Besluit van de raad van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Participatie Verordening Amstelveen 2022

Zaaknummer: Z21-019063

 

De raad van de gemeente Amstelveen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 januari 2022;

gelet op artikel 149 en 150 van de Gemeentewet;

gezien het advies van commissie Algemeen Bestuur en Middelen; [overwegende dat het van belang is lokale democratische processen door participatie van inwoners te verrijken, de samenwerking tussen gemeente en inwoners te versterken en helderheid te geven over de invulling van de participatieprocedure;]

besluit vast te stellen de:

Participatie Verordening Amstelveen 2022

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. agendacommissie: commissie van de raad die de bijeenkomsten en vergaderingen van de raad voorbereidt;

 

b. beleidsvoornemen: voornemen van het college of de raad tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

 

c. bestuursorgaan: college of raad, afhankelijk van de vraag welk bestuursorgaan bevoegd is ten aanzien van het onderwerp;

 

d. burgerinitiatief: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp of voorstel aan de raad aan te bieden;

 

e. college: het college van burgemeester en wethouders;

 

f. Het Raadsgesprek: bijeenkomsten van de raad bedoeld voor beeldvorming van de raad en inbreng vanuit de stad;

 

g. initiatiefgerechtigde: ‘initiatiefgerechtigde: initiatiefgerechtigde zijn alle inwoners van Amstelveen met een leeftijd van twaalf jaar of ouder, op de dag van indiening van het verzoek bepalend;

 

h. indiener: indiener van een burgerinitiatief;

 

i. maatschappelijk initiatief: initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven die lokaal van belang zijn of een lokaal belang hebben of een combinatie daarvan;

 

j. participatie: het betrekken van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden bij de ontwikkeling, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid of gemeentelijke plannen;

 

k. raad: de gemeenteraad;

 

l. uitdaagrecht: het recht van ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen om een verzoek bij het bevoegde bestuursorgaan in te dienen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen, als zij denken deze taak beter of goedkoper uit te kunnen voeren.

HOOFDSTUK 2 Participatie

Artikel 2.1 Onderwerp en reikwijdte van participatie

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of participatie wordt toegepast.

  • 2.

    Participatie wordt altijd toegepast als de wet daartoe verplicht.

  • 3.

    Er is geen participatie mogelijk:

  • a.

    ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

  • b.

    als participatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

  • c.

    als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

  • d.

    inzake de vaststelling van de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

  • e.

    als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie niet kan worden afgewacht;

  • f.

    als het belang van participatie niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving;

  • g.

    ten aanzien van een beleidsvoornemen dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente;

  • h.

    als de belanghebbenden al op een andere manier in een vroeg stadium bij de voorbereiding van het beleidsvoornemen zijn of worden betrokken, of het beleidsvoornemen rechtstreeks voortvloeit uit een beleidsvoornemen waarbij al participatie is toegepast.

  • 4.

    Participatie wordt uitsluitend verleend aan inwoners, belanghebbenden en bedrijven of organisaties die lokaal van belang zijn of een lokaal belang hebben.

Artikel 2.2 Procedure participatie
  • 1.

    Op participatie is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het bestuursorgaan een andere participatieprocedure vaststellen.

  • 3.

    In geval van participatie door de raad vindt dit plaats overeenkomstig het zevende lid.

  • 4.

    Als participatie wordt toegepast in afwijking van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, neemt het bestuursorgaan in beginsel over de volgende punten van participatie een besluit;

  • a.

    het doel van de participatie;

  • b.

    de kernvragen, de beïnvloedingsruimte en/of de inhoudelijke, financiële, procedurele en overige kaders voor de participatie en de wijze waarop deze kaders vooraf met de deelnemers worden gecommuniceerd;

  • c.

    de wijze waarop en het tijdvak waarin de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

  • d.

    de wijze waarop democratische waarden zoals inclusie, dialoog, zeggenschap en transparantie in het proces worden gewaarborgd;

  • e.

    de begroting van de kosten van het participatieproces;

  • f.

    de wijze waarop de inbreng van inwoners zal doorwerken in de besluitvorming als bepaald in artikel 2.1, tweede lid.

  • 5.

    Het bestuursorgaan maakt voor de start van het participatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces geschikte wijze.

  • 6.

    Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het vierde lid onder b of de inrichting van het proces aan te passen, zorgt het bestuursorgaan ervoor dat deelnemers hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.

  • 7.

    Voor de raad vindt participatie over geagendeerde of niet-geagendeerde beleidsvoornemens tijdens Het Raadsgesprek. De agendacommissie stelt vast op welke wijze en op welke termijn conform artikel 8 van het Reglement van orde van de raad.

Artikel 2.3 Besluitvorming

Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces bekend op welke wijze het zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij in beginsel uit de volgende mogelijkheden:

  • 1.

    het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en zal nader afwegen of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de besluitvorming;

  • 2.

    het bestuursorgaan beschouwt de adviezen en conclusies uit het participatietraject als belangrijk uitgangspunt bij besluitvorming;

  • 3.

    het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over mits deze passen binnen de vooraf vastgestelde inhoudelijke, financiële en procedurele kaders.

Artikel 2.4 Eindverslag participatie

  • 1.

    Ter afronding van de participatie maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in ieder geval:

  • a.

    een overzicht van de gevolgde participatieprocedure;

  • b.

    een weergave van de zienswijzen die tijdens de participatieprocedure mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

  • c.

    een reactie op deze zienswijzen, waarbij wordt aangegeven welke punten al dan niet worden overgenomen.

  • 3.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

HOOFDSTUK 3 Uitdaagrecht

Artikel 3.1 Onderwerp van uitdaagrecht

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen gemeentelijke taken of hierop uitdaagrecht wordt toegepast.

  • 2.

    Het bestuursorgaan wijst ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen actief op het van toepassing zijn van het uitdaagrecht.

  • 3.

    Overname van de uitvoering van de volgende taken is niet mogelijk:

  • a.

    als het een lopend uitvoeringstraject of ondergeschikte herzieningen daarvan betreft;

  • b.

    als het uitdaagrecht bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

  • c.

    als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

  • d.

    inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

  • e.

    als de opdrachtwaarde boven de Europese drempelwaarde uitkomt;

  • f.

    als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat het benutten van het uitdaagrecht niet kan worden afgewacht;

  • g.

    als het belang van het uitdaagrecht niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3.2 Procedure uitdaagrecht

  • 1.

    Een verzoek met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het bestuursorgaan ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

  • a.

    omschrijving van de gemeentelijke taak die de verzoeker wil overnemen;

  • b.

    uitleg waarom of hoe de verzoeker deze taak beter of goedkoper kan uitvoeren;

  • c.

    duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de verzoeker;

  • d.

    indicatie van het draagvlak onder belanghebbende ingezetenen;

  • e.

    indicatie van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

  • f.

    omschrijving van de manier waarop de verzoeker met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

  • g.

    inzicht in hoe de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn kan worden gewaarborgd.

  • 2.

    Elk verzoek met betrekking tot het uitdaagrecht wordt vervolgens door het bestuursorgaan getoetst aan de volgende criteria:

  • a.

    er is voldoende maatschappelijk draagvlak voor de aanvraag;

  • b.

    inwoners en maatschappelijke initiatieven kunnen alleen taken van het bestuursorgaan op grond van de wet overnemen als zij zich organiseren in een rechtspersoon en een plan overleggen;

  • c.

    het plan dient tenminste door drie ingezetenen te zijn ingediend;

  • d.

    in het plan staat beschreven welke resultaten beoogd worden en, op welke wijze de continuïteit is gegarandeerd;

  • e.

    het plan geeft aan hoe wordt voldaan aan de volgende kwaliteitseisen:

  • i.

    het initiatief heeft een maatschappelijke meerwaarde;

  • ii.

    de kosten voor uitvoering zijn bij voorkeur lager, maar in ieder geval niet hoger dan de huidige kosten;

  • iii.

    de betrokken initiatiefnemers maken aannemelijk dat zij de prestatie kunnen leveren;

  • iv.

    de indieners zijn eraan gehouden het initiatief gedurende een afgesproken periode uit te voeren.

  • 3.

    Het college kan een aanvraag weigeren indien onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het initiatief voldoet aan de in het vorige lid genoemde criteria of indien de aanvraag zich richt op:

  • a.

    een beleidsterrein dat de gemeente heeft uitgezonderd van het uitdaagrecht;

  • b.

    een onderwerp dat overwegend het privébelang van de aanvrager dient.

  • 4.

    Een vaste contactpersoon van de gemeente begeleidt de verzoekers tijdens het hele proces.

  • 5.

    Het bestuursorgaan maakt met de verzoekers afspraken over het proces, het resultaat, het budget en de looptijd.

  • 6.

    Het bestuursorgaan maakt het besluit ten aanzien van een binnengekomen verzoek binnen veertien dagen na zijn besluit openbaar.

HOOFDSTUK 4 Maatschappelijke initiatieven

Artikel 4.1 Indiening maatschappelijk initiatief

  • 1.

    Een maatschappelijk initiatief wordt bij het college ingediend.

  • 2.

    Het college kan besluiten een maatschappelijk initiatief te ondersteunen, indien deze naar het oordeel van het college past binnen het kader van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

     

Artikel 4.2 Verlening ondersteuning

  • 1.

    Indien het college besluit tot ondersteuning van het maatschappelijk initiatief, vermeldt het college in het besluit of de ondersteuning bestaat uit loslaten, stimuleren, faciliteren, samenwerken, regisseren of reguleren.

  • 2.

    Het college kan aan de ondersteuning vooraf de voorwaarde verbinden dat inwoners, bedrijven en andere direct belanghebbenden in voldoende mate bij het maatschappelijk initiatief worden betrokken.

  • 3.

    Het college benoemt een ambtenaar in de gemeente als aanspreekpunt voor maatschappelijke initiatieven. Uitgangspunt is een oplossingsgerichte en constructieve benadering van deze initiatieven en het bieden van helderheid over mogelijkheden en randvoorwaarden.

  • 4.

    Als het college besluit een maatschappelijk initiatief te ondersteunen, kan dat door middel van:

  • a.

    het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

  • b.

    het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;

  • c.

    de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;

  • d.

    andere vormen van ondersteuning.

     

Artikel 4.3 Weigering ondersteuning

Het college kan weigeren een maatschappelijk initiatief te ondersteunen indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:

  • 1.

    het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang;

  • 2.

    het een onderwerp betreft dat niet behoort tot de bevoegdheid van de gemeente of de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de gemeente geen beleidsvrijheid heeft;

  • 3.

    er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners;

  • 4.

    het initiatief naar het oordeel van burgemeester en wethouders op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is;

  • 5.

    het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht openstaat of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;

  • 6.

    het een onderwerp betreft dat overwegend het privébelang van de indiener dient.

Artikel 4.4 Bekendmaking

Het gemeentelijk aanspreekpunt informeert de initiatiefnemers van het maatschappelijk initiatief over het besluit van het college om wel of niet ondersteuning te verlenen.

 

HOOFDSTUK 5 Burgerinitiatief

Artikel 5.1 Voorwaarden en wijze van indiening burgerinitiatief

  • 1.

    Initiatiefgerechtigden kunnen een burgerinitiatief indienen bij de gemeenteraad.

  • 2.

    Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van Het Raadsgesprek wordt schriftelijk of digitaal en gedagtekend, via de griffier, ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 3.

    Na aanbieding van het burgerinitiatief in de gemeenteraad plaatst de agendacommissie het initiatief op de agenda van Het Raadsgesprek.

  • 4.

    Er zit ten minste twee weken tussen de dag van het indienen van het verzoek en de dag van de bijeenkomst waarin het verzoek wordt behandeld.

  • 5.

    Voor het indienen van een burgerinitiatief is een formulier, al dan niet digitaal, beschikbaar bij de griffie van de raad of op de website van de gemeente. Na invulling dient het formulier weer bij diezelfde griffie te worden ingediend.

  • 6.

    Het verzoek tot burgerinitiatief bevat ten minste:

  • a.

    een nauwkeurige omschrijving van het voorstel;

  • b.

    een toelichting op het voorstel;

  • c.

    de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn/haar plaatsvervanger, en;

  • d.

    een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 7.

    Ongeldig is het verzoek dat:

  • a.

    niet door ten minste 37 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

  • b.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het college;

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur;

  • e.

    een onderwerp waarover korter dan twee jaar voor indiening van het burgerinitiatief door de raad een besluit is genomen, tenzij nieuwe argumenten tot een nieuwe afweging zouden kunnen leiden;

  • f.

    onderwerpen die privé belangen betreffen.

  • 8.

    De agendacommissie organiseert een bijeenkomst tijdens Het Raadsgesprek om met de indiener over het burgerinitiatief te praten en nodigt de indiener daartoe uit. Aan het eind van de bijeenkomst formuleert de voorzitter een conclusie en stelt een eventuele vervolgwijze van behandeling voor.

  • 9.

    De griffie informeert de indiener van het burgerinitiatief over de vervolgstappen.

HOOFDSTUK 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Evaluatie en monitoring

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening wordt jaarlijks geëvalueerd.

Het college zendt hiertoe telkens één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

  • 2.

    Ten behoeve van de evaluatie verzamelt het college systematisch informatie over:

  • a.

    Aantal participatietrajecten en de onderwerpen;

  • b.

    Verschillende gekozen vormen van participatie;

  • c.

    Uitkomsten, inzet daarvan en effectiviteit in praktijk;

  • d.

    Kosten.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding verordening

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking. Op die datum vervalt de Participatie- en inspraakverordening gemeente Amstelveen 2013 en de Verordening burgerinitiatief gemeente Amstelveen 2008.

Artikel 6.3 Overgangsbepaling

Op procedures die voortvloeien uit besluiten genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van Participatie- en inspraakverordening gemeente Amstelveen 2013 en de Verordening burgerinitiatief gemeente Amstelveen 2008 van toepassing.

Artikel 6.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Participatie Verordening Amstelveen 2022.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 februari 2022.

De griffier,

Debby de Heus

De voorzitter,

Tjapko Poppens

Naar boven