Convenant Integriteit Gemeente Beek 2022

Aandacht voor integriteit in het bestuur en de organisatie Gemeente Beek

Inhoudsopgave

 

Integriteit in de Gemeente Beek 3

  • Aandacht voor integriteit in het bestuur en de organisatie 3

  • Afspraken over de integriteit van het bestuur 3

  • Jaarverslagen bestuurlijke integriteit 3

  • Afspraken over de integriteit van onze medewerkers 3

  • Meldingen 4

Kader integriteit politieke ambtsdragers gemeente Beek 5

  • 1.

    Drie principes 5

    • 1.

      Onpartijdige handhaving 5

    • 2.

      Terughoudend met publiciteit 5

    • 3.

      Zorgvuldigheid tegenover vermeende schender 5

  • 2.

    Zes rollen: Wie doet wat? 6

    • 1)

      Burgemeester 6

    • 2)

      Griffier 6

    • 3)

      Secretaris 6

    • 4)

      Raad 6

    • 5)

      Seniorenconvent 6

    • 6)

      Fractievoorzitter 6

  • 3.

    Procedures bij twijfel 7

    • 3.1

      Twijfels t.a.v. eigen handelingen 7

    • 3.2

      Twijfels t.a.v. het handelen van een andere politieke ambtsdrager 7

    • 3.3

      Twijfels t.a.v. het handelen van een ambtenaar 8

Gedragscode bestuurlijke integriteit voor leden van de raad, wethouders en burgemeester 2022 9

  • Inleiding 9

  • 1.

    Algemene bepalingen 10

  • 2.

    Voorkomen van belangenverstrengeling 10

  • 3.

    Nevenfuncties 11

  • 4.

    Informatie 11

  • 5.

    Geschenken en uitnodigingen 12

    • 5.1

      Geschenken 12

    • 5.2

      Uitnodigingen 12

  • 6.

    (Buitenlandse) dienstreizen 12

  • 7.

    Gemeentelijke voorzieningen 13

  • 8.

    Bestuurlijke uitgaven 13

  • 9.

    Declaraties 13

  • I.

    Algemene Bepalingen 15

    • 1.

      Algemeen 15

  • II.

    De Meldingsfase 15

    • 2.

      Melding 15

    • 3.

      Duiding van de melding 16

  • III.

    De Onderzoeksfase 16

    • 4.

      Onderzoek 16

    • 5.

      Onderzoeksopdracht 17

    • 6.

      Kennisgeving aan betrokken politieke ambtsdrager 17

    • 7.

      Horen in de onderzoeksfase 17

    • 8.

      Onderzoeksrapport 18

  • IV.

    Politiek-Bestuurlijke Behandelingsfase 18

    • 9.

      Politiek-bestuurlijke behandeling 18

  • V.

    Slotbepalingen 18

    • 10.

      Communicatie, vertrouwelijkheid, geheimhouding en transparantie 18

    • 11.

      Aangifte 19

    • 12.

      Vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging 19

    • 13.

      Rapporteren en actualiseren 19

Integriteit in de Gemeente Beek

 

Voor de gemeente Beek is de integriteit van het bestuur en de organisatie erg belangrijk. Inwoners, organisaties en bedrijven moeten kunnen vertrouwen op het functioneren van de gemeente. Daarom besteden we veel aandacht aan de integriteit van onze raadsleden, burgemeester, wethouders, en medewerkers.

Aandacht voor integriteit in het bestuur en de organisatie

We besteden op 3 manieren aandacht aan integriteit:

  • 1.

    In het bestuur en de organisatie spreken we met elkaar regelmatig over integriteit en we volgen trainingen. Bijvoorbeeld over wat te doen bij dilemma’s. Zo is integriteit een vast onderdeel van ons professionele handelen.

  • 2.

    We maken regelingen voor bestuur en organisatie, zodat iedereen weet waar zich aan te houden. En daar zijn wij op aanspreekbaar. We houden onszelf de spiegel voor, maar vragen onze omgeving ook om ons de spiegel voor te houden.

  • 3.

    We controleren en handhaven op de afspraken. Meldingen over een mogelijke schending van integriteit door politieke ambtsdragers 1 of medewerkers pakken wij op en zo nodig volgt een onderzoek.

Afspraken over de integriteit van het bestuur

Over integer handelen van bestuurders zijn duidelijke afspraken gemaakt. Die afspraken zijn door de gemeenteraad vastgelegd in dit convenant en valt uiteen in 3 regelingen:

  • 1.

    Kader integriteit politieke ambtsdragers gemeente Beek

  • 2.

    Gedragscode bestuurlijke integriteit voor leden van de raad, wethouders en burgemeester

  • 3.

    Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers 2 gemeente Beek 2022

Wij zijn open en transparant over het functioneren van het bestuur.

  • Raadsleden, commissieleden en de leden van het college van Burgemeester & Wethouders (B&W) zijn daarom open over de nevenfuncties die zij vervullen,

  • Leden van het college van B&W maken openbaar welke kosten zij gedeclareerd hebben en welke geschenken zij ontvangen.

Jaarverslagen bestuurlijke integriteit

Het gemeentebestuur is voornemens om vanaf 2022 jaarlijks een openbaar verslag op te stellen over de bestuurlijke integriteit in dat jaar.

Afspraken over de integriteit van onze medewerkers

Uiteraard is integriteit ook in onze ambtelijke organisatie een belangrijke waarde.

Zo vragen wij van alle medewerkers die bij ons gaan werken een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). Alle medewerkers tekenen bovendien een integriteitsverklaring en worden gevraagd om de ambtseed af te leggen. Onze medewerkers beloven onpartijdig te handelen, zorgvuldig om te gaan met informatie en geen nevenfuncties te vervullen die het dagelijks werk raken.

Net als voor politieke ambtsdragers, is er voor medewerkers een gedragscode beschikbaar. Ook zijn er richtlijnen voor het melden van vermoedens van misstanden. Deze liggen vast in het Personeelshandboek.

Meldingen

Indien een burger een melding wenst te doen over eventueel niet integer handelen kan dat uiteraard. Ook dan geldt dat bij een melding minimaal concreet moet worden aangeven om welke schending van integriteit het gaat en wie het betreft. Anonieme meldingen worden in principe niet behandeld. Meldingen kunnen worden gestuurd naar:

Gemeente Beek

T.a.v. coördinator integriteit

Postbus 20

6190 AA Beek

Heeft een burger vragen over integriteit? Dan zijn wij bereikbaar op telefoonnummer 046 - 43 89 222 en kan gevraagd worden naar de coördinator integriteit. Indien gewenst kan men ook vertrouwelijk in gesprek met de coördinator. Dat kan worden aangegeven bij het verzoek.

Of mail naar integriteit@gemeentebeek.nl

Kader integriteit politieke ambtsdragers gemeente Beek

 

Dit kader appelleert aan een gedeelde opvatting over goede samenwerking en omgangsvormen. Het is wenselijk dat ieder lid van een (nieuw) gekozen raad en benoemd college van B&W deze afspraken zelf onderschrijft en handhaaft.

1. Drie principes

1. Onpartijdige handhaving

Dit kader en de geldende gedragscode bestuurlijke integriteit voor leden van de raad, wethouders en burgemeester 2022 (en de wetten waarop deze gebaseerd is) definiëren integriteitschendingen en leggen zo de morele minima vast waaraan hun handelen moet voldoen. Over die minima zijn alle partijen het eens. De kern is dat de zuiverheid van de besluitvorming door die minima wordt gewaarborgd. Omdat alle partijen het over die minima eens zijn, is er geen enkele reden de handhaving ervan inzet te maken van partijpolitiek. Ook het verschil oppositie en coalitie zou in de handhaving geen rol mogen spelen. Gebeurt dat toch dan is de kans bijzonder groot dat er in de handhaving onrecht geschiedt. Uit het beginsel van ‘onpartijdige handhaving’ volgt, dat politici van alle partijen de discipline zouden moeten opbrengen om bij de beoordeling van integriteitkwesties boven de partijen te gaan staan.

2. Terughoudend met publiciteit

De media volgen in Nederland politiek kritisch. Dat is een groot goed. Bij vermeende integriteitschendingen van politici heeft dat er echter in een aantal gevallen toe geleid dat er in de media al een (voor-)veroordeling heeft plaats gevonden, voordat er onderzoek is gedaan. Het gevolg is dat er sprake is van willekeur, dat individuele politici die (onschuldig?) onder verdenking komen te staan grote schade oplopen en dat de geloofwaardigheid van de politiek wordt aangetast. Het is daarom zaak dat alle betrokkenen bij een integriteitkwestie de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Daaruit volgt ook dat in alle stadia van de afhandeling van een kwestie de groep die er bij betrokken wordt zo klein mogelijk moet zijn. Als er uiteindelijk werkelijk van integriteitschending sprake blijkt te zijn en er een oordeel over de ernst daarvan en over een passende sanctie is gevormd, mag en moet de kwestie natuurlijk wel naar buiten worden gebracht.

3. Zorgvuldigheid tegenover vermeende schender

Iedereen die mogelijk een schending heeft begaan heeft er recht op dat er uiterste zorgvuldigheid wordt betracht in alle fasen van de handhaving. Dat begint al voordat de handeling die mogelijk een schending is, is uitgevoerd. Heb je er weet van dat iemand van plan is iets te doen dat mogelijk een integriteitschending zou betekenen, dan word je geacht hem of haar daar voor te waarschuwen en de weg te wijzen naar advies. Iedere politicus die twijfelt - uit zichzelf of op geleide van een ander - of een voorgenomen handeling een schending is heeft recht op vertrouwelijk advies. Komt iemand onder verdenking te staan dat hij een integriteitschending begaan heeft, dan dient er middels een vooronderzoek vastgesteld te worden of er überhaupt grond is voor de verdenking.

Zijn er gronden, dan moet er een objectief onderzoek volgen waar ook de context in meegenomen wordt en waarin de mate van verwijtbaarheid apart wordt beoordeeld. Als er een sanctie moet volgen, moet die sanctie passend zijn en in verhouding.

2. Zes rollen: Wie doet wat?

1) Burgemeester

  • Doet vooronderzoek of een verdenking grond heeft.

  • Geeft indien nodig opdracht voor integriteitonderzoek.

  • Betreft de verdenking de burgemeester zelf dan wordt het vooronderzoek door de plaatsvervangend voorzitter van de raad of op voordracht van het seniorenconvent door de Commissaris van de Koning gedaan.

  • Beoordeelt de resultaten van het onderzoek, legt de resultaten van het onderzoek voor aan de raad.

  • Doet eventueel aangifte.

2) Griffier

  • Is vraagbaak en geeft advies aan raadsleden over de vraag of een handeling een schending is.

  • Ondersteunt de burgemeester, de raad en individuele raadsleden bij de uitvoering van hun rol.

3) Secretaris

  • Is vraagbaak en geeft advies aan collegeleden over de vraag of een handeling een schending is.

  • Ondersteunt de individuele collegeleden bij de uitvoering van hun rol.

4) Raad

  • Beoordeelt de uitkomsten van het onderzoek.

  • Spreekt zich uit over een passende sanctie.

  • Legt eventueel de sanctie op.

5) Seniorenconvent

  • Vormt het klankbord voor de burgemeester waarmee deze tussentijds overlegd over trajecten rond vermeende schendingen.

  • Bekijkt, indien nodig, samen met de burgemeester en de griffier de agenda van de raad met het oog op mogelijke risico's op schendingen

  • Zorgt er voor dat raadsleden door hun eigen fractievoorzitter worden gewaarschuwd als zij integriteitrisico’s lopen.

6) Fractievoorzitter

  • Waarschuwt raadsleden voor integriteitrisico’s.

  • Doet eventueel een voorstel aan de fractie en aan de partijafdeling voor een op te leggen sanctie na onderzoek.

3. Procedures bij twijfel

Een politieke ambtsdrager kan twijfelen over:

  • 1.

    eigen voorgenomen of al uitgevoerde handelingen;

  • 2.

    handelingen van een andere politieke ambtsdrager;

  • 3.

    handelingen van een ambtenaar.

De correcte procedure verschilt in alle drie gevallen.

3.1. Twijfels t.a.v. eigen handelingen

(3.1.a) Een politieke ambtsdrager twijfelt over een eigen nog uit te voeren handeling. Hij vraagt de griffier respectievelijk secretaris om advies over de vraag of de voorgenomen handeling een schending is. Als de griffier respectievelijk secretaris aangeeft dat het om een ingewikkelde kwestie gaat of als de politieke ambtsdrager het niet met het advies van de griffier respectievelijk secretaris eens is, stappen ze samen naar de burgemeester. De burgemeester formuleert (eventueel na raadpleging interne en externe deskundigen) een advies. De politieke ambtsdrager volgt in principe dit advies op.

Let op: Als een politieke ambtsdrager toch van het advies van de burgemeester afwijkt, meldt de politieke ambtsdrager zelf bij de raad respectievelijk het college van B&W dat er van het advies wordt afgeweken. Gebeurt dat niet, dan meldt de burgemeester dat er van het advies wordt afgeweken.

Let op: Het komt voor dat uit het advies blijkt dat er geen eenduidige uitspraak mogelijk is over de vraag of een voorgenomen handeling een integriteitschending is of niet. Meestal betekent dit, dat ook deskundigen de zaak verschillend beoordelen. Bij een dergelijk twijfelgeval is het natuurlijk aan de politieke ambtsdrager zelf welke keuze hij maakt over de nog uit te voeren handeling.

(3.1.b) Een politieke ambtsdrager twijfelt over een eigen al uitgevoerde handeling. Zelfde procedure als onder (3.1.a). Mocht de conclusie zijn dat er van een schending geen sprake is, is de zaak afgedaan. Mocht de gedeelde conclusie zijn dat de handeling een schending was, dan overleggen burgemeester en politieke ambtsdrager over de volgende stappen.

De politieke ambtsdrager zal in ieder geval de raad respectievelijk het college van B&W laten weten een schending te hebben begaan en waar mogelijk die ongedaan maken of goedmaken.

Het feit dat de politieke ambtsdrager de kwestie zelf aanhangig heeft gemaakt, wordt daarbij natuurlijk meegewogen. De raad besluit uiteindelijk over een eventuele sanctie voor de politieke ambtsdrager.

3.2. Twijfels t.a.v. het handelen van een andere politieke ambtsdrager

(3.2.a) Een politieke ambtsdrager twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van een andere politieke ambtsdrager. Hij waarschuwt achtereenvolgens de ander, verwoordt zijn twijfels, verwijst de betreffende politieke ambtsdrager naar de griffier respectievelijk secretaris en de burgemeester en verwijst tenslotte naar dit kader. Zie verder onder procedure bij (3.1.a).

(3.2.b) Een politieke ambtsdrager twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een andere politieke ambtsdrager. Hij bespreekt dit met de ander, tenzij er goede redenen zijn om dit niet te doen. Als de ander hierdoor twijfelt over de al uitgevoerde handeling: zie de procedure onder 3.1.b.

Als de ander hierdoor niet zelf twijfelt over de al uitgevoerde handeling en dit vervolgens met de griffier respectievelijk secretaris bespreekt, vraagt de politieke ambtsdrager aan de griffier respectievelijk secretaris of die handeling een schending zou zijn. De griffier respectievelijk secretaris geeft daarover een advies. Wijst dat advies erop dat de vermeende handeling een schending zou zijn, dan overleggen beiden met de burgemeester.

Belangrijk: de politieke ambtsdrager doet zelf geen vooronderzoek.

3.3. Twijfels t.a.v. het handelen van een ambtenaar

Een politieke ambtsdrager twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een ambtenaar. De burgemeester laat vooronderzoek en onderzoek uitvoeren conform het integriteitsbeleid zoals verwoord in het Personeelshandboek van de gemeente Beek.

Gedragscode bestuurlijke integriteit voor leden van de raad, wethouders en burgemeester 2022

Inleiding

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van deze gedragscode. De volksvertegenwoordiging stelt zowel voor de eigen leden als voor de dagelijkse bestuurders (voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur) een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Gemeentewet. De gedragscode is richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur.

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) de volksvertegenwoordiging en bovenal aan de burger. In de democratische rechtsstaat dient een ieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede)verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Zonder dat zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat worden ondermijnd en het draagvlak voor de naleving van de wetten en regels verdwijnen. Vertrekpunt voor de politieke ambtsdrager is dan ook de eed of gelofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt. Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

Een aantal kernbegrippen op het gebied van integriteit is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief. Deze kernbegrippen geven immers aan wat de belangrijke uitgangspunten zijn ten aanzien van het handelen van de bestuurders. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan zake als dienstverlening, het aannemen van geschenken, nevenfuncties, vertrouwelijkheid en geheimhouden en het gebruik van gemeentelijke voorzieningen. De gemeente Beek hanteert de volgende kernbegrippen als het gaat om integriteit:

Dienstbaarheid

Het handelen van de bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en de burgers die daar onderdeel van uit maken.

Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Kennis en informatie waarover een bestuurder uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor ze zijn gegeven.

Onafhankelijkheid

De bestuurder draagt er zorg voor dat zijn gedragingen en handelingen altijd gericht zijn op de belangen van de gemeente. Het handelen van de bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Zorgvuldigheid

Het handelen van de bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Openheid

Het handelen van de bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en de beweegredenen daarbij.

Verantwoordelijkheid

De bestuurder krijgt en neemt de verantwoordelijkheid die bij zijn functie past en dient daarover verantwoording af te leggen.

Professionaliteit

De bestuurders en raadsleden voeren hun taken professioneel uit. Zij houden zich aan de afgelegde eed of gelofte. Wanneer zij hier ondersteuning in nodig hebben, kunnen zij zich wenden tot de gemeentesecretaris, respectievelijk de griffier.

Functionaliteit

Het handelen van de bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij of zij vervult.

1. Algemene bepalingen

  • 1.1

    Onder ‘de code’ wordt verstaan: de gedragscode bestuurlijke integriteit voor de leden van de raad, wethouders en burgemeester.

  • 1.2

    Onder een bestuurder wordt in deze code verstaan, een lid van de raad, een wethouder en de burgemeester, maar richt zich ook tot de bestuursorganen.

  • 1.3

    In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het seniorenconvent respectievelijk het college.

  • 1.4

    De code is openbaar digitaal te raadplegen.

  • 1.5

    Bestuurders ontvangen bij aantreden een exemplaar van de gedragscode.

2. Voorkomen van belangenverstrengeling

  • 2.1

    Een bestuurder moet uit zichzelf en actief belangenverstrengeling, en zelfs de schijn daarvan, tegengaan.

  • 2.2

    Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt, bijvoorbeeld aandelen, opties en derivaten. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen. Ook een tussentijds ontstaan financieel belang dient opgegeven te worden.

    • 2.3

      De griffier respectievelijk de gemeentesecretaris dragen zorg voor een geactualiseerde openbare lijst met gemelde financiële belangen van bestuurders.

    • 2.4

      Bij privaatrechtelijke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder de schijn van bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

    • 2.5

      Een bestuurder handelt in de uitoefening van zijn ambt niet zodanig dat hij vooruitloopt op een functie na aftreden.

    • 2.6

      Raadsleden en wethouders bespreken het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden met de burgemeester.

    • 2.7

      Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

    • 2.8

      De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de gemeente.

    • 2.9

      Een oud-bestuurder kan niet eerder dan een jaar na aftreden voorgedragen worden als commissaris/bestuurslid van een verbonden partij (zoals verwoord in artikel 1.1 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten), ofwel, kort samengevat, van een organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft.

    • 2.10

      Een bestuurder onthoudt zich van deelname aan de stemming als er sprake is van een beslissing waarbij belangenverstrengeling dreigt; het gaat dan om kwesties waar hij zelf een persoonlijk belang bij heeft, of om kwesties waarbij het gaat om een belang van een individu of organisatie waarbij hij een substantiële betrokkenheid heeft.

    • 2.11

      Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

3. Nevenfuncties

  • 3.1

    Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is, of kan zijn, met het belang van de gemeente.

  • 3.2

    Het is de eigen verantwoordelijkheid van een bestuurder om melding te maken van al zijn nevenfuncties bij de griffier respectievelijk de gemeentesecretaris.

  • 3.3

    Bij de melding van de nevenfunctie dient de bestuurder in ieder geval te vermelden:

    • a.

      De omschrijving van de nevenfunctie;

    • b.

      De organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht;

    • c.

      Of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d.

      Of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is;

  • 3.4

    De griffier respectievelijk de gemeentesecretaris verwerkt de melding van de bestuurder en kan ten alle tijden de gegevens over nevenfuncties aanpassen. Jaarlijks zullen de griffier en de gemeentesecretaris gegevens over nevenfuncties inventariseren.

  • 3.5

    De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt worden vergoed door de betreffende instantie. Indien de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend hiervoor geen vergoeding toekent, wordt deze vergoeding van gemeentewege verstrekt.

  • 3.6

    Een bestuurder, zijnde een wethouder of burgemeester, die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

4. Informatie

  • 4.1

    Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie, behalve als de wet hem of haar tot mededeling verplicht.

  • 4.2

    Bij twijfel over de vertrouwelijkheid van de informatie informeert een bestuurder hier eerst naar bij de afzender.

  • 4.3

    Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

  • 4.4

    Een bestuurder zorgt ervoor dat geheime of vertrouwelijke informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard. Het is belangrijk dat de bestuurder de juiste maatregelen treft om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen.

    Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van gegevensdragers met vertrouwelijke en/of geheime informatie.

5. Geschenken en uitnodigingen

Een bestuurder mag zijn invloed en of zijn stem niet laten kopen of beïnvloeden, bijvoorbeeld door geschenken, giften, diensten en uitnodigingen die hem of haar zijn gegeven of hem of haar in het vooruitzicht zijn gesteld. Daartoe heeft hij ook de eed of gelofte afgelegd.

5.1 Geschenken

  • 5.1.1

    Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

  • 5.1.2

    Indien een bestuurder geschenken en giften ontvangt die een (geschatte) waarde van € 50,- of kleiner (vermeerderd met een jaarlijkse inflatiecorrectie) vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld.

  • 5.1.3

    Bij twijfel over geschenken legt de bestuurder dit ter bespreking voor aan het seniorenconvent respectievelijk college.

  • 5.1.4

    Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen.

  • 5.1.5

    Indien geschenken toch op het huisadres zijn ontvangen, wordt dit gemeld in het seniorenconvent respectievelijk college, waar een besluit over de bestemming van dit geschenk zal worden genomen.

  • 5.1.6

    De griffier respectievelijk de gemeentesecretaris legt een register aan van de geschenken. In het register is aangegeven welke bestemming de gemeente aan geschenken en giften heeft gegeven. Het register is openbaar beschikbaar.

5.2 Uitnodigingen

  • 5.2.1

    De bestuurder accepteert geen lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel.

  • 5.2.2

    Uitnodigingen voor excursies en evenementen voor rekening van anderen dan de gemeente legt de bestuurder vooraf ter bespreken voor aan het seniorenconvent respectievelijk het college.

6. (Buitenlandse) dienstreizen

  • 6.1

    Onder ‘buitenlandse reis’ wordt verstaan: een dienstreis naar het buitenland met ten minste één overnachting.

  • 6.2

    Een bestuurder die het voornemen heeft een buitenlandse dienstreis te maken, heeft toestemming nodig van het college.

  • 6.3

    Een bestuurder die het voornemen van een dienstreis meldt, verschaft informatie over het doel van de dienstreis, die bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 6.4

    Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college dan wel het seniorenconvent en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de dienstreis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 6.5

    Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college dan wel het seniorenconvent betrokken.

  • 6.6

    Het anderszins meereizen van derde op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college dan wel seniorenconvent betrokken.

  • 6.7

    Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privédoeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college dan wel seniorenconvent. De extra dienstreis- en verblijfskosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

  • 6.8

    Die in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

7. Gemeentelijke voorzieningen

  • 7.1

    Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik gemeentelijke voorzieningen in bruikleen ter beschikking krijgen.

  • 7.2

    De bestuurder maakt gebruik van gemeentelijke voorzieningen conform de geldende bruikleenovereenkomst inzake mobile devices.

8. Bestuurlijke uitgaven

  • 8.1

    Uitgaven door een bestuurder worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 8.2

    Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden als criteria aangemerkt of met de uitgave het gemeentelijk belang gediend is en of de uitgave voortvloeit uit de functie.

9. Declaraties

  • 9.1

    De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 9.2

    Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

  • 9.3

    Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 9.4

    Gemaakte kosten worden in de regel binnen een maand gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voor zover mogelijk binnen een maand afgerekend.

  • 9.5

    De gemeentesecretaris respectievelijk de griffier is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 9.6

    In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zo nodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college voorgelegd. Voor zover gesproken kan worden van twijfel omtrent een declaratie van de burgemeester wordt deze ter besluitvorming voorgelegd aan het college.

  • 9.7

    In geval van twijfel omtrent een declaratie van een lid van de raad wordt de declaratie ter besluitvorming voorgelegd aan het seniorenconvent.

  • 9.8

    In geval van twijfel omtrent een declaratie van een lid van het college wordt de declaratie ter besluitvorming voorgelegd aan het college.

  • 9.9

    Het gebruik van creditcards voor binnenlands gebruik wordt zoveel mogelijk beperkt.

  • 9.10

    De gemeentesecretaris of de griffier draagt zorg voor het aanvragen, het verstrekken en het intrekken van creditcards. Er wordt vastgelegd voor welk soort kosten de creditcards kan worden gebruikt.

  • 9.11

    Bij de afhandeling van betalingen verricht met een creditcard wordt een daartoe vastgelegd formulier ingediend. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 9.12

    Het gebruik van de creditcard kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens geldende regelingen voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 9.13

    In geval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard wordt dit aan de burgemeester gemeld en zo nodig ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

  • 9.14

    In geval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard door een lid van de raad wordt dit aan de burgemeester voorgelegd en zo nodig ter besluitvorming aan het seniorenconvent voorgelegd.

  • 9.15

    Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na controle blijken voor rekening van de bestuurder te moeten komen, wordt aan de bestuurder een factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven.

Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers gemeente Beek 2022

I. Algemene Bepalingen

1. Algemeen

  • 1.1.

    Onder politieke ambtsdrager wordt verstaan: de burgemeester, de leden van het college, de leden van de raad en de leden van raadscommissies.

  • 1.2.

    Het Protocol voorziet in richtlijnen voor de handelswijze van de burgemeester bij vermoedens van integriteitschendingen waarbij een politieke ambtsdrager betrokken is. Het Protocol heeft tevens ten doel het blijvend activeren van de bewustwording van integriteit en het integer handelen van politieke ambtsdragers in de gemeente Beek.

  • 1.3.

    Erkend wordt dat elk vermoeden van integriteitsschending een eigen aard en achtergrond heeft en de burgemeester derhalve gemotiveerd en in overleg met het seniorenconvent kan besluiten af te wijken van dit Protocol.

  • 1.4.

    Doordat elk vermoeden van integriteitschending een eigen aard en achtergrond heeft is de doorlooptijd van de verschillende fases afhankelijk van de specifieke omstandigheden. De burgemeester draagt zorg voor een juiste balans tussen zorgvuldigheid enerzijds en een snelle doorlooptijd anderzijds.

  • 1.5.

    Het ‘Convenant Integriteit Gemeente Beek 2022’ vormt de basis voor de afspraken over integriteit die met politieke ambtsdragers in de gemeente Beek zijn gemaakt.

  • 1.6.

    Het Protocol is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 1.7.

    De burgemeester, de leden van het college, de leden van de raad en de leden van raadscommissies ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van dit Protocol.

II. De Meldingsfase

2. Melding

  • 2.1.

    Een melding van een vermoeden van een geschonden integriteitsnorm door een politieke ambtsdrager kan door een ieder worden ingediend bij de burgemeester.

  • 2.2.

    Anonieme meldingen worden in beginsel niet behandeld. De burgemeester zal hier alleen bij zwaarwegende omstandigheden, die blijken uit de duiding van de anonieme melding, van afwijken.

  • 2.3.

    De burgemeester bevestigt schriftelijk de ontvangst van de melding en verzoekt de melder om in deze fase discretie ten aanzien van de melding te betrachten.

  • 2.4.

    De burgemeester maakt een melding die vertrouwelijk aan de burgemeester gedaan is, in de meldingsfase niet actief openbaar. Indien de melder de melding in het openbaar gedaan heeft of openbaarheid aan de melding gegeven heeft, zal de burgemeester primair terughoudend maar naar bevind van zaken met de informatieverstrekking rond de melding handelen.

  • 2.5.

    De burgemeester informeert de betrokken politieke ambtsdrager over de aanhangige melding, tenzij de omstandigheden van de melding zich hiertegen verzetten.

  • 2.6.

    Een melding van een vermoeden van een geschonden integriteitsnorm door de burgemeester wordt ingediend bij de griffie. Het seniorenconvent wijst in dat geval de plaatsvervangend voorzitter van de raad om in de plaats te treden van de burgemeester bij het behandelen van de melding en stelt de Commissaris van de Koning in de provincie Limburg in kennis van de aanhangige melding. De Commissaris van de Koning kan de behandeling van een dergelijke melding overnemen.

3. Duiding van de melding

  • 3.1.

    De burgemeester toetst ambtshalve de melding om te beoordelen of het instellen van een onderzoek noodzakelijk is.

  • 3.2.

    De burgemeester kan zich bij de duiding van de melding laten bijstaan door onafhankelijke interne of externe deskundigen, bijvoorbeeld door het door het Ministerie van Binnenlandse Zaken ingestelde Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers.

  • 3.3.

    De duiding van de melding vindt onder andere plaats langs de volgende toetsingscriteria:

    • a)

      de ontvankelijkheid van het bestuursorgaan;

    • b)

      de aard en de concreetheid van de melding (gericht op een expliciete gedraging door een politieke ambtsdrager);

    • c)

      de ernst van de zaak;

    • d)

      de valideerbaarheid van de feiten en omstandigheden;

    • e)

      de positie van de melder, van de betrokken ambtsdrager en hun onderlinge betrokkenheid;

    • f)

      de geloofwaardigheid/ waarschijnlijkheid van de melding.

  • 3.4.

    De burgemeester kan bij de duiding van de melding het voorhanden zijnde feitenmateriaal analyseren en eventueel de melder, de betrokken politieke ambtsdrager of andere betrokkenen bevragen.

  • 3.5.

    De burgemeester besluit, gehoord het seniorenconvent, op grond van zijn bevindingen of een onderzoek, zoals bedoeld in hoofdstuk 3, wordt ingesteld.

  • 3.6.

    Indien de burgemeester besluit dat er geen onderzoek nodig is worden de melder, de betrokken politieke ambtsdrager en de raad hierover actief geïnformeerd en wordt de melding afgesloten.

  • 3.7.

    Uit een oogpunt van verantwoording en transparantie kan de burgemeester besluiten de melding te publiceren. Dit gebeurt geanonimiseerd waarbij de namen van melders en politieke ambtsdragers niet worden gepubliceerd.

III. De Onderzoeksfase

4. Onderzoek

  • 4.1.

    Het onderzoek vindt plaats op een door de burgemeester te bepalen wijze, waarbij voor de betreffende melding de meest geëigende onderzoeksmethode wordt gekozen.

  • 4.2.

    Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de burgemeester door een onafhankelijke onderzoeker.

  • 4.3.

    De Commissaris van de Koning in de provincie Limburg wordt door de burgemeester geïnformeerd over het instellen van een onderzoek.

5. Onderzoeksopdracht

  • 5.1.

    De burgemeester komt, na overleg met het seniorenconvent, een schriftelijke onderzoeksopdracht met de onafhankelijke onderzoeker(s) overeen.

  • 5.2.

    In de opdracht is in ieder geval opgenomen:

    • a)

      de aanleiding van het onderzoek;

    • b)

      de onderzoeksopdracht met duidelijk omschreven onderzoeksvragen en -methoden;

    • c)

      afspraken over het onderzoeksrapport en de mogelijkheid van wederhoor door de betrokken politieke ambtsdrager;

    • d)

      de verwachte duur van het onderzoek;

    • e)

      de overeengekomen kosten van het onderzoek;

    • f)

      de bevoegdheden waarvan de onderzoeker gebruik mag maken;

    • g)

      dat de onderzoeker werkt conform de richtlijnen van dit Protocol.

6. Kennisgeving aan betrokken politieke ambtsdrager

  • 6.1.

    De betrokken politieke ambtsdrager wordt over het besluit tot het instellen van een onderzoek met voorrang mondeling en per brief geïnformeerd.

  • 6.2.

    In de brief is in ieder geval opgenomen:

    • a)

      een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van het onderzoek;

    • b)

      wie het onderzoek gaat uitvoeren;

    • c)

      dat betrokkenen en getuigen kunnen worden gehoord;

    • d)

      dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de vermeende integriteitsschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden;

    • e)

      dat de betrokken politieke ambtsdrager zich intern en/of extern kan laten ondersteunen, mits de onafhankelijkheid van het onderzoek gewaarborgd blijft;

    • f)

      de afspraken over het vertrouwelijk behandelen van het gehele onderzoek;

    • g)

      een verwijzing naar het dit Protocol en de vigerende gedragscode.

7. Horen in de onderzoeksfase

  • 7.1.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen in de onderzoeksfase worden gehoord.

  • 7.2.

    Van alle politieke ambtsdragers wordt verwacht dat zij meewerken aan een onderzoek, zij kunnen hiertoe echter niet worden verplicht.

  • 7.3.

    Betrokken politieke ambtsdrager en getuigen worden minimaal vijf dagen voor het gesprek uitgenodigd en vooraf op de hoogte gesteld van de aard en de mogelijke duur van het gesprek en hen wordt meegedeeld dat zij zich bij het gesprek kunnen laten bijstaan.

  • 7.4.

    Er wordt een gespreksverslag opgemaakt en de gehoorde krijgt de mogelijkheid om binnen een afgesproken korte termijn schriftelijk te reageren op het gespreksverslag.

  • 7.5.

    Het gespreksverslag wordt ondertekend door de onderzoeker(s) en door de gehoorde.

  • 7.6.

    Als de gehoorde weigert het gespreksverslag te ondertekenen wordt daarvan melding gemaakt in het gespreksverslag. Als gehoorde dat wenst wordt een schriftelijke weergave van diens afwijkende mening bij het gespreksverslag gevoegd.

8. Onderzoeksrapport

  • 8.1.

    De bevindingen van het onderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksrapport.

  • 8.2.

    Het onderzoeksrapport bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a)

      de onderzoeksopdracht met eventuele latere uitbreidingen;

    • b)

      een beschrijving van de ingezette onderzoeksmiddelen;

    • c)

      een weergave van alle feiten, omstandigheden, verklaringen en beweegredenen die betrekking hebben op de vermoedelijke integriteitsschending;

    • d)

      de bevindingen op grond van het onderzoek;

    • e)

      eventuele reacties op het onderzoek van degenen die bij het onderzoek zijn betrokken.

    • f)

      alle schriftelijke (achterliggende) stukken;

  • 8.3.

    Het onderzoeksrapport is een persoonlijk advies gericht aan de burgemeester.

IV. Politiek-Bestuurlijke Behandelingsfase

9. Politiek-bestuurlijke behandeling

  • 9.1.

    Na afronding van het onderzoek wordt het onderzoeksrapport door de burgemeester onder geheimhouding aangeboden aan de betrokken politieke ambtsdrager, het college, het seniorenconvent en de raad.

  • 9.2.

    Het onderzoeksrapport wordt door de raad in zijn eerstvolgende raadsvergadering als besloten agendapunt geagendeerd.

  • 9.3.

    De raad besluit tijdens de vergadering of de behandeling van het onderzoeksrapport in openbaarheid zal plaatsvinden en of de door de burgemeester opgelegde geheimhouding op de stukken wordt bekrachtigd of wordt opgeheven.

  • 9.4.

    Indien de geheimhouding wordt opgeheven besluit de raad, op advies van de burgemeester, in hoeverre en op welke wijze het onderzoeksrapport geheel of gedeeltelijk openbaar wordt gemaakt met inachtneming van de Wet openbaarheid van bestuur en de Algemene verordening gegevensbescherming.

V. Slotbepalingen

10. Communicatie, vertrouwelijkheid, geheimhouding en transparantie

  • 10.1.

    De burgemeester zorgt voor de interne en externe communicatie. Voor de interne en externe communicatie worden de verschillende belangen, waaronder het belang van het onderzoek, het belang van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen en het belang van transparantie, nauwkeurig tegen elkaar afgewogen.

  • 10.2.

    In de meldings- en onderzoeksfase is vertrouwelijkheid van stukken en informatie inzake de melding en het onderzoek het uitgangspunt.

  • 10.3.

    De burgemeester kan in de meldings- en onderzoeksfase besluiten om op grond van de Gemeentewet geheimhouding op te leggen op stukken die de burgemeester aanbiedt aan het college, de raadscommissies, het seniorenconvent, de raad of intern en externe adviseurs.

  • 10.4.

    Na afronding van de meldings- en onderzoeksfase is het van belang dat de burgemeester verantwoording aflegt over zijn handelen. Daarbij past transparantie met inachtneming van de belangen onder artikel 10.1 genoemd.

11. Aangifte

  • 11.1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een strafbaar feit doet de burgemeester, na overleg met het seniorenconvent, aangifte bij de politie.

  • 11.2.

    Vanaf dat moment wordt alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

  • 11.3.

    Indien sprake is van aangifte doet de burgemeester, na zorgvuldige afweging van belangen, al dan niet melding van het feit dat aangifte is gedaan. Over de inhoud van de aangifte doet de burgemeester geen mededelingen; communicatie over de aangifte en het vervolg verloopt via politie en/of justitie.

12. Vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging

  • 12.1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een opzettelijke valse beschuldiging doet de burgemeester, indien naar zijn/haar oordeel sprake is van een strafbaar feit, aangifte bij de politie.

  • 12.2.

    Vanaf dat moment wordt alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

  • 12.3.

    Indien sprake is van aangifte doet de burgemeester, na zorgvuldige afweging van belangen, al dan niet melding van het feit dat aangifte is gedaan. Over de inhoud van de aangifte doet de burgemeester geen mededelingen; communicatie over de aangifte en het vervolg verloopt via politie en/of justitie.

  • 12.4.

    De benadeelde kan bij een vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging de betreffende melder aansprakelijk stellen voor eventuele door de benadeelde geleden schade.

13. Rapporteren en actualiseren

  • 13.1.

    Jaarlijks informeert de burgemeester het college en de raad schriftelijk over de bestuurlijke integriteit waaronder de meldingen.

  • 13.2.

    Dit Protocol wordt periodiek geactualiseerd.

Naar boven