Beleidsregel gemeente Enkhuizen toeslag levensonderhoud jongeren 18 tot 21 jaar

Het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen;

 

gelet op:

 

  • -

    het bepaalde in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht, met name artikel 10:9;

  • -

    het genomen Mandaatbesluit plustaak WerkSaam inzake toeslag levensonderhoud jongeren op 5 april 2016;

overwegende dat:

  • -

    de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland de uitvoering van de plustaak ‘het met toepassing van artikel 12 Participatiewet verlenen van een toeslag levensonderhoud voor personen van 18 tot en met 20 jaar’ door middel van een Mandaatbesluit hebben overgedragen aan het dagelijks bestuur;

  • -

    in artikel 4 aanhef en onder a van het hierboven genoemde Mandaatbesluit geen mandaat is verleend aan het dagelijks bestuur tot het vaststellen van beleid;

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Beleidsregel gemeente Enkhuizen toeslag levensonderhoud jongeren 18 tot 21 jaar.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 20 van de Participatiewet tenzij in de beleidsregel uitdrukkelijk een andere norm is genoemd;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen;

  • c.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland;

  • d.

    de wet: de Participatiewet;

  • e.

    jongere(n): de 18-, 19- of 20-jarige(n);

  • f.

    toeslag: bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud waarin de algemene bijstandsnorm niet voorziet;

  • g.

    zelfstandig wonen: de woonruimte van de jongere anders dan inwonend bij de ouder(s).

Artikel 2. Doelgroep

  • 1.

    Deze beleidsregel is van toepassing op:

    • a.

      de alleenstaande jongere;

    • b.

      de gehuwden die beiden 18, 19 of 20 jaar zijn;

    • c.

      de gehuwden waarbij de één 21 jaar of ouder is en de ander 18, 19 en 20 jaar;

    • d.

      jongeren die in een inrichting verblijven.

  • 2.

    Zelfstandig wonen is voor de jongere noodzakelijk.

  • 3.

    De noodzakelijke kosten van levensonderhoud van de jongere zijn hoger dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 4.

    De ouder(s) van de jongere kunnen geen of slechts een gedeeltelijke bijdrage leveren in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud van de jongere.

Artikel 3. Zelfstandig wonen

Van noodzakelijk zelfstandig wonen zoals genoemd in artikel 2 lid 2 is in ieder geval sprake als:

  • a.

    de ouders van de jongere zijn overleden of in het buitenland wonen;

  • b.

    de jongere in het kader van de Jeugdwet buiten het gezinsverband van de ouder(s) is geplaatst;

  • c.

    de jongere niet officieel uit huis geplaatst is maar het niet verantwoord is om hem nog langer of weer bij de ouder(s) te laten wonen;

  • d.

    de jongere op de datum van de bijstandsaanvraag minimaal een jaar niet meer bij de ouder(s) woont;

  • d.

    de jongere de zorg heeft voor één of meer kinderen;

  • e.

    de jongere in een inrichting verblijft.

Artikel 4. Hoogte toeslag

  • 1.

    De toeslag bedraagt maximaal het verschil tussen de van toepassing zijnde bijstandsnorm of de inkomsten en de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag voor een 21-jarige in een vergelijkbare woonsituatie.

  • 2.

    Bij verblijf in een inrichting bedraagt de toeslag maximaal de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag voor een 21-jarige in een inrichting.

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking.

  • 2.

    Deze regel wordt aangehaald als: Beleidsregel gemeente Enkhuizen toeslag levensonderhoud jongeren 18 tot 21 jaar

Enkhuizen, 21 november 2017

Burgemeester en wethouders van Enkhuizen,

de secretaris,

Mevr. mr. M.J. Schadé

de burgemeester,

J.G.A. Baas

Toelichting

Algemeen

WerkSaam voert diverse plustaken uit voor de Westfriese gemeenten. Eén daarvan is de toeslag voor levensonderhoud van jongeren van 18, 19 of 20 jaar. Dit is belaste bijzondere bijstand.

 

Het college van de gemeente Enkhuizen heeft deze plustaak opgedragen aan het dagelijks bestuur van WerkSaam met betrekking tot de uitvoering van de toeslag levensonderhoud jongeren van 18 tot 21 jaar. Het college heeft echter het vaststellen van het beleid met betrekking tot de toeslag levensonderhoud niet overdragen aan het dagelijks bestuur van WerkSaam.

Deze beleidsregel is van toepassing op de jongeren woonachtig in de gemeente Enkhuizen. WerkSaam voert dit beleid vervolgens uit.

 

Artikel 20 van de wet regelt de bijstandsnormen voor jongeren. Deze zijn lager dan de bijstandsnormen voor personen van 21 jaar of ouder in een vergelijkbare woonsituatie. Als de lagere bijstandsnorm onvoldoende is om in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud te voorzien, moet de jongere eerst een beroep doen op de ouder(s). Ouders zijn namelijk verplicht om voor de jongere te zorgen totdat hij 21 jaar is. Er kan niet zonder meer van uitgegaan worden dat de jongere altijd voor de kosten van levensonderhoud een beroep kan doen op de ouder(s). Er is dan voor de kosten van levensonderhoud bijzonder bijstand mogelijk in de vorm van een toeslag op de algemene bijstandsnorm of inkomsten. Dit is geregeld in artikel 12 van de wet.

 

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

Het begrip zelfstandig wonen heeft nog wat uitleg nodig. In deze beleidsregel betekent het begrip zelfstandig wonen dat de jongere niet meer bij zijn de ouder(s) woont. De jongere heeft dan een andere woonruimte. Dat hoeft niet persé een eigen woning te zijn. Het kan ook zijn dat de jongere een kamer huurt of bij iemand inwoont.

 

Artikel 2. Doelgroep

In het eerste lid staat voor wie deze beleidsregel precies bedoeld is. Dat is ten eerste de alleenstaande of gehuwde jongere. Hieronder vallen niet alleen gehuwden die allebei 18, 19 of 20 jaar zijn maar ook de gehuwden waarbij de één 21 jaar of ouder is en de ander 18, 19 of 20 jaar. Ook is deze beleidsregel van toepassing op jongeren die in een inrichting verblijven. In tegenstelling tot de andere genoemde doelgroepen hebben jongeren die verblijven in een inrichting geen recht op algemene bijstand.

Een voorwaarde om in aanmerking te komen voor de toeslag is dat het voor de jongere noodzakelijk is om zelfstandig te wonen. In artikel 3 zijn een aantal situaties genoemd waarbij vanuit gegaan kan worden dat zelfstandig wonen noodzakelijk is. Als aangetoond is dat sprake is van één van de genoemde situaties dan is verder onderzoek niet nodig. Dit wil niet zeggen dat in alle andere situaties zelfstandig wonen niet noodzakelijk is. Het bepalen of zelfstandig wonen in andere situaties noodzakelijk is, is maatwerk.

In het derde lid is de voorwaarde genoemd dat de noodzakelijke kosten van levensonderhoud hoger moeten zijn dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Als de algemene bijstandsnorm voldoende is om de noodzakelijke kosten te betalen is een toeslag namelijk niet nodig.

De ouder(s) van de jongere zijn onderhoudsplichtig totdat de jongere 21 jaar wordt. Dat is ook de reden waarom de algemene bijstandsnorm voor jongeren een stuk lager is dan voor een 21-jarige. De algemene bijstandsnorm voor jongeren is afgeleid van de kinderbijslag. Er wordt van de ouder(s) verwacht de kosten van levensonderhoud te betalen voor de jongere. Ook als de jongere niet meer thuis woont. Niet in alle gevallen kan van de ouder(s) worden verwacht de kosten van levensonderhoud van de jongere te betalen. Bijvoorbeeld als de ouders zijn overleden. Het kan ook zijn dat het inkomen van de ouder(s) te laag is. Of hiervan sprake is wordt, waar mogelijk, onderzocht vóór toekenning van de bijzondere bijstand.

 

Artikel 3. Zelfstandig wonen

Dit artikel noemt een aantal situaties waarbij vanuit gegaan kan worden dat de zelfstandige huisvesting van de jongere noodzakelijk is. Er kan dan van de jongere niet verwacht worden dat hij weer bij zijn ouder(s) intrekt. Dit wil niet zeggen dat de ouders niet onderhoudsplichtig zijn. Dat staat namelijk los van het bepalen van de noodzaak van zelfstandig wonen. Uiteraard zijn er andere situaties denkbaar waarbij zelfstandig wonen voor de jongere noodzakelijk is. Dit is maatwerk. De jongere moet aantonen waarom zelfstandig wonen in zijn geval noodzakelijk is.

 

Artikel 4. Hoogte bijzondere bijstand

De jongere die zelfstandig woont heeft doorgaans dezelfde noodzakelijke kosten van levensonderhoud als een 21-jarige in een vergelijkbare woonsituatie. Het is dan ook niet reëel om te stellen dat de jongere toe kan met minder geld. De algemene bijstandsnorm voor een jongere is een stuk lager dan de norm voor een 21-jarige. Lid 1 van dit artikel bepaalt dan ook dat de algemene bijstandsnorm voor een jongere aangevuld wordt met een toeslag. Deze toeslag bedraagt maximaal het verschil tussen de bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag voor een 21-jarige in een vergelijkbare woonsituatie en de toepasselijke algemene bijstandsnorm. Op de toeslag wordt een eventuele bijdrage van de ouder(s) in mindering gebracht of verrekend door middel van verhaal.

Er is voor gekozen om te vergelijken met de norm exclusief vakantietoeslag. De reden is dat de jongere anders per maand een hogere uitkering krijgt dan een 21 jarige. De jongere krijgt over de toeslag geen vakantietoeslag. Wel over de algemene bijstandsnorm. De vakantietoeslag is dus lager dan die van een 21 jarige in een vergelijkbare woonsituatie. Hiermee voorkom je dat de jongere een lagere uitkering krijgt per maand als hij 21 jaar wordt. Dan wordt namelijk vakantietoeslag ingehouden over de gehele uitkering.

Als de inkomsten van de jongere hoger zijn dan de algemene bijstandsnorm dan is er geen recht op algemene bijstand. Wel kan er recht bestaan op een toeslag. De toeslag bedraagt dan het verschil tussen de bijstandsnorm voor een 21-jarige in een vergelijkbare woonsituatie en de inkomsten. Ook hier wordt een eventuele bijdrage van de ouder(s) in mindering gebracht of verrekend door middel van verhaal. Inkomsten die lager zijn dan de algemene bijstandsnorm worden in mindering gebracht op de algemene bijstandsnorm en worden dan bij het vaststellen van de toeslag buiten beschouwing gelaten. Feitelijk komt het er op neer dat inkomsten eerst gekort worden op de algemene bijstandsnorm en een eventueel restant op de bijzondere bijstand (de toeslag).

 

De toeslag, de bijdrage van de ouder(s) en de algemene bijstandsnorm samen bedragen niet meer dan de bijstandsnorm voor een 21-jarige in een vergelijkbare woonsituatie. Uiteraard geldt dit ook voor inkomsten. De toeslag, de bijdrage van de ouder(s) en de inkomsten bedragen samen niet meer dan de bijstandsnorm voor een 21-jarige in een vergelijkbare woonsituatie.

 

Als laatste nog aandacht voor de kostendelersnorm. De jongere zelf wordt niet aangemerkt als kostendeler. Dit staat in artikel 19a van de wet. Dit betekent niet dat de kostendelersnorm niet gebruikt kan worden om de hoogte van de toeslag te berekenen. Bij het berekenen van de hoogte van de toeslag wordt gekeken naar wat de jongere zou krijgen als hij 21 jaar zou zijn. Als een 21-jarige de kostendelersnorm krijgt dan bedraagt de toeslag het verschil tussen deze kostendelersnorm en de bijstandsnorm. Hierbij wordt uitgegaan van de normen exclusief vakantietoeslag. Net als in andere situaties wordt een eventuele bijdrage van de ouder(s) in mindering gebracht of verrekend door middel van verhaal.

 

Voorbeeld:

Ali is 21 jaar. Hij woont in bij zijn oom en tante. Hij kan met hun de woonlasten delen.

Daarom krijgt Ali de kostendelersnorm.

 

Art is 19 jaar. Hij woont in bij zijn oom en tante omdat zijn ouders zijn overleden. Art krijgt de bijstandsnorm voor jongeren. Daarnaast krijgt hij een toeslag. De woonsituatie van Art is hetzelfde als die van Ali. Daarom is de bijstand (norm + toeslag) net zo hoog als bij Ali, namelijk de kostendelersnorm exclusief vakantietoeslag).

 

Lid 2 gaat over jongeren die in een inrichting verblijven. Artikel 13 lid 2 onder a van de wet bepaalt dat jongeren die in een inrichting verblijven geen recht hebben op algemene bijstand. Zij zijn voor hun noodzakelijke kosten van levensonderhoud volledig aangewezen op hun ouder(s). Als de ouder(s) deze kosten niet of niet volledig kunnen betalen is een toeslag mogelijk. Er hoeft niet aangetoond te worden dat het verblijf in een inrichting noodzakelijk is.

 

De hoogte van de toeslag kan op dezelfde manier worden vastgesteld als bij jongeren die niet in een inrichting verblijven. Die bedraagt namelijk maximaal de norm voor een 21-jarige die in een inrichting verblijft (norm zak- en kleedgeld). De toeslag is een aanvulling op de bijdrage van de ouder(s).

 

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting

Naar boven