Gemeenteblad van Edam-Volendam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Edam-Volendam | Gemeenteblad 2022, 306909 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Edam-Volendam | Gemeenteblad 2022, 306909 | beleidsregel |
Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam over huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Beleidsregels huishoudelijke ondersteuning Edam-Volendam)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam;
gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op §3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 1, eerste lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2021;
gezien het advies van de Koepel Sociaal Domein van 5 mei 2022;
overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen omtrent de verstrekking van huishoudelijke ondersteuning zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de daarop gebaseerde gemeentelijke regelgeving;
vast te stellen de navolgende Beleidsregels Huishoudelijke Ondersteuning Edam-Volendam.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Huishoudelijke ondersteuning: Ondersteuning van inwoners die 'niet in staat zijn zelfstandig of met behulp van een sociaal netwerk een gestructureerd huishouden te voeren' (artikel 1.1.1 Wmo 2015 en artikel 2.1.1 Wmo 2015) leidend tot een schone en leefbare woning. Er is onderscheid tussen ‘ondersteuning bij een schoon huis’ en ‘ondersteuning gericht op het huishouden’. Bij de tweede is er naast eenvoudige huishoudelijke (schoonmaak)werkzaamheden sprake van ondersteuning in de vorm van dagelijkse organisatie van het huishouden. Deze ondersteuning is nodig als de inwoner geen of onvoldoende regie over het eigen huishouden kan voeren en er geen sociaal netwerk aanwezig is die dit op adequate wijze kan doen.
Indirecte tijd hulp bij het huishouden: Dit is de tijd die de hulp(en) per bezoek besteden aan aankomst en vertrek, administratie bij de inwoner, sociale interactie met de inwoner en het pakken en opruimen van schoonmaakspullen. Deze tijd maakt standaard onderdeel uit van de integrale normtijd bij het onderdeel schoon en leefbaar houden van het huis. Bij indirecte tijd gaat het om de tijd dat de hulp in de woning van de inwoner aanwezig is, het gaat bijvoorbeeld niet om reistijd.
Artikel 2.1. Toegang tot de aanvullende maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning
Bij de afweging voor het al of niet verstrekken van de aanvullende maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning wordt het onderzoek verricht zoals bedoeld in artikel 2.3.2. van de Wmo 2015.
Artikel 2.2.1. Criteria gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp is niet vrijblijvend te geven hulp door huisgenoten die tot dezelfde leefeenheid behoren mits zij:
Artikel 2.2.2. Dreigende overbelasting
Er zijn situaties waarbij de leden binnen de leefeenheid bepalen hoe er wordt gekeken naar gebruikelijke hulp:
Werk, huishouden en andere activiteiten: Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke hulp voor. Wel kan er bij overbelasting of dreigende overbelasting een beroep gedaan worden op mantelzorgondersteuning en kan er in voorkomende gevallen alsnog een beroep gedaan worden op een aanvullende maatwerkvoorziening.
Werk, huishouden en verzorging van partner/huisgenoot: In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In principe zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.
Werk, huishouden, overlijden van partner/ouder: Als een partner/ouder ten gevolge van het overlijden van de andere partner/ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In principe zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.
Gaat het om een terminale situatie, dan is het belangrijk om in overleg met de huisgenoten te bepalen wat draagbaar is. In deze situaties wordt onderzocht of voldoende tijd is voor ‘gebruikelijke hulp’ of dat dit tot overbelasting leidt/kan leiden.
Er wordt altijd onderzocht of een leefeenheid door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt.
Artikel 2.2.3. Geen tijd hebben om hulp te leveren: fysieke afwezigheid door werk
Als uitgangspunt geldt dat indien een huisgenoot binnen de leefeenheid vanwege werk fysiek niet aanwezig is, hiermee rekening gehouden wordt wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; bijvoorbeeld offshore werk, internationaal vrachtverkeer, wisseldiensten en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een eenpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke hulp worden geleverd.
Artikel 2.2.4. Bijdrage van kinderen
In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan wordt ervan uitgegaan dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.
Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.
Kinderen tussen 5 en 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafeldekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand doen. Bij een 5-jarige kan het er bijvoorbeeld om gaan zelf het kopje op het aanrecht te zetten.
Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken, hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.
Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze in staat is de huishoudelijke taken (gedeeltelijk) over te nemen wanneer de primaire verzorger uitvalt. Ook wordt verwacht dat zij eventueel jongere gezinsleden opvangen, verzorgen en begeleiden als zij hiertoe in staat worden geacht.
Uitzondering is als de ontwikkelkansen van de jongvolwassenen belemmerd wordt. Bijvoorbeeld waar door gebruikelijke hulp een studie of opleidingstraject niet (geheel) vervolgd kan worden.
Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke taken willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot het toekennen van huishoudelijke ondersteuning. In die situaties kan een tijdelijke indicatie afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd. Het gaat dan om een kortdurende indicatie, waarin de noodzakelijke huishoudelijke vaardigheden worden aangeleerd.
Artikel 2.2.5. Zorgplicht voor kinderen
Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Bij uitval van één van de ouders dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen. Waarbij van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere (voorliggende) voorzieningen. De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie. Maar er dient wel rekening gehouden te worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken.
Artikel 2.2.6. Uitzonderingen bij type leefsituaties
Bij een aantal bijzondere typen leefsituaties wordt anders omgegaan met het toepassen van gebruikelijke hulp:
Zelfstandig samen wonen op één adres en gemeenschappelijke ruimten delen (2Denk aan woongroepen en kamerverhuur):
Er is hier geen sprake van een leefeenheid. Het schoonmaken van de eigen woonruimte(n) en slechts een evenredig deel van de gemeenschappelijke ruimten worden meegerekend. Tenzij dit geregeld is binnen de servicekosten van de huurovereenkomst.
Er is wel sprake van een leefeenheid maar er is over het algemeen sprake van een taakverdeling. De inwoner kan hulp krijgen voor het schoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw.
Hoofdstuk 3. Uitgangspunten voor huishoudelijke ondersteuning
Artikel 3.1. De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk
De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden, met inbegrip van het bevorderen en in stand houden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. Huishoudelijke ondersteuning is er als aanvulling op de eigen mogelijkheden. De eigen verantwoordelijkheid van de leefeenheid houdt ook in dat het huis zodanig is ingericht dat dit in redelijkheid schoongehouden kan worden.
Artikel 3.2. Zelfredzaamheid activeren
Het principe ‘zorgen dat’ in plaats van ‘zorgen voor’ staat centraal. Dit betekent dat daar waar mogelijk gestimuleerd wordt dat de inwoner zelf huishoudelijke taken uit blijft voeren, of weer uit gaat voeren. Dit behoort tot de verantwoordelijkheid van de inwoner ten aanzien van diens eigen zelfredzaamheid en is dan ook niet vrijblijvend. Deze taken worden in ieder geval uitgevoerd op het moment dat de hulp aanwezig is . (3 En sluit aan op de functieomschrijving van de hulp bij het huishouden in de cao-VVT (3.2. A 4 b): Op dit niveau werk je meer samen met de cliënt, die vanuit zelfredzaamheid zoveel mogelijk zelf doet. Je overlegt met de cliënt over zijn/haar eigen mogelijkheden en stemt de werkzaamheden en de volgorde van het werk met de cliënt af. Je signaleert en rapporteert bijzonderheden in de huishouding van de cliënt. Deze functie kan je ook, al dan niet in samenwerking met andere zorg- of hulpverleners en/of mantelzorgers/ gezinsleden, uitvoeren in gezinnen, waarbij de andere gezinsleden zelfstandig zijn. ) Samen schoonmaken is daarmee ook een sociale bezigheid.
Wanneer naar medische normen voor de aanwezige beperking(en) nog (deels) behandelmogelijkheden zijn die de zelfredzaamheid kunnen herstellen, wordt er alleen huishoudelijke ondersteuning toegekend
Artikel 3.3. Criteria om in aanmerking te komen voor huishoudelijke ondersteuning
Een inwoner kan in aanmerking komen voor huishoudelijke ondersteuning als:
Hoofdstuk 4. Normenkader huishoudelijke ondersteuning
Artikel 4.1. Normenkader als richtlijn
Het doel van het gebruik van het normenkader huishoudelijke ondersteuning is om uniformiteit in de toekenning van huishoudelijke ondersteuning na te streven. Het gaat hierbij om een richtlijn, welke is gebaseerd op volledige overname van het huishouden in een gemiddelde cliëntsituatie. Iedere individuele situatie wordt separaat onderzocht en er wordt met behulp van de richtlijn ondersteuning op maat toegekend. Het college kan afwijken met zowel op- als neerwaartse bijstelling(en). Hierbij wordt gemotiveerd aangegeven waarom wordt verhoogd of verlaagd.
Artikel 4.2. Gemiddelde cliëntsituatie
Door uit te gaan van een gemiddelde cliëntsituatie krijgen de normtijden een algemeen karakter. Hiermee wordt voorkomen dat op alle mogelijk denkbare uitzonderingen apart beleid moet worden ontwikkeld. Onder een gemiddelde situatie wordt verstaan:
Artikel 4.3. Individuele situaties
Een aantal factoren kan er voor zorgen dat een situatie niet-gemiddeld is. Hier is dan een andere inzet en/of frequentie van activiteiten en/of een andere tijdbesteding nodig.
Mogelijkheden van de inwoner die extra ondersteuning vereisen
Is er een beperking in de fysieke mogelijkheden van de inwoner om bij te dragen aan de uit te voeren huishoudelijke taken. Al of niet gebruikmakend van vrij beschikbare hulpmiddelen. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen. Hier speelt ook de trainbaarheid en leerbaarheid van de inwoner mee.
Beperkingen en belemmeringen van de inwoner die extra ondersteuning vereisen
Beperkingen en belemmeringen van de inwoner kunnen extra inzet vereisen. Leidend is de hoeveelheid extra ondersteuning die nodig is, niet de problematiek als zodanig. Voorbeelden van problematiek die mogelijk kunnen leiden tot extra ondersteuning zijn Huntington, ALS, Parkinson, dementie, visuele beperking, revalidatie, bedlegerigheid, psychische en psychiatrische aandoeningen, verslavingsproblematiek.
Dit kan op twee manieren uitwerken:
Ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers:
De hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de inwoner en eventuele vrijwilligers, waardoor minder professionele inzet vanuit de gemeente noodzakelijk is omdat een deel activiteiten door niet-professionals wordt gedaan.
Samenstelling van het huishouden
Dit wordt grotendeels bepaald door de regels voor gebruikelijke hulp op basis van de samenstelling van het huishouden. Bij een kind kan er sprake zijn van bijzonderheden (ziekte of beperking) waardoor er extra inzet van ondersteuning nodig is.
Het uitgangspunt is dat de gevolgen van huisdieren op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner behoort.
Een extreem bewerkelijke inrichting van de woning zorgt niet voor toekenning van extra ondersteuning. Het gaat in dit geval om de uitzonderlijke situaties waarin deze inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt. De inwoner wordt geacht zelf bij te dragen aan het efficiënt kunnen uitvoeren van de huishoudelijke ondersteuning. De inrichting van de woning is namelijk een keuze waar de inwoner invloed op kan uitoefenen.
Extra inzet is nodig door bouwkundige en externe factoren van de woning. Bijvoorbeeld de ouderdom van het huis, de staat van onderhoud, de aard van de wand-of vloerafwerking, de aard van de deuren, schuine wanden, hoogte van de plafonds, tocht en stof, eventuele gangetjes en hoekjes.
Huishoudelijke ondersteuning beperkt zich tot de binnenzijde van de woning. Tuinonderhoud wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de ondersteuning die noodzakelijk is inzake huishoudelijke ondersteuning (CRvB 22-02-2017, Externe link: ECLI:NL:CRVB:2017:885). Datzelfde geldt voor ramen lappen aan de buitenzijde (CRvB, 29-03-2017, Externe link: ECLI:NL:CRVB:2017:1302). Voor het aan de buitenkant wassen van de ramen is een adequaat alternatief beschikbaar in de vorm van een glazenwasser. Gezien de lage frequentie van het ramenwassen aan de buitenkant, in combinatie met de beperkte kosten voor het inzetten van een glazenwasser, geeft de Centrale Raad van Beroep aan dat deze kosten ook door inwoners met een minimuminkomen gedragen kunnen worden.
Een grote woning kan, maar hoeft niet per se meer inzet te vragen. De extra ruimtes of oppervlakte kunnen eenvoudig schoon te houden zijn en maar weinig extra ondersteuning vragen, of zijn niet altijd in (dagelijks) gebruik. Een extra slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is als slaapkamer vergt wel extra tijd.
Artikel 4.4. Normenkader: activiteiten en frequenties
In het normenkader wordt per onderdeel de frequentie en/of de benodigde tijd genoemd dat toegekend kan worden. In dit hoofdstuk wordt dit weergegeven voor de basisactiviteiten en in hoofdstuk 7 voor de aanvullende activiteiten.
Afbeelding 1: Normenkader: activiteiten en frequenties
Toelichting op ‘enige’ of ‘veel’ extra ondersteuning:
Enige extra inzet is nodig als duidelijk iedere week extra goed moet worden schoongemaakt of door de aandoening/beperking van de inwoner duidelijk vaker bepaalde schoonmaakwerkzaamheden moeten worden gedaan. Dit gebeurt dan in de praktijk tijdens het 1x per week schoonmaken. Als veel extra inzet nodig is, is vaak sprake van de noodzaak van 2 schoonmaakmomenten per week. Deze extra inzet gebeurt op basis van de specifieke situatie van de inwoner en vaak ook in afstemming met de schoonmakende partij.
Toelichting op slaapkamer (ruimte) wel/niet in gebruik:
Extra kamers in de woning, naast de hoofdslaapkamer van de cliënt, worden schoongemaakt:
Als de extra kamer daadwerkelijk als slaapkamer in gebruik is, wordt deze schoongemaakt en is hier 18 minuten per week voor beschikbaar. De slaapkamer van een kind wordt door het kind zelf schoongemaakt (zie hiervoor artikel 3: Gebruikelijke hulp).Voor de andere extra kamers is er 5 minuten per week inzet van huishoudelijke ondersteuning mogelijk. Dat is onafhankelijk waar deze andere kamer voor wordt gebruikt. Met 20 minuten per maand heeft de hulp genoeg tijd om deze acceptabel schoon te houden.
Artikel 4.5. Activiteiten benodigd voor een schoon en leefbaar huis
Artikel 4.6. Frequenties benodigd voor een schoon en leefbaar huis (basisactiviteiten)
* Is maaltijdvoorziening als aanvullende activiteit toegekend, waarbij afwassen een onderdeel is, dan wordt dit in mindering gebracht op de toekenning van de basisactiviteiten.
Frequentie benodigd voor een schoon en leefbaar huis (incidentele activiteiten)
Artikel 4.7.1. Activiteiten en frequenties benodigd voor de wasverzorging
Iedere inwoner dient te kunnen beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en over schoon en gedroogd textiel (handdoeken en beddengoed). Ondersteuning bestaat uit wassen en strijken. Het strijken van kleding wordt alleen gedaan a) bij een medische noodzaak en b) betreft alleen bovenkleding c) alleen het aantal stuks dat redelijkerwijs verwacht mag worden en maatschappelijk aanvaardbaar is en d) voor zover betreffende kleding niet kreukvrij beschikbaar is (= algemeen gebruikelijke voorziening).
* In een tweepersoonshuishouden wordt uitgegaan van een frequentie van 5x per 2 weken voor de was, in een eenpersoonshuishouden is dat 2x per week.
Artikel 4.7.2. Activiteiten en frequenties benodigd voor de boodschappen
In eerste instantie wordt deze activiteit niet toegekend, omdat hiervoor gebruik kan worden gemaakt van het sociale netwerk, een boodschappendienst of vrijwilligersorganisatie. Aan een boodschappendienst kunnen kosten verbonden zijn. Wanneer dit wel wordt toegekend, heeft dit betrekking op boodschappen die nodig zijn voor de dagelijkse levensbehoeften. Hieronder vallen levensmiddelen, toiletartikelen en schoonmaakmiddelen. Er wordt geen rekening gehouden met eigen voorkeuren van de inwoner (bv. voor speciaal voedsel dat beperkt verkrijgbaar is zodat extra gereisd moet worden). Er wordt alleen rekening gehouden met extra inspanningen die geleverd moeten worden vanwege aantoonbare medische redenen.
Artikel 4.7.3. Activiteiten en frequenties benodigd voor de maaltijden
Het gaat om het klaarzetten van de broodmaaltijd(en) en het opwarmen van de warme maaltijd. Bij hoge uitzondering kan sprake zijn van het bereiden van de warme maaltijd. Voor het toekennen van hulp bij de maaltijden wordt onderstaande figuur van Schulinck gebruikt, waarin schematisch is weergegeven wanneer hulp bij de maaltijden onder welke wet valt.
Afbeelding 2: Hulp bij maaltijden
Figuur 1: Schulinck, Wolters Kluwer
Komt een algemeen gebruikelijke voorziening niet tegemoet aan de eisen die aan de maaltijd worden gesteld (bv. bij een dieet dat voorgeschreven is door een arts) dan kan de warme maaltijd wel toegekend worden. Als er jonge kinderen woonachtig zijn in het huishouden, kan het bereiden van de warme maaltijd toegekend worden.
Uit jurisprudentie (Rechtbank ’s Hertogenbosch 25-10-2012, nr. AWB 12/1795) blijkt dat twee broodmaaltijden en één warme maaltijd per dag adequaat kan worden geacht.Als het niet-eten leidt tot ‘een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop (voetnoot )’ (5 V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland) zegt hierover op haar website ‘Onze gezondheid versterken, behouden en herstellen is onlosmakelijk verbonden met eten en drinken. Als iemand door wat voor psychische of lichamelijke oorzaak dan ook beperkt wordt in het zelfstandig voor eten of drinken zorgen, is er snel sprake van een gezondheidsrisico of gezondheidsbedreiging.’)en de hulp denkt dat dat het geval is, mag de hulp bij het huishouden niet ondersteunen. Dan gaat deze ondersteuning over naar de wijkverpleger. Als deze alsnog schriftelijk verklaart dat er géén behoefte is aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop zal de hulp bij het huishouden de ondersteuning hervatten. In de praktijk zal dit vóór de inzet van de hulp bij het huishouden gebeuren.
* Of minder als de cliënt hierin een deel van de week zelf of met behulp van het netwerk kan voorzien.
Artikel 4.7.4. Activiteiten voor kindzorg
Het gaat om verzorging van gezonde minderjarige kinderen die tot het gezin behoren. Ouders (6 Art. 1.247 Burgerlijk Wetboek. Met ouders worden ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld.) zijn zelf verantwoordelijk voor de zorg voor kinderen. Zijn ouders hier langdurig niet volledig toe in staat, dan kan de gemeente tijdelijke ondersteuning (niet: volledige overname) bieden totdat een andere oplossing gevonden is. Het gaat om dagelijkse, gebruikelijke hulp voor gezonde kinderen in geval van ontwrichting of calamiteiten. Hierbij wordt altijd uitgegaan van het waar mogelijk combineren van activiteiten. Dit betekent dat als een activiteit plaatsvindt voor meerdere personen en dit te combineren valt (bv. maaltijd bereiden, kinderen naar bed of school brengen), het aantal minuten eenmaal telt en niet per persoon.
Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 5. Zorg in natura versus pgb
Levering van aanvullende maatwerkvoorzieningen, hier de aanvullende maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden, vindt over het algemeen plaats als ‘zorg in natura’ (ZIN). De gemeente contracteert en betaalt rechtstreeks aan de leverancier. Deze levert aan inwoner. Onder voorwaarden kan inwoner kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). De wetgever heeft het pgb bedoeld als een gelijkwaardig alternatief voor ZIN. Deze voorwaarden zijn opgenomen in landelijke wet- en regelgeving.
Hoofdstuk 6. Weigering, herzien en terugvordering
Artikel 6.1. Weigeren, opschorten of intrekken
Maatwerkvoorzieningen worden alleen verstrekt als aanvulling op datgene wat inwoner zelf kan doen, wat in samenkracht gedaan kan worden, wat gedaan kan worden met voorliggend veld/ voorliggende voorzieningen. Als inwoner niet doet wat deze zelf kan doen zal een aanvullende maatwerkvoorziening geweigerd worden, opgeschort of ingetrokken.
Wanneer de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning geheel of gedeeltelijk voorkomen had kunnen worden door de inwoner, is er sprake van voorzienbaarheid. Het college oordeelt in dit geval dat wanneer de inwoner andere besluiten had genomen de behoefte er niet of slechts deels zou zijn geweest. Als dit het geval is, wordt uitsluitend een aanvullende maatwerkvoorziening verstrekt voor het deel dat de inwoner redelijkerwijs niet had kunnen voorzien.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-306909.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.