Besluit van de raad van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Financiële verordening 2022 (ex. artikel 212 Gemeentewet)

Zaaknummer: Z22-038683/D22-156082

 

De raad van de gemeente Amstelveen;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de:

 

Financiële verordening 2022 (ex. artikel 212 Gemeentewet)

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • Inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin de gemeente deelneemt.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

De raad stelt, op voordracht van het college, bij aanvang van iedere raadsperiode de programma-indeling vast.

 

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

In de programmabegroting en programmarekening wordt per programma een overzicht gegeven van de toedeling van lasten en baten naar taakvelden.

 

Artikel 4 Kaders begroting

Het college biedt uiterlijk in de laatste vergadering voor het zomerreces aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

 

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma;

  • 2.

    De raad autoriseert investeringskredieten via de begroting, of door expliciete besluitvorming via aparte kredietvoorstellen;

  • 3.

    In afwijking met artikel 5 lid 2 is het college bevoegd tot het vaststellen van kleine grondexploitaties tot een maximale kredietbehoefte van € 100.000,00, waarbij het college zich in het eerstvolgende planning en control (“P&C”)-document verantwoordt over het gebruik van de gedelegeerde bevoegdheid inclusief de hoogte van het krediet en waarbij de raad formeel dit krediet autoriseert;

  • 4.

    Verschuivingen van uitgaven in een investeringskrediet tussen jaarschijven (fasering) en hiermee samenhangende reservemutaties zijn toegestaan zonder specifiek raadsbesluit bij de jaarstukken mits het totale investeringskrediet niet wordt overschreden, de fasering maximaal 3 jaar betreft en de uitgaven passen binnen de met de raad afgesproken prestaties waarvoor het krediet is verstrekt;

  • 5.

    Indien specifieke budgetten die afwikkelen met een door de raad ingestelde bestemmingsreserve op een taakveld worden overschreden is het toegestaan de extra uitgaven te onttrekken aan deze bestemmingsreserve mits de onttrekking voldoet aan het doel van de reserve, het saldo van de reserve niet negatief wordt en dit via raadsbesluit is vastgelegd;

  • 6.

    Indien de werkelijke uitgave of inkomst lager is dan de begrote mutatie met een door de raad ingestelde bestemmingsreserve wordt volstaan met de werkelijke mutatie mits dit voldoet aan het doel van de reserve en het saldo van de reserve niet negatief wordt;

  • 7.

    Indien de mutatie voldoet aan het doel van de reserve en het saldo van de reserve niet negatief wordt zijn afwikkelingen met de volgende reserves toegestaan:

  • a.

    Resultaat (hierbij geldt de uitzondering dat een negatief saldo wel is toegestaan);

  • b.

    Dekking kapitaallasten

  • c.

    Vervanging bedrijfsmiddelen;

  • d.

    Bedrijfsvoeringsfondsen;

  • e.

    Overige egalisatiereserves;

  • f.

    Monumentenzorg;

  • g.

    FLO kosten brandweer;

  • h.

    Startkoop Amstelveen en startersleningen;

  • i.

    Eventuele overige door de raad bij afzonderlijk besluit toegevoegde reserves;

  • 8.

    In de begroting wordt een specificatie opgenomen per bestemmingsreserve, waarbij inzichtelijk wordt gemaakt welke taakvelden afwikkelen met welke reserve;

  • 9.

    Het overzicht incidentele baten en lasten per programma heeft de volgende uitgangspunten:

  • a.

    Indachtig de notitie van de commissie Besluit begroting en verantwoording (“commissie BBV”) zijn structurele lasten en baten de regel en incidentele lasten en baten de uitzondering;

  • b.

    Als sprake is van een uitzondering in de vorm van incidentele baten en lasten dan wordt deze post apart vermeld als het hoger is dan 1% van het begrotingsvolume;

  • c.

    alle bestemmingsreserves zijn incidenteel met uitzondering van "dekking kapitaallasten";

  • d.

    winstafdrachten worden apart beoordeeld;

  • e.

    het rekeningresultaat is incidenteel;

  • f.

    indien het inzicht wordt vergroot door een individuele post te benoemen wordt deze in het overzicht verwerkt en toegelicht;

  • 10.

    Het bepalen van de kosten en opbrengsten van grondexploitaties heeft de volgende uitgangspunten:

  • a.

    in principe worden de kosten en opbrengsten vooruitgerekend naar de eindwaarde;

  • b.

    alleen via specifiek raadsbesluit kan worden afgeweken van dit uitgangspunt en is het mogelijk de kosten en opbrengsten terug te rekenen naar de netto contante waarde;

  • 11.

    Begrotingsonrechtmatigheden die binnen de beleidskaders van de raad passen zijn in de volgende situaties rechtmatig:

  • a.

    budgetoverschrijdingen die geheel of grotendeels worden gecompenseerd door direct gerelateerde opbrengsten, bijvoorbeeld via subsidies of kostendekkende omzet;

  • b.

    budgetoverschrijdingen bij open einde (subsidie)regelingen;

  • c.

    budgetoverschrijdingen die optreden rondom de jaarovergang, passend binnen de beleidskaders maar waarvoor geen begrotingswijziging meer kan worden aangeleverd bij de raad voor het begrotingsjaar, zoals bijvoorbeeld het actualiseren van voorzieningen;

  • d.

    afschrijvings- en financieringslasten in latere jaren.

 

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van twee tussentijdse rapportages over de voortgang van de uitvoering van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar. De rapportages geven een prognose van de verwachte einduitkomst van het jaar;

  • 2.

    In de tussentijdse rapportages worden (verwachte) afwijkingen op de geraamde baten en de lasten van taakvelden en gevoteerde investeringskredieten groter dan € 100.000,00 toegelicht, alsmede lagere financiële afwijkingen en inhoudelijke afwijkingen die bestuurlijk relevant zijn.

 

Artikel 7 Informatieplicht

Onverminderd artikel 169, tweede lid van de gemeentewet geldt voor het college in ieder geval een actieve informatieplicht voor onderstaande gevallen:

  • a.

    Wanneer aan het college bekend is dat de door de raad vastgestelde budgetten worden overschreden, in die zin dat er reden kan zijn tot bijsturing door de raad dan wel de overschrijding groter is dan 5% met een minimum van € 200.000,00;

  • b.

    Wanneer aan het college bekend is dat door de raad vastgestelde prestaties in betekenende mate niet worden gerealiseerd;

  • c.

    Wanneer aan het college bekend is dat door de raad vastgestelde realisatietermijnen, verbonden aan enig project van groot belang, niet zullen worden gehaald en de termijnoverschrijding naar verwachting meer dan 4 maanden zal bedragen dan wel een belangrijk project door toedoen van derden stagneert;

  • d.

    Wanneer aan het college bekend is dat de gemeente door derden aansprakelijk is gesteld voor een bedrag dat naar verwachting de € 200.000,00 overschrijdt;

  • e.

    Wanneer aan het college bekend is dat het risicoprofiel omtrent de realisatie van programmadoelstellingen, respectievelijk investeringswerken of grondexploitaties / locatieontwikkelingsprojecten een wezenlijke wijziging ondergaat.

 

Artikel 8 EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort (zie Wet houdbare overheidsfinanciën) hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa & niet uit balans blijkende verplichtingen

  • 1.

    Afschrijving vindt als regel lineair plaats. Via apart raadsbesluit kan in specifieke gevallen worden besloten tot annuïtaire afschrijving;

  • 2.

    Slijtende investeringen worden vanaf het boekjaar volgend op het jaar na oplevering afgeschreven in de verwachte gebruiksduur;

  • 3.

    Op grondbezit met economisch nut (buiten de openbare ruimte) wordt niet afgeschreven;

  • 4.

    Investeringen tot € 100.000 (en in het geval van Gemeentebelastingen Amstelland tot € 50.000) worden niet geactiveerd en direct in de lasten verantwoord;

  • 5.

    Voorbereidingskredieten (niet zijnde grondexploitaties) worden direct in de lasten verantwoord en niet geactiveerd;

  • 6.

    Materiële en immateriële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de afschrijvingstabel die wordt opgenomen in de jaarrekening;

  • 7.

    Ingeval van bruto-activering, waarbij de kapitaallasten van een investering gedurende de looptijd worden gedekt via een bestemmingsreserve, geldt een rekenrente van 0% ten aanzien van zowel het activum als de bestemmingsreserve;

  • 8.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht;

  • 9.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden direct ten laste van de exploitatie gebracht;

  • 10.

    Een saldo voor agio of disagio wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht;

  • 11.

    Met inachtneming van artikel 53a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (“BBV”) worden in de toelichting op de balans de financiële verplichtingen vermeld waaraan de gemeente voor toekomstige jaren is verbonden (voor inkoop- en huurcontracten) en die meer bedragen dan € 400.000,00.

 

Artikel 10 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor debiteuren sociale zekerheid wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd volgens de volgende berekeningswijze:

  • a.

    Bij het bepalen van de hoogte van de voorziening wordt aangesloten op de landelijke CBS-codes die worden gehanteerd in het Registratiesysteem voor de klantendossiers;

  • b.

    Vorderingen boven de € 10.000,00 worden individueel beoordeeld, waarbij op basis van leeftijd en aflossingsbedragen de inbaarheid wordt bepaald.

  • 2.

    Voor de overige debiteuren (inclusief belastingdebiteuren en begraafplaats) wordt afhankelijk van de ouderdom van de openstaande posten volgens de volgende percentages een voorziening wegens mogelijke oninbaarheid gevormd:

  • a.

    Ouderdom vordering groter dan drie jaar wordt voor 100% oninbaar geschat;

  • b.

    Ouderdom vordering groter dan twee jaar en t/m drie jaar wordt voor 50% oninbaar geschat;

  • c.

    Ouderdom vordering groter dan 1 jaar en t/m twee jaar wordt voor 25% oninbaar geschat;

  • d.

    Ouderdom t/m 1 jaar wordt voor 0% oninbaar geschat;

  • e.

    Naast de ouderdomsbeoordeling wordt elke factuur groter dan € 25.000,00 euro individueel beoordeeld op mogelijke oninbaarheid en de hiermee samenhangende dotatie aan de voorziening.

 

Artikel 11 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college zorgt voor een actuele nota reserves en voorzieningen met een algemeen, meerjarig beleidskader inzake:

  • a.

    De vorming en besteding van reserves;

  • b.

    De vorming en besteding van voorzieningen;

  • c.

    De rentetoerekening aan reserves en voorzieningen;

  • d.

    Het doel van de reserve/voorziening;

  • e.

    Een eventuele maximumstand van de reserve en/of looptijd van een reserve.

  • 2.

    De raad stelt deze nota vast;

  • 3.

    Gelet op de samenhang tussen reservepositie en weerstandscapaciteit zorgt het college in ieder geval voor afstemming met de in artikel 18 van deze verordening genoemde nota reserve- & risicobeleid. Deze afstemming kan ook het opstellen van één geïntegreerde nota inhouden.

 

Artikel 12 Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en dienstendie worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd;

  • 2.

    Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden bij het bepalen van de kostprijs in ieder geval betrokken de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), alsmede overige relevante kosten zoals vermeld en onderbouwd in de paragraaf lokale heffingen;

  • 3.

    Toerekening van de overheadkosten vindt plaats via de generieke verdeelsleutel “directe ambtelijke capaciteit” en daarbij wordt gebruik gemaakt van een in de begroting te vermelden overheadpercentage;

  • 4.

    Het college draagt zorg voor de vastlegging en consistente toepassing van overige grondslagen voor de kostentoerekening.

 

Artikel 13 Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd;

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden tenminste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd;

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd;

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

  • a.

    Leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

  • b.

    Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

  • c.

    Een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

  • d.

    Een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

  • e.

    Een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

  • f.

    Een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

  • g.

    Een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

 

Artikel 14 Vaststelling hoogte belastingen, leges en retributies

  • 1.

    Het college doet de raad voorstellen tot vaststelling van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, leges en retributies. Als regel wordt in ieder geval een tariefvoorstel voorgelegd in samenhang met de begroting, hetzij in dezelfde raadsvergadering, hetzij de maand daaropvolgend. Daarnaast kunnen ook op andere momenten tariefvoorstellen worden voorgelegd als daartoe aanleiding bestaat.

 

Artikel 15 Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college zorgt voor een actueel treasurystatuut met een uitgewerkt kader voor de uitoefening van de financieringsfunctie;

  • 2.

    De raad stelt het treasurystatuut vast.

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 16 Lokale heffingen

Met inachtneming van artikel 10 BBV geeft het college in de paragraaf “lokale heffingen” van de begroting een samenvattende schets van het vigerende beleidskader en relevante ontwikkelingen, inclusief inzicht in de opbouw van tarieven en daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten. In de paragraaf “lokale heffingen” in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkeling van de lokale heffingen in relatie tot het vigerend beleidskader.

 

Artikel 17 Financiering.

Met inachtneming van artikel 13 BBV geeft het college in de paragraaf “financiering” van de begroting een samenvattende schets van het vigerende beleidskader en relevante ontwikkelingen, alsmede inzicht in de rente-exploitatie en samenhangende rente(omslag)-berekeningen en gehanteerde rentepercentages. In de paragraaf “financiering” in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkeling van financiering in het afgesloten jaar in relatie tot het vigerend beleidskader.

 

Artikel 18 Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    Het college zorgt voor een actuele nota reserve- en risicobeleid met een algemeen, meerjarig beleidskader;

  • 2.

    De raad stelt deze nota vast;

  • 3.

    Gelet op de samenhang tussen reservepositie en weerstandscapaciteit zorgt het college in ieder geval voor afstemming met de in artikel 11 van deze verordening genoemde nota reserves en voorziening. Deze afstemming kan ook het opstellen van één geïntegreerde nota inhouden;

  • 4.

    Met inachtneming van artikel 11 BBV geeft het college in de paragraaf “weerstandsvermogen & risicobeheersing” van de begroting een samenvattende schets van het vigerende beleidskader en relevante ontwikkelingen. In de paragraaf “weerstandsvermogen & risicobeheersing” in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkelingen in het afgesloten jaar in relatie tot het vigerend beleidskader.

 

Artikel 19 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college zorgt voor een actueel meerjarig beleidskader betreffende de borging van de duurzame instandhouding van de gemeentelijke activa (gebouwen, riolen, (water)wegen, openbaar groen, kunstwerken, straatmeubilair, openbare verlichting en verkeersregelinstallaties). Daartoe maakt het college naar behoefte, gebruik van een overkoepelende nota activabeleid en/of aparte nota’s voor specifiek activacategorieën, zoals een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), een Beeldkwaliteitsplan en een nota Wegen;

  • 2.

    De raad stelt deze nota en/of nota’s vast;

  • 3.

    Met inachtneming van artikel 12 BBV geeft het college in de paragraaf “onderhoud kapitaalgoederen” van de begroting een samenvattende schets van het vigerende beleidskader en relevante ontwikkelingen. In de paragraaf “onderhoud kapitaalgoederen” in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkelingen in het afgesloten jaar in relatie tot het vigerend beleidskader.

 

Artikel 20 Bedrijfsvoering

Met inachtneming van artikel 14 BBV geeft het college in de paragraaf “bedrijfsvoering” van de begroting en de rekening een schets van de stand van zaken en beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

 

Artikel 21 Verbonden partijen

Met inachtneming van artikel 15 BBV geeft het college in de paragraaf “verbonden partijen” van de begroting en de rekening schets van de stand van zaken en ontwikkelingen ten aanzien van de verbonden partijen.

 

Artikel 22 Grondbeleid

  • 1.

    Het college legt vóór of gelijktijdig met de behandeling van de jaarstukken de actualiseringen van de gronden in exploitaties en overige locatieontwikkelingsprojecten voor, welke de raad vaststelt;

  • 2.

    Het college zorgt voor en besluit over een actuele grondprijzentabel;

  • 3.

    Het college zorgt voor een actuele nota grondbeleid en de raad stelt deze vast;

  • 4.

    In de paragraaf “grondbeleid” van de begroting beschrijft het college het beleidskader. in de paragraaf “grondbeleid” in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkelingen in het afgesloten jaar betreffende het grondbeleid in relatie tot het vigerend beleidskader.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23 Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeentelijke organisatie;

  • b.

    Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 24 Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • 1.

    Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken binnen de gemeentelijke organisatie.;

  • 2.

    Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • 3.

    De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • 4.

    De interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • 5.

    De te maken afspraken over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • 6.

    De kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de taakvelden;

  • 7.

    Het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • 8.

    Het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • 9.

    Het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

 

Artikel 25 Interne beheersing

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel;

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de twee jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 26 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening Amstelveen vastgesteld op 8 februari 2017 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

 

Artikel 27 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2022; .

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing op het begrotingsjaar 2022 en latere begrotingsjaren;

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Financiële verordening Amstelveen 2022”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 juli 2022.

De griffier,

Debby de Heus

De voorzitter,

Tjapko Poppens

Naar boven