Gemeenteblad van Heemstede
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heemstede | Gemeenteblad 2022, 324698 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heemstede | Gemeenteblad 2022, 324698 | beleidsregel |
Privacybeleid Buitengewoon opsporingsambtenaren Gemeente Heemstede
De gemeente Heemstede heeft een gemeentebreed privacybeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen hoe de gemeente omgaat met de persoonsgegevens van haar inwoners en van andere personen waarmee zij een relatie heeft. Daarnaast wordt voor afdelingen die veel persoonsgegevens verwerken een specifiek privacybeleid opgesteld.
Dit privacybeleid betreft de verwerking van persoonsgegevens door de buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s). De gegevensverwerking door de boa’s valt aan de ene kant onder de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en aan de andere kant onder de Wet politiegegevens (Wpg). Gegevensverwerking voor de opsporingstaak valt onder de Wpg; de overige gegevensverwerkingen vallen onder de AVG.
De Wpg kent verschillende grondslagen voor het verwerken van politiegegevens. Deze staan in de artikelen 8, 9, 10, 12 en 13. Het Besluit politiegegevens buitengewoon opsporingsambtenaren (Bpg boa) beschrijft in artikel 2 dat voor de boa hiervan alleen op grond van artikel 8, 9 en 13 politiegegevens mogen worden verwerkt. Deze grondslagen worden in dit privacybeleid voor de boa’s verder uitgewerkt.
Het is belangrijk om de verwerking van persoonsgegevens voor de toezichtstaak en de opsporingstaak van elkaar gescheiden te houden. In dit beleid worden de gegevensverwerkingen voor beide wetten dan ook afzonderlijk behandeld.
Bij de omgang met gegevens passen de boa’s de volgende regels toe:
Bij de verstrekking van gegevens wordt de verstrekkingenwijzer gebruikt via https://www.natuurnetwerk.info/BRS-Verstrekkingenwijzer/.
De boa heeft toezichts- en handhavingstaken vanuit het bestuursrecht. De taken die de boa als toezichthouder uitvoert, vallen onder de AVG. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op hoe met deze gegevens wordt omgegaan. Dit is een aanvulling de werkwijze uit het gemeentebrede privacybeleid.
Vanuit de toezichthoudende taak kunnen processen verbaal opgemaakt worden, kunnen er overtredingen worden gesignaleerd, waarschuwingen worden gegeven, naheffingsaanslagen worden uitgeschreven en meldingen gedaan. Dit wordt geregistreerd in de software die de boa’s gebruiken.
Op dit moment worden de volgende toezichttaken uitgevoerd:
Eventuele toekomstige toezichtstaken worden op dezelfde manier ingericht.
Van de huisbezoeken die de boa’s in samenwerking met Publiekszaken opmaken wordt een proces-verbaal opgemaakt. Dat wordt met de afdeling Publiekszaken gedeeld. Vanuit de software die de boa’s gebruiken voor hun taken worden naheffingsaanslagen doorgezet naar Gemeentebelastingen Kennemerland-Zuid (GBKZ). Als de politie hierom verzoekt, worden de gegevens vanuit de toezichthoudende taak met de politie gedeeld. Daarmee veranderen deze gegevens in politiegegevens. Verder vindt er geen deling van de gegevens plaats.
3. De rol als opsporingsambtenaar
De taken die de boa als opsporingsambtenaar uitvoert, vallen onder de Wpg. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen artikel 8- en artikel 9-gegevens. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op het verwerken en bewaren van deze gegevens, waarna ingezoomd wordt op het delen van politiegegevens.
Artikel 8-gegevens komen voort uit de dagelijkse politietaak en kunnen gaan over verdachten, slachtoffers en andere betrokkenen. Bij het verwerken van deze gegevens worden alleen die gegevens opgenomen die nodig zijn om de zaak te behandelen.
Gedurende het eerste jaar na de datum van eerste verwerking (vastlegging) van de gegevens worden deze -indien nodig- verwerkt voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak. Iedereen die geautoriseerd is voor het kunnen inzien en gebruiken van deze gegevens heeft gedurende dit jaar ruime toegang tot deze gegevens.
Na dit eerste jaar kunnen de gegevens gedurende vier jaar geraadpleegd worden met een gerichte zoekopdracht. Als dit nodig is voor de dagelijkse politietaak worden de gegevens die opgeslagen zijn geautomatiseerd vergeleken met politiegegevens die nog in het eerste verwerkingsjaar zitten. Hiermee wordt onderzocht of er een verband bestaat tussen deze gegevens. Als er een verband blijkt te bestaan, kunnen de gegevens verder verwerkt worden. Eventueel is het ook mogelijk dat deze gegevens artikel 9-gegevens worden.
Na afloop van de vier jaar waarin de gegevens alleen met een gerichte zoekopdracht worden benaderd, worden de gegevens nog vijf jaar bewaard. Gedurende deze termijn worden de gegevens -indien nodig- gebruikt voor het afhandelen van klachten en voor audits of een controle door de Autoriteit Persoonsgegevens. Ook kunnen ze tijdens deze bewaartermijn verwerkt worden voor wetenschappelijk onderzoek en statistiek. Alleen in opdracht van het bevoegd gezag worden de gegevens opnieuw ter beschikking gesteld voor vernieuwde verwerking. Na afloop van de bewaartermijn worden de gegevens vernietigd.
In figuur 1 zijn de verwerkingstermijnen schematisch opgenomen.
Bij artikel 9-gegevens is er sprake van het verwerken van gegevens die gericht zijn op bepaalde personen of gebeurtenissen. Op dit moment verwerkt de gemeente deze gegevens niet. . Op het moment dat de gemeente deze gegevens gaat verwerken wordt conform de daarvoor geldende regels gewerkt en dit privacybeleid op dat onderdeel aangepast.
Op basis van artikel 13 Wpg kunnen gegevens die oorspronkelijk zijn verwerkt als artikel 8- of artikel 9-gegevens verder verwerkt worden. Dit gebeurt vaak landelijk. Daarbij kan de verwerkingsverantwoordelijke zelf een artikel 13-verwerking starten, nadat deze een bijbehorend artikel 13-protocol heeft opgesteld.
Op dit moment zijn er nog geen artikel 13-verwerkingen voor boa’s bekend. Op het moment dat deze komen, wordt conform de daarvoor geldende regels gewerkt en dit privacybeleid op dat onderdeel aangepast.
3.4 Beoordeling grondslag verwerken politiegegevens bij de opsporingstaak
De scheidslijn tussen artikel 8- en artikel 9-gegevens is niet altijd eenduidig. Het is daarbij wel belangrijk om te weten wat de grondslag van de gegevensverwerking is, omdat beide grondslagen andere voorwaarden en verwerkingstermijnen kennen. Om te beoordelen of het een artikel 9-verwerking is, wordt gebruik gemaakt van de volgende richtlijn, waarbij de opgenomen volgorde ook de volgorde van de beslissing is:
In sommige gevallen kan een artikel 8-verwerking een artikel 9-verwerking worden, waarbij dan een grote hoeveelheid gegevens wordt verwerkt. Hierbij kan bijvoorbeeld sprake zijn geweest van ernstige overlast in een woonwijk of het dumpen van afval in het bos. Aanvankelijk is er sprake van een melding in de dagelijkste opsporingstaak, maar dit kan uiteindelijk voldoende aanleiding geven om gericht allerlei informatie te verzamelen om de probleemsituatie te analyseren. Een ander voorbeeld is het opbouwen van een dossier rondom een veelpleger, waarbij gericht allerlei gegevens worden verzameld en opgenomen in het dossier.
Als meerdere opsporingsambtenaren samenwerken bij bijvoorbeeld een horeca- of brandweercontrole en er is sprake van strafbare feiten, dan kan de verwerking aangewezen worden als artikel 9-verwerking. Bij dergelijke samenwerkingen treedt de boa vaak op als toezichthouder en niet als opsporingsambtenaar, waarbij de gegevens die door de toezichthouder worden vastgelegd niet onder de Wpg vallen, maar onder de AVG (zie hoofdstuk 2).
Het afschermen van gegevens is niet zonder meer toegestaan, omdat de Wpg verplicht gegevens te delen met iedereen die die gegevens nodig heeft voor het werk. Het ter beschikking stellen van politiegegevens kan alleen worden geweigerd of aan beperkende voorwaarden worden onderworpen als dat is opgenomen in artikel 2:13 van het Bpg. Deze weigeringsgronden zijn beperkt en limitatief. Bijvoorbeeld de angst dat gegevens door collega’s worden geraadpleegd voor eigen belang of uit sensatiezucht is geen reden voor afscherming. De gemeente hanteert daarom een zorgvuldig integriteitsbeleid dat voorkomt dat uit nieuwsgierigheid gegevens worden geraadpleegd. Daarnaast worden alle verwerkingen gelogd, waardoor alle handelingen altijd traceerbaar zijn.
3.5 Soorten verwerkingen politiegegevens
De boa’s hebben vanuit de politie via een ‘Domeinlijst Boa Openbare Ruimte gemeente Heemstede’ een specifieke bevoegdheid gekregen voor de opsporing van strafbare feiten. In deze lijst is per wet en artikel geëxpliciteerd wat de boa’s mogen doen. De boa’s treden niet buiten de gekregen bevoegdheid.
3.6 Samenwerking en verstrekking
Politiegegevens moeten worden gedeeld met iedereen die deze gegevens nodig heeft voor zijn werk: de gegevens worden ter beschikking gesteld. Dit is de ‘free flow of information’, waarbij altijd het ‘need-to-knowprincipe’ geldt. De boa’s van de gemeente Heemstede zijn integer en raadplegen en verstrekken geen gegevens die zij niet mogen raadplegen of verstrekken. Daarbij logt de gemeente de handelingen van zijn boa’s, zodat altijd te achterhalen is wie welke gegevens heeft geraadpleegd of verstrekt. Bij de eerste beoordeling van de verstrekking wordt gebruik gemaakt van het schema in bijlage 3. De verstrekking wordt daarbij gedocumenteerd.
Boa’s en politie delen op verschillende manieren gegevens met elkaar:
Opvragen van informatie via de meldkamer of de C200-portofoon
De gemeente Heemstede heeft met de politie afgesproken dat informatie bij de politie kan worden opgevraagd. Het gaat hierbij vooral om gevaarindicaties en antecedentgegevens die relevant zijn voor de veiligheid van de boa of om een zaak goed af te handelen als er bijvoorbeeld sprake is van een recidive. Hierbij worden bij de overweging of gegevens gevraagd worden altijd het noodzakelijkheids-, subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel toegepast: zijn deze gegevens echt nodig, kan ik mijn doel niet bereiken op een manier die een kleinere impact heeft op de betrokkene en staat het verwerken van deze gegevens wel in verhouding tot de inbreuk op de privacy van de betrokkene?
Politie en boa’s gaan samen op pad
Als politie en boa’s samen optrekken, kunnen de noodzakelijke gegevens direct worden gedeeld en zo ter beschikking zijn gesteld. Er kan hierbij sprake zijn van twee situaties:
Informatie-uitwisseling via een briefing van de politie
Ook het bijwonen van een briefing van de politie is een vorm van ter beschikking stellen. De chef van de politie beoordeelt daarbij aan de hand van het noodzakelijkheids-, subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel welke gegevens deze tijdens de briefing met de boa’s deelt.
Verstrekken aan partners buit en het Wp g -domein
In de Wpg is vastgelegd aan welke partijen buiten het Wpg-domein gegevens mogen worden verstrekt. Elke verstrekking wordt geadministreerd, zodat de betrokkene bij een inzageverzoek kan zien aan wie gegevens zijn verstrekt. Bij de beoordeling aan wie welke gegevens mogen worden verstrekt maakt de gemeente gebruik van de verstrekkingenwijzer via: https://www.natuurnetwerk.info/BRS-Verstrekkingenwijzer/.
In het Bpg boa zijn twee verstrekkingsmogelijkheden omschreven, die de politie niet heeft. Het gaat hierbij om opsporingsgegevens die de boa zelf heeft verzameld en mogelijk heeft verrijkt:
Bij verstrekkingen buiten het Wpg-domein wordt in een register bijgehouden welke gegevens op welke datum aan wie zijn verstrekt.
3.7 Register verwerking politiegegevens
Ook de Wpg verplicht een register van gegevensverwerkingen, waarbij in dit register meer gegevens moeten worden opgenomen dan op basis van de AVG. De gemeente heeft daarom een apart verwerkingsregister voor politiegegevens, naast het algemene verwerkingsregister.
In het Bpg staat beschreven dat twee jaren na de inwerkingtreding van de wet de verwerkingsverantwoordelijke een externe privacy audit moet laten uitvoeren, conform de Regeling periodieke audit politiegegevens. Daarna moet dit elke vier jaar gebeuren. Daarnaast moet jaarlijks een interne audit plaatsvinden, waarbij deelaspecten worden bekeken. De uitvoering van de periodieke controle is opgenomen in de ‘Auditplanning Wet politiegegevens Heemstede en Bloemendaal 2021-2025’.
Betrokkenen hebben rechten. Dit wordt zowel in de AVG als de Wpg vermeld. De rechten van betrokkenen worden op dezelfde manier benaderd als in het gemeentebrede privacybeleid.
De betrokkene heeft het recht ervan op de hoogte te zijn dat zijn gegevens worden verwerkt voordat de verwerking plaatsvindt. Op de website is daarom naast de algemene privacyverklaring een privacyverklaring, specifiek voor politiegegevens opgenomen.
Een verzoek om inzage en een verzoek om verbetering en vernietiging van de politiegegevens kan worden afgewezen als dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is voor:
Ook kan het verzoek afgewezen worden als het om een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek gaat.
In alle gevallen wordt de reden van afwijzing geregistreerd.
5. Beveiliging van politiegegevens
Bij de verwerking van de politiegegevens voldoet de gemeente aan de eisen vanuit de BIO. Bij het verstrekken van autorisaties tot de software waarin de politiegegevens worden verwerkt, wordt gebruik gemaakt van een autorisatiematrix voor het verwerken van politiegegevens. In geval van een toekomstige verwerking van artikel 9-gegevens worden de autorisaties voor de specifieke casus verleend door de bevoegd functionaris.
In de gebruikte software wordt vastgelegd wie wanneer heeft ingelogd, wie wat heeft vastgelegd en wie wat heeft bekeken. Elke drie maanden worden de logs gecontroleerd op onregelmatigheden.
Voor datalekken gelden dezelfde regels zoals in het algemene privacybeleid gesteld.
In dit beleid worden de volgende begrippen gebruikt, die afwijken van of niet voorkomen in de AVG.:
Dit zijn gegevens die worden verwerkt in het kader van de dagelijkse politietaak. Dit gaat over zaken als wildplassen, foutief aanbieden van afval, alcohol gebruiken op de openbare weg en loslopende honden. Ook het opmaken van proces-verbaal bij reizen zonder geldig vervoerbewijs, onrechtmatig afgeschoten wild of tuinafvaldump valt hieronder.
Dit zijn gegevens die worden verwerkt in het kader van zogenaamde gerichte verwerkingen. Hierbij kan gedacht worden aan onderzoeken waarbij bijzondere opsporingsbevoegdheden worden ingezet, zoals het plaatsen van een baken onder een auto bij verdenking van stroperij of stelselmatige observatie bij verdenking van bepaalde strafbare feiten.
De Wet politiegegevens kent een bewaartermijn; deze volgt op de verwerkingstermijn. Tijdens de bewaartermijn zijn gegevens buiten de operationele omgeving geplaatst, maar nog niet fysiek vernietigd.
Gedurende de bewaartermijn kunnen de gegevens gebruikt worden voor het afhandelen van klachten en voor audits of een controle door de Autoriteit Persoonsgegevens. Verder geldt dat deze gegevens onder bepaalde omstandigheden ter beschikking kunnen worden gesteld voor hernieuwde verwerking. Ze komen dan als het ware opnieuw tot leven in een actueel opsporingsonderzoek. Gegevens mogen gedurende de bewaartermijn ook verwerkt worden voor wetenschappelijk onderzoek en statistiek.
Het in de akte vermelde maatschappelijke deelterrein waarop de boa werkzaam is:
In artikel 6:5, lid 1 Besluit politiegegevens is beschreven dat twee jaar na inwerkingtreding van de Wet politiegegevens de verwerkingsverantwoordelijke een privacy audit moet laten uitvoeren. Dit moet gebeuren volgens de regels uit de Regeling periodieke audit politiegegevens. Daarna moet dat elke vier jaar gebeuren. De audit heeft betrekking op de manier waarop de verwerkingen zijn georganiseerd, de maatregelen en procedures die daarop van toepassing zijn en de werking van deze maatregelen en procedures. Omdat het Besluit politiegegevens boa in 2019 in werking is getreden, moet deze eerste audit in 2021 worden uitgevoerd.
In principe moeten politiegegevens gedeeld worden met eenieder die de gegevens nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het ter beschikking stellen van politiegegevens is beschreven in artikel 15 van de Wet politiegegevens. Uitgangspunt is dat politiegegevens onder voorwaarden kunnen worden gedeeld met een ieder die de gegevens nodig heeft voor zijn (opsporings)taak.
Het met een binaire zoeksleutel van (een) trefwoord(en) zoeken van bepaalde politiegegevens. Het resultaat van deze gerichte zoekslag is een uitkomst in de zin van ‘hit/no hit’.
Plicht tot geheimhouding van politiegegevens. Iedereen die over politiegegevens beschikt, is verplicht tot geheimhouding. De uitzonderingen op deze geheimhoudingsplicht staan beschreven in paragraaf 3 van de Wet politiegegevens: de verstrekkingen. Als gegevens worden verstrekt, reist de geheimhoudingsplicht mee. Ze vallen na verstrekking onder de AVG: de ontvanger mag de gegevens alleen verwerken voor het doel waarvoor hij ze heeft verkregen en verder is nog steeds de geheimhoudingsverplichting van kracht.
De ontvanger van de politiegegevens moet de gegevens nodig hebben voor de uitvoering van zijn taak.
De minister van Justitie en Veiligheid verleent een titel van opsporingsbevoegdheid als de noodzaak voor (extra) opsporingsbevoegdheid is aangetoond en de betreffende persoon heeft voldaan aan de betrouwbaarheidseis en bekwaamheidseis. Deze toekenning gebeurt formeel tijdens de beëdiging van de persoon als boa door of namens de minister van Justitie en Veiligheid.
De opsporing van strafbare feiten, bedoeld in de akte of aanwijzing van opsporingsbevoegdheid, bedoeld in artikel 142, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering.
Persoonsgegevens, die verwerkt worden in het kader van de opsporingstaak. Te denken valt hierbij aan de persoonsgegevens van verdachten, getuigen en slachtoffers, maar ook camerabeelden en biometrische gegevens. Hiervoor geldt de Wet politiegegevens.
De rechten van betrokkenen zijn in de AVG en de Wet politiegegevens verschillend opgesteld. Het recht op inzage kan onder de Wet politiegegevens bijvoorbeeld worden beperkt. De Memorie van Toelichting geeft aan dat dit onder meer van toepassing is ter voorkoming van nadelige gevolgen voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten en de bescherming van de rechten en vrijheden van derden. Dit is terug te zien in artikel 27 van de Wet politiegegevens. Het recht op inzage en rectificatie zijn geen absolute rechten. Deze rechten kunnen worden beperkt vanwege zwaarder wegende belangen, zoals het belang van opsporingsonderzoek of van strafvervolging.
Het delen van politiegegevens binnen het domein van de Wet politiegegevens. Dit is beschreven in artikel 15 van de Wet. Een synoniem is ‘free flow of information’. In principe moeten politiegegevens gedeeld worden met eenieder die de gegevens nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak.
Daarbij geldt het altijd het ‘need-to-kow-principe’: de ontvanger moet de gegevens nodig hebben voor zijn taak. De strekking van de wet is dat het breed delen van gegevens de kwaliteit van het werk verbetert.
Het delen van politiegegevens buiten het domein van de Wet politiegegevens. Denk hierbij aan Bureau Halt, de burgemeester, Belastingdienst of het Centraal Justitieel Incassobureau. Ook in een samenwerkingsverband kunnen, onder voorwaarden, politiegegevens verstrekt worden aan partners, zoals een woningbouwvereniging of winkeliers.
In het Besluit politiegegevens boa zijn twee mogelijkheden beschreven om te verstrekken die niet voor de politie gelden. Artikel 6 en 7 van het Besluit politiegegevens boa spreken over verstrekken van opsporingsgegevens die een boa zelf heeft verzameld en mogelijk heeft verrijkt. Artikel 6 biedt de mogelijkheid om -als boa-werkgever- vaak voor een specifieke groep boa’s structureel verstrekken mogelijk te maken aan een instantie. De officier van justitie moet met de verstrekking akkoord gaan, er moet een zwaarwegend belang zijn en er moet een publicatie over komen in de Staatscourant. Artikel 7 biedt de optie om opsporingsgegevens te verstrekken ten behoeve van de toezichtstaak, voor zover het toezicht binnen hetzelfde boa-domein plaatsvindt. Dit artikel is zowel van toepassing als een boa gegevens wil delen met een partner, als wanneer zijn eigen rol verandert van opsporing naar toezicht.
De termijn waarbinnen politiegegevens mogen worden verwerkt. Artikel 8 gegevens hebben een andere verwerkingstermijn dan artikel 9 gegevens. De Wet politiegegevens kent ook een bewaartermijn; deze volgt op de verwerkingstermijn.
Voor de boa geldt dat zijn werkgever verwerkingsverantwoordelijke is. De verwerkingsverantwoordelijke draagt de gehele verantwoordelijkheid dat politiegegevens worden verwerkt volgens de regels van de Wet politiegegevens.
Gelet op de grote impact die het gebruik van opsporingsbevoegdheid en geweldsmiddelen op burgers en ondernemingen kan hebben, blijven deze bevoegdheden een privilege dat voorbehouden is aan de overheid. Dit betekent dat boa’s in beginsel in bezoldigde dienst moeten zijn van een publiekrechtelijk rechtspersoon of een privaatrechtelijk rechtspersoon. Voor de gemeente Heemstede geldt dat die voldoet aan de volgende voorwaarden:
de lokale driehoek is het overleg dat plaatsvindt over de taakuitvoering van de politietaken, namelijk door de burgemeester, de (hoofd)officier van justitie, de lokale politiechef en zo nodig de korpschef. De lokale driehoek moet instemmen met het onderbrengen van de betreffende boa-taken in de betreffende rechtspersoon. Het is raadzaam om voor de organisatorische inbedding instemming van de lokale driehoek te vragen. Dit sluit aan op het vereiste van inbedding in het lokale veiligheidsbeleid;
Op het algemene uitgangspunt dat boa’s in bezoldigde dienst moeten zijn van een overheidsorgaan zijn drie uitzonderingen mogelijk:
functies betreffende de uitoefening van specifieke en beperkte taken waarmee een zwaar maatschappelijk belang is gemoeid. Hierbij kan gedacht worden aan boa’s die van oudsher taken uitvoeren voor een particuliere werkgever met een publieke taak belast of gevallen waarbij als uitvloeisel van privatiseringsoperaties specifieke opsporingsbevoegdheden zijn overgeheveld van de publieke naar de private sector. In dat geval is het dus mogelijk dat de boa niet in overheidsdienst is en ook dat de boa geen loon ontvangt van de betrokken particulier werkgever. Er moet wel sprake zijn van een gezagsverhouding tussen de particuliere werkgever en de boa;
inhuur van een particuliere functionaris voor boa-functies. Een overheidsorgaan of een particuliere werkgever kan onder de voor het betreffende domein geldende voorwaarden een particuliere functionaris inzetten voor de uitoefening van de opsporingsbevoegdheden in domein I tot en met IV. Hierbij heeft deze boa een arbeidsovereenkomst met een particuliere werkgever en ontvangt van deze werkgever loon. Voor ingehuurde boa’s geldt, dat zij moeten voldoen aan dezelfde eisen en gehouden zijn aan dezelfde voorwaarden zoals deze gelden voor niet-ingehuurde boa’s. Daarnaast worden aan de mogelijkheid van inhuur bijzondere voorwaarden gesteld; deze zijn vermeld bij het betreffende domein;
Bijlage 2 Relevante functies in de domeinen van de Wet politiegegevens
In het kader van de Wet politiegegevens zijn de volgende functies van belang:
Het verwerken van politiegegevens is een aangelegenheid van beheer, en niet van gezag. De Wet politiegegevens richt zich dan ook vooral tot ‘de verwerkingsverantwoordelijke’. Desondanks heeft de officier van justitie vanuit zijn wettelijk gezag over de opsporing van strafbare feiten (artikel 148 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 12 Politiewet 2012) zeggenschap over het daadwerkelijke gebruik van politiegegevens die zijn verwerkt voor de strafrechtelijke handhaving van
de rechtsorde. Ook kunnen belangen van opsporing en vervolging richtinggevend zijn voor het beheer van politiegegevens.
Buitengewoon opsporingsambtenaar (boa)
De uitvoering en de handhaving van vooral bijzondere wetgeving en verordeningen van provincies, gemeenten en waterschappen, is opgedragen aan een scala aan publiekrechtelijke en aan een beperkt aantal privaatrechtelijke organisaties. Indien nodig kan aan werknemers van zo’n organisatie opsporingsbevoegdheid worden toegekend. Zij zijn dan boa. Daarvoor is nodig dat betrokkene beschikt over een titel van opsporingsbevoegdheid, over de vereiste bekwaamheid en betrouwbaarheid en over een akte van beëdiging (zie artikel 2 van het Besluit
buitengewoon opsporingsambtenaar). De titel van opsporingsbevoegdheid wordt verleend door de minister van Justitie en Veiligheid. De titel van opsporingsbevoegdheid wordt verleend als de noodzaak voor (extra) opsporingsbevoegdheid is aangetoond en de betreffende persoon heeft voldaan aan de betrouwbaarheidseis en bekwaamheidseis. Deze toekenning gebeurt formeel tijdens de beëdiging van een persoon als boa door of namens de minister van Justitie en Veiligheid.
De minister van Justitie en Veiligheid kan bepalen dat een boa geweld of vrijheidsbeperkende middelen kan gebruiken en bevoegd is tot verschillende vormen van fouillering, de zogenaamde politiebevoegdheden. Ook kunnen aan een boa geweldsmiddelen worden toegekend: handboeien, wapenstok, pepperspray, vuurwapen en surveillancehond (gecertificeerde diensthond).
Met het scala aan organisaties belast met de uitvoering en handhaving van een grote variëteit aan wettelijke regelingen is de diversiteit van boa’s een gegeven. Niet alleen het werkveld van boa’s is divers. Omdat bevoegdheden op maat worden toegekend, variëren deze evenzeer. De boa heeft in de regel beperkte opsporingsbevoegdheid die is gerelateerd aan zijn functie en taakomschrijving. De boa wordt ingezet daar waar opsporing door de politie vanwege prioritering niet gewenst is of niet mogelijk is vanwege onvoldoende deskundigheid of capaciteit bij de politie.
Een boa is dus in beginsel geen integrale handhaver met algemene opsporingsbevoegdheid die concurreert met de politie. Immers, de boa zou dan een vierjarige politieopleiding moeten hebben gevolgd om te beschikken over dezelfde bekwaamheid. De boa heeft een specifieke, afgebakende taak waarvoor hij gericht opgeleid kan worden.
Op deze manier is een boa een functionaris die uit hoofde van zijn taak, in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag, in overeenstemming met de geldende rechtsregels en met behulp van de hem daartoe beschikbaar gestelde bevoegdheden en middelen, zorgdraagt voor de opsporing van strafbare feiten en zich bezighoudt met de voorbereiding van de eventuele vervolging van deze feiten.
Dit is de ‘hoeder’ van de artikel 9 gegevens. Deze functionaris is beschreven in artikel 2:10, eerste lid, van het Besluit politiegegevens. Het moet een persoon zijn met voldoende kennis en vaardigheden over dit type gegevens. Deze functionaris beslist bijvoorbeeld wie er toegang mag hebben tot deze gegevens en of ze verstrekt kunnen worden aan een samenwerkingspartner.
Elke artikel 9-verwerking moet een bevoegde functionaris (BF) hebben, ook als dit door een boa wordt gedaan. De BF wordt aangewezen door de werkgever van de boa en heeft onder andere de volgende taken:
Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG)
De FG is een onafhankelijke functionaris die binnen de organisatie van de verwerkings-verantwoordelijke toezicht houdt op naleving van de AVG en/of de Wpg. De FG wordt door de verwerkingsverantwoordelijke aangewezen en wordt betrokken bij alle aangelegenheden die gaan over de bescherming van persoonsgegevens. De FG wordt op grond van haar of zijn professionele kwaliteiten en deskundigheid op het gebied van de wetgeving gekozen en is het eerste aanspreekpunt voor de Autoriteit Persoonsgegevens. Van belang is dat apart voor de Wet politiegegevens een FG moet worden aangewezen, aangezien de Wet politiegegevens een aantal specifieke taken
het toezien op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en op het beleid van de verwerkingsverantwoordelijke met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, met inbegrip van de toewijzing van de autorisaties, bedoeld in artikel 6, de bewustmaking en opleiding van de boa’s die zijn betrokken bij de verwerking van politiegegevens en de audits, bedoeld in artikel 33;
De privacyfunctionaris geeft advies en houdt toezicht. Deze rol komt alleen voor in de Wet politiegegevens en niet in de AVG. Bij de politie – waar bijna 70.000 mensen werken – zijn
verschillende van deze functionarissen actief. Het Besluit politiegegevens boa schrijft geen
privacyfunctionaris binnen de boa-organisaties voor. In artikel 2, lid 1 van het Besluit politiegegevens
boa staat namelijk dat artikel 34 van de Wet politiegegevens is uitgezonderd.
Dit neemt niet weg dat het verstandig kan zijn toch een privacyfunctionaris aan te stellen. Deze persoon kan een adviserende rol innemen bij bijvoorbeeld het inrichten van het verwerkingsregister, het aanwijzen van bevoegde functionarissen en andere vraagstukken vanuit de Wet politiegegevens.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-324698.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.