Gemeenteblad van Landgraaf
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Landgraaf | Gemeenteblad 2022, 310155 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Landgraaf | Gemeenteblad 2022, 310155 | beleidsregel |
Normenkader indicatiestelling Wmo-begeleiding Gemeente Landgraaf
Burgemeester en wethouders van L a n d g r a a f ;
overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de indicatiestelling voor persoonsgebonden budgetten ten behoeve van persoonlijke begeleiding en dagbesteding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2020, de Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2022 en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
Artikel I Vaststelling beleidsregels
Het Normenkader indicatiestelling Wmo-begeleiding Gemeente Landgraaf wordt als volgt vastgesteld:
De gemeente Landgraaf wil voor de indicatiestelling voor Wmo-persoonlijke begeleiding en voor dagbesteding gebruik kunnen maken van een normenkader. Een normenkader dat dient als hulpmiddel voor de indicatiestelling om te komen tot een indicatie in uren/dagdelen. Op dit moment speelt dit alleen voor inwoners die hun indicatie met een persoonsgebonden budget (pgb) willen benutten. Voor de inwoners die gebruik maken van ondersteuning middels zorg in natura zijn met de aanbieders bekostigingsafspraken middels een lumpsum gemaakt.
In geschillen rondom de Hulp bij het huishouden (HbH) heeft de Centrale Raad voor Beroep (CRvB) aangegeven dat gemeenten voor de onderbouwing van indicaties gebruik mogen maken van een normenkader, mits dit normenkader tot stand is gekomen op basis van onafhankelijk en objectief uitgevoerd onderzoek.
Het nu voorliggende normenkader voor de gemeente Landgraaf is uitgewerkt door bureau HHM. Dit is het resultaat van eerdere ontwikkeltrajecten met meerdere gemeenten. Dit normenkader is in overleg met de gemeente Landgraaf specifiek afgestemd voor gebruik in de gemeente Landgraaf.
Een goed onderzocht normenkader leunt op drie pijlers: data-onderzoek in de praktijk, de oordelen van cliënten en expert-opinies. Voor de ontwikkeling van deze eerste werkversie van het normenkader voor begeleiding van de gemeente Landgraaf is met name nog gebruik gemaakt van expert-opinies van Wmo-consulenten / medewerkers van wijkteam plus expertise van aanbieders. In breder landelijk verband geeft bureau HHM momenteel invulling aan data-verzameling en het ophalen van cliëntoordelen. Het normenkader wordt ook in samenspraak met andere gemeenten nog verder doorontwikkeld. Dit leidt later in 2022 tot een verder doorontwikkelde versie van dit normenkader, dat dan ook voor de gemeente Landgraaf beschikbaar is.
Dit Normenkader begeleiding Landgraaf is in samenspraak met een deskundigengroep van de gemeente uitgewerkt en het is nader getoetst tijdens een bespreking met deskundigen vanuit de aanbieders van begeleiding (in MEL-verband).
Op grond van de eerste ervaringen met dit normenkader in de praktijk bij meerdere gemeenten, kunnen we stellen we dat dit een bruikbare basis biedt voor het indiceren van begeleiding. Met dit normenkader komen afgewogen en onderbouwde indicaties voor persoonlijke begeleiding en dagbesteding onder de Wmo 2015 tot stand.
1.2 Doel van dit normenkader voor Wmo-begeleiding
Veel inwoners van de gemeente regelen alleen of samen met anderen de vraagstukken die zij tegenkomen in hun leven. Een deel van de inwoners heeft hier tijdelijk of langdurend ondersteuning bij nodig. Onder meer in de vorm van Wmo-begeleiding.
Nadat een inwoner om ondersteuning heeft gevraagd, stelt de gemeente de aard en omvang van de benodigde ondersteuning vast op grond van de Wmo 2015. De gemeente onderzoekt de ondersteuningsvraag van de cliënt en geeft als dit nodig is hiervoor een beschikking (indicatie) af. De inwoner kiest daarbij of deze de ondersteuning middels zorg in natura of via een pgb wil ontvangen. In geval van zorg in natura bepaalt de gekozen aanbieder in afstemming met de inwoner hoe deze ondersteuning precies wordt ingevuld (met name de omvang). In geval van de keuze voor een pgb bepaalt de wijkteammedewerker de te indiceren omvang van de begeleiding. Dit wordt daarna financieel vertaald in de vorm van een pgb, waarmee de inwoner haar/zijn ondersteuning organiseert.
Bij het bepalen van de omvang van de benodigde ondersteuning hebben de betrokkenen behoefte aan duidelijkheid over de afwegingen die hier aan ten grondslag liggen. De inwoner (cliënt) wil graag weten wat de indicatie precies inhoudt: ‘wat ga ik nu krijgen en waarom krijg ik dit?’. Op grond van jurisprudentie heeft deze hier ook recht op. De wijkteammedewerker heeft behoefte aan een hulpmiddel om zo transparant en objectief mogelijk te kunnen bepalen welke aard en omvang van ondersteuning een cliënt -op maat- nodig heeft. En de aanbieder, de ondersteuner, wil graag weten wat het kader is waarbinnen de ondersteuning kan worden geboden en wat de afweging is achter de indicatie.
Dit Normenkader voor begeleiding van de gemeente Landgraaf kan hierbij helpen. Dit is een hulpmiddel voor de wijkteammedewerker. Het helpt om de professionele afweging van de wijkteammedewerker transparant te maken. Het resultaat is een concrete indicatie op maat voor een cliënt waarin de aard, omvang en duur van de in te zetten ondersteuning zijn vastgelegd.
De gemeente Landgraaf hanteert de uitgangspunten van Positieve Gezondheid als een rode draad in haar beleid en handelen. Deze uitgangspunten zijn ook bij de toepassing van dit normenkader onverminderd van toepassing.
Het proces van indicatiestelling om te komen tot ondersteuning op maat voor een inwoner kent de volgende stappen:
In geval van zorg in natura: in de indicatie wordt vastgelegd wat de aard en de duur van de ondersteuning wordt. De aanbieder bepaalt in een volgende fase de omvang van de ondersteuning in afstemming met de cliënt.
In geval van een pgb: er vindt controle plaats van de pgb-vaardigheid van de cliënt, in de indicatie wordt vastgelegd wat de aard, omvang en duur van de ondersteuning wordt. En dit wordt vertaald tot een pgb.
Deze stappen lichten we in de volgende hoofdstukken verder toe. In schema:
3. Stap 1: Integraal onderzoek
Begeleiding onder de Wmo 2015 kent vele vormen. Het is bedoeld voor cliënten met verschillende ondersteuningsvragen. De wijkteammedewerkers van de gemeente starten het proces van indicatiestelling met een integraal onderzoek naar de ondersteuningsvraag en situatie van de cliënt.
Dit integrale onderzoek omvat de volgende elementen:
Deze drie elementen bespreken we hierna verder.
De conclusie van dit integrale onderzoek is welke belemmeringen door de cliënt worden ervaren waar deze graag ondersteuning bij wil krijgen.
A 1. Analyse beperkingen/participatieproblemen levensgebieden
De ondersteuningsvraag of vragen van de cliënt brengen we in kaart aan de hand van leefgebieden. We bekijken per leefgebied welke beperkingen of participatieproblemen de cliënt ervaart. Zie de score-mogelijkheden op de volgende pagina.
De uit te vragen levensgebieden voor een integrale analyse zijn:
Voor het scoren van de mate van problematiek op de levensgebieden hanteren we de volgende vierpuntschaal:
Ervaren van belemmering is aanleiding voor actie
Een beperking of participatieprobleem is pas aanleiding voor het bieden van ondersteuning als de cliënt deze daadwerkelijk ervaart als een belemmering voor haar of zijn participatie of zelfredzaamheid.
Aandachtspunt: er moet niet meer (of minder!) worden uitgevraagd dan dat relevant is voor de ondersteuningsvraag waarvoor de cliënt nu contact opneemt met de gemeente.
Ad 2. Overige kenmerken cliënt
Naast de beperkingen en participatieproblemen is ook nog een aantal ‘overige kenmerken’ van de cliënt van belang. Deze kenmerken hebben een verlichtend effect, een neutraal effect of juist een verzwarend effect ten aanzien van de in te zetten ondersteuning.
Scoremogelijkheden overige kenmerken
De score op deze kenmerken is gerelateerd aan de invloed die de kenmerken hebben op de intensiteit, omvang en duur van de in te zetten begeleiding.
Bevorderend: als gevolg van dit kenmerk kan voor deze cliënt meer intensieve begeleiding worden ingezet (meer omvang, gericht op meer doelen tegelijk) met een kortere duur (vanwege sneller resultaat) dan dat cliënten voor begeleiding gemiddeld aankunnen.
= meer intensieve begeleiding met kortere duur dan gemiddeld.
Aan een beperking of participatieprobleem van een cliënt ligt vaak een aandoening of stoornis ten grondslag. Een aandoening kan lichamelijk - fysiek en/of verstandelijk of psychisch van aard zijn. Een aandoening of stoornis kan eventueel veroorzaakt zijn door een bepaalde gebeurtenis.
Wijkteammedewerkers van de gemeente bepalen niet of sprake is van een aandoening of stoornis. Zij kunnen indien nodig wel informatie opvragen bij de cliënt en eventueel deskundigen over eventuele aandoeningen of stoornissen bij de cliënt.
Informatie over aandoeningen en stoornissen kan ondersteunend zijn voor het begrijpen van de achtergrond van beperkingen of participatieproblemen van een cliënt. Voor sommige indicaties is het formeel aangetoond zijn van een aandoening of stoornis ook een voorwaarde. Aandoeningen of stoornissen worden alleen als deze relevant zijn voor de besluitvorming over de in te zetten ondersteuning vermeld in het gespreksverslag.
4. Stap 2: Onderzoeken voorliggende oplossingen
Met de cliënt wordt besproken/onderzocht wat de mogelijkheden van de cliënt zelf en van het cliëntsysteem zijn om oplossingen te vinden voor de door de cliënt ervaren beperkingen en participatieproblemen.
Verder wordt met de cliënt besproken en onderzocht welke mogelijkheden er zijn om vanuit het netwerk van de cliënt oplossingen te realiseren voor de door de cliënt ervaren beperkingen en participatieproblemen.
Tot slot wordt door de wijkteammedewerker onderzocht wat de mogelijkheden zijn vanuit voorliggende voorzieningen om oplossingen te vinden voor de door de cliënt ervaren beperkingen en participatieproblemen. Deze voorliggende voorzieningen kunnen in ieder geval zijn: algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen, de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg of de Participatiewet.
Alle op de Wmo ‘voorliggende’ oplossingen voor door de cliënt ervaren beperkingen en participatieproblemenbelemmeringen worden als eerste benut en hierover wordt de cliënt geadviseerd in het gespreksverslag.
De vierde stap in het proces dat de wijkteammedewerker doorloopt, is het bepalen van de met de ondersteuning of begeleiding te behalen doelen. De wijkteammedewerker bepaalt de te behalen doelen, om als kader mee te geven aan de cliënt en de aanbieder aan welke belemmeringen en/of participatieproblemen kan worden gewerkt.
Het is daarna meestal aan de cliënt om samen met haar of zijn begeleider invulling te geven aan ‘HOE’ de begeleiding wordt geboden. Het is de professie van de begeleider om dit met de cliënt te bespreken en daarna uit te voeren. In sommige gevallen, met name bij complexe problematiek, kan het zijn dat een wijkteammedewerker in het kader van de regievoering (mede) betrokken is bij het ‘hoe’ van de begeleiding.
De aard en het aantal van de beoogde doelen en de eerder geïnventariseerde ‘overige kenmerken van de cliënt’ zijn uiteindelijk leidend voor de aard, omvang en duur van de te indiceren ondersteuning.
Onderliggend aan de doelen of resultaatgebieden onderscheiden we subdoelen. Deze subdoelen dienen als duiding.
De begeleiding kan gericht zijn op de volgende doelen (niet noodzakelijk uitputtend):
Tijdens de voorgaand uitgewerkte stappen één tot en met vier:
Op dit punt in het proces zijn er twee mogelijkheden voor het vervolg:
Mogelijkheid 1: zorg in natura
De gemeente (lees de wijkteammedewerker) hoeft vanaf dit punt in het proces alleen nog maar de duur van de af te geven indicatie te bepalen. Want de gemeente bepaalt alleen dat er sprake is van recht op Wmo-begeleiding, de doelen die hierbij moeten worden gerealiseerd en de duur waarvoor de indicatie wordt afgegeven. De zorgaanbieder bepaalt de aard en de omvang van de in te zetten ondersteuning.
De wijkteammedewerker bepaalt in stap 5:
Deze punten lopen we hierna inhoudelijk door.
Als de cliënt aangeeft een pgb te willen en geen zorg in natura, dan onderzoekt de wijkteammedewerker of de cliënt pgb-vaardig is. Zo niet, dan wordt geen indicatie in de vorm van een pgb afgegeven.
Ad B. Aard van de in te zetten ondersteuning
Een cliënt kan ook een combinatie van beide krijgen.
Ad C. Ontwikkelgericht of behoudgericht
De primaire focus van de begeleiding die een cliënt nodig heeft, is ontwikkelgericht of behoudgericht. Met primaire focus bedoelen we dat hier de nadruk op ligt. In het algemeen zijn bij iedere cliënt naast de primaire focus op ontwikkeling of behoud ook wel aspecten van behoud of ontwikkeling aan te geven.
Ontwikkelgericht : primair doel van de begeleiding is het realiseren van een duidelijke ontwikkeling (leren, groeien, versterken) van de mogelijkheden van de cliënt om zich (meer) zelfstandig te redden in het leven, in een overzichtelijke periode, bijvoorbeeld een aantal maanden tot een jaar (eventueel twee jaar). Hierbij kan dus ook een secundair element van behouden aan de orde zijn.
Behoudgericht : primair doel van de begeleiding is het behouden of zo veel als mogelijk behouden (begeleiding bij achteruitgang) van de mogelijkheden van de cliënt om zich zelfstandig te redden in het leven. Hierbij kan dus ook een secundair element van ontwikkeling aan de orde zijn.
Ad D. Keuze best passend indicatieprofiel
De wijkteammedewerker kiest het best passende indicatieprofiel voor de cliënt. Dat geeft richting aan, biedt een kader voor, de uiteindelijk vast te stellen indicatie op maat van de cliënt.
In hoofdstuk 8 staan de indicatieprofielen voor persoonlijke begeleiding beschreven.
In bijlage 1 zijn ze uitgeschreven.
In bijlage 2 zijn ze in een schema met onderliggende kenmerken gevat.
In hoofdstuk 9 staan de indicatieprofielen voor dagbesteding beschreven.
In bijlage 3 zijn ze uitgeschreven.
In bijlage 4 zijn ze in een schema met onderliggende kenmerken gevat.
Ad E. Noodzaak inzet ‘plus’-variant ondersteuning
Bij iedere cliënt wordt afgewogen of hiervoor de ‘plus’-variant van begeleiding moet worden ingezet.
Elementen hierbij zijn met name complexiteit van de problematiek en het risico dat bij de cliënt aan de orde is ten aanzien van schade voor zichzelf en/of de omgeving.
Inzet van de plus-variant houdt in dat inzet van een gespecialiseerd begeleider nodig is, normaal van hbo-niveau.
De inhoudelijke afweging over wanneer een plus-variant wordt toegekend, wordt aanvullend beschreven in werkinstructies.
8. Indicatieprofielen persoonlijke begeleiding
We onderscheiden op basis van de omvang en van de inhoud van de te bieden ondersteuning in eerste instantie vier indicatieprofielen persoonlijke begeleiding.
Deze vier profielen zijn gesplitst wat betreft hun primaire oriëntatie: ontwikkelgericht of behoud gericht.
Dat leidt uiteindelijk tot acht indicatieprofielen voor persoonlijke begeleiding.
De acht indicatieprofielen voor persoonlijke begeleiding zijn op de volgende pagina in een schema gevat.
In bijlage 1 zijn ze volledig uitgeschreven.
In bijlage 2 zijn ze beschreven in termen van kenmerken.
9. Indicatieprofielen dagbesteding
Bij de ondersteuningsvragen voor dagbesteding binnen de Wmo zien we twee belangrijke hoofdvragen bij de cliënten.
Primaire vraag = ontlasting van mantelzorg/netwerk. Voor een deel van de cliënten is de primaire vraag gericht op ontlasting van mantelzorgers of het netwerk. Zodat de cliënt samen of alleen zo lang mogelijk in een zelfstandige huisvestingssituatie kan verblijven.
Aan de cliënt zelf wordt een zinvolle daginvulling geboden en deze wordt gesteund en gestimuleerd ten aanzien van het persoonlijk functioneren. Dit betreft veelal, maar niet uitsluitend, ouderen.
Primaire vraag = zinvolle daginvulling. Voor een deel van de cliënten is de primaire vraag het bieden van een zinvolle daginvulling, ter vervanging van werk of studie. Waarbij de cliënt ook wordt gesteund en gestimuleerd ten aanzien van het persoonlijk functioneren. Bijkomend kan sprake zijn van ontlasting van mantelzorg/netwerk.
We zien ten aanzien van de omvang van de dagbesteding die cliënten ontvangen in grote lijn een tweedeling:
Op basis van de onderverdeling naar inhoud en omvang onderscheiden we vier indicatieprofielen voor Wmo-dagbesteding. Op de volgende bladzijde staan deze in een overzichtsschema.
In bijlage 3 zijn deze volledig uitgeschreven.
In stap 5 is als onderdeel van de afweging door de wijkteammedewerker geconcludeerd welk indicatieprofiel het beste aansluit op de specifieke situatie van een cliënt.
Dit kunnen ook twee profielen zijn, als de cliënt een combinatie van persoonlijke begeleiding en dagbesteding in groepsverband nodig heeft.
In deze laatste stap van het proces wordt de omvang en duur van de af te geven indicatie bepaald door de wijkteammedewerker.
Omvang ondersteuningstijd persoonlijke begeleiding
We onderscheiden vier omvangen van veelvoorkomende ondersteuningstijd van persoonlijke begeleiding.
Deze vier omvangen kennen een zekere spreiding rond het gemiddelde.
Deze vier omvangen van persoonlijke begeleiding zijn:
Notabene: indicaties voor persoonlijke begeleiding worden uiteindelijk afgegeven in een specifiek aantal uren, zonder bandbreedte.
Omvang ondersteuningstijd dagbesteding
De volgende omvangen dagbesteding zijn aan de orde:
We zien indicatief de volgende mogelijke ‘duren’ van indicaties.
De wijkteammedewerker bepaalt op cliëntniveau wat de best passende duur van de indicatie is.
Bij de duur van een indicatie is vooral de verwachting van de snelheid van ontwikkeling bij de cliënt bepalend.
Als een snelle ontwikkeling wordt verwacht, dan is eerder een controle of herijking van het indicatiebesluit wenselijk.
Als geen snelle ontwikkeling wordt verwacht of sprake is van langdurig behoudgericht werken, is een indicatie voor lange duur aangewezen.
In het gekozen indicatieprofiel wordt de mogelijke omvang van de benodigde ondersteuning indicatief aangegeven. Op basis van de specifieke situatie van de cliënt weegt de wijkteammedewerker af of er meer of minder omvang van de ondersteuning nodig is dan gemiddeld in het profiel staat. In eerste instantie gebeurt dit binnen de aangegeven bandbreedte. Maar dit kan daar ook buiten zijn, als dit de daadwerkelijk benodigde ondersteuning voor de cliënt is.
Bij het definitief afwegen, finetunen, van de omvang en duur van de indicatie wordt gebruik gemaakt van de eerder bepaalde kenmerken van de cliënt:
De wijkteammedewerker maakt op basis van haar of zijn kennis en ervaring een gemotiveerde inschatting of de cliënt afgezet tegen de ‘gemiddelde cliënt in het indicatieprofiel’ op dit gemiddelde of hoger of lager moet worden geïndiceerd.
Bij persoonlijke begeleiding gericht op het ontwikkelen van vaardighedenzijn in ieder geval de leerbaarheid en motivatie van de cliënt leidend bij de beslissing of meer ondersteuning wordt geboden tijdens een kortere termijn. Of dat juist minder ondersteuning tegelijk wordt geboden, maar gedurende een langere termijn.
Als de ondersteuningsvraag van de cliënt dagbesteding betreft die is gericht op het behoud van vaardigheden, speelt meestal de belastbaarheid van het netwerk een grote rol in het toekennen van het aantal dagdelen. Naast de belastbaarheid van de cliënt zelf. Soms moet een gebalanceerd evenwicht worden bereikt tussen deze twee.
Wanneer het gaat om ontwikkelingsgerichte dagbesteding dan is met name de belastbaarheid en het lerend vermogen van de cliënt zelf doorslaggevend. Is sprake van een positieve verwachting van het kunnen leren door of ontwikkelen van de cliënt, dan kan worden overwogen een groter aantal dagdelen in te zetten voor een kortere termijn. Als de leerbaarheid en belastbaarheid beperkter is, dan is een lagere omvang van de inzet gedurende een langere periode meer aangewezen.
Voor alle profielen kan het risico-aspect een doorslaggevende factor zijn voor de aard, omvang en duur van de ondersteuning. Als sprake is van een groot risico voor de cliënt of haar of zijn omgeving, dan kan deze factor belangrijker zijn dan leerbaarheid, motivatie of de draagkracht van het netwerk. Dan is afdoende ingrijpen belangrijker.
Ook de ondersteuningsmogelijkheden van het netwerk van de cliënt spelen bij alle profielen een rol. Zowel positief als negatief.
Tot slot beoordeelt de wijkteammedewerker in deze fase opnieuw of er geen op de Wmo voorliggende voorzieningen zijn die als passende ondersteuning kunnen worden aangemerkt.
Dit is in stap 2 ook al aan de orde geweest, maar op dit moment in het proces krijgt dit opnieuw aandacht.
Landgraaf, 5 juli 2022
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
ir. J.M.C. Rijvers mr. R. de Boer
Bijlage 1. Indicatieprofielen Persoonlijke begeleiding
Bijlage 2. Indicatieprofielen Dagbesteding
Bijlage 3. Indicatieprofielen Persoonlijke Begeleiding schematisch
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-310155.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.