bergen op Zoom, waar op 26 februari jl. door het college van B&W een plan van aanpak voor is vastgesteld.

Tegelijkertijd staan gemeenten voor een bezuinigingsopgave, wat mede kan verklaren dat steeds vaker wordt gekozen voor extramurale zorg (buiten een instelling), in plaats van intramurale zorg (binnen een instelling). In Nederland en ook in de gemeente Bergen op Zoom wordt tevens geconstateerd dat burgers en boa's steeds vaker op straat geconfronteerd worden met mensen die verward gedrag vertonen en/of personen die 'zweven' tussen vrijwillige en gedwongen zorg. Voor een effectieve, maar ook passende aanpak zal de gemeente Bergen op Zoom een link moeten leggen tussen veiligheid en zorg en is hier dan ook een integrale aanpak benodigd. De aanpak die op 26 februari jl. hiervoor is vastgesteld, zal hier dan ook een essentiële bijdrage aan leveren en ligt in het verlengde van de reeds uitgevoerde inzet op de verbinding tussen zorg en veiligheid door de gemeente Bergen op Zoom.

2.5.6 Steeds meer alternatieve geschilbeslechting

In Nederland, en ook in de gemeente Bergen op Zoom, wordt steeds vaker gebruik gemaakt van alternatieve geschilbeslechting in plaats van direct te handhaven. Mediation en buurtbemiddeling zijn hier voorbeelden van. Het afgelopen jaar startten 47 gemeenten met buurtbemiddeling. Daarmee zou inmiddels in 301 van de 355 gemeenten via deze methode worden bemiddeld bij problemen tussen buren, aldus het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV).

De methode 'buurtbemiddeling' is erop gericht om buurtgenoten in een overlastsituatie weer met elkaar in gesprek te brengen. Het bemiddelen gebeurt daarbij door goed getrainde vrijwilligers. In de gemeente wordt Bergen op Zoom wordt de kracht van mediation en buurtbemiddeling herkend en erkend en om deze reden hebben wij een samenwerkingsverband met de WijZijn. In samenwerking met WijZijn worden inwoners van de gemeente getraind en vervolgens ingezet als buurtbemiddelaar. Daarnaast wordt aan enkele medewerkers van de gemeente Bergen op Zoom ook een cursus pre-mediation aangeboden.

2.5.7 Samenwerking Brabantse wal en met externe partners

De gemeente Bergen op Zoom wenst de VTH-samenwerking op Brabantse Wal niveau verder uit te breiden. In samenwerking met de gemeente Woensdrecht en Steenbergen wordt op dit moment toegewerkt naar een implementatievoorstel voor een VTH samenwerking. Op deze wijze zullen de gemeenten gedrieën niet alleen aan de kwaliteitseisen t.a.v. van de kritieke massa voldoen, maar daarnaast zullen ook de mogelijkheden verkend worden in welke mate de VTH medewerkers van de gemeenten elkaar op operationeel niveau kunnen versterken. Tot slot zullen ook de mogelijkheden verkend worden ten aanzien van een gezamenlijke Europese aanbesteding voor de ICT.

Gezien het belang van een integrale aanpak, zal ook de samenwerking met externe partners steeds verder worden verstevigd en bestendigd.

2.5.8 Ondermijning

Het kabinet wil de aanpak van ondermijning versterken en versnellen. Om dit te faciliteren worden extra financiële middelen door het rijk beschikbaar gesteld, namelijk € 100 miljoen in een ondermijningsfonds. Ook is er vanaf 2019 structureel 10 miljoen euro extra beschikbaar om in de regio’s de integrale aanpak te verbeteren. Onduidelijk is nog hoe de middelen precies worden verdeeld en wat dat betekent voor de gemeente Bergen op Zoom. Wanneer hier meer duidelijkheid over is, zal hier in het uitvoeringsprogramma rekening mee worden gehouden.

 

Middels een wijziging van de Opiumwet, de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester verruimd. Met deze verruiming kunnen burgemeesters ook onder andere woningen, garages en schuren sluiten als er strafbare voorbereidingshandelingen zijn vastgesteld voor handel in en productie van drugs. Naar aanleiding van deze wijziging wordt het Damocles beleid van de gemeente aangepast en in de werkwijze geïmplementeerd. Ook komt er een wet die de uitwisseling en verwerking van gegevens makkelijker maakt, waardoor gemeenten meer eigen onderzoek kunnen doen om te voorkomen dat criminelen de dienstverlening door de overheid misbruiken.

 

In lijn met het de kadernota en het focusblad Integrale Veiligheid is er komende beleidsperiode aanhoudende aandacht voor ondermijning. Hierbij wordt ook intensief samengewerkt met en binnen het Lokaal Informatie Plein (LIP), het Districtelijk Informatie Plein (DIP) en het Regionaal Informatie en Expertisecentrum (RIEC). Meer aandacht voor ondermijning kan leiden tot meer handhavingszaken. Ook vergen BIBOB onderzoeken tijd. Waar nodig wordt extra capaciteit ingezet om alle handhavingszaken en onderzoeken af te handelen.

 

 

3. Risico-analyse en prioriteitenberekening

 

 

3.1 Inleiding

Er zal nooit voldoende capaciteit zijn om alle taken uitputtend uit te voeren. Handhavingsbeleid opstellen betekent dan ook keuzes maken. Deze keuzes dienen gefundeerd te worden door de risico’s (en daarmee de prioriteiten) van de betreffende activiteiten te berekenen. Een (door het bestuur vastgestelde) risicoanalyse geeft hiermee uiteindelijk mogelijkheid om de beschikbare middelen adequaat in te zetten.

3.2 Korte uitleg risico-analyse en prioriteitenberekening

Voor alle relevante activiteiten (WABO en APV) is het risico bepaald. Dit risico is bepaald middels een vaste methodiek waarmee verschillende beoordelingscriteria in acht zijn genomen, te weten:

 

• Gezondheid;

• Veiligheid;

• Leefbaarheid;

• Duurzaamheid;

• Financieel;

• Bestuur.

 

Voor alle overige relevante activiteiten (bijzondere wetten) is tevens het risico bepaald middels een aangepaste methodiek en beoordelingscriteria, te weten:

 

• Sociaal/maatschappelijke impact

• Financieel/economische schade

• Bestuurlijk imago

 

Aan elke risicoberekening hangt een prioriteit (zeer laag, laag, gemiddeld, hoog, zeer hoog). Deze prioriteit wordt direct doorberekend in de risicoanalyse. Zodoende is er per activiteit inzichtelijk wat zowel het risico als de bijbehorende prioriteit is.

 

3.3 Wijze van prioriteitenstelling

De omvang van een risico (risico = negatief effect x kans) in cijfers is niet alleen bepalend voor de prioriteit. Het kan namelijk zijn dat het belang/negatieve effect van bepaalde onderwerpen groot is terwijl de overtredingskans klein is. Deze onderwerpen scoren in de uitkomst van de risicoanalyse daardoor gemiddeld of zelfs laag, maar kunnen voor de handhaving toch hoge prioriteit hebben. Om die reden zijn de onderwerpen geprioriteerd op grond van de beschermde belangen en de overtredingskans. Op basis van de scores van het gemiddelde negatieve effect en de overtredingskans is met gebruikmaking van het schema in de onderstaande figuur gekomen tot een prioriteitenstelling. Algemeen uitgangspunt is dat in ieder geval een hoge prioriteit wordt toegekend indien sprake is van een gevaar voor de veiligheid of gezondheid of indien sprake is van een onomkeerbare situatie.

 

3.4 Prioriteiten en mate van toezicht

De toegekende prioriteit is bepalend voor de mate waarin toezichtactiviteiten in beginsel worden uitgevoerd. Bij een (heel) hoge prioriteit wordt actief toezicht uitgevoerd en krijgt de afhandeling van signalen voorrang op andere werkzaamheden. Bij een gemiddelde prioriteit worden signalen afgehandeld en kan planmatig toezicht worden uitgevoerd. Bij een lage prioriteit wordt passief toezicht uitgevoerd. Dit betekent dat primair alleen wordt gereageerd op signalen. Signalen met een lage prioriteit kunnen ook worden gebundeld en tijdens specifiek gepland thema-, doelgroep- of gebiedsgericht toezicht worden opgepakt. Voor een beschrijving van de verschillende vormen van toezicht wordt verwezen naar bijlage 1.3.2.

Prioriteit

 

Mate van toezicht

Hoog/Heel hoog

(pro)actief

- afhandeling signalen krijgt voorrang op andere werkzaamheden;

- de gemeente neemt initiatief tot controles, ook als geen signalen zijn ontvangen.

Gemiddeld

actief en/of passief

- signalen worden afgehandeld;

- planmatig toezicht op/in een specifiek thema, doelgroep of gebied.

Laag

passief

- signalen worden afgehandeld (met dien verstande dat signalen van heel hoge/hoge en gemiddelde prioriteit voorrang hebben);

- signalen kunnen ook worden gebundeld en tijdens planmatig toezicht (thema-, doelgroep- of gebiedsgericht) worden opgepakt.

 

3.5 Overzicht uitkomst risico-analyse en prioritering

 

3.5.1 Wabo

ONDERWERPEN

PRIORITERING

milieu: inrichting zonder vergunning/melding

Hoog/Heel hoog

milieu: inrichting activiteitenbesluit type A

Laag

milieu: inrichting activiteitenbesluit type B

Gemiddeld

milieu: inrichting activiteitenbesluit type C

Gemiddeld

milieu: inrichting activiteitenbesluit type C IPPC

Hoog/Heel Hoog

milieu: geluid

Gemiddeld

milieu: lucht en geur

Gemiddeld

milieu: bodem

Gemiddeld

milieu: water

Gemiddeld

milieu: trillingen

Laag

milieu: flora & fauna

Gemiddeld

 

 

bouwfase omgevingsvergunning woning

Laag

bouwfase omgevingsvergunning bijgebouw

Laag

bouwfase omgevingsvergunning publiek toegankelijk gebouw

Gemiddeld

bouwfase omgevingsvergunning monument/beschermd stadsgezicht

Gemiddeld

bouwfase omgevingsvergunning overige bouwwerken

Laag

 

 

Evenementen (constructie)

Hoog

 

 

bouwen/slopen/gebruik met gevaar voor veiligheid of gezondheid (art. 1a Woningwet

Hoog/Heel hoog

illegaal (ver)bouwen woning

Laag

illegaal (ver)bouwen bijgebouw

Laag

illegaal verbouwen publiek toegankelijk gebouw

Laag

illegaal verbouwen monument/beschermd stadsgezicht

Gemiddeld

illegaal (ver)bouwen overige bouwwerken

Laag

 

 

bouwbesluit constructief

Gemiddeld

bouwbesluit overig

Laag

 

 

slopen asbest

Hoog

(gedeeltelijk) slopen monument3

Heel Hoog

slopen overig

Laag

 

 

brandveilig gebruik gebr.vergun. kwetsbare groepen

Hoog/Heel hoog

brandveilig gebruik gebr.vergun. niet-kwetsb. groep

Gemiddeld

brandveilig gebruik gebruiksmelding > 50 personen

Gemiddeld

brandveilig gebruik gebruiksmeld. kamergewijz. verh

Gemiddeld

brandveilig gebruik overig

Laag

 

 

gebruik strijd BP onrechtmatige bewoning

Gemiddeld

gebruik strijd BP buitengebied gevaar of overlast

Hoog

gebruik strijd BP buitengebied overig

Laag

gebruik strijd BP bedrijfsmatig

Gemiddeld

gebruik strijd BP overig

Laag

 

 

3.5.2 Leefbaarheid

ONDERWERPEN

PRIORITERING

afval drugs chemisch

Hoog/Heel Hoog

afval drugs hennepgerelateerd

Gemiddeld

afval asbest

Gemiddeld

afval illegaal dumpen buitengebied

Gemiddeld

afval wijze van aanbieden

Gemiddeld

Parkeerexcessen

Hoog/Heel Hoog

parkeren overig, niet zijnde auto’s (o.a. caravans, fietsen, aanhangwagens)

Gemiddeld

autowrakken

Laag (rond jaarwisseling hoog)

verkeer natuurgebied (o.a. mountainbikers, ruiters)

Gemiddeld

honden poep/aanlijnen

Gemiddeld

agressieve honden

Hoog

dieren overig

Laag

uitstallingen/reclame uitingen

Gemiddeld

illegaal plaatsen object in openbare ruimte (steiger, hoogwerker etc.)

Laag

plakken/bekladden

Gemiddeld

evenementen vergunningsplichtig grootschalig

Hoog/Heel Hoog

evenementen vergunningsplichtig kleinschalig

Gemiddeld

evenementen meldingplichtig

Laag

standplaatsen

Laag

nachtregister campings

Gemiddeld (hotspots hoog)

illegaal kamperen

Laag

vuurwerk (gebruik)

Gemiddeld (hotspots hoog)

vuur stoken

Laag (vreugdevuren hoog)

woonoverlast (m.u.v. onrechtmatige bewoning)

Gemiddeld (hotspots hoog)

overlast openb. geest. gezondheidszorg (extramurale zorg)

Gemiddeld (hotspots hoog)

overlast jeugd

Gemiddeld (hotspots hoog)

overlast dak- en thuislozen

Gemiddeld (hotspots hoog)

overlast gebruik/handel drugs in openbare ruimte

Gemiddeld (hotspots hoog)

Hotspots van verkeersoverlast in de wijk

Gemiddeld

APV overig

Laag

 

3.5.3 Bijzondere onderwerpen

ONDERWERPEN

PRIORITERING

BRP

Gemiddeld

 

 

Openbare orde (gebieds- en huisverboden)

Gemiddeld

Drugs

Hoog/Heel hoog

Horeca

Hoog

Uitbuiting

Hoog

WOS/HIC

Hoog

Witwassen

Hoog

Kinderopvang

Hoog

Prostitutie

Gemiddeld

Ondermijning van het bestuur

Hoog/Heel hoog

 

4. Strategie

 

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de strategie die de gemeente hanteert met betrekking tot de naleving van wet- en regelgeving. De primaire doelstelling van handhaving is het bevorderen van naleving van wet- en regelgeving. Het totaal van strategieën dat wordt gehanteerd om de naleving van wet- en regelgeving te bevorderen noemen we de nalevingstrategie. Uitgangspunt is dat naleving van wet- en regelgeving in een zo vroeg mogelijk stadium wordt bevorderd, waarbij in eerste instantie wordt ingezet op het voorkomen van overtredingen. Binnen de nalevingstrategie worden verschillende instrumenten/activiteiten onderscheiden die allen zijn gericht op het naleven van wet- en regelgeving. Hierbij is van belang dat het instrument/de activiteit wordt gekozen die het beste aansluit op de motieven van de doelgroep die de regels overtreedt. De gehanteerde naleefstrategie bestaat uit de volgende vier strategieën:

1. Preventiestrategie

2. Toezichtstrategie

3. Sanctiestrategie

4. Gedoogstrategie

 

De verschillende strategieën worden hierna toegelicht. De beschreven strategieën zijn van toepassing op alle handhavingsvelden, tenzij anders vermeld.

4.1 Preventiestrategie

De preventiestrategie omvat activiteiten/instrumenten die worden ingezet om de naleving van wet- en regelgeving te bevorderen, waarbij de activiteiten vooral zijn gericht op het voorkomen van overtredingen. Duidelijkheid en communicatie staan hierbij centraal. Het is van belang dat communicatie op de juiste manier en op het juiste moment plaats vindt. Ook is het mogelijk om mediation in te zetten om geschillen minnelijk op te lossen en een handhavingsprocedure te voorkomen. In bijlage 1.2 zijn de verschillende activiteiten opgenomen die worden ondernomen in het kader van preventie.

4.2 Toezichtstrategie

Met de beschrijving van de toezichtstrategie wordt inzicht gegeven in de strategie die de gemeente hanteert met betrekking tot de wijze waarop het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving wordt uitgeoefend om de gestelde doelen te bereiken. Toezicht is het controleren of en in hoeverre wettelijke bepalingen worden nageleefd. We onderscheiden verschillende vormen van toezicht. In bijlage 1.3.2 worden de verschillende vormen van toezicht beschreven. Vervolgens wordt in bijlage 1.3.3 de basis werkwijze beschreven. Voor een aantal onderwerpen is daarbij tevens de controlefrequentie vermeld. Niet voor alle onderwerpen zijn de frequenties beschreven, omdat het van belang is jaarlijks in het uitvoeringsprogramma voor het betreffende jaar de frequenties per handhavingsonderwerp te kunnen bepalen. Uiteraard worden die frequenties afgestemd op de doelen en prioriteiten zoals vermeld in deze nota. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is een aantal specifieke eisen gesteld ten aanzien van verplicht op te nemen onderdelen in het handhavingsbeleid. Daarom is bij de beschrijving van de basiswerkwijze in bijlage 1.3.3 extra aandacht geschonken aan het toezicht op grond van de Wabo.

4.3 Sanctiestrategie

De sanctiestrategie geeft inzicht in de strategie die de gemeente hanteert met betrekking tot de wijze waarop de gemeente handhavend optreedt nadat een overtreding is geconstateerd.

4.3.1 Landelijke Handhavingsstrategie

In 2014 is door een groot aantal instanties, waaronder de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Openbaar Ministerie (OM), de nationale politie en de omgevingsdiensten4, gezamenlijk één Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) ontwikkeld op basis waarvan onder meer gemeenten, omgevingsdiensten, het OM en de politie voortaan op eenduidige manier optreden bij geconstateerde overtredingen. Hierdoor ontstaat een gelijk speelveld waarbij burgers en ondernemers er vanuit mogen gaan dat handhavend optreden op zodanige wijze plaats vindt dat het rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft.

De LHS heeft betrekking op de Wabo en de in artikel 5.1 Wabo opgenomen wetten. Door toepassing van de LHS ontstaat een afgestemd en effectief bestuurs- en/of strafrechtelijk optreden. Hoewel de LHS primair ontwikkeld is vanuit het omgevingsrecht is de LHS ook breder toepasbaar. Gezien de doelstelling om de handhavingsorganisatie verder te professionaliseren wordt de LHS, voor zover mogelijk, ook geïmplementeerd voor de andere handhavingsvelden. In bijlage 1.4 volgt per handhavingsveld een toelichting op de sanctiestrategie die de gemeente Bergen op Zoom hanteert. Bij het handhavingsveld Wabo is tevens een toelichting gegeven op de uitgangspunten en werkwijze van de LHS. De volledige LHS is bijgevoegd in bijlage 1.4.1.

4.4 Gedoogstrategie

Gedogen is een expliciet besluit van een bestuursorgaan om niet handhavend op te treden tegen een geconstateerde overtreding. Er kunnen omstandigheden zijn waarin het aanvaardbaar of zelfs noodzakelijk is om van (bestuursrechtelijk) handhaven af te zien. Dit staat los van eventuele strafvervolging door het OM. In de nota ‘Gedogen in Nederland’5 is een landelijk kader gegeven voor gedogen. Op basis van dit landelijk kader wordt hieronder inzicht gegeven in de wijze waarop de gemeente Bergen op Zoom omgaat met gedogen en wanneer zij deze strategie inzetten.

Bergen op Zoom hanteert als uitgangspunt dat zeer terughoudend met gedoogbeschikkingen wordt omgegaan. Gedogen is slechts aanvaardbaar indien:

• gedogen enkel in uitzonderingsgevallen wordt toegepast; en

• gedogen wordt beperkt in omvang en tijd; en

• gedogen na een zorgvuldige en kenbare belangenafweging expliciet plaatsvindt; en

• gedogen aan controle wordt onderworpen.

 

Gedogen is met in achtneming van voornoemde voorwaarden aanvaardbaar of zelfs noodzakelijk indien:

• handhaven zou leiden tot overduidelijke onredelijkheid/onbillijkheid (bijvoorbeeld bij overmacht- en overgangssituaties); of

• het achterliggende belang evident beter gediend is met gedogen; of

• een zwaarwegend belang het gedogen rechtvaardigt.

 

Indien aan de voorwaarden is voldaan en een situatie in aanmerking komt voor gedogen wordt gedoogd door middel van het opstellen van een gedoogbeschikking. Een gedoogbeschikking wordt zeer zorgvuldig voorbereid en gemotiveerd. Het voornemen om te gedogen wordt, zo mogelijk, gepubliceerd en in concept ter inzage gelegd zodat eventuele belanghebbenden hierop een zienswijze kenbaar kunnen maken. Eventuele ingediende zienswijzen worden betrokken bij een zorgvuldige belangenafweging, waarna door het bevoegd bestuursorgaan wordt besloten om al dan niet een gedoogbeschikking af te geven. In de gedoogbeschikking kunnen gedoogvoorwaarden worden opgenomen, waaronder voorschriften ter bescherming van het algemeen belang.

4.5 Overtredingen door de overheid

Handhavingsbeleid dient inzicht te geven in de strategie die het bestuursorgaan hanteert met betrekking tot de wijze waarop het bestuursorgaan omgaat met overtredingen die zijn begaan door of in naam van dat bestuursorgaan of van andere organen behorende tot de overheid. Dit is van belang omdat bij overtredingen begaan door de overheid, meer nog dan bij particulieren, nalevingsdoelen in de sfeer van algemeen normbesef en geloofwaardigheid van de normerende overheid gelden. Overtredende overheden bieden geen goed voorbeeld.

Bij overtredingen door een onderdeel van de eigen gemeente of van andere overheden wordt op dezelfde wijze opgetreden als wordt opgetreden bij overtredingen door derden. Hierin wordt geen onderscheid gemaakt. Gezien de voorbeeldfunctie wordt op (resultaat)managers niveau, waar mogelijk, tevens persoonlijk contact opgenomen met een leidinggevende van betreffende overheid of organisatieonderdeel over de gedane constatering en wijze van afhandeling.

 

5. Borging uitvoering

 

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de uitvoering van de handhavingsnota geborgd is in de organisatie en wordt gemonitord.

5.1 Middelen

De organisatie van toezicht en handhaving dient zodanig te zijn ingericht dat een adequate en behoorlijke uitvoering van het handhavingsbeleid en het uitvoeringsprogramma gewaarborgd is. In deze paragraaf wordt inzicht gegeven in de wijze waarop dit organisatorisch is ingevuld.

5.1.1 Personeelsformatie

De gemeentelijke toezicht- en handhavingsactiviteiten worden grotendeels uitgevoerd door team VHT. Daarnaast is een aantal specifieke handhavingstaken belegd bij andere teams in de organisatie en bij partners als de OMWB. De benodigde capaciteit wordt berekend vanuit de in deze nota gestelde doelen. Dit wordt vervolgens afgezet tegen de beschikbare capaciteit en geborgd in de begroting. Jaarlijks wordt de benodigde en beschikbare capaciteit opgenomen in het uitvoeringsprogramma. Hierbij wordt het niveau van toezicht inzichtelijk gemaakt door per activiteit aan te geven hoeveel uur nodig is om voldoende inhoud te kunnen geven aan de in deze nota geformuleerde beleidsdoelstellingen. Hiermee wordt tevens geborgd dat aan hoog geprioriteerde taken voldoende capaciteit wordt toebedeeld. Indien zich onverhoopt een capaciteitsknelpunt voordoet kan de HR-manager een voorstel indienen bij de interne mobiliteitscommissie. In de mobiliteitscommissie wordt het capaciteitsknelpunt besproken. Op advies van de mobiliteitscommissie kan na een positief besluit van de directie tot (externe) inhuur worden overgegaan om het capaciteitsknelpunt op te lossen. Structurele wijzigingen in de capaciteit, inclusief de daarbij horende middelen, kunnen jaarlijks aan de raad worden voorgesteld tijdens het vaststellen van het beleidskader (juni van elk jaar). Verschillende teams binnen de organisatie leveren op basis van vastgestelde percentages een financiële bijdrage aan het product handhaving.

5.1.2 Taken en verantwoordelijkheden

De werkzaamheden binnen het terrein van toezicht en handhaving worden uitgevoerd door boa’s, toezichthouders, juristen en adviseurs (uitvoeringsbeleid). Taken en verantwoordelijkheden zijn op hoofdlijnen vastgelegd in de functiebeschrijvingen en meer gedetailleerd in de verslaglegging van de gesprekkencyclus die de resultaatmanager jaarlijks voert met medewerkers. Voor de boa’s staat in de zogenaamde ‘akte van opsporingsbevoegdheid’ ten aanzien van welke strafbare feiten de opsporingsbevoegdheid van de boa geldt. Daarnaast is voor de boa’s domein I en II een aparte functiebeschrijving opgesteld. Voor de toezichthouders staan de bevoegdheden vermeld in een op naam gesteld aanwijzingsbesluit. Ook tijdens periodiek overleg wordt aandacht besteed aan taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Zo wordt bijvoorbeeld aan wijzigingen in bevoegdheden en/of wijzigingen van relevante wet- en regelgeving specifiek aandacht besteed.

 

5.1.3 Opleiding

Er is een concern breed opleidingsbudget waar opleidingen uit gefinancierd kunnen worden. Om te waarborgen dat medewerkers die belast zijn met de handhaving adequaat zijn opgeleid wordt jaarlijks geïnventariseerd welke opleidingen (moeten) worden gevolgd. Soms betreft dit wensen van medewerkers zelf, maar waar nodig worden medewerkers verplicht om een opleiding te volgen indien dit noodzakelijk is voor een adequate uitvoering van de handhavingstaken en/of wanneer dit een wettelijke plicht betreft. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met de opleidingseisen in het kader van de VTH criteria en in het kader van de permanente her- en bijscholing (PHB) voor de boa-akte. De opleidingsafspraken worden gemaakt en schriftelijk vastgelegd binnen de jaarlijkse gesprekkencyclus. Daarnaast worden medewerkers in de gelegenheid gesteld om congressen bij te wonen om het kennisniveau op peil te houden.

5.1.4 Functiescheiding

Er is functiescheiding toegepast tussen vergunningverlening en handhaving ten einde de objectiviteit van werkzaamheden te waarborgen. Voor wat betreft het omgevingsrecht zijn de vergunningverleners ondergebracht binnen Stedelijke Ontwikkeling en de handhavers binnen de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling. Het merendeel van het toezicht wordt uitgevoerd door medewerkers van team VHT, de OMWB en de GGD voor kinderopvang. Enkel de coördinatie en het toezicht op verleende omgevingsvergunningen (waaronder de omgevingsvergunning brandveilig gebruik) is ondergebracht binnen Ruimtelijke Ordening. Indien conform de LHS een last onder dwangsom of bestuursdwang dient te worden opgelegd, wordt het dossier vanuit het team Ruimtelijke Ordening tijdig overgedragen aan de juristen binnen het team VHT. Om onduidelijkheden in de uitvoering te voorkomen zijn werkafspraken tussen beide teams schriftelijk vastgelegd. Personen die zijn belast met de voorbereiding van besluiten ten aanzien van aanvragen om een omgevingsvergunning zijn nooit belast met het feitelijke toezicht op de naleving van de betrokken wetten en ook niet met het voorbereiden of uitvoeren van bestuurlijke sancties naar aanleiding van gedane bevindingen tijdens het toezicht. Daarnaast wordt bij het maken en verdelen van de werkafspraken er rekening mee gehouden dat niet voortdurend dezelfde medewerker wordt belast met toezicht ten aanzien van dezelfde inrichting.

5.1.5 Bereikbaarheid (buiten kantooruren)

Ook buiten kantooruren is het mogelijk klachten/meldingen door te geven aan de gemeente. Via de website en de BuitenBeter app van de gemeente kunnen 24 uur per dag meldingen worden doorgegeven aan de gemeente. Verder zijn er binnen het team VHT afspraken gemaakt over spoedmeldingen6. Deze afspraken zijn vastgelegd in het LUW document ‘meldingen handhaving, d.d. 24-10-2014’. Calamiteiten of spoedmeldingen kunnen niet online gemeld worden, maar dienen telefonisch gemeld te worden. Dit nummer is buiten kantoortijden doorgeschakeld naar een extern callcenter. De afspraak is dat buiten kantoortijden op werkdagen direct de resultaatmanager telefonisch op de hoogte wordt gebracht van een spoedmelding. De resultaatmanager beoordeeld of er direct actie nodig is en regelt de opvolging. Buiten kantoortijden in het weekend wordt direct een boa (via een vast telefoonnummer) telefonisch op de hoogte gebracht van de spoedmelding. Back-up voor bereikbaarheid van de telefoonnummers is opgenomen in een telefoonlijst. De KCC (Klant Contact Centrum) medewerkers zijn allemaal op de hoogte van deze afspraak, er is voor hen een werkinstructie gemaakt.

Meldingen van klanten (burgers, bedrijven, interne collega’s etc.) worden geregistreerd in het gemeentelijke zaaksysteem Izaaksuite. Het digitaal invoeren van een melding verloopt snel en eenvoudig met zo weinig mogelijk gegevensinvoer. Klanten kunnen 24*7 online een nieuwe Melding Handhaving indienen. Deze melding wordt uiterlijk de eerst volgende werkdag na melding doorgegeven aan de verantwoordelijke in de BackOffice. De meldingen worden in het zaaksysteem vervolgens toebedeeld aan een behandelend ambtenaar die verantwoordelijk is voor de afhandeling van de melding en terugkoppeling naar de melder.

Milieuklachten kunnen 24 uur per dag worden gemeld bij de milieuklachtenlijn van de OMWB. Afhankelijk van de (geschatte) ernst van klacht/melding wordt een klacht direct (ook ’s nachts) of later in behandeling genomen. Alle klachten worden geregistreerd.

Meldingen over het buitengebied, bijvoorbeeld over wildcrossen, stroperij, (drugs)afvaldumpingen en dergelijke kunnen worden gemeld via het meldnummer van het Handhavingsteam Buitengebied van het samenwerkingsverband SSiB. Toezichthouders van SSiB zijn 24 uur per dag en 7 dagen per week op pad in het buitengebied.

De gemeente Bergen op Zoom kent een districtelijke crisisorganisatie, waarbij wordt samengewerkt met zes andere gemeenten (gemeente Roosendaal, Moerdijk, Woensdrecht, Steenbergen, Rucphen, Halderberge) (district Markiezaten). In het district de Markiezaten werken we met een pool van ambtenaren die zijn opgeleid tot Officier van Dienst Bevolkingszorg (OvD-Bz). De OvD-Bz wordt gealarmeerd door de Gemeenschappelijke Meldkamer (GMK) wanneer zich een incident voordoet in het district de Markiezaten. Alarmering vindt plaats vanaf een grote brand/groot ongeval, tot (veel) zwaardere incidenten. Daarnaast hebben we een districtelijk adviseur openbare orde en veiligheid piket (AOV). Het AOV piket zorgt voor districtelijke bereikbaarheid als bestuurlijk adviseur voor het beleidsteam en aanspreekpunt voor de burgemeesters in het district. Incidenten op het gebied van openbare orde en veiligheid en sociale onrust komen ook voor rekening van het AOV piket. Bergen op Zoom participeert volop in de regionale en districtelijke crisisorganisatie. Bergen op Zoom neemt deel aan verschillende oefeningen en trainingen, georganiseerd door of in samenspraak met de Veiligheidsregio.

5.1.6 Technische, juridische en administratieve voorzieningen

Ter waarborging van een adequate en objectieve uitvoering van het handhavingsbeleid wordt er zorg voor gedragen dat adequate technische, juridische en administratieve voorzieningen beschikbaar zijn. Vooral voor het toezicht op milieuregelgeving, taken die zijn belegd bij de OMWB, zijn technische instrumenten nodig en voorhanden, zoals specifieke meetapparatuur. Er wordt zorg voor gedragen dat betreffende instrumenten en apparaten in een goede staat van onderhoud verkeren en zo nodig worden deze gekalibreerd. Ook wordt zorggedragen voor de benodigde vervoersmiddelen, communicatieapparatuur en veiligheidsmiddelen. Zowel binnen de gemeente zelf als binnen de OMWB zijn specifieke handhavingsjuristen werkzaam.

5.2 Samenwerking

Ter waarborging van een adequate en objectieve uitvoering van het handhavingsbeleid worden met externe medewerkers, dan wel met degene onder wiens verantwoordelijkheid zij werken, schriftelijke afspraken gemaakt met betrekking tot de uit te voeren handhavingstaken waarbij wordt geborgd dat de uitvoering van deze taken conform het handhavingsbeleid van de gemeente Bergen op Zoom plaatsvindt. Binnen de OMWB is de personeelsformatie, inclusief taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, in het functieboek vastgelegd. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen toezicht, handhaving en vergunningverlening. De OMWB voert de werkzaamheden voor de gemeente Bergen op Zoom uit conform het handhavingsbeleid van de gemeente.

5.2.1 Integraliteit

Uitgangspunt is het zoveel, waar mogelijk, integraal uitvoeren van toezicht en handhaving. Met deze integrale aanpak wordt tegemoet gekomen aan de ambities die de gemeente heeft in het kader van verbetering van de dienstverlening naar burgers en het bedrijfsleven toe. Ook wordt hiermee tegemoet gekomen aan de extra eisen die in de Wabo aan het toezicht worden gesteld. De Wabo schrijft onder meer voor dat het bestuursorgaan zijn controles moet afstemmen en coördineren om te voorkomen dat gemeentelijke toezichthouders en andere toezichthouders onwetend van elkaar bedrijven bezoeken. Dit zodat exploitanten zo weinig mogelijk toezichtlast ervaren. Het verminderen van de regeldruk/toezichtlast betreft eveneens een speerpunt in het collegeprogramma. Daarnaast is integraal toezicht effectiever en efficiënter.

Er kunnen verschillende vormen van integraal toezicht worden onderscheiden:

• controleren met elkaar. Vanuit de verschillende taakvelden (bijvoorbeeld milieu, bouw en brandveiligheid) wordt gezamenlijk een integrale controle uitgevoerd. Deze vorm is toepasbaar in situaties die complexer zijn of een hoge bestuurlijke prioriteit hebben;

• controleren na elkaar. Verschillende toezichthouders voeren een controle uit. Omdat deze controles plaatsvinden over een relatief langere periode heeft deze aanpak een sterk preventieve werking. De toezichtlast gaat hiermee niet omlaag;

• controleren voor elkaar. Hierbij wordt de integrale controle van de taakvelden door één toezichthouder/handhaver uitgevoerd. Deze vorm wordt vooral gebruikt in situaties die worden gekenmerkt door een zeer geringe complexiteit.

• signaleren voor elkaar. Aspectcontrole door één toezichthouder. Deze toezichthouder neemt tijdens de controle aspecten van de andere beleidsvelden of van andere bestuursorganen mee, al dan niet aan de hand van een checklist (oog- en oorfunctie). Als hij waarneemt dat er op het gebied van de andere beleidsterreinen/bestuursorganen iets mis is, seint hij zijn collega’s of het andere bestuursorgaan in.

 

Welke vorm van integraal toezicht gehanteerd wordt, hangt sterk af van de situatie van de burger of het bedrijf. Hierbij wordt waar mogelijk aangesloten bij de omgevingsvergunning. Bij een enkelvoudige omgevingsvergunning (bijvoorbeeld voor het bouwen van een dakkapel) zal de toezichthouder vanuit zijn vakgebied een inspectie uitvoeren waarbij hij oog- en oorfunctie voor andere beleidsvelden heeft. Bij een meervoudige omgevingsvergunning (bijvoorbeeld voor brandveilig gebruik in een vergunningplichtige milieu inrichting) zullen de toezichtmomenten waar mogelijk gecoördineerd worden in één bezoek, waardoor de belasting voor het bedrijf tot een minimum beperkt wordt. Indien gecoördineerd toezicht niet mogelijk is, worden de controles vanuit de verschillende vakgebieden uitgevoerd.

Naast het integraal uitvoeren van toezicht en handhaving met externe partners wordt, waar mogelijk en wenselijk, ook met de verschillende interne teams integraal afgestemd.

5.3 Werkprocessen

Zoals beschreven bij de toezichtstrategie, kunnen er verschillende soorten controles plaatsvinden. Voor deze controles wordt gebruik gemaakt van checklisten, voor zover sprake is van repeterend werk. Checklisten worden bijvoorbeeld gebruikt bij het uitvoeren van integrale bedrijvencontroles, controles op onrechtmatige bewoning, controles op verwijderen van asbest, integrale Wabo controles bij bouwclubs voor Carnaval, quickscans brandveiligheid door boa´s, integrale controles in vermeende illegale drugsverkooppunten en integrale hennepruimacties. Indien een controle wordt uitgevoerd naar aanleiding van een signaal gaat het vaak om controle op een of enkele specifieke aspecten. In een dergelijke situatie wordt niet met een checklist gewerkt, maar wordt bij de voorbereiding van de controle ten aanzien van betreffend aspect bekeken op welke criteria moet worden gecontroleerd. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van Bouwbesluit Online en bestemmingsplan voorschriften uit GIS Stroomlijn. Verder worden voor de planmatige controles draaiboeken gemaakt met een duidelijke werkbeschrijving. Voor grote integrale controleacties wordt tevens een briefing gehouden waarin de werkwijze nader wordt toegelicht. Tot slot zijn er op Brabantse Wal niveau verschillende toezicht en handhavingswerkprocessen geüniformeerd en beschreven.

 

5.4 Rapportage

Te allen tijde wordt, van toezicht tot en met de afhandeling, gehandeld met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De bevindingen van een controle worden vastgelegd in een constateringsrapport. In het constateringsrapport wordt, afhankelijk van het soort controle, doorgaans vastgelegd wie de controle heeft uitgevoerd, waar, wanneer, wat de aanleiding was, met wie er gesproken is, welke bevoegdheden zijn aangewend, wat er feitelijk is waargenomen, of sprake is van een overtreding en welke eventuele vervolgactie noodzakelijk is. Indien sprake is van een overtreding wordt duidelijk aangegeven welke wettelijke bepaling is overtreden en wordt het toezicht opgevolgd conform de in deze nota vastgelegde sanctiestrategie. Alle constateringsrapporten worden digitaal geregistreerd en bewaakt in het gemeentelijke administratiesysteem Corsa. In Corsa wordt een zaak aangemaakt waaraan het constateringsrapport digitaal wordt gekoppeld. Betreffende medewerker ontvangt het opgemaakte constateringsrapport in een persoonlijke werkvoorraad en kan zo de benodigde vervolgacties bewaken. Een vervolgactie kan zijn het schrijven van een vooraanschrijving. Ook een vooraanschrijving of een handhavingsbesluit wordt digitaal aan de zaak in Corsa gekoppeld en komt in de werkvoorraad van betreffende medewerker. Een medewerker heeft zo zicht op de acties die nog genomen moeten worden en kan zo tijdig een hercontrole plannen. Nadat de benodigde vervolgacties zijn uitgevoerd kan de zaak digitaal worden afgehandeld. Voordat een handhavingsbesluit wordt genomen vindt een zorgvuldige afweging van belangen plaats. Een zorgvuldige afweging van belangen en een deugdelijke motivering worden ook als zodanig opgenomen in een handhavingsbesluit.

De uitkomsten van een controlebezoek van de OMWB worden vastgelegd in een zogenaamd bezoekverslag. Binnen de OMWB is hiervoor een standaard opzet aanwezig en een werkproces. Afhankelijk van de bevindingen en de verkregen inzichten wordt besloten om de zaak af te handelen zonder vervolgactie of wordt een handhavingstraject opgestart (bij tekortkomingen en/of overtredingen). Deze afweging vindt plaats conform de Landelijke Handhavingsstrategie.

5.5 Uitvoeringsprogramma’s

Het handhavingsbeleidsplan wordt jaarlijks uitgewerkt in een handhavingsuitvoeringsprogramma. In een uitvoeringsprogramma wordt het beleidsplan vertaald naar een concreet actieplan voor het betreffende jaar. Zo wordt in het uitvoeringsprogramma benoemd op welke activiteiten (en daarmee dus ook op welke beleidsdoelen) uit dit beleidsplan specifiek ingezet wordt in het betreffende jaar. Ook wordt in het uitvoeringsplan aangegeven welke middelen nodig zijn (financieel en personeel) om de handhavingstaken uit te voeren. Het uitvoeringsprogramma wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en ter kennisname aan de gemeenteraad gezonden.

 

5.6 Evaluatie uitvoeringsprogramma’s en monitoring beleidsdoelstellingen

De uitvoeringsprogramma’s worden vervolgens jaarlijks geëvalueerd. Hierbij wordt minimaal beoordeeld of:

 

• Voorgenomen activiteiten uit het uitvoeringsprogramma zijn uitgevoerd;

• De uitvoering van deze activiteiten uit het uitvoeringsprogramma hebben bijgedragen aan de realisatie van de beleidsdoelen uit het handhavingsbeleidsplan aan de hand van prestatie indicatoren;

• Het handhavingsbeleidsplan (mede op basis van bovenstaande) eventueel aangepast dient te worden.

 

De evaluatie wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en ter kennisname aan de gemeenteraad gezonden.

 

5.7 Evaluatie VTH-beleidsplan

Periodiek, maar in ieder geval nadat een beleidsperiode verstreken is, wordt het handhavingsbeleidsplan geëvalueerd. Er wordt dan beoordeeld of:

 

• Vastgestelde beleidsdoelen uit het handhavingsbeleid zijn bereikt;

• De voorgenomen activiteiten uit het handhavingsbeleid zijn uitgevoerd;

• Er aan de afspraken is voldaan die met externe partijen gemaakt zijn.

 

De evaluatie wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en ter kennisname aan de gemeenteraad gezonden.

 

 

 

 

Bijlage 1: Nalevingstrategie

 

 

1.1 Nalevingstrategie

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de strategie die de gemeente hanteert met betrekking tot de naleving van wet- en regelgeving. De primaire doelstelling van handhaving is het bevorderen van naleving van wet- en regelgeving. Het totaal van strategieën dat wordt gehanteerd om de naleving van wet- en regelgeving te bevorderen noemen we de nalevingstrategie. Uitgangspunt is dat naleving van wet- en regelgeving in een zo vroeg mogelijk stadium wordt bevorderd, waarbij in eerste instantie wordt ingezet op het voorkomen van overtredingen. Binnen de nalevingstrategie worden verschillende instrumenten/activiteiten onderscheiden die allen zijn gericht op het naleven van wet- en regelgeving. Hierbij is van belang dat het instrument/de activiteit wordt gekozen die het beste aansluit op de motieven van de doelgroep die de regels overtreedt. De gehanteerde naleefstrategie bestaat uit de volgende vier strategieën:

 

1. Preventiestrategie

2. Toezichtstrategie

3. Sanctiestrategie

4. Gedoogstrategie

 

De verschillende strategieën worden hierna toegelicht. De beschreven strategieën zijn van toepassing op alle handhavingsvelden, tenzij anders vermeld.

 

1.2 Preventiestrategie

De preventiestrategie omvat activiteiten/instrumenten die worden ingezet om de naleving van wet- en regelgeving te bevorderen, waarbij de activiteiten vooral zijn gericht op het voorkomen van overtredingen. Duidelijkheid en communicatie staan hierbij centraal. Het is van belang dat communicatie op de juiste manier en op het juiste moment plaats vindt. Ook is het mogelijk om mediation in te zetten om geschillen minnelijk op te lossen en een handhavingsprocedure te voorkomen. In het kader van preventie vinden in ieder geval de volgende activiteiten plaats:

 

Communicatie bij nieuwe wet- en regelgeving

Indien een regel niet bekend is kan deze ook niet worden nageleefd. Bij het van kracht worden van nieuwe wet- en regelgeving is het van belang dat burgers tijdig worden geïnformeerd. Dit gebeurt via de gemeentelijke website , via de Bergen op Zoomse Bode, door het opnemen van extra informatie in brieven en, waar mogelijk, ook mondeling tijdens klantcontacten. Bij nieuwe lokale regelgeving voor een specifieke doelgroep worden, indien mogelijk en wenselijk, ook informatiebijeenkomsten georganiseerd.

 

Voorlichting aan personen die een milieu-inrichting drijven

Het drijven van een inrichting is gebonden aan wet- en regelgeving en gaat veelal gepaard met complexe voorschriften. Het is daarom van belang dat personen die een inrichting drijven op de hoogte zijn van de voor hen geldende voorschriften. Enerzijds betreft dit een eigen verantwoordelijkheid, anderzijds is het van belang dat vanuit de overheid goede voorlichting wordt gegeven. Tijdens milieucontroles die namens de gemeente worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) worden personen die een inrichting drijven door toezichthouders voorgelicht over de voor hen geldende voorschriften, alsmede over toekomstige wetswijzigingen die het bedrijf aangaan. Deze informatie wordt, indien van belang voor de naleving van wetgeving, ook opgenomen in het bezoekverslag dat wordt opgesteld naar aanleiding van de uitgevoerde controle. Daarnaast wordt voorlichting gegeven op de website van de OMWB. Zo kunnen burgers op de site van de OMWB bijvoorbeeld met de Activiteitenbesluit Internet Module zelf vaststellen welke regels voor hun bedrijf van belang zijn, staat er informatie over vergunningaanvragen en voorschriften, over diverse vormen van overlast e.d. Ook wordt via de landelijke site Kenniscentrum InfoMil van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu informatie gegeven over voorschriften uit het omgevingsrecht.

 

Voorlichting tijdens overig toezicht

Voor alle handhavingsvelden geldt dat toezichthouders tijdens het uitvoeren van toezicht, voor zover dat in betreffende situatie passend is, proactief burgers en ondernemers voorlichting geven. Dit gebeurt zowel gevraagd als ongevraagd.

 

Buurtpreventie

Niet alleen de gemeente en de politie hebben een verantwoordelijkheid voor de veiligheid en leefbaarheid in een buurt. Ook de burger speelt hierin een belangrijke rol. Sociale controle in een wijk draagt niet alleen positief bij aan het veiligheidsgevoel, het bevordert ook de naleving van wet- en regelgeving. De gemeente stimuleert en faciliteert buurtpreventieteams. Burgers spreken elkaar aan op ontoelaatbaar gedrag en/of kleine overtredingen. De buurtpreventieteams werken hierbij nauw samen met de gemeente en politie. Een van de boa’s heeft Buurtpreventie als taakaccent. Deze boa sluit aan bij coördinatorenbijeenkomsten en fungeert als vast aanspreekpunt voor de buurtpreventie coördinatoren.

 

Vergroten van acceptatie van regelgeving

Het is van belang om redenen van slecht naleefgedrag zoveel mogelijk weg te nemen. Regels moeten bekend en duidelijk zijn. Wanneer de indruk bestaat dat regels voor een bepaalde doelgroep niet bekend zijn wordt hier via verschillende media extra aandacht aan besteed. Ook toezichthouders besteden hier in het contact met burgers extra aandacht aan. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan het bevestigen van het belang van wet- en regelgeving. Indien een ondernemer van een toezichthouder verneemt waarom een regel er is bestaat de kans dat een regel ook eerder wordt geaccepteerd. In dat kader is ook het gemotiveerd uitdragen van doelen en prioriteiten van belang. Na vaststelling van het handhavingsbeleid wordt dit gepubliceerd in de Bergen op Zoomse Bode en op de gemeentelijke website zodat burgers en ondernemers hier kennis van kunnen nemen.

 

Bewustwording en maatschappelijke beïnvloeding

Ten aanzien van bewustwording en maatschappelijke beïnvloeding is een actieve rol belegd bij de brandweer Midden- en West-Brabant. Naast het repressieve optreden en de standaard regelgerichte advisering van de brandweer speelt de brandweer een belangrijke rol bij de bewustwording en maatschappelijke beïnvloeding voor een (brand)veilige leef- en werkomgeving. Dit kan bereikt worden door:

 

• Het vergroten van het (brand)veiligheidsbewustzijn van betrokkenen (gebruiker/eigenaar/bewoner);

• Doelgroep- of themagerichte voorlichtingen / communicatie;

• Netwerken en betrokkenheid aan de voorkant van (plan)ontwikkelingen;

• Betrokkenen wijzen op hun eigen verantwoordelijkheden;

• Beperkingen van de huidige wet- en regelgeving in beeld brengen en uitdragen in relatie tot het feitelijke brandgedrag, vluchtveiligheid, brandbestrijding, crisisbeheersing en brandonderzoek;

• Gebiedsgerichte aanpak.

 

Voorlichting bij een begunstigend besluit

Aan een begunstigend besluit, zoals het verlenen van een vergunning of ontheffing, zijn vaak voorwaarden gekoppeld. Hierbij is het van belang dat er in het besluit voorlichting wordt gegeven over de van toepassing zijnde voorwaarden en voorschriften.

 

Goed gedrag belonen

Soms wordt naleving bevorderd door het belonen van goed gedrag. Een voorbeeld hiervan is het uitreiken van de sticker ‘Brandveilige camping’ aan eigenaren van campings die aan alle brandveiligheidseisen voldoen. Een ander voorbeeld is het uitdelen van hondenkoekjes aan hondeneigenaren op het moment dat een boa waarneemt dat de hondeneigenaar de hondenpoep netjes opruimt.

 

Mediation

Mediation is een instrument dat kan worden ingezet om op een alternatieve wijze, zonder handhavings-procedure en tussenkomst van de rechter, geschillen te beslechten en (verdere) overtredingen te voorkomen. Mediation vindt plaats door een mediator, zijnde een onafhankelijke derde partij. De inzet van mediation kan worden overwogen indien sprake is van conflictsituaties. De mediator zal de betrokken partijen stimuleren zelf mee te denken en te zoeken naar oplossingen. In veel situaties betreft het conflicten tussen buren. Waar wenselijk en mogelijk wordt hiervoor bemiddelaars vanuit Buurtbemiddeling ingezet.

 

1.3 Toezichtstrategie

 

1.3.1 Inleiding

Met de beschrijving van de toezichtstrategie wordt inzicht gegeven in de strategie die de gemeente hanteert met betrekking tot de wijze waarop het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving wordt uitgeoefend om de gestelde doelen te bereiken. Toezicht is het controleren of en in hoeverre wettelijke bepalingen worden nageleefd. We onderscheiden verschillende vormen van toezicht. In bijlage 1.3.2 worden de verschillende vormen van toezicht beschreven. Vervolgens wordt in bijlage 1.3.3 de basis werkwijze beschreven. Voor een aantal onderwerpen is daarbij tevens de controlefrequentie vermeld. Niet voor alle onderwerpen zijn de frequenties beschreven, omdat het van belang is jaarlijks in het uitvoeringsprogramma voor het betreffende jaar de frequenties per handhavingsonderwerp te kunnen bepalen. Uiteraard worden die frequenties afgestemd op de doelen en prioriteiten zoals vermeld in deze nota. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is een aantal specifieke eisen gesteld ten aanzien van verplicht op te nemen onderdelen in het handhavingsbeleid. Daarom is bij de beschrijving van de basiswerkwijze in bijlage 1.3.3 extra aandacht geschonken aan het toezicht op grond van de Wabo.

1.3.2 Vormen van toezicht

In de tabel hieronder is een beschrijving van de verschillende vormen van toezicht opgenomen waarmee naleving van wet- en regelgeving wordt nagestreefd. Afhankelijk van de prioriteit en de aard van het handhavingsonderwerp wordt bepaald welke vorm van toezicht het meest efficiënt en effectief is. De verschillende vormen van toezicht zijn omwille van de duidelijkheid afzonderlijk beschreven, echter kunnen in de praktijk ook tegelijkertijd worden toegepast. Zo kan bijvoorbeeld tijdens het reguliere toezicht een signaal worden afgehandeld en betreft een gebiedsgerichte controle veelal ook een integrale controle.

Toezicht

Beschrijving

Regulier toezicht openbare ruimte

Dagelijkse vorm van toezicht (surveillance)waarbij controlerondes plaats vinden in buurten, wijken en buitengebied. Het betreft de zogenaamde ‘oog- en oorfunctie’. Dit vindt rijdend, fietsend of lopend plaats. Lichte handhavingstaken of aandachtspunten worden in de ronde meegenomen. Het betreft voornamelijk toezicht op naleving van de APV en de afvalstoffenverordening. Bijzondere constateringen worden gerapporteerd en indien nodig bestuursrechtelijk of strafrechtelijk opgevolgd.

Regulier toezicht

OMWB

Toezicht dat wordt uitgevoerd conform het werkprogramma OMWB. Het betreft de uitvoering van milieutoezicht door toezichthouders van de OMWB. Het werkprogramma OMWB is integraal onderdeel van de dienstverleningsovereenkomst die met de OMWB is afgesloten. In het werkprogramma is aangegeven welke taken de gemeente Bergen op Zoom bij de OMWB heeft belegd. Aan deze taken zijn uren gekoppeld, welke als basis dienen voor de programmeringen en begroting van de OMWB. Aan het werkprogramma is een toezichtprogramma gekoppeld waarin jaarlijks de te controleren inrichtingen en controlefrequenties wordt vastgelegd. De hoofdlijnen van het toezichtprogramma zijn jaarlijks als bijlage opgenomen in het uitvoeringsprogramma Handhaving.

Signaal gestuurd toezicht

Toezicht naar aanleiding van een klacht of melding. Dit betreft zowel klachten/meldingen die binnen komen bij de gemeente als klachten die binnen komen bij de klachtenlijn van de OMWB. Het betreft een gerichte en specifieke vorm van toezicht waarbij naar aanleiding van het signaal op basis van een feitelijke constatering wordt beoordeeld of er sprake is van overtreding van wet- en regelgeving. Deze vorm van toezicht kan plaats vinden binnen alle handhavingsvelden.

Risico gestuurd toezicht

Op basis van ervaring en/of op basis van vastgestelde risico-indicatoren kan worden bepaald waar een risico op niet-naleving aanwezig is, zodat daar gericht toezicht kan worden uitgevoerd. Uit ervaringen in het verleden blijkt dat tijdens evenementen een groot risico bestaat op het niet naleven van de geluidsnormen. Op basis van deze ervaring kunnen bijvoorbeeld ‘preventieve’ geluidsmetingen worden uitgevoerd tijdens evenementen. Een ander voorbeeld is het toezicht op de nakoming inlichtingenplicht Participatiewet bij alleenstaanden die in de bijstandsperiode kinderen hebben gekregen.

Doelgroep – of thema gericht toezicht

Toezicht dat is gericht op een specifieke doelgroep of een specifiek thema. Vaak vinden deze vormen van toezicht planmatig plaats en gaat het om toezicht op een aantal specifieke aspecten. Enkele voorbeelden: toezicht op vuurwerkopslag, toezicht op brandveiligheid zorginstellingen, toezicht op slopen met asbest, toezicht op verbod alcohol schenken/verkopen aan minderjarigen, toezicht op het niet ruimen van hondenpoep of niet aanlijnen van honden, toezicht op de schoolroutes, toezicht in panden bij hennepruimingen, toezicht tijdens evenementen, etc.

gebiedsgericht toezicht

Toezicht dat in een specifiek gebied plaats vindt. Deze vorm van toezicht vindt vaak planmatig plaats. Zo vindt bijvoorbeeld gebiedsgericht toezicht plaats op zogenaamde ‘hotspots’.

integraal toezicht

Om efficiënt te handhaven en de controlelast voor burgers en bedrijven zo laag mogelijk te houden is het streven om zo veel mogelijk integraal toezicht uit te oefenen. Hierbij worden controles met interne handhavingspartners en met andere handhavingsinstanties zoveel mogelijk gecombineerd zodat tijdens één controlemoment zoveel mogelijk verschillende aspecten worden gecontroleerd. Zo wordt voorkomen dat een burger of bedrijf een paar keer een controle krijgt van achtereenvolgens verschillende handhavers binnen de gemeente of van andere handhavingsinstanties. Daar waar dit niet mogelijk of wenselijk is geldt voor elkaar een

‘oog- en oorfunctie’. Enkele voorbeelden van integraal toezicht: Integrale bedrijvencontroles, integraal toezicht op onrechtmatige bewoning, integraal toezicht brandveiligheid, integraal toezicht tijdens evenementen, integrale controleacties in het buitengebied, integrale controles bij vermoedelijke illegale verkooppunten van drugs etc. Zie ook ‘Afstemming werkzaamheden’ in bijlage 1.8.

hercontrole

Toezicht naar aanleiding van een eerder gedane bevinding en handhavingsactie. Het kan bijvoorbeeld een controle betreffen nadat een begunstigingstermijn in een handhavingsbrief is verstreken. Beoordeeld wordt of een overtreding binnen de gestelde termijn is beëindigd. Het kan ook een controle betreffen op mondeling of schriftelijk gemaakte afspraken.

meetcontrole

Toezicht door middel van meten. Deze vorm van toezicht kan plaats vinden naar aanleiding van een signaal, maar kan ook preventief worden uitgevoerd (zoals preventieve geluidsmetingen). Door het uitvoeren van metingen kan een overschrijding van normen of bijvoorbeeld een verontreiniging worden vastgesteld. Voorbeelden van meetcontroles: geluidsmetingen, geurmetingen en bodemmetingen.

administratief toezicht

Soms vindt administratief toezicht plaats. Dit vindt onder meer plaats bij de grotere milieuinrichtingen zoals bedrijven in de afvalverwerking en bijvoorbeeld gronddepots. Administratief toezicht vindt bijvoorbeeld plaats door middel van controle op de boekhouding, zoals het controleren van de afvalstromen (waar komt het afval vandaan en waar gaat het naar toe). Ook moeten vaak schriftelijke documenten worden overlegd en gecontroleerd, bijvoorbeeld een vloeistofdichtheidsverklaring.

Ook binnen het handhavingsveld Sociale- en Maatschappelijke voorzieningen en BRP vindt administratief toezicht plaats door middel van het beoordelen van documenten zoals huurovereenkomsten, identiteitsdocumenten etc.

voortgangs - en/of opleveringscontrole

Toezicht tijdens en/of aan het einde van een traject. Deze vorm van toezicht vindt vooral plaats binnen het omgevingsrecht. Bijvoorbeeld bij toezicht op het naleven van omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen, slopen, aanleg en monumenten. Zie ook bijlage 1.3.5. Ook kan sprake zijn van een voortgangscontrole in een langdurig verbetertraject waarbij tussentijds wordt nagegaan hoe de voortgang is en of de gemaakte afspraken worden nageleefd.

bestands - vergelijking

Al dan niet geautomatiseerd toezicht door middel van het vergelijken van bestanden. Deze vorm van toezicht wordt vooral toegepast binnen het handhavingsveld Sociale- en maatschappelijke voorzieningen en BRP. Een voorbeeld hiervan is de gegevensindex waar de medewerkers door middel van invoering van BSN nummers in kunnen zien in welke gemeentesystemen de desbetreffende persoon voorkomt. Denk daarbij aan ISD en WMO.

huisbezoek

Toezicht dat wordt uitgevoerd bij burgers thuis. Deze vorm van toezicht wordt vooral toegepast bij vermoedens van mogelijke bijstandsfraude, onrechtmatige bewoning (strijdigheid bestemmingsplan en/of Bouwbesluit) en niet-naleving BRP.

 

1.3.3 Basis werkwijze

De wijze waarop toezicht wordt voorbereid en uitgevoerd verschilt per casus, maar kent wel een rode draad, een zogenaamde ‘basis werkwijze’. Deze basis werkwijze bestaat uit:

 

Voorbereiding toezicht

Dossieronderzoek waarbij, voor zover het van toepassing is, onder meer het volgende wordt onderzocht:

• wie is de pandeigenaar?

• welk bedrijf is in het pand gevestigd/wie is gebruiker van het pand?

• welke personen staan ingeschreven in de BRP?

• wat is de bestemming van het pand?

• welke vergunningen zijn verleend?

• welke uitkeringsnorm is van toepassing?

• wat is de tenaamstelling van het voertuig?

• wat is de toezicht- en handhavingshistorie?

• zijn er overige relevante bijzonderheden?

• elke regelgeving is van toepassing?

 

Hierbij kunnen, voor zover medewerkers daarvoor bevoegd zijn, onder meer de volgende systemen worden geraadpleegd: Corsa, BRP, GWS, SBA, ZTC, GIS-Stroomlijn, Suwi-net, RDW en registratiesysteem van de OMWB.

 

Uitvoering toezicht

Toezicht kan zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden. Toezicht vindt plaats met gebruikmaking van de wettelijk toegekende bevoegdheden. Een woning wordt zonder toestemming van een bewoner enkel betreden met een rechtmatig afgegeven machtiging tot binnentreden. Daarbij worden de voorschriften uit de Algemene wet op het binnentreden in acht genomen. Een toezichthouder deelt de reden van zijn komst mede en toont desgevraagd zijn legitimatiebewijs. De toezichthouder voert het benodigde toezicht uit op betreffende locatie, noteert eigen waarnemingen en neemt indien nodig verklaringen op. Bij de uitvoering van het toezicht wordt, afhankelijk van het soort toezicht, gebruik gemaakt van checklisten. Soms worden foto’s gemaakt. Voor zover mogelijk wordt de betrokken persoon op de hoogte gebracht van de gedane bevindingen. Indien de consequenties van de bevindingen direct en 100% duidelijk zijn, brengt de toezichthouder de betrokken persoon hiervan direct op de hoogte.

 

Afwerking controle

De uitkomsten van een controle worden vastgelegd in een zogenaamd constateringsrapport.

 

Hierna wordt aanvullend op de basiswerkwijze een toelichting gegeven op een aantal specifieke onderdelen van het toezicht met betrekking tot de Wabo.

 

1.3.4 Toezicht op milieuregelgeving

 

Voorbereiding toezicht

Ter voorbereiding op de uit te voeren controle raadpleegt de toezichthouder verschillende in- en externe bronnen. Hierbij wordt onder meer informatie uit het informatiesysteem van de OMWB en de gemeente geraadpleegd. Er wordt uitgebreid dossieronderzoek uitgevoerd waarbij, ook wordt gekeken naar de toezicht- en handhavingshistorie. Bij de voorbereiding wordt tevens gekeken naar de van toepassing zijnde wetgeving. Als de in- en externe bronnen onvoldoende informatie en inzicht bieden voor het uit te voeren toezicht vindt eerst nader (extern) overleg plaats met bijvoorbeeld collega’s met specialistische kennis of medewerkers van de gemeente. Daarin worden aandachtspunten, risico’s, knelpunten en randvoorwaarden van het toezicht besproken.

Uitvoering toezicht

De daadwerkelijke inspectie kan zowel de beoordeling van documenten (administratief toezicht) inhouden, als het bezoeken van de te controleren inrichting of locatie. Bij aanvang vindt eerst een wederzijdse introductie plaats. Naar aanleiding van verplichtingen vanuit de omgevingsvergunning deelactiviteit milieu, artikelen uit het Activiteitenbesluit of andere direct werkende wetgeving, worden administratieve stukken gecontroleerd. Bij de voorbereiding van een controle wordt al nagegaan welke milieuwetgeving van toepassing is op de inrichting en vervolgens wordt bepaald wélke administratieve zaken gecontroleerd gaan worden tijdens de controle. Het bedrijf is wettelijk verplicht inzage te geven in deze stukken. Tijdens de controle worden de stukken dan ook ter inzage gevraagd. Soms wordt dit op voorhand bij het maken van de afspraak met de inrichtinghouder al aangegeven, zodat deze de stukken al gereed heeft. Ook kan blijken dat tijdens een controle nog inzage in andere specifieke stukken nodig is. Op voorhand of bij twijfels over de stukken wordt ook geprobeerd de stukken via landelijke databases te verifiëren. Een voorbeeld hiervan is het LMA (Landelijk Meldpunt Afvalstoffen).

Bij het toezicht op bepalingen ten aanzien van stoffen, trillingen, en warmte die of geluid dat, direct of indirect vanuit een bron in de lucht, het water of de bodem, worden onderscheidenlijk wordt gebracht, wordt ‘vanuit een bron’ gezien als inrichting. Tijdens een controle worden hierbij zowel de visuele aspecten bekeken als de administratieve aspecten. Mocht naar aanleiding van een van deze punten onduidelijkheid bestaan dan wordt de expertise van een specialist ingeschakeld. Ook kan naar aanleiding van een klacht op dit gebied een specialist worden ingeschakeld voor een controle op deze specifieke aspecten. Een adequate controle op bodemverzet wordt tevens van belang geacht. Onder meer bodemonderzoeken, bodemsaneringen, uitvoer van grondverzet, transport en storten van grond maken hier onderdeel van uit. Door de OMWB wordt hier toezicht op uitgeoefend. Ook wordt specifiek toezicht gehouden op afvalbedrijven. Zo wordt bijvoorbeeld gecontroleerd of slip uit riolen, kolken en gemalen op correcte wijze wordt verwerkt (door bevoegde bedrijven, juiste wijze van registratie etc.). Ook hierbij wordt gebruik gemaakt van informatie van het LMA.

 

Vervolgens vindt een rondgang door het bedrijf plaats. Tijdens deze rondgang worden wederom de verplichtingen vanuit omgevingsvergunning deelactiviteit milieu, artikelen uit het Activiteitenbesluit of andere direct werkende wetgeving gecontroleerd op naleving. Bevindingen worden genoteerd en, waar mogelijk en wenselijk, direct besproken. Vervolgens wordt de controle afgerond.

 

Afwerking controle

De uitkomsten van een controlebezoek worden vastgelegd in een zogenaamd bezoekverslag.

 

De frequentie van routinematige controlebezoeken

De OMWB werkt in opdracht van de gemeente Bergen op Zoom. Het werkprogramma wordt jaarlijks opgesteld door de gemeente in overleg met de OMWB. In dit werkprogramma wordt opgenomen welke activiteiten worden uitgevoerd. Daarbij wordt concreet aangegeven welke bedrijven worden gecontroleerd. Bij het samenstellen van deze bedrijvenlijst worden onderstaande controlefrequenties als richtlijn gehanteerd. Er kunnen zich echter zaken voordoen waaruit blijkt dat de standaard controlefrequentie niet voldoende is. In dat geval kan van deze controlefrequentie worden afgeweken. Daarnaast kunnen deze bedrijven ook worden bezocht in het kader van de klachtenafhandeling.

Omschrijving

Controlefrequentie

ex-VVGB-bedrijven7

eenmaal per jaar

IPPC-bedrijven8

eenmaal per jaar

voormalige categorie 4 bedrijven9

eenmaal per jaar

vuurwerkverkooppunten

eenmaal per jaar

voormalige categorie 3 bedrijven10

eenmaal per twee jaar

B2-bedrijven

eenmaal per 2 tot 5 jaar.

B1 en A-bedrijven

worden meegenomen tijdens gebiedsgerichte controles

 

 

Toelichting indeling bedrijven

A

niet meldingsplichtig

B1

meldingsplichtig BARIM

B2

meldingsplichtig BARIM wel basistakenpakket v.w.b. toezicht & handhaving

C1

vergunningplichtig (niet zijnde C2, D1, D2)

C2

RIS inrichtingen, kunnen zowel vergunningplichtig als meldingsplichtig zijn

D1

IPPC vergunningplichtig: Dit betreft zowel veehouderijen als overige IPPC bedrijven

 

1.3.5 Toezicht overige omgevingsvergunningen en overig toezicht Wabo

Uitgangspunt is het zoveel mogelijk integraal uitvoeren van het toezicht en handhaving.

Toezicht op omgevingsvergunningen voor activiteit bouwen

Het toezicht op de bouw is gekoppeld aan omgevingsvergunningen. Een bouwwerk dient tijdens de bouw op een aantal essentiële punten beoordeeld te worden om een volledig beeld te kunnen krijgen van de kwaliteit van de uitvoering en de wijze waarop een bouwwerk is geconstrueerd. Bestuurlijk is bepaald dat de nadruk ligt op de constructieve veiligheid en de brandveiligheid. Voor de beoordeling van de constructieve veiligheid zijn diverse vaste controlemomenten. Op het moment dat er beton wordt gestort, bijvoorbeeld bij de fundering en de diverse vloeren. Voor het aspect brandveiligheid wordt de expertise van de brandweer Midden- en West-Brabant gebruikt. Middels een integrale controle (bouwtoezicht en adviseur brandweer) wordt dit aspect opgepakt.

 

Nu is het echter niet efficiënt en daarnaast praktisch onmogelijk om elk bouwwerk op elk moment in de bouw te controleren. Daartoe ontbreken kortweg de mogelijkheden. Het toezicht richt zich dan ook op de cruciale momenten in het bouwproces. Tijdens de bouw wordt een aantal toezichtmomenten onderscheiden, waarbij wordt opgemerkt dat een toezichtmoment kan noodzaken tot meerdere bezoeken:

 

1. Aanloop (aanwijs landmeters, bouwkundig peil en eerste contact met aannemer);

2. Constructieve controlemomenten (betonstort);

3. Oplevering (met uitzonering van dakkapellen, aanbouwen en overige ondergeschikte bouwwerken).

 

Het aantal gedefinieerde toezichtmomenten behoeft niet altijd te worden aangehouden. Bij kleinere projecten kan een selectie worden gemaakt. Bij grotere projecten kan een vastgelegd toezichtmoment tot meerdere bezoeken noodzaken. Bij toezicht tijdens de bouwfase wordt, zeker bij grote en complexe gebrouwen, ook specifiek aandacht besteed aan de brandveiligheid. Het uitgangspunt bij het uitvoeren van het bouwtoezicht is dat alle verleende vergunningen, hoe bescheiden van omvang ook, worden gecontroleerd. In al deze gevallen zal in ieder geval de opleveringscontrole worden uitgevoerd. Deze opleveringscontrole is ook een juridisch belangrijk moment omdat daarmee de werking van de vergunning eindigt en het bouwwerk een bestaand bouwwerk is geworden.

 

Toezicht op omgevingsvergunningen/meldingen voor activiteit slopen

De toezichthouders van zowel team Ruimtelijke Ordening als team VHT houden toezicht op naleving van de voorschriften bij het slopen. Bij de uitvoering van de werkzaamheden letten zij in het bijzonder op naleving van de bepalingen uit het Asbestverwijdering besluit en het sloopveiligheidsplan. Het aantal controles is afhankelijk van de aard en omvang van de sloopsituatie.

 

Toezicht op omgevingsvergunningen voor activiteit aanleg

In bijna alle bestemmingsplannen zijn voorschriften opgenomen waarin wordt bepaald dat voor bepaalde werken/werkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het egaliseren, ophogen of afgraven van grond waar de locatie is gelegen in een hoog archeologisch waardevol gebied. In het geval een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘aanleggen’ is verleend, dient erop toegezien te worden dat de werkzaamheden conform de vergunning worden uitgevoerd. Bij de gebieden waar een hoge archeologische waarde geldt wordt toezicht gehouden door de gemeentelijke stadsarcheoloog. Het aantal controles dat wordt uitgevoerd hangt van de complexiteit van de vergunning af.

 

Toezicht op omgevingsvergunningen voor activiteit monumenten

Vanuit de Wabo, de monumentenwet 1988 en de monumentenverordening geldt de verplichting dat een vergunning voor de activiteit monumenten is vereist indien men wijzigingen aanbrengt in, aan, op en/of nabij een (gemeentelijk) monument. In het geval een monumentenvergunning is verleend, dient erop toegezien te worden dat de werkzaamheden overeenkomstig deze vergunning worden uitgevoerd. Op iedere verstrekte omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten vindt een vorm van toezicht plaats. Afhankelijk van de monumentale ingreep worden steekproefsgewijs controles uitgevoerd. Bij zeer geringe ingrepen zoals het plaatsen van een reclameaanduiding zal slechts een oplevercontrole worden uitgevoerd.

 

Toezicht op bestaande bouw in het kader van brandveiligheid:

Zoals vermeld in paragraaf 3.5 wordt een hoge prioriteit gegeven aan het toezicht op de bestaande bouw in relatie tot de brandveiligheid in de “zorgfuncties” Daarnaast worden er vanuit het team VHT integrale controles uitgevoerd in bijvoorbeeld horecapanden en (grotere) winkels.

 

Onderscheidt wordt gemaakt in een vijftal controlesoorten ten aanzien van brandveiligheid:

1. Enkelvoudige controle: Bij een enkelvoudige controle is doorgaans sprake van een geplande controle, waarbij een object aan de hand van het totale pakket aan voorschriften van een omgevingsvergunning voor de activiteit brandveilig gebruik en algemeen geldende regels wordt bekeken. De onderdelen zullen echter steekproefsgewijs gecontroleerd worden.

2. Meervoudige controle: De meervoudige controle is de volledige brandveiligheidscontrole. Naast de elementen die bij een enkelvoudige controle worden bekeken worden ook aspecten gecontroleerd die niet direct zichtbaar zijn. Gedacht moet worden aan de geoefendheid van de BHV, aanwezigheid van doorvoeringen in brandwerende scheidingen, toetsing aan het Bouwbesluit 2012 etc. De volledig controle kan worden gezien als een herijking van het gebouw. Van belang is dat niet alleen wordt gekeken naar de vergunde situatie. Het gebouw wordt ook getoetst aan de op dat moment vigerende wet- en regelgeving.

3. Meervoudig complexe controle: Dit betreft eveneens de volledige brandveiligheidscontrole. Het verschil met een meervoudige controle zit in de complexiteit van het object. Er is sprake van diverse gebruiksfuncties die naast elkaar functioneren en die het gebouw technisch gezien een complex karakter geven.

4. Hercontrole: Wanneer tijdens een controle overtredingen zijn geconstateerd wordt aan de hand van vastgestelde termijnstructuren bepaald of er een hercontrole wordt uitgevoerd. Een hercontrole wordt aangekondigd uitgevoerd. Tijdens een hercontrole wordt alleen gecontroleerd op de tijdens de vorige controle geconstateerde overtreding(en). De tijd die benodigd is voor een hercontrole varieert van een telefoongesprek of een mail van circa 0,5 uur tot een hercontrole ter plaatse van gemiddeld 4 uur.

5. Quickscan : Deze controlevorm richt zicht op een zeer beperkt aantal elementen van brandveiligheid die zeer eenvoudig te constateren zijn. Elementen waaraan gedacht moet worden is het aantal personen, de beschikbaarheid van blusmiddelen en nooduitgangen en brandgevaarlijke versiering. De quickscan controles zullen over het algemeen onaangekondigd door het team VHT worden uitgevoerd, bijvoorbeeld in horecagebouwen of winkelcentra. Het doel van de quickscan controle is tijdens (intensief) gebruik vaststellen of het gebouw primair brandveilig is.

 

Toezicht brandveiligheid zorginstellingen

Met de inwerkingtreding van het Gebruiksbesluit in 2008 en de integratie daarvan met het Bouwbesluit 2012 is duidelijker gemaakt dat de brandveiligheidssituatie in een bouwwerk in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de eigenaar/gebruiker. Met het vervallen van een groot deel van de vergunningplicht en de invoering van een meldingsplicht is een nadrukkelijke rol voor repressief toezicht weggelegd.

 

In het Bouwbesluit 2012 is een aantal algemene voorwaarden op brandpreventiegebied geïntroduceerd die in principe voor elke niet-woning in de gemeente gelden. Op de naleving van deze algemene voorwaarden dient toezicht plaats te vinden. Daarnaast kunnen aanvullende voorwaarden gelden voor de inrichtingen die een melding moeten indienen of over een vergunning moeten beschikken. Deze dienen gecontroleerd te worden. In de mate van toezicht kan gevarieerd worden. Dit hangt af van de prioriteit die aan bepaalde categorieën van inrichtingen is gegeven.

 

In Bergen op Zoom is een hoge prioriteit toegekend aan brandveiligheid in de zorg. Kortom die objecten waar minder zelfredzame personen zorg of dagverblijf verkrijgen en waarvoor een omgevingsvergunning “brandveilig gebruik” benodigd is. Het Bor bepaalt in artikel 2.2 in welke gevallen een omgevingsvergunning brandveilig gebruik benodigd is zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder d van de Wabo.

 

Controlefrequentie

In afstemming met de brandweer is aan de verschillende zorgfuncties een controlefrequentie gekoppeld. De gemeente voert de regie op het daadwerkelijk uitvoeren van de controles. De controles zijn weergegeven in onderstaande tabel. De zorgfuncties hebben allen een controle frequentie 2 toebedeeld gekregen. Dit betekent in beginsel dat alle zorgfuncties 1x per 2 jaar een controlebezoek ontvangen. Afhankelijk van het naleefgedrag en de constateringen bestaat de mogelijkheid dat de controlefrequentie per object wordt verruimd.

Het Bravis Ziekenhuis vormt daarentegen een uitzondering. De controle brandveilig gebruik zal daar, vanwege de omvang en complexiteit, een continu proces betreffen.

 

Omschrijving

Aanvullende omschrijving

Controle frequentie

Toelichting frequentie

verzorgingstehuis

> 10 personen

2

1 keer per twee jaar

kinderdagverblijf

> 10 personen

2

 

peuterspeelzaal

> 10 personen

2

 

klinieken

> 10 personen

2

 

basisschool

< 12 jaar

2

 

Toezicht asbest

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft, in samenspraak met de VNG en andere betrokkenen, begin 2014 aangegeven dat alle asbesttaken, met uitzondering van de particulier die zelfstandig tot 35m2 asbest mag verwijderen, bij de Omgevingsdiensten thuishoren. Vanaf 2015 voert de OMWB voor de gemeente Bergen op Zoom alle taken sloop- en/of asbestverwijdering uit. Dit betreft zowel de basistaak als de overige asbesttaken.

• Basistaak: het milieutoezicht op bedrijfsmatige asbestverwijdering en het in dat kader beoordelen van de asbestinventarisatierapporten.

• Overige asbesttaken: het afhandelen van asbestmeldingen voor bedrijfsmatige asbestverwijdering en het afhandelen van meldingen van particulieren en het toezicht daarop.

Ten aanzien van het uitvoeren van de basistaken wordt de navolgende werkwijze gehanteerd.

 

Het toezicht door de OMWB start met de ontvangst van een (digitale) startmelding twee dagen voorafgaand aan de uitvoering. Een startmelding wordt door een asbestverwijderingsbedrijf gedaan via het portaal van het Ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid dan wel via het Landelijk Asbest Volgsysteem. De gemeente ontvangt een doormelding en stuurt deze naar de OMWB op asbest@omwb.nl. Nadat de melding is ontvangen wordt deze geregistreerd en beoordeeld of de gemelde sanering in aanmerking komt voor toezicht op locatie. Dit gebeurd risicogericht op basis van het naleefgedrag van de saneerder en de gemelde risicoklasse. Vervolgens wordt de zaak toegevoegd aan de werkvoorraad van de toezichthouder met de taak asbest.

 

De toezichthouder doorloopt de volgende stappen:

1. Voorbereiden toezicht op locatie. Er wordt naar de inhoud van de sloopmeldingen (inventarisatierapport) gekeken, om na te gaan of en welke risico’s er ter plaatse aangetroffen kunnen worden. Deze informatie kan ook door de gemeente aan de OMWB worden aangeleverd.

2. Toezicht op locatie, waarbij de toezichthouder gebruik gemaakt van de toezichtstrategie die ten aanzien van de asbesttaak is vastgesteld. De toezichthouder controleert of de asbestverwijdering conform het Bouwbesluit 2012/Asbestverwijderingsbesluit/SC-530 wordt uitgevoerd. De beoordeling vindt plaats door middel van landelijk vastgestelde checklist.. De checklist is onderverdeeld in: controle van de administratie op locatie en controle van de uitvoering van het asbestverwijderingswerk.

3. Uitvoeren van administratief toezicht.

4. Na ontvangst van de eindmelding van de sanering wordt door de toezichthouder een controle uitgevoerd met als doel om vast te stellen dat het asbest correct uit de keten is verwijderd.

 

Als het toezicht is uitgevoerd en de constateringen in het proces verbaal van bevindingen zijn opgenomen wordt het verslag aan de ‘onder toezicht staande’ verzonden. Afhankelijk van de ernst van de constateringen zal dit positief of negatief zijn. De volgende situaties kunnen zich voordoen, die conform de Landelijke Handhavingstrategie worden ingeschaald.:

1. alles is in orde;

2. waarschuwingsbrief met termijnstelling waarbinnen overtreding(en) moet(en) zijn hersteld;

3. toepassen van (spoed)bestuursdwang wanneer de overtredingen dusdanig zijn dat stilleggen gerechtvaardigd is;

4. opleggen van een last onder dwangsom met een termijn en een bedrag wanneer (spoed)eisende bestuursdwang niet het beoogde effect oplevert.

 

Een gedetailleerde beschrijving van de asbesttaken is verwoord in het document ‘Uitvoering geven aan de basistaak asbest, opgesteld door de OMWB en in september 2018 naar de gemeenten gestuurd.

 

Toezicht industriële bedrijven

Naast de brandveiligheid in zorg gerelateerde functies wordt er nadrukkelijk aandacht besteed aan de industriële bedrijven binnen de gemeentegrens. Het toezicht op de zware risicovolle industriële bedrijven is volledig gemandateerd aan de OMWB. Het toezicht op deze bedrijven wordt periodiek uitgevoerd in het

uitvoeringsprogramma van de OMWB in samenwerking met de Brandweer Midden- en West Brabant. De OMWB heeft een programma Risicorelevante bedrijven. Doel van dit programma is inzicht in de risico’s voor bestuur en omgeving en beperking van deze risico’s door goede borging van de uitvoering van de VTH-taken door actuele vergunningen en risicogestuurd toezicht. Met de risicokaart als uitgangspunt is door de OMWB een overzicht samengesteld van bedrijven welke als risicovol zijn ingeschat. Binnen het grondgebied van de gemeente Bergen op Zoom zijn vijf BRZO bedrijven (locaties) gevestigd. Voor de BRZO bedrijven is de provincie het bevoegd gezag. De BRZO-bedrijven worden een aantal keer per jaar gecontroleerd. Er zijn echter ook bedrijven die net onder de zogenaamde BRZO-grens vallen, maar toch als risicovol zijn ingeschat omdat deze bedrijven een relevante bedreiging kunnen vormen voor de veiligheid in de woonomgeving. Dit zijn de zogenaamde Risicorelevante bedrijven. Ook deze bedrijven zijn in het programma van de OMWB opgenomen en worden ieder jaar gecontroleerd. Naast de jaarlijkse reguliere controle vindt in de regel ook een onaangekondigde controle plaats. Voor een overzicht van de controlefrequenties wordt verwezen naar de tabel op pagina 31.

 

Overig toezicht Wabo

Naast de voornoemde specifieke onderwerpen van toezicht op de Wabo kennen we nog diverse andere toezichtstaken in het kader van de Wabo, de Woningwet, het Bouwbesluit 2012 en de Wet ruimtelijke ordening. Deze toezichtstaken worden naar aanleiding van signalen of planmatig uitgevoerd. Voor het toezicht op onrechtmatige bewoning wordt gemiddeld elke 6 weken een integrale controleactie georganiseerd bij geselecteerde adressen op basis van signalen of een bepaald risico (bijvoorbeeld binnen een project op basis van risico indicatoren). Deze controles worden veelal integraal uitgevoerd door gemeente, belastingdienst en soms ook met de politie, vreemdelingenpolitie en/of arbeidsinspectie. Hierbij wordt door de gemeente gekeken of sprake is van strijdig gebruik met het bestemmingsplan, maar ook of veilig en gezond wordt gewoond. Zo wordt bijvoorbeeld gekeken naar het aantal mensen dat in een woning verblijft, de brandveiligheid, vluchtmogelijkheden en daglichttoetreding.

1.4 Sanctiestrategie

De sanctiestrategie geeft inzicht in de strategie die de gemeente hanteert met betrekking tot de wijze waarop de gemeente handhavend optreedt nadat een overtreding is geconstateerd.

1.4.1 Landelijke handhavingsstrategie

In 2014 is door een groot aantal instanties, waaronder de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Openbaar Ministerie (OM), de nationale politie en de omgevingsdiensten11, gezamenlijk één Landelijke Handhavingstrategie (LHS) ontwikkeld op basis waarvan onder meer gemeenten, omgevingsdiensten, het OM en de politie voortaan op eenduidige manier optreden bij geconstateerde overtredingen. Hierdoor ontstaat een gelijk speelveld waarbij burgers en ondernemers er vanuit mogen gaan dat handhavend optreden op zodanige wijze plaats vindt dat het rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft.

1.4.2 Sanctiestrategie Wabo

Indien een overtreding wordt geconstateerd met betrekking tot de Wabo en/of de in artikel 5.1 van de Wabo opgenomen wetten treedt de gemeente, voor zover de gemeente het bevoegd gezag is, handhavend op conform de LHS. Het toepassen van de LHS vindt plaats met behulp van een interventiematrix en een vast stappenplan. Startpunt van het stappenplan is een tijdens het toezicht gedane bevinding.

Stappenplan LHS

Toepassing van de LHS bestaat uit de volgende 5 stappen:

Stap 1 – Plaats de bevinding in de interventiematrix

Stap 2 – Bepaal verzwarende aspecten

Stap 3 – Bepaal of overleg tussen gemeente, politie en OM geïndiceerd is

Stap 4 – Optreden met toepassing van de interventiematrix

Stap 5 – Vastlegging

 

Stap 1. Plaats de bevinding in de interventiematrix

De handhaver plaatst eerst de bevinding in het juiste segment van de interventiematrix. De handhaver doet dit door het beoordelen van de gevolgen van de bevinding voor milieu, natuur, water, veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie én door het typeren van het gedrag van de overtreder, de persoon voor wie de norm geldt.

 

Bepalen gevolgen overtreding

De gevolgen van de bevinding zijn verticaal weergegeven in de interventiematrix als:

1. vrijwel nihil; of

2. beperkt; of

3. van belang; of

4. aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar

 

Typeren gedrag van overtreder

De typering van het gedrag van de overtreder is horizontaal weergegeven in de interventiematrix als:

1. goedwillend, proactief en geneigd om de regels te volgen, gevolg van onbedoeld handelen; of

2. onverschillig/reactief, neemt het niet zo nauw met het algemeen belang, gevolgen laten hem/haar koud; of

3. opportunistisch (handelen gericht op voordeel halen) en calculerend, bewust belemmeren/risico nemend; of

4. of bewust bewust en structureel regels overtreden en/of crimineel, houdt zich bezig met fraude, oplichting of witwassen.

 

Bij de typering van de overtreder wordt het volgende in beschouwing genomen:

- gedrag van de persoon;

- de toezicht- en handhavingshistorie;

- verzachtende argumenten, positie in matrix verplaatst 1 segment naar links en vervolgens 1 naar onder;

- verzwarende argumenten (o.a. recidive), positie verplaatst 1 segment naar rechts en vervolgens 1 naar boven;

- niet in staat tot typering, dan wordt typering B als vertrekpunt genomen.

 

Legalisatie

Indien legalisatie mogelijk is dan is dat de aangewezen weg. Toch kunnen maatregelen nodig zijn om een overtreding te beëindigen en/of gevolgen te beperken of weg te nemen. Bij toepassen van de matrix dient de mogelijkheid van legalisatie dan als verzachtende omstandigheid te worden gezien.

Stap 2. Bepaal of sprake is van verzwarende aspecten

In deze stap bepaalt de handhaver of er al dan niet sprake is van verzwarende aspecten die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, hoe groter de reden om naast bestuurs- ook strafrechtelijk op te treden. Hierbij worden de volgende verzwarende aspecten afgewogen:

 

• verkregen financieel voordeel (winst of besparing);

• status verdachte/voorbeeldfunctie (maatschappelijk aansprekende persoon/instelling/ brancheonderdeel);

• financiële sanctie heeft vermoedelijk geen effect (niet inbaar of als bedrijfskosten ingecalculeerd);

• combinatie met andere relevante delicten ter verhulling feit (valsheid in geschrifte, corruptie, witwassen);

• medewerking van deskundige derden (plegen feit ondersteund door deskundige derde, bv keuringsinstantie);

• normbevestiging (strafrechtelijk handhaving van belang voor normbevestiging met het oog op grotere achterliggende te beschermen rechtsbelangen);

• waarheidsvinding (er is meer aan de hand maar bestuursrechtelijke instrumenten zijn ontoereikend om waarheid aan het licht te brengen).

 

Stap 3 – Bepaal of overleg tussen bestuur, politie en OM geïndiceerd is

Na bepaling van de positie in de interventiematrix (stap 1) en de afweging van de verzwarende aspecten (stap 2) bepaalt de handhaver of overleg moet worden gevoerd over de toepassing van bestuurs- en/of strafrecht. Het doel van dergelijk overleg is het maken van een weloverwogen en afgestemde inzet van alleen bestuursrecht, alleen strafrecht of bestuurs- én strafrecht. In de interventiematrix wordt met drie kleuren grijs gewerkt. Indien de bevinding in stap 1 in de lichte segmenten is geplaatst, is bestuursrechtelijk optreden aangewezen. Indien de bevinding in de middensegmenten is geplaatst, is bestuursrechtelijk of strafrechtelijk optreden aangewezen of een combinatie van beiden. Bij de zware segmenten (de donker gekleurde segmenten) is in ieder geval strafrechtelijk optreden aangewezen en kan daarnaast bestuursrechtelijk worden opgetreden.

 

Overleg tussen gemeente, politie en OM noodzakelijk

Overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht is op grond van de LHS altijd noodzakelijk als de handhaver de bevinding bij stap 1 geplaatst heeft in de middensegmenten (A4, B3, B4, C2, D1 en D2) of zware segmenten (C3, C4, D3, D4) van de interventiematrix. Overleg kan echter ook zinvol zijn als de bevinding in de lichte segmenten is geplaatst (A1, A2, A3, B1, B2 en C1), maar waarbij er in stap 2 sprake is van verzwarende aspecten. In de gevallen waar een bestuurlijke strafbeschikking milieu (BSBm) wordt opgelegd is overleg met het OM niet geïndiceerd en is strafrechtelijk optreden door het OM niet aan de orde. Als blijkt dat overleg geïndiceerd is, dan wordt gehandeld op basis van de vooraf tussen gemeente, politie en OM gemaakte afspraken over hun samenspel. In situaties waarin de vooraf gemaakte afspraken niet voorzien wordt in een regulier overleg of in een ad hoc overleg door gemeente, politie en OM (Functioneel Parket) beoordeeld hoe de bevinding wordt afgehandeld.

 

In 2017 hebben de algemene besturen van de omgevingsdiensten de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) thematisch besproken. Inmiddels hebben de provincie, de waterschappen en nagenoeg alle gemeenten in Brabant deze LHS vastgesteld. Zo ook de gemeente Bergen op Zoom. Om de informatie-uitwisseling tussen bestuurs- en strafrecht te verbeteren en rechtmatig te laten verlopen is aangesloten bij het landelijke Convenant Gegevensuitwisseling. In dit convenant is de informatie-uitwisseling per regio georganiseerd in een casusoverleg (operationeel overleg) en een Periodiek Overleg Gegevensuitwisseling (operationeel-tactisch overleg). Dit convenant wordt op landelijk niveau ondertekend door OM en politie en in Brabant door de omgevingsdiensten. In dit kader worden ook centraal afstemmingsafspraken gemaakt ten aanzien van de toepassing van bestuurs- en strafrecht. Deze afspraken zijn zeker van belang voor overtredingen die zijn geplaatst in het middensegment. De gemeente Bergen op Zoom zal zich conformeren aan deze nieuwe afspraken.

 

Stap 4 – Optreden met de interventiematrix

Uitgangspunt van het optreden met behulp van de interventiematrix is dat het minst ingrijpende instrument wordt ingezet, gericht op herstel van de overtreding en dat zwaardere instrumenten (interventies) worden ingezet als naleving uitblijft. De handhaver handelt daarbij als volgt:

1. De handhaver kijkt naar de interventies die staan vermeld in het segment van de interventiematrix waarin hij de bevinding bij stap 1 heeft geplaatst.

2. De handhaver kiest vervolgens de minst zware (combinatie) van de in het betreffende segment opgenomen interventies, tenzij de handhaver motiveert dat een andere (combinatie van) interventie(s) in betreffende situatie passender is.

Let op: voor de bevindingen geplaatst in de middelzware en zware segmenten wordt rekening gehouden met de afspraken die zijn gemaakt tussen gemeente, politie en OM in stap 3.

 

Stap 5 – Vastlegging

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden zodanig geregistreerd dat de handelswijze transparant en verifieerbaar is.

 

Termijnen en zwaarte van sancties bij veel voorkomende overtredingen

Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom in een handhavingsprocedure, wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de dwangsom ruimschoots het mogelijk toekomstig financiële voordeel bij voortzetting van de overtreding dient te overtreffen. Tevens wordt hierbij gekeken naar de ernst van de overtreding. Indien overtredingen na de aanschrijving niet binnen de gestelde termijn zijn beëindigd en de dwangsom volledig is verbeurd, wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid om opnieuw een (hogere) dwangsom op te leggen dan wel om de overtreding met een last onder bestuursdwang te laten beëindigen en de kosten daarvan op de overtreder te verhalen. Op grond van het bepaalde in artikel 5:32b, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de dwangsom vastgesteld als bedrag ineens, als bedrag per tijdseenheid dat de last niet is uitgevoerd of als bedrag per overtreding en wordt een bedrag bepaald waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.

Bij het bepalen van de begunstigingstermijn wordt als uitgangspunt gehanteerd dat deze voldoende lang is om aan de lastgeving te kunnen voldoen zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.

 

Een veel voorkomende overtreding waartegen handhavend wordt opgetreden door de gemeente is het gebruik van woningen in strijd met het bestemmingsplan, anders dan in de vorm van een huishouden. In de “Uitvoeringsnota beleid handhaving onrechtmatige bewoning 2017” is over de hoogte van de in deze situaties toe te passen dwangsom vermeld dat per geval wordt afgewogen op welk bedrag de te verbeuren dwangsom en het maximumbedrag daarvan moet worden vastgesteld en dat hierbij rekening wordt gehouden met de (geschatte) draagkracht van de overtreder en – indien mogelijk – met de eventuele huuropbrengsten die de overtreder ontvangt. De ervaring sinds de toepassing van dit beleid (gestart in 2008) leert dat in het merendeel van de gevallen van onrechtmatige woning een dwangsombedrag van € 2.000 tot € 2.500 per week geschikt is met een maximum van € 8.000 tot € 10.000 en een begunstigingstermijn van 4 tot 6 weken. In individuele gevallen kan hiervan worden afgeweken, bijvoorbeeld als de betreffende woning veel groter is dan een gangbare eengezinswoning (hogere dwangsom), als sprake is van ernstige overtreding van het Bouwbesluit 2012, al dan niet leidend tot brandgevaar (kortere begunstigingstermijn of toepassing bestuursdwang) of als het belang van de bewoners zich tegen het verlaten van de woning binnen de normale begunstigingsperiode verzet, bijvoorbeeld doordat er kinderen bij betrokken zijn (langere begunstigingsperiode).

 

De diversiteit van andere overtredingen dan die van onrechtmatige bewoning, gelet op aard en ernst en het financieel voordeel bij voortzetting ervan, is binnen de gemeente Bergen op Zoom zodanig divers dat het niet mogelijk is daarvoor een standaard termijn en sanctie te bepalen. Voor onrechtmatige bewoning worden, gelet op het voornoemde de volgende termijnen en sancties gehanteerd.

 

 

 

 

 

Overtreding

begunstigingstermijn

dwangsom

modaliteit

Maximum

Onrechtmatige bewoning

4 tot 6 weken

€ 2.000 tot

€ 2.500

Per week of gedeelte van een week dat de overtreding voortduurt

€ 8.000 tot

€ 10.000

 

1.4.3 Sanctiestrategie Leefbaarheid

Alhoewel de LHS is ontwikkeld voor het omgevingsrecht is de LHS breder toepasbaar. In het kader van de professionalisering van de handhavingsorganisatie is ervoor gekozen om voor de taken waarvoor geen afzonderlijke strategie is vastgesteld de LHS, voor zover mogelijk, ook toe te passen binnen het handhavingsveld Leefbaarheid. Deze werkwijze bevordert het eenduidig en transparant handelen. Bij één op één toepassing van de LHS binnen het handhavingsveld Leefbaarheid kunnen er echter onwenselijke situaties ontstaan. Indien bijvoorbeeld voor lichte overtredingen het minst ingrijpende middel (gericht op herstel) wordt ingezet, betekent dit dat boa’s in veel gevallen geen mini-pv’s meer kunnen schrijven, maar nagenoeg altijd bestuursrecht zouden moeten toepassen. Juist voor de kleine leefbaarheidsfeiten is dit veelal niet wenselijk. Hiervoor is afstemming gezocht met het OM. In overleg met het OM is besloten dat de interventiematrix uit de LHS toegepast wordt, waarbij binnen het segment waar de overtreding is geplaatst (bij stap 1) een afweging wordt gemaakt tussen de in dat segment beschreven interventies. Rekening houdend met de aard van de overtreding en het geheel aan feiten en omstandigheden wordt vervolgens de meest passende interventie uit betreffend segment gekozen/toegepast. Indien voor bestuursrecht wordt gekozen en het gewenste effect (naleving) niet wordt bereikt, dan ligt ook toepassing van strafrecht in de rede.

 

1.4.4 Sanctiestrategie Bijzondere onderwerpen

Binnen het handhavingsveld Bijzondere onderwerpen is de sanctiestrategie voor de onderwerpen drugs, horeca en kinderopvang vastgelegd in afzonderlijke beleidsdocumenten (zie paragraaf 6.6). Voor de overige onderwerpen wordt, afhankelijk van het soort overtreding, de LHS toegepast, voor zover dit niet leidt tot onwenselijke situaties. Indien binnen een bijzonder onderwerp sprake is van een overtreding van de Wabo is de volledige LHS van toepassing. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen indien in het kader van de aanpak mensenhandel in de vorm van arbeidsuitbuiting handhavend wordt opgetreden tegen een pandeigenaar die te veel mensen in zijn pand huisvest.

 

1.4.5 Sanctiestrategie BRP

Op grond van de wet BRP kan een bestuurlijke boete worden opgelegd van maximaal € 325. Voor de handhaving van de BRP is een interventiematrix ontwikkeld naar het idee van de LHS waarin het gedrag van de overtreder bepalend is voor de zwaarte van de sanctie. Indien met een bestuurlijke boete uiteindelijk niet het beoogde effect wordt bereik kan naast de bestuurlijke boete tevens een last onder dwangsom (LOD) worden opgelegd om de illegale situatie (onjuiste inschrijving) te beëindigen of beëindigd te houden. Overtredingen van de BRP worden in beginsel conform deze interventiematrix BRP (tabel hieronder) afgerond.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overtreding

BRP

Registratie aanpassen

Informeren

 

Registratie aanpassen Informeren en aanspreken op gedrag

Registratie aanpassen

Schriftelijke waarschuwing

Bestuurlijke boete € 100 bij recidive

LOD

Registratie aanpassen

Bestuurlijke boete € 325

LOD

 

A

Goedwillend:

-Onbedoeld

- Proactief

 

B

Moet kunnen:

- Onverschillig

 

 

C

Calculerend:

- Bewust

- Risico nemend

 

D

Bewust en structureel/crimineel:

- Fraude

- Oplichting

 

 

 

Gedrag van overtreder

 

 

1.5 Gedoogstrategie

Er kunnen omstandigheden zijn waarin het aanvaardbaar of zelfs noodzakelijk is om van (bestuursrechtelijk) handhaven af te zien. Dit staat los van eventuele strafvervolging door het OM. In de nota ‘Gedogen in Nederland’12 is een landelijk kader gegeven voor gedogen. Op basis van dit landelijk kader wordt in deze gedoogstrategie inzicht gegeven in de wijze waarop de gemeente Bergen op Zoom omgaat met gedogen.

 

Wat is gedogen

Gedogen is een expliciet besluit van een bestuursorgaan om niet handhavend op te treden tegen een geconstateerde overtreding.

 

Wanneer gedogen

Bergen op Zoom hanteert als uitgangspunt dat zeer terughoudend met gedoogbeschikkingen wordt omgegaan.

Gedogen is slechts aanvaardbaar indien:

• gedogen enkel in uitzonderingsgevallen wordt toegepast; en

• gedogen wordt beperkt in omvang en tijd; en

• gedogen na een zorgvuldige en kenbare belangenafweging expliciet plaatsvindt; en

• gedogen aan controle wordt onderworpen.

 

Gedogen is met in achtneming van voornoemde voorwaarden aanvaardbaar of zelfs noodzakelijk indien:

• handhaven zou leiden tot overduidelijke onredelijkheid/onbillijkheid (bijvoorbeeld bij overmacht- en overgangssituaties); of

• het achterliggende belang evident beter gediend is met gedogen; of  een zwaarwegend belang het gedogen rechtvaardigt.

 

Hoe gedogen

Indien aan de voorwaarden is voldaan en een situatie in aanmerking komt voor gedogen wordt gedoogd door middel van het opstellen van een gedoogbeschikking. Een gedoogbeschikking wordt zeer zorgvuldig voorbereid en gemotiveerd. Het voornemen om te gedogen wordt gepubliceerd en in concept ter inzage gelegd zodat eventuele belanghebbenden hierop een zienswijze kenbaar kunnen maken. Eventuele ingediende zienswijzen worden betrokken bij een zorgvuldige belangenafweging, waarna door het college wordt besloten om al dan niet een gedoogbeschikking af te geven. In de gedoogbeschikking kunnen gedoogvoorwaarden worden opgenomen, waaronder voorschriften ter bescherming van het algemeen belang.

1.6 Overtredingen door de overheid

Handhavingsbeleid dient inzicht te geven in de strategie die het bestuursorgaan hanteert met betrekking tot de wijze waarop het bestuursorgaan omgaat met overtredingen die zijn begaan door of in naam van dat bestuursorgaan of van andere organen behorende tot de overheid. Dit is van belang omdat bij overtredingen begaan door de overheid, meer nog dan bij particulieren, nalevingsdoelen in de sfeer van algemeen normbesef en geloofwaardigheid van de normerende overheid gelden. Overtredende overheden bieden geen goed voorbeeld.

 

Bij overtredingen door een onderdeel van de eigen gemeente of van andere overheden wordt op dezelfde wijze opgetreden als wordt opgetreden bij overtredingen door derden. Hierin wordt geen onderscheid gemaakt. Gezien de voorbeeldfunctie wordt op (team)managers niveau, waar mogelijk, tevens persoonlijk contact opgenomen met een leidinggevende van betreffende overheid of organisatieonderdeel over de gedane constatering en wijze van afhandeling.

 

1.7 Rapportage

Rapportage toezicht algemeen

Te allen tijde wordt, van toezicht tot en met de afhandeling, gehandeld met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De bevindingen van een controle worden vastgelegd in een constateringsrapport. In het constateringsrapport wordt, afhankelijk van het soort controle, doorgaans vastgelegd wie de controle heeft uitgevoerd, waar, wanneer, wat de aanleiding was, met wie er gesproken is, welke bevoegdheden zijn aangewend, wat er feitelijk is waargenomen, of sprake is van een overtreding en welke eventuele vervolgactie noodzakelijk is. Indien sprake is van een overtreding wordt duidelijk aangegeven welke wettelijke bepaling is overtreden en wordt het toezicht opgevolgd conform de in deze nota vastgelegde sanctiestrategie. Alle constateringsrapporten worden digitaal geregistreerd en bewaakt in het gemeentelijke administratiesysteem Corsa. In Corsa wordt een zaak aangemaakt waaraan het constateringsrapport digitaal wordt gekoppeld. Betreffende medewerker ontvangt het opgemaakte constateringsrapport in een persoonlijke werkvoorraad en kan zo de benodigde vervolgacties bewaken. Een vervolgactie kan zijn het schrijven van een vooraanschrijving. Ook een vooraanschrijving of een handhavingsbesluit wordt digitaal aan de zaak in Corsa gekoppeld en komt in de werkvoorraad van betreffende medewerker. Een medewerker heeft zo zicht op de acties die nog genomen moeten worden en kan zo tijdig een hercontrole plannen. Nadat de benodigde vervolgacties zijn uitgevoerd kan de zaak digitaal worden afgehandeld. Voordat een handhavingsbesluit wordt genomen vindt een zorgvuldige afweging van belangen plaats. Een zorgvuldige afweging van belangen en een deugdelijke motivering worden ook als zodanig opgenomen in een handhavingsbesluit.

 

Afwerking controle OMWB

De uitkomsten van een controlebezoek van de OMWB worden vastgelegd in een zogenaamd bezoekverslag. Binnen de OMWB is hiervoor een standaard opzet aanwezig. In dit verslag worden, voor zover van toepassing, de volgende gegevens opgenomen:

• NAW-gegevens inrichting;

• postadres inrichting;

• contactpersoon en functie;

• welke wijzingen hebben zich binnen het bedrijf het laatste jaar/ten opzichte van de vorige controle binnen het bedrijf voorgedaan?

• welke effecten hebben deze wijzigingen op de vergunde situatie van het bedrijf en indien nodig welke actie moet het bedrijf uitvoeren om de veranderingen te legaliseren?

• toekomstplannen van het bedrijf ten aanzien van het milieu;

• in een algemeen stuk van het verslag dient te worden opgenomen de zaken welke gecontroleerd zijn en in orde zijn bevonden;

• in een stuk naleving van vergunningsvoorschriften en/of artikelen worden de constateringen opgenomen welke niet in overeenstemming zijn met de hiervoor geldende wetgeving. Ook wordt hierbij een actie opgenomen welke het bedrijf dient uit te voeren om de geconstateerde overtreding ongedaan te maken.

 

Afhankelijk van de bevindingen en de verkregen inzichten wordt besloten om de zaak af te handelen zonder vervolgactie of wordt een handhavingstraject opgestart (bij tekortkomingen en/of overtredingen). Deze afweging vindt plaats conform de Landelijke Handhavingsstrategie, zie bijlage 1.4.1. De status van een controle wordt afgesloten met de oplevering en vaststelling van het controlerapport en de oplevering van een zogenoemde bevindingenbrief. De bevindingenbrief en eventueel het controlerapport wordt vervolgens verzonden aan de gecontroleerde milieu-inrichting of -locatie. Daarin staat eventueel een waarschuwing, een legalisatievoorstel of een aankondiging dat een handhavingstraject gestart gaat worden. Een handhavingstraject vindt plaats door middel van het opstarten van een nieuwe ‘zaak’, type ‘handhavingsbesluit nemen’. Indien een zaak volledig is afgerond wordt het zaakdossier afgesloten en ter archivering overgedragen aan het bevoegd gezag. In sommige situaties wordt een handhavingszaak al op een eerder moment in de handhavingsprocedure door de OMWB overgedragen aan een jurist van het team VHT.

1.8 Afstemming werkzaamheden

Integraal handhaven

Uitgangspunt is het zoveel mogelijk integraal uitvoeren van toezicht en handhaving. Met deze integrale aanpak wordt tegemoet gekomen aan de ambities die de gemeente heeft in het kader van verbetering van de dienstverlening naar burgers en het bedrijfsleven toe. Ook wordt hiermee tegemoet gekomen aan de extra eisen die in de Wabo aan het toezicht worden gesteld. De Wabo schrijft onder meer voor dat het bestuursorgaan zijn controles moet afstemmen en coördineren om te voorkomen dat gemeentelijke toezichthouders en andere toezichthouders onwetend van elkaar bedrijven bezoeken. Dit zodat exploitanten zo weinig mogelijk toezichtlast ervaren. Het verminderen van de regeldruk/toezichtlast betreft eveneens een speerpunt in het collegeprogramma. Daarnaast is integraal toezicht effectiever en efficiënter.

 

Er kunnen verschillende vormen van integraal toezicht worden onderscheiden:

controleren met elkaar. Vanuit de verschillende taakvelden (bijvoorbeeld milieu, bouw en brandveiligheid) wordt gezamenlijk een integrale controle uitgevoerd. Deze vorm is toepasbaar in situaties die complexer zijn of een hoge bestuurlijke prioriteit hebben;

controleren na elkaar. Verschillende toezichthouders voeren een controle uit. Omdat deze controles plaatsvinden over een relatief langere periode heeft deze aanpak een sterk preventieve werking. De toezichtlast gaat hiermee niet omlaag;

controleren voor elkaar. Hierbij wordt de integrale controle van de taakvelden door één toezichthouder/handhaver uitgevoerd. Deze vorm wordt vooral gebruikt in situaties die worden gekenmerkt door een zeer geringe complexiteit.

signaleren voor elkaar. Aspectcontrole door één toezichthouder. Deze toezichthouder neemt tijdens de controle aspecten van de andere beleidsvelden of van andere bestuursorganen mee, al dan niet aan de hand van een checklist (oog- en oorfunctie). Als hij waarneemt dat er op het gebied van de andere beleidsterreinen/bestuursorganen iets mis is, seint hij zijn collega’s of het andere bestuursorgaan in.

 

Welke vorm van integraal toezicht gehanteerd wordt, hangt sterk af van de situatie van de burger of het bedrijf.

Hierbij wordt waar mogelijk aangesloten bij de omgevingsvergunning. Bij een enkelvoudige omgevingsvergunning (bijvoorbeeld voor het bouwen van een dakkapel) zal de toezichthouder vanuit zijn vakgebied een inspectie uitvoeren waarbij hij oog- en oorfunctie voor andere beleidsvelden heeft. Bij een meervoudige omgevingsvergunning (bijvoorbeeld voor brandveilig gebruik in een vergunningplichtige milieu inrichting) zullen de toezichtmomenten waar mogelijk gecoördineerd worden in één bezoek, waardoor de belasting voor het bedrijf tot een minimum beperkt wordt. Indien gecoördineerd toezicht niet mogelijk is, worden de controles vanuit de verschillende vakgebieden uitgevoerd.

 

Ketentoezicht

Het toezicht op naleving van milieuregels wordt in opdracht van de gemeente uitgevoerd door de OMWB. De OMWB speelt een belangrijke rol in het zogenaamde ketentoezicht. Binnen een keten zijn verschillende actoren actief die vanuit toezicht en handhaving de benodigde (afgestemde) integrale aandacht verdienen. De OMWB coördineert dit ketentoezicht en werkt daarbij zo nodig ook samen met bijvoorbeeld de inspectie op de arbeidsomstandigheden, de Veiligheidsregio (brandweer) en de waterschappen. Denk hierbij aan het ketentoezicht op de BRZO-bedrijven, op asbest, op afvalverwerking en op bodemverzet.

Jaarlijks worden met de OMWB in een werkprogramma maatwerkafspraken gemaakt. Er worden afspraken gemaakt over:

• de uitvoering van signaaltoezicht;

• de uitvoering van gezamenlijk toezicht met toezichthouders van gemeente;

• de uitvoering van toezicht op naleving van milieuregelgeving Wabo en activiteitenbesluit waarbij uren zijn gekoppeld aan specifieke onderwerpen en toezicht- en handhavingstaken.

 

De OMWB heeft een aantal boa’s domein II in dienst die ingezet kunnen worden voor repressieve strafrechtelijke handhaving en de opsporing van (economische) milieudelicten.

De gemeente beheert de dossiers van alle inrichtingen. Voor wat betreft de taken die door de OMWB worden uitgevoerd worden de gegevens betreffende de bestuursrechtelijk- en strafrechtelijke handhaving aan de gemeente aangeboden om op te nemen in het onderliggende dossier van de inrichting.

 

Afstemming bestuurs- en strafrechtelijke handhaving en specifieke afspraken milieu-inrichtingen

Bestuurs- en strafrechtelijke handhaving binnen het omgevingsrecht vindt plaats conform de LHS. In het systeem van de LHS is verwerkt welke manier van handhaven (bestuurs- of strafrecht) voor welke situatie het meest effectief is. Dit is afhankelijk van verschillende factoren die aan de orde komen bij het doorlopen van het stappenplan van de LHS. Zie verder naar bijlage 1.4.1.

 

Ten aanzien van de uitvoering van de zorgplichtbepalingen met betrekking tot bodem en afvalstoffen (artikelen 18.2a, eerste lid, en 18.2b, eerste lid, Wet milieubeheer en artikel 95, derde lid, Wet bodembescherming) is afgesproken dat tijdens het regulier toezicht of vrij veld controles van de OMWB de zorgplichtbepalingen mee worden genomen. Wanneer wordt geconstateerd dat deze zijn geschonden, wordt hierover contact opgenomen met de gemeente en wordt verdere afhandeling conform de LHS afgestemd. Wanneer binnen de taken van de OMWB een overtreding (dit geldt ook voor overtredingen met betrekking tot stoffen, preparaten of andere producten) conform de LHS in aanmerking komt voor strafrechtelijk optreden, dan wordt contact opgenomen met het Functioneel Parket. Er wordt dan besloten of al dan niet tot strafrechtelijke vervolging wordt overgegaan. Wanneer tot strafrechtelijke vervolging wordt overgegaan vindt hierover afstemming met de politie plaats, waarbij concreet wordt afgesproken wie de casus verder gaat behandelen: een boa van de OMWB, de politie of gezamenlijk.

 

Brede afstemming

Een juiste afstemming met interne en externe (handhavings)partners is essentieel om het Integraal Handhavingsbeleid 2019-2022 en het uitvoeringsprogramma 2019 goed uit te kunnen voeren. Om die reden is er ook voor de totstandkoming van deze integrale handhavingsnota afstemming gezocht met diverse partners. Daarbij kunt u denken aan de medewerkers van team VHT en aan de managers van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD), Publieksdiensten, Maatschappij en Ruimtelijke Ordening.

Bij afstemming met externe partners kunt u denken aan partners die belast zijn met strafrechtelijke handhaving (politie en OM), de OMWB en de Brandweer Midden- en West-Brabant.

Voor 2019 zijn in ieder geval de volgende afspraken gemaakt:

• het gehele team VHT heeft op dinsdag een halfuur briefing;

• de boa's sluiten wekelijks aan bij de daarvoor ingerichte boa-politie briefing op het politiebureau van Bergen op Zoom;

• maandelijks vindt er op ambtelijk niveau overleg plaats tussen de collega's van veiligheid en de politie. Dit overleg is een voorbereidend overleg op de basisteamdriehoek. ln dit overleg worden actuele zaken besproken en worden afspraken gemaakt over capaciteit, inzet en beleidsontwikkelingen;

• met de OMWB vinden er verschillende structurele overleggen plaats. Zo sluit een jurist één keer per maand aan bij het klachtenoverleg van de OMWB en stuurt de OMWB één keer per maand het overzicht van alle klachten die bij de OMWB zijn binnengekomen, aangaande geluid-, geur- en milieuoverlast, naar de gemeente Bergen op Zoom. Verder vindt er structureel overleg plaats met de relatiemanagers (één keer per kwartaal) en vindt er twee keer per jaar op bestuurlijk niveau overleg plaats. De overleggen met de OMWB hebben geleid tot een werkprogramma 2019 waarin staat beschreven welke toezichtstaken de OMWB in 2019 gaat uitvoeren;

• met de brandweer vindt structureel (minimaal één keer in de twee maanden) een overleg plaats met de betrokken medewerkers. Tijdens deze overleggen worden afspraken gemaakt over inspanningsverplichtingen, onder andere naar aanleiding van actuele casussen. Met de brandweer zijn voor 2019 ook afspraken gemaakt voor de controles met betrekking tot de zorginstellingen. Tevens vindt er eenmaal per kwartaal een overleg plaats met de burgemeester inzake veiligheid;

• indien noodzakelijk vindt er gedurende het jaar afstemming plaats in de basisteamdriehoek. Bijvoorbeeld wanneer er een capaciteitsvraagstuk speelt of wanneer politie en OM in beeld komen bij een bepaalde casus, aanpak of controle;

• op ad hoc basis vindt er overleg plaats tussen de senior Toezicht en Handhaving en de (direct) toezichthouder van de boa's.

 

Van de hierboven genoemde overleggen wordt op hoofdlijnen een verslag gemaakt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 2: Risicoanalyse & prioriteitenberekening

 

 

2.1 Wabo

ONDERWERPEN

Fysieke veiligheid

Sociale kwaliteit

Financieel/ econom . schade

Natuur/cultuur

Volksgezondheid

Bestuurlijk imago

gem. neg. effect

kans

risico

Prioritering

milieu: inrichting zonder vergunning/melding

3

2

4

4

4

4

3,5

3

10,5

Hoog/Heel hoog

milieu: inrichting activiteitenbesluit type A

1

1

1

0

1

1

0,8

3

2,4

Laag

milieu: inrichting activiteitenbesluit type B

2

2

2

2

2

2

2

3

6,0

Gemiddeld

milieu: inrichting activiteitenbesluit type C

3

3

3

3

3

3

3

3

9,0

Gemiddeld

milieu: inrichting activiteitenbesluit type C IPPC

3

4

3

4

4

4

3,7

4

14,8

Hoog/Heel Hoog

milieu: geluid

1

3

2

3

2

3

2,3

3

6,9

Gemiddeld

milieu: lucht en geur

1

3

2

3

3

3

2,5

3

7,5

Gemiddeld

milieu: bodem

1

2

4

4

4

3

3

3

9,0

Gemiddeld

milieu: water

1

2

4

4

4

3

3

3

9,0

Gemiddeld

milieu: trillingen

2

3

3

3

3

3

2,8

2

5,6

Laag

milieu: flora & fauna

3

2

3

4

2

2

2,7

3

8,1

Gemiddeld

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

bouwfase omgevingsvergunning woning

2

2

2

2

1

2

1,8

3

5,4

Laag

bouwfase omgevingsvergunning bijgebouw

2

2

1

2

1

1

1,5

3

4,5

Laag

bouwfase omgevingsvergunning publiek toegankelijk gebouw

3

2

3

1

2

3

2,3

3

6,9

Gemiddeld

bouwfase omgevingsvergunning monument/beschermd stadsgezicht

2

2

3

4

1

3

2,5

3

7,5

Gemiddeld

bouwfase omgevingsvergunning overige bouwwerken

2

2

1

2

1

2

1,7

2

3,4

Laag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Evenementen (constructie)

4

2

2

2

4

4

3

3

9,0

Hoog

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

bouwen/slopen/gebruik met gevaar voor veiligheid of gezondheid (art. 1a Woningwet

5

4

5

3

5

5

4,5

3

13,5

Hoog/Heel hoog

illegaal (ver)bouwen woning

3

3

2

3

1

4

2,7

1

2,7

Laag

illegaal (ver)bouwen bijgebouw

1

3

1

2

1

2

1,7

3

5,1

Laag

illegaal verbouwen publiek toegankelijk gebouw

3

2

3

1

2

3

2,3

2

4,6

Laag

illegaal verbouwen monument/beschermd stadsgezicht

2

2

3

4

1

3

2,5

3

7,5

Gemiddeld

illegaal (ver)bouwen overige bouwwerken

2

2

1

2

1

2

1,7

3

5,1

Laag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

bouwbesluit constructief

4

2

2

1

1

4

2,3

4

9,2

Gemiddeld

bouwbesluit overig

3

2

2

1

3

2

2,2

3

6,6

Laag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

slopen asbest

3

5

4

2

5

5

4

4

16,0

Hoog

slopen monument

2

3

4

4

1

4

3

3

9,0

Heel Hoog

slopen overig

1

1

2

1

1

1

1,2

2

2,4

Laag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

brandveilig gebruik gebr.vergun. kwetsbare groepen

5

4

3

2

2

5

3,5

4

14,0

Hoog/Heel hoog

brandveilig gebruik gebr.vergun. niet-kwetsb. groep

3

3

2

2

2

4

2,7

4

10,8

Gemiddeld

brandveilig gebruik gebruiksmelding > 50 personen

4

3

2

2

2

4

2,8

4

11,2

Gemiddeld

brandveilig gebruik gebruiksmeld. kamergewijz. verh

3

2

2

1

2

3

2,2

3

6,6

Gemiddeld

brandveilig gebruik overig

3

2

2

1

1

2

1,8

3

5,4

Laag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

gebruik strijd BP onrechtmatige bewoning

2

4

2

2

3

4

2,8

4

11,2

Gemiddeld

gebruik strijd BP buitengebied gevaar of overlast

3

4

3

3

3

3

3,2

3

9,6

Hoog

gebruik strijd BP buitengebied overig

2

2

2

3

2

2

2,2

3

6,6

Laag

gebruik strijd BP bedrijfsmatig

3

3

3

3

3

3

3

4

12,0

Gemiddeld

gebruik strijd BP overig

2

2

1

2

1

2

1,7

2

3,4

Laag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.2 Leefbaarheid

ONDERWERPEN

Fysieke veiligheid

Sociale kwaliteit

Financieel/ econom . schade

Natuur/cultuur

Volksgezondheid

Bestuurlijk imago

gem. neg. effect

kans

risico

Prioritering

afval drugs chemisch

3

5

4

5

3

3

3,8

2

7,6

Hoog/Heel Hoog

afval drugs hennepgerelateerd

1

4

1

3

1

3

2,2

4

8,8

Gemiddeld

afval asbest

1

2

2

2

4

2

2,2

4

8,8

Gemiddeld

afval illegaal dumpen buitengebied

1

3

1

3

1

3

2

4

8,0

Gemiddeld

afval wijze van aanbieden

1

2

1

1

1

3

1,5

4

6,0

Gemiddeld

Parkeerexcessen

3

3

2

1

1

4

2,33

3

7

Hoog/Heel Hoog

parkeren overig , niet zijnde auto’s (o.a. caravans, fietsen, aanhangwagens)

2

2

1

1

0

2

1,3

4

5,2

Gemiddeld

autowrakken

2

3

2

2

1

2

2

2

4,0

Laag (rond jaarwisseling hoog)

verkeer natuurgebied (o.a. mountainbikers, ruiters)

3

3

2

4

1

2

2,5

5

12,5

Gemiddeld

honden poep/aanlijnen

1

4

1

1

1

3

1,8

5

9,0

Gemiddeld

agressieve honden

3

4

2

0

0

4

2,2

3

6,6

Hoog

dieren overig

1

2

1

3

2

3

2

2

4,0

Laag

uitstallingen/reclame uitingen

1

2

1

1

0

3

1,3

4

5,2

Gemiddeld

illegaal plaatsen object in openbare ruimte (steiger, hoogwerker etc.)

3

3

3

1

0

2

2

4

8

Gemiddeld

plakken/bekladden

0

3

2

2

0

3

1,7

4

6,8

Gemiddeld

evenementen vergunningsplichtig grootschalig

3

3

4

1

3

5

3,2

4

12,8

Hoog/Heel Hoog

evenementen vergunningsplichtig kleinschalig

2

1

2

1

2

3

1,8

3

5,4

Gemiddeld

evenementen meldingplichtig

1

1

1

1

1

1

1

3

3,0

Laag

standplaatsen/venten

2

2

2

1

1

1

1,5

2

3,0

Laag

nachtregister campings

0

2

2

1

0

3

1,3

4

5,2

Gemiddeld (hotspots hoog)

illegaal kamperen

1

3

1

2

1

2

1,7

2

3,4

Laag

vuurwerk (gebruik)

3

4

3

2

2

3

2,8

5

14,0

Gemiddeld (hotspots hoog)

vuur stoken

1

2

2

2

1

1

1,5

2

3,0

Laag (vreugdevuren hoog)

woonoverlast (m.u.v. onrechtmatige bewoning)

1

3

2

0

2

3

1,8

4

7,2

Gemiddeld (hotspots hoog)

overlast openb. geest. en extramurale gezondheidszorg

3

4

2

0

2

4

2,5

4

10,0

Gemiddeld (hotspots hoog)

overlast jeugd

2

4

3

1

2

4

2,7

4

10,8

Gemiddeld (hotspots hoog)

overlast dak- en thuislozen

1

3

3

1

1

4

2,2

4

8,8

Gemiddeld (hotspots hoog)

overlast gebruik/handel drugs in openbare ruimte

1

4

1

1

1

3

1,8

3

5,4

Gemiddeld (hotspots hoog)

Hotspots van verkeersoverlast in de wijk

3

4

1

1

2

4

2,5

4

10

Gemiddeld

APV overig

2

2

2

2

2

2

2

2

4,0

Laag

 

 

2.3 Bijzondere onderwerpen

 

ONDERWERPEN

Sociaal/maatschap. impact

Financieel/ econom . schade

Bestuurlijk imago

gem. neg. effect

kans

risico

Prioritering

BRP

2

4

2

2,66

4

10,66

Hoog/Heel hoog

 

 

 

 

 

 

 

 

Gebieds- en huisverboden

3

2

3

2,66

2

5,33

Gemiddeld

Drugs

4

1

4

3

3

9,0

Hoog

Horeca

4

1

4

3

3

9,0

Hoog

Uitbuiting

4

2

4

3,33

2

6,66

Hoog

WOS/HIC

4

2

3

3

2

6,0

Hoog

Witwassen

2

3

2

2,33

3

7,0

Hoog

Kinderopvang

4

2

4

3,33

2

6,66

Gemiddeld

Prostitutie

3

2

3

2,66

3

8,0

Gemiddeld

Ondermijning van het bestuur

3

3

4

3,33

2

6,66

Gemiddeld

 

 

 

Naar boven