Gemeenteblad van Wageningen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wageningen | Gemeenteblad 2022, 30621 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wageningen | Gemeenteblad 2022, 30621 | beleidsregel |
Duurzaam Bouwen Beleid Wageningen 2022-2026
Gemeente Wageningen heeft een door de raad vastgesteld duurzaam bouwenbeleid waarin partijen actief gestimuleerd worden om een stapje extra te zetten om nieuwbouw zo duurzaam mogelijk en toekomstbestendig te ontwikkelen. Het duurzaam bouwenbeleid omvat de thema’s energie, bouwmaterialen en groen/water.
Juist bij nieuwbouw zijn er goede kansen om meteen duurzaam te bouwen. Elk niet energieneutraal nieuw gebouw is daardoor in feite een gemiste kans. De gemeente heeft echter geen juridische mogelijkheden om bovenwettelijke eisen te stellen. Hetzelfde geldt voor natuurinclusief bouwen en het gebruik van circulaire bouwmaterialen. Toch lukt het, dankzij ons duurzaam bouwen beleid, bij vrijwel alle nieuwbouwprojecten tot mooie duurzame resultaten te komen. Wij brengen ons beleid vroegtijdig onder de aandacht bij ontwikkelaars en bouwers en nemen het expliciet mee in alle afspraken die wij met hen maken. Bij de invoering van de Omgevingswet (verwacht in 2022) worden de gemeentelijke eisen voor duurzame nieuwbouw opgenomen in het Omgevingsplan.
2. Herijken Duurzaam Bouwen Beleid
2.1 Het huidige beleid: uitgangspunten Duurzaam Bouwen Beleid 2017-2021
De basisuitgangspunten van het gemeentelijk duurzaam bouwen beleid zijn door de jaren heen onveranderd gebleven. Wel is het beleid in de uitvoeringsprogramma’s steeds verder aangescherpt. De algemene uitgangspunten van het huidige duurzaam bouwenbeleid 2017-2021 zijn:
* In het Duurzaamheidsprofiel worden per nieuwbouwproject de afspraken/ambities op verschillende duurzaamheidsthema’s van het project vastgelegd. Het Duurzaamheidsprofiel is maatwerk en het resultaat van een open overleg tussen gemeente en opdrachtgever/ontwikkelaar.
2.2 Waarom aanpassing van het beleid?
Een aantal ontwikkelingen die vragen om het actualiseren van het duurzaam bouwen beleid:
Er zijn de afgelopen jaren steeds meer concepten en technieken ontwikkeld om nieuwbouw energiezuinig te bouwen en bestaande bouw zeer energiezuinig te renoveren. Naast de steeds beter en goedkoper wordende technieken wordt ook de wetgeving op het gebied van duurzaam bouwen steeds strenger. Op het gebied van energie en circulariteit is landelijk een flinke slag gemaakt:
Per 1 januari 2021 zijn er nieuwe wettelijke eisen op het gebied van de energieprestatie van nieuwbouwwoningen: BENG* (Bijna EnergieNeutraal Gebouw, zie kader). De nieuwe BENG-eisen vervangen de EPC, de huidige eis voor nieuwbouw. Dit maakt het noodzakelijk om het huidige duurzaam bouwen beleid aan te passen, aangezien in het duurzaam bouwenbeleid van gemeente Wageningen wordt uitgegaan van de EPC-normen.
Het klimaat verandert. Het wordt steeds warmer, we krijgen steeds meer en vaker regen, we hebben een grotere kans op weersextremen en meer kans op droogte en hittestress. Deze veranderingen in ons klimaat vereisen dat nieuwbouwprojecten klimaatbestendig worden gebouwd, door onder andere waterberging, infiltratie en groen voldoende mee te nemen.
Natuurinclusief bouwen draagt bij aan biodiversiteit en natuurwaarden. Hierdoor krijgen insecten, vogels en andere dieren meer kans om zich te vestigen. Natuurinclusief bouwen draagt ook bij aan de kwaliteit van de leefomgeving zoals het temperen van de temperatuur in de stad en vermindering van luchtvervuiling. Daarom krijgen natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen in het herijkte duurzaam bouwen beleid een nog meer expliciete plek.
Er wordt in het huidige Wageningse beleid enkel een duurzaamheidsprofiel opgesteld bij nieuwbouw (vanaf 5 woningen, 25 studenteneenheden en 500 m2 utiliteitsbouw). Voor zogenaamde ‘vernieuwbouw’ (het realiseren van nieuwe woningen in een bestaand pand dat eerder geen woonbestemming had) wordt in het huidige duurzaam bouwen beleid geen duurzaamheidsprofiel opgesteld. In het duurzaam bouwen beleid 2022-2026 willen we graag toevoegen dat er bij vernieuwbouw een duurzaamheidsprofiel wordt opgesteld vanaf 10 woningen (vanaf deze grens is er sprake van een bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening).
Twee punten uit het huidige duurzaam bouwen beleid zijn in de praktijk niet uitvoerbaar gebleken:
Het actief informeren van alle initiatiefnemers van nieuwbouw en renovaties over de noodzaak van duurzaam bouwen is helaas niet mogelijk gebleken omdat de privacywetgeving de OddV niet toestaat om persoonsgegevens te delen. Daarnaast is het moment van de vergunningaanvraag niet het juiste moment om initiatiefnemers te informeren: de keuzes voor ontwerp en materialen zijn dan immers al gemaakt. Via andere kanalen (zoals de website wageningenwoontduurzaam.nl) blijven we inwoners informeren over duurzaam (ver)bouwen.
Ook het stellen van extra duurzaamheidseisen aan initiatieven die passen binnen het bestemmingsplan en waarvan de vergunningaanvraag daarom rechtstreeks bij de OddV binnenkomt, is niet mogelijk gebleken omdat de OddV enkel toetst op het Bouwbesluit en niet kan toetsen op bovenwettelijke eisen vanuit de gemeente. Met de invoering van de Omgevingswet krijgen gemeenten in de toekomst meer ruimte om bovenwettelijke eisen te stellen voor nieuwbouw, ook voor initiatieven die binnen het bestemmingsplan passen, mits dit goed is vastgelegd in de Omgevingsvisie.
3. Duurzaam Bouwen Beleid 2022-2026
3.1.1 Uitgangspunten Duurzaam bouwen beleid 2022-2026
In het voorgestelde duurzaam bouwen beleid worden veel bestaande uitgangspunten overgenomen en een aantal aangescherpt, toegevoegd of aangepast. De uitgangspunten van het Duurzaam Bouwen Beleid 2022-2026 zijn:
*Vernieuwbouw: de realisatie van woningen in een bestaand pand dat eerst een andere bestemming had.
In ons beleid sturen we op energieneutrale nieuwbouw. Er bestaan echter verschillende definities van energieneutraal bouwen. Gemeente Wageningen hanteert sinds 2013 de volgende definitie:
De energie die binnen een gebouw wordt gebruikt wordt ook zelf duurzaam opgewerkt. Hierbij gaat het zowel om het gebouwgebonden verbruik als het gebruikersverbonden gebruik. Voor het gebruikersverbonden verbruik wordt gerekend met standaard verbruiksgegevens, bijvoorbeeld op basis van het aantal gebruikers of het aantal m2. Verder dient de grens aangegeven te worden waarbinnen men energieneutraal is. Het verdient de voorkeur om de grens te beperken tot de directe omgeving van het gebouw. Als nieuwbouw niet meteen energieneutraal kan zijn, is deze in ieder geval voorbereid op energieneutraal. Hiervoor is het van belang dat bij de realisatie van de nieuwbouw in ieder geval die maatregelen te nemen die op een later moment moeilijk zijn toe te voegen en de maatregelen te nemen die bij nieuwbouw financieel gunstiger zijn. De ontwikkelaar dient aan te tonen hoe de nieuwbouw in de toekomst (2030) alsnog energieneutraal kan worden.
In het Duurzaamheidsprofiel onderscheiden we per thema twee niveaus: ‘duurzaam bouwen beleid’ en ‘ambitie’. In het niveau ‘duurzaam bouwen beleid’ is voor elk onderdeel het door de Raad vastgestelde Wagenings duurzaam bouwen beleid uitgewerkt. Het niveau ‘ambitie’ gaat een stap verder. Bij ontwikkelingen op eigen gronden is het uitgangspunt het hoogste ambitieniveau.
3.2 Verduurzamen bestaande bouw
Voor bestaande bouw informeert de gemeente al jaren inwoners, bedrijven en instellingen over het nut en noodzaak van duurzaam bouwen en energiebesparende maatregelen. Naast dat hiermee het comfort van de woning/gebouw wordt vergroot zijn dit vaak ook financieel interessante maatregelen om te nemen. Wanneer een particulier of bedrijf aan de slag gaat met een verbouwing is dit vaak een natuurlijk moment om ook na te denken over het nemen van andere energetische maatregelen.
In april 2021 is de Warmtevisie vastgesteld. Hierin wordt per wijk aangegeven wat de meest kansrijke transitiescenario’s naar aardgasloos zijn. De gemeente start in 2022 wijk voor wijk met het opstellen van wijkuitvoeringsplannen voor de overstap naar duurzame warmte. Informatie over verduurzamen van panden worden actief met inwoners, bedrijven en instellingen gedeeld zodat de juiste keuzes worden gemaakt bij toekomstig onderhoud en vervangingsinvesteringen.
Dit beleid blijft van toepassing, ook na afloop van de planperiode 2022-2026, tot het
beleid wordt ingetrokken of gewijzigd.
Voorbeelden van maatregelen in nieuwbouw op het gebied van energie, groen/water, mobiliteit en bouwmaterialen
Infographic op www.wageningenwoontduurzaam.nl om inwoners te informeren over verduurzaming. De verschillende onderdelen zijn aanklikbaar voor meer informatie.
Bijlage 3 Duurzaamheidsprofiel
t.b.v. nieuwbouw gemeente Wageningen
Duurzaamheidsprofiel: hoe werkt het?
Voor alle nieuwbouwprojecten vanaf 5 woningen of 25 studentenkamers of 500 m2 utiliteit, en vernieuwbouw* vanaf 10 woningen wordt in Wageningen een Duurzaamheidsprofiel opgesteld. Het Duurzaamheidsprofiel wordt opgesteld in open overleg tussen de gemeente en de opdrachtgever/ontwikkelaar. Samen kijken we hoe we bebouwing en buitenruimte kunnen integreren, welke maatregelen uit deze checklist op de betreffende locatie het meest opleveren en hoe verschillende maatregelen zijn te combineren. Deze checklist geeft een overzicht van de mogelijkheden voor duurzaam bouwen op de onderdelen energie, bouwmaterialen en groen/water (natuurinclusief en klimaatbestendig bouwen).
Enkele algemene opmerkingen vooraf:
Vaak is er veel mogelijk op het gebied van verduurzaming zonder veel extra kosten. Het is daarvoor wel van belang dat dit overleg zo vroeg mogelijk in het proces plaatsvindt, wanneer nog niet alle keuzes vastliggen. Bent u ontwikkelaar of opdrachtgever? Neem dan in een vroeg stadium contact met ons op om een afspraak te maken: Chantal.Steuten@Wageningen.nl, 0317-492587
* Vernieuwbouw: het realiseren van nieuwe woningen in een bestaand pand dat eerst geen woonbestemming had.
We streven ernaar om energieneutraal te bouwen, waarbij op de locatie evenveel energie wordt opgewekt als verbruikt. In aanloop daar naartoe voldoet nieuwbouw aan de BENG-normen (Bijna Energie Neutraal Gebouw) waarbij alle geschikte dakvlakken maximaal worden gebruikt voor het opwekken van zonne-energie en/of (waar mogelijk natuurrijk) groen dak. We richten de ruimte zo in dat langzaam verkeer (fietsen en lopen) en elektrisch rijden wordt gestimuleerd. |
|||
Duurzaam Bouwenbeleid (Dubo) Wageningen
|
Energieneutraal volgens de definitie in het Dubo beleid Wageningen. Het gebouw of gebied is dan volledig energieneutraal waarbij het gebouwgebonden energieverbruik en gebruikersgebonden energieverbruik op locatie wordt opgewekt. |
De energie die binnen een gebouw wordt gebruikt wordt ook zelf duurzaam opgewerkt. Hierbij gaat het zowel om het gebouwgebonden energieverbruik als het gebruikersgebonden energieverbruik. Voor het gebruikersgebonden verbruik wordt gerekend met standaard verbruiksgegevens, bijvoorbeeld op basis van het aantal m2. Verder dient de grens aangegeven te worden waarbinnen men energieneutraal is. Het heeft de voorkeur om de grens te beperken tot de directe omgeving van het gebouw. ** Vernieuwbouw: de realisatie van woningen in een bestaand pand dat eerst geen woonbestemming had. |
|
Minder verplaatsingen, langzaam en elektrisch verkeer
|
|
Maak een afspraak met de Beleidsmedewerker Mobiliteit (op het moment van schrijven Hans de Man) om de mogelijkheden te bespreken. * Voor het beleid t.a.v. deelauto’s bij ruimtelijke ontwikkelingen zie Nota parkeernormen Wageningen 2015 |
|
We streven naar circulariteit in materiaal en proces: het hergebruiken van materialen bij de sloop, het gebruiken van zo min mogelijk beton (en waar toch nodig, gerecycled beton), de toepassing van biobased en circulaire bouwmaterialen en het vermijden van uitlogende materialen. |
|||
|
Significant hergebruik van materialen die vrijkomen bij sloop. |
||
Wettelijke norm Milieuprestatie Gebouwen (MPG) 0,8. Deze wordt stapsgewijs aangescherpt naar 0,5 in 2030. |
Circulair in materiaal en proces
|
||
Minimaal 20% gerecycled beton, zoals afgesproken in betonconvenant 2016 regio Food Valley. |
Bij de bouw wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van alternatieve materialen in plaats van beton. |
||
Geen gebruik uitlogende materialen (lood, zink, koper) die in aanraking kunnen komen met regenwater (dakgoot, dakbedekking, …). |
Zie bijlage 2: overzicht uitlogende materialen en alternatieven. |
||
Groen/water (natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen) Natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen gaat hittestress in hete periodes tegen, vermindert het risico op wateroverlast bij zware regenval. Door bestaand groen te behouden en in te zetten op groene tuinen, verticaal groen, groene daken en nest- en verblijfplaatsen voor vogels en vleermuizen, creeren we een prettige leefomgeving voor alle gebruikers. |
|||
|
Zie factsheet sloop Provincie: https://www.gelderland.nl/bestanden/Documenten/Gelderland/Vergunningen-en-ontheffingen/180913_Factsheet_sloopplannen.pdf |
||
Behoud Start met groen- en bomeninventarisatie (BEA): gezondheid, leeftijd, vitaliteit, standplaats en soort. Op basis van deze inventarisatie:
‘Nee tenzij’ principe waarbij het gaat om een zinvolle ruimtelijke of kwalitatieve compensatie. |
Groen als uitgangspunt Start met bomeninventarisatie (BEA: bomeneffectanalyse): gezondheid, leeftijd, vitaliteit, standplaats en soort. In aanvulling op standaard:
|
Groen dat deel uitmaakt van de bestaande groen- en waterstructuur zeer nauwkeurig meenemen in planproces. Bij start van een planproces de contouren van de ecologische structuur vastleggen, zodat robuuste bescherming plaats kan vinden. Op basis hiervan wordt de verkaveling ontwikkeld. |
|
Minimum groenpercentage Minimum groenpercentage is afhankelijk van de locatie waar woningen worden ontwikkeld.
Openbaar groenpercentage bij nieuwbouw minimaal 10%, plannen die hoger scoren hebben de voorkeur |
Kwantiteit en kwaliteit In aanvulling op standaard niveau:
|
||
Creëren nestplaatsen/verblijfsplaatsen in gebouwen voor vogels, vleermuizen |
|
|
|
In wijken met een groenpercentage lager dan 10% is verticaal groen een minimum vereiste. |
Significant gebruik van groene gevels en/of daken. Waar mogelijk hebben natuurrijke, biodiverse daken de voorkeur boven sedumdaken. |
||
Voldoen aan het Waterplan (2005)
|
|
Maak een afspraak met Harry Post (Projectleider Riolering en Waterhuishouding) om de mogelijkheden te bespreken. |
|
|
Infiltratie/berging/hergebruik
|
Maak een afspraak met Harry Post (Projectleider Riolering en Waterhuishouding) om de mogelijkheden te bespreken. |
|
|
|
||
|
|
Zie bijlage 5: overzicht geschikte inheemse soorten voor gebruik in haag en tegen gaaswerk. |
BIJLAGE 1 – overzicht biobased en circulaire bouwmaterialen
Overzicht duurzame bouwmaterialen
Het doel van Duurzame bouwmaterialen is dat ze veilig en gezond zijn voor mens en milieu. Ze zijn bijvoorbeeld zonder kwaliteitsverlies te hergebruiken of zijn gemaakt van hernieuwbare materialen. Op deze pagina vind u een aantal duurzame bouwmaterialen die richting dat doel zijn gemaakt en die u in uw eigen huis kunt toepassen met hun eigenschappen.
Onderstaande tabel is opgesteld i.s.m. Agrodome. De kolom 'relatie met circulaire materialen' is opgesteld door Circulair Adviesbureau Rendemint BV.
* Bio-based materialen zijn afkomstig van biomassa (materialen en reststromen uit de land-, tuin-, en duurzame bosbouw). Zij kunnen bewerkt zijn, maar bestaan niet uit fossiele of minerale grondstoffen. Meer informatie over biobased bouwmaterialen vindt u op www.biobasedbouwen.nl
** Circulair materiaal. We noemen een materiaal circulair als de grondstoffen waar het materiaal van gemaakt is nooit verloren gaan. Je kunt dus steeds van dezelfde grondstoffen hetzelfde materiaal opnieuw maken - of een ander materiaal natuurlijk! Je verliest daarbij geen kwaliteit. Hierdoor kunnen mensen over 10, 100 of zelfs 1000 jaar nog steeds gebruik maken van precies dezelfde grondstoffen die wij nu ook gebruiken.
BIJLAGE 2 - Overzicht uitlogende materialen en alternatieven
Bron: Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden https://www.hdsr.nl/@7963/uitlogende/
|
Plastisol en Pural coatings zijn corrosiebestendig
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bronnen: NIBE (Het Basiswerk Duurzaam & Gezond Bouwen), RIZA, DGMR Raadgevende Ingenieurs BV, Milieu Centraal,
www.ecoline.org , www.dakweb.nl, www.livios.be.
BIJLAGE 3 - Toelichting ambitieniveau openbaar groen
In aanvulling op het standaard niveau leveren de volgende punten meerwaarde op:
Zorg voor een hoger percentage openbaar groen dan de standaard. Is dat niet mogelijk? Wellicht zijn er mogelijkheden voor groene gevels, bijvoorbeeld https://www.rainproof.nl/toolbox/maatregelen/groene-gevel en groene daken https://www.wur.nl/nl/nieuws/Groene-daken-zorgen-voor-meer-leefbare-steden.htm.
Kies voor soorten die meerwaarde hebben voor dieren, bv bloeiende planten met veel stuifmeel en nectar voor insecten en planten met voor vogels en kleine zoogdieren eetbare vruchten en zaden, zie bijvoorbeeld https://www.bijenhouders.nl/files/Biodiversiteit2010/Biodiv-tuin+plantsoen.pdf, https://www.vogelbescherming.nl/in-mijn-tuin/tuininrichting/vogelvriendelijke-beplanting;
Plant hagen of heggen aan die jaarrond dekking bieden aan vogels en kleine zoogdieren (bv liguster, (haag)beuk), zie bijvoorbeeld https://www.bijenhouders.nl/files/Biodiversiteit2010/Biodiv-tuin+plantsoen.pdf, https://www.vogelbescherming.nl/in-mijn-tuin/tuininrichting/vogelvriendelijke-beplanting;
BIJLAGE 4 - Nest- en verblijfplaatsen voor vogels en vleermuizen
OVERZICHT MOGELIJKHEDEN, PRIJZEN EN VOORWAARDEN GEBOUW BEWONENDE VLEERMUIZEN EN VOGELS
In dit overzicht staan mogelijkheden voor gebouw bewonende vleermuizen1 en een aantal vogels. Het overzicht beperkt zich tot standaard kasten / stenen voor aan de gevel (extern) of inbouw (intern). Vleermuizen gebruiken door het jaar heen vaak verschillende verblijfplaatsen voor verschillende functies. Kasten zijn met name geschikt als zomer en/of paarverblijf. Voor kraamverblijven en (grote) winterverblijven zijn vaak maatwerkoplossingen nodig.
Huismussen en gewone dwergvleermuizen komen in Wageningen algemeen voor. Daarvoor zijn maatregelen binnen heel Wageningen wel zinvol. Andere soorten stellen wat specifiekere eisen. Daarom is het zinvol om altijd even met een ecoloog te overleggen of de betreffende locatie kansen biedt voor de andere soorten uit de tabel of wellicht ook nog andere soorten die heel specifiek voor die betreffende locatie zijn2.
GRONDGEBONDEN WONINGEN (voor hoogbouw zie tabel verderop)
Grondgebonden woningen zijn vooral van belang voor de huismus. Behalve een nestplaats moet er in de directe omgeving ook schuilgelegenheid, voedsel, water en de mogelijkheid voor een zandbadje zijn.
€ 40,- tot € 80,- (enkellaags) € 50,- tot € 350,- (meerlaags3) |
Minimaal 3 m hoog, vrije aanvliegroute, geen kunstlicht op de invliegopening, vrij van verstoring, buiten bereik van predatoren. Kan op meerdere windrichtingen, voorkeur voor zuid. Bij meerdere kasten kiezen voor variatie. I.v.m. uitwerpselen niet boven raam of deur plaatsen. |
langsgevels / waar weinig plek is: 1 losse steen/ koker per woning |
|||
Minimaal 3 m hoog, nestplaats mag niet te heet worden in de middag zon, bij voorkeur noord of oost expositie of in de schaduw van dakgoot o.i.d.. Dekking (groen blijvende struiken) in directe omgeving, buiten bereik van predatoren. |
Meerdere stenen bij elkaar hangen. Stenen 50 cm uit elkaar of nestingang niet zichtbaar vanuit nestingang van de ‘buren’. Eén meter vogelvide levert 2 nestplaatsen. Bij voorkeur toepassen over de hele lengte van de dakrand. Verplaatsen vogelschroot is vergelijkbaar met vogelvide over hele dakrand . |
Over vogelvides bestaat wat discussie, ze zouden te krap zijn. Inmiddels is er een (samen met de Vogelbescherming ontwikkelde) verbeterde versie op de markt. Behalve een nestplaats moet er in de directe omgeving ook schuilgelegenheid, voedsel, water en de mogelijkheid voor een zandbadje zijn. |
|||
Vogelschroot plaatsen op de derde panlat, zodat de ruimte onder de eerste twee pannen gebruikt kan worden als nestplaats |
|||||
Niet in de volle zon, bij voorkeur aan noord en oost gevel of in de schaduw van dakrand / dakgoot o.i.d.. Zo hoog mogelijk, minimaal 3 m. Vrije uitvliegruimte nodig: niet beperkt door bomen, lantaarnpalen o.i.d. Buiten bereik van predatoren. |
Gierzwaluw dakpannen worden afgeraden, omdat ze op geïsoleerde daken snel te warm worden. |
||||
De huiszwaluw is geen holenbroeder maar bouwt zelf een nest kommetje van modder. Bij gebrek aan modder zijn kunstnesten een alternatief. |
|||||
Gebruikt ook wel gierzwaluwstenen. Halen voedsel vooral uit grasland. Interessant bij sportvelden omdat ze helpen bij bestrijding van emelten. |
B. Externe kasten . Voor bestaande woningen waar inbouw niet mogelijk is. Bij nieuwbouw inbouwkasten gebruiken (behalve voor huiszwaluw)
Type kast 4 |
|||||
enkelvoudig plat5 |
Minimaal 3 m hoog, vrije aanvliegroute, geen kunstlicht op de invliegopening, vrij van verstoring, buiten bereik van predatoren. Kan op meerdere windrichtingen, voorkeur voor zuid. Bij meerdere kasten kiezen voor variatie. Bij platte kasten valt de mest onderuit de kast: let op dat dit niet precies op ramen o.i.d. terecht komt. |
Externe vleermuiskasten bij voorkeur jaarlijks in de winter schoonmaken. Eerst controleren of ze niet bezet zijn. |
|||
Speciale nestkasten in de handel. Minimale broedruimte 15 x 8 cm, opening 34 mm of ovaal 32 mm (er bestaan ook dubbele kasten) |
Minimaal 3 m hoog, kast mag niet te heet worden in de middag zon, bij voorkeur noord of oost expositie of in de schaduw van de dakgoot o.i.d.. Dekking (groen blijvende struiken) in directe omgeving, buiten bereik van predatoren. |
Meerdere nestkasten bij elkaar hangen. Nesten 50 cm uit elkaar of nestingang niet zichtbaar vanuit nestingang van de ‘buren’. |
Het is raadzaam om nestkasten een keer per jaar schoon te maken bij voorkeur in het najaar. Behalve een nestplaats moet er in de directe omgeving ook schuilgelegenheid, voedsel, water en de mogelijkheid voor een zandbadje zijn. |
||
Speciale nestkasten in de handel. Bodemopv. Minimaal 15x25 cm, hoogte 13 cm. Invliegopening max. 2 cm boven de bodem (van binnen gemeten), 7 cm breed en max 3,5 cm hoog. Invliegopening asymmetrisch aangebracht, zodat er een donkere hoek in de nestgelegenheid ontstaat. |
Niet in de volle zon, bij voorkeur aan noord en oost gevel of in de schaduw van dakrand / dakgoot o.i.d.. Zo hoog mogelijk, minimaal 3 m. Vrije uitvliegruimte nodig: niet beperkt door bomen, lantaarnpalen o.i.d.. Buiten bereik van predatoren. |
Meeste kans op succes als er bewoonde nesten in de buurt zijn. Schoonmaken van de nestkasten meestal niet nodig (alleen als er een andere vogel in gebroed heeft). |
|||
Hoogte minimaal 4 m, onder overhangende dakgoten of ander uitsteeksels. Vrije aanvliegroute. Voorkeur voor witte daklijsten. Geen duidelijke voorkeur voor nestplekken op een bepaalde windrichting, maar gevels op het noordwesten zijn het minst favoriet. |
Vooral in open gebied en jaagt graag bij waterrijke plekken. Meeste kans op succes als er bewoonde nesten in de buurt zijn. |
||||
Speciale nestkasten in de handel. b x h x d ± 20 x 40 x 22 cm, invliegopening 45 mm |
Bij voorkeur meerder kasten bij elkaar hangen (semi koloniebroeder) |
Nestkast in het najaar schoon maken. Halen voedsel vooral uit grasland. Interessant bij sportvelden, omdat ze helpen bij bestrijding van emelten. |
Hoogbouw biedt mogelijkheden voor grotere vleermuisverblijven. Het koppelen van inbouwkasten biedt vooral mogelijkheden voor grotere zomenverblijven en indien deze meerlaags zijn ook potentie voor gebruik als kraamverblijf. Voor grote (massa)wintervlerblijven is maatwerk nodig. Hoogbouw is vaak ook in trek bij gierzwaluwen en biedt ook ruimte aan grotere aantallen gierzwaluwverblijfplaatsen (koloniebroeder!). Omdat gierzwaluwen in de lucht foerageren (op insecten) is de directe leefomgeving niet zo van belang als bv bij spreeuw en m.n. huismus.
€ 40,- tot € 80,- (enkellaags) € 50,- tot € 350,- (meerlaags6) |
Minimaal 3 m hoog, vrije aanvliegroute, geen kunstlicht op de invliegopening, vrij van verstoring, buiten bereik van predatoren. Kan op meerdere windrichtingen, voorkeur voor zuid. Bij meerdere kasten kiezen voor variatie. I.v.m. uitwerpselen niet boven raam of deur plaatsen. |
Hoogbouw biedt meer gevelruimte dan laagbouw, dus ruimte voor wat meer kasten en de mogelijkheid om grotere aantallen kokers te koppelen. Liever inzet op kwaliteit (maatwerk) dan op hogere aantallen. |
Door het koppelen van meerlaagse kasten kunnen grotere zomerverblijven gecreerd worden die ook potentie hebben als kraamverblijf. Bij voorkeur inzetten op maatwerk. Voor grote (massa)winterverblijven is altijd maatwerk nodig |
||
Minimaal 3 m hoog, kast mag niet te heet worden in de middag zon, bij voorkeur noord of oost expositie of in de schaduw van dakgoot o.i.d.. Dekking (groen blijvende struiken) in directe omgeving, buiten bereik van predatoren. |
Meerdere stenen bij elkaar hangen. Stenen 50 cm uit elkaar of nestingang niet zichtbaar vanuit nestingang van de ‘buren’ Hoogbouw biedt meer gevelruimte dan laagbouw, dus ruimte voor wat meer kasten. |
Hoogbouw heeft meestal geen pannendak, waardoor alleen de inbouwstenen overblijven. |
|||
Niet in de volle zon, bij voorkeur aan noord en oost gevel of in de schaduw van dakrand / dakgoot o.i.d.. Zo hoog mogelijk, minimaal 3 m hoog. Vrije uitvliegruimte nodig: niet beperkt door bomen, lantaarnpalen o.i.d. Buiten bereik van predatoren. |
Meerdere stenen bij elkaar hangen (koloniebroeder). Hoogbouw biedt vaak meer ruimte voor veel nesten bij elkaar en vrije aanvliegruimte is door de hoogte makkelijker te realiseren. |
Hoogbouw biedt veel kansen m.n. |
|||
De huiszwaluw is geen holenbroeder maar bouwt zelf een nest kommetje van modder. Bij gebrek aan modder zijn kunstnesten een alternatief. |
|||||
Gebruikt ook wel gierzwaluwstenen. Halen voedsel vooral uit grasland. Interessant bij sportvelden omdat ze helpen bij bestrijding van emelten. |
B. Externe kasten Voor bestaande woningen waar inbouw niet mogelijk is. Bij nieuwbouw inbouwkasten gebruiken (behalve voor huiszwaluw)
Type kast7 |
|||||
enkelvoudig plat8 |
Minimaal 3 m hoog, vrije aanvliegroute, geen kunstlicht op de invliegopening, vrij van verstoring, buiten bereik van predatoren. Kan op meerdere windrichtingen. Voorkeur voor zuid. Bij meerdere kasten kiezen voor variatie. Bij platte kasten valt de mest onderuit de kast: let op dat dit niet species op ramen o.i.d. terecht komt. |
Hoogbouw biedt meer gevelruimte dan laagbouw, dus ruimte voor wat meer kasten. Zoek vooral naar meer variatie. |
Externe vleermuiskasten bij voorkeur jaarlijks in de winter schoonmaken. Eerst controleren of ze niet bezet zijn. |
||
Speciale nestkasten in de handel. Minimale broedruimte 15 x 8 cm, opening 34 mm of ovaal 32 mm (er bestaan ook dubbele kasten) |
Minimaal 3 m hoog, kast mag niet te heet worden in de middag zon, bij voorkeur noord of oost expositie of in de schaduw van dakgoot o.i.d.. Dekking (groen blijvende struiken) in directe omgeving, buiten bereik van predatoren. |
Meerdere nestkasten bij elkaar hangen. Nesten 50 cm uit elkaar of nestingang niet zichtbaar vanuit nestingang van de ‘buren’. Hoogbouw biedt meer gevelruimte dan laagbouw, dus ruimte voor wat meer kasten. |
Het is raadzaam om nestkasten een keer per jaar schoon te maken bij voorkeur in het najaar. |
||
Speciale nestkasten in de handel. Bodemopv. Minimaal 15x25 cm, hoogte 13 cm. Invliegopening max. 2 cm boven de bodem (van binnen gemeten), 7 cm breed en max. 3,5 cm hoog. Invliegopening asymmetrisch aangebracht, zodat er een donkere hoek in de |
Niet in de volle zon, bij voorkeur aan noord en oost gevel of in de schaduw van dakrand / dakgoot o.i.d.. Zo hoog mogelijk, minimaal 3 m. Vrije uitvliegruimte nodig: niet beperkt door bomen, lantaarnpalen o.i.d. Buiten bereik van predatoren. |
Meerdere nestkasten bij elkaar hangen (koloniebroeder). Hoogbouw biedt vaak meer ruimte voor veel nesten bij elkaar en vrije aanvliegruimte is door de hoogte makkelijker te realiseren. |
Hoogbouw biedt veel kansen m.n. als er bewoonde nesten in de buurt zijn. Schoonmaken van de nestkasten niet nodig. meestal niet nodig (alleen als er een andere vogel in gebroed heeft). |
||
Hoogte minimaal 4 m onder overhangende dakgoten of ander uitsteeksels. Vrije aanvliegroute. Voorkeur voor witte daklijsten. Geen duidelijke voorkeur voor nestplekken op een bepaalde windrichting, maar gevels op het noordwesten zijn het minst favoriet. |
Meerdere nestkasten bij elkaar hangen (koloniebroeder). Hoogbouw biedt vaak meer ruimte voor veel nesten bij elkaar. |
Vooral in opengebied en jaagt graag bij waterrijke plekken. Meeste kans op succes als er bewoonde nesten in de buurt zijn. |
|||
Speciale nestkasten in de handel. b x h x d ± 20 x 40 x 22 cm, invliegopening 45 mm |
Bij voorkeur meerder kasten bij elkaar hangen (semi koloniebroeder) |
BIJLAGE 5 - Erfafscheiding: overzicht soorten
Rekening houden bij keuze soorten:
https://edepot.wur.nl/179511 : inheemse en uitheemse plantensoorten in stad en landschap.
http://www.heggen.nu/heggen/_sitefiles/file/heggen_catalogus_2014-2015_digitaal_LR.pdf : catalogus voor (autochtoon) plantgoed.
htpps://www.ebben.nl: lijstjes van bomen op geschiktheid als waardplant voor verschillende soorten.
https://www.vogelbescherming.nl/in-mijn-tuin/tuininrichting/populaire-bessenstruiken-bij-vogels : bessenkalender van de Vogelbescherming.
https://www.vogelbescherming.nl/in-mijn-tuin/tuininrichting/vogelvriendelijke-beplanting
Lijst van inheemse houtige gewassen geschikt voor hagen of als klimplant tegen erfafscheiding van gaas
(Bron: Inheemse en uitheemse plantensoorten in stad en landschap. Marco Hoffman https://edepot.wur.nl/179511)
In groene en rode varieteit leverbaar. Blad blijft in de winter in verdorde toestand aan de struik hangen. Groeit op zanderige gronden die niet te nat zijn (kies voor kleiachtige, natte grond de haagbeuk, Carpinus betulus). |
Nest en schuilgelgenheid voor vogels. B.v. merel (nest) en huismus (schuilplaats). |
|||
Geschikt voor gebruik in hagen met een hoogte van maximaal 50-75 cm. Houdt niet van natte gronden. Klein blijvende haagplant, geschikt voor kleine tuinen. |
Bloeien vroeg in het voorjaar en zijn dan belangrijke bron van stuifmeel als eiwitbron voor de jongen (mannelijke planten) en nectar (vrouwelijke planten) voor bijen. Ook vlinders komen op de nectar af. |
|||
Als struik in gemengde hagen, struweelheggen, houtkanten etc |
Is een van de drie inheemse bessensoorten, wordt ook Aalbes of Rode bes genoemd. Goede drachtplant (stuifmeel en nectar) voor hommels, honingbijen, solitaire wilde bijen en nachtvlinders. Natuurlijke groeiplaats Bosaalbes. Zeldzame soort. Groeit op zonnige plaatsen tot in halfschaduw; bodem vochtig tot nat, matig voedselrijk tot voedselrijk, matig zuur tot licht basisch. Eetbare rode bessen. |
|||
Bosroos is de enige rankende inheemse rozensoort, heeft lange rankende of klimmende takken. Goede drachtplant (stuifmeel en nectar voor insecten). Vrucht: kleine vuurode bottels. Kan schaduw verdragen, maar komt dan niet of nauwelijks tot bloei. Houdt van kalkhoudende bodem. |
Bloemen trekken bijen. De vruchten worden gegeten door vogels en kleine zoogdieren. |
|||
Robuuste haagplant geschikt voor bijna alle bodems. Groeit breed uit, verliest in de winter zijn blad. Zeer geschikt voor gebruik in gemengde hagen. Door brede groei niet geschikt voor kleine tuinen. |
Bloeit erg vroeg (februari-maart) afhankelijk van de exacte bloeitijd druk bezocht door bijen (soms bloeit hij al voordat de bijen actief zijn). |
|||
Als struik in gemengde hagen, struweelheggen, houtkanten etc |
Verdraagt goed regelmatige snoei. Goede drachtplant. Is rijk aan nectar, trekt veel insecten (kevers, hommels, honingbijen en solitaire wilde bijen). Voedselplant voor ligusterpijlstaart (nachtvlindersoort). De bessen zijn voedsel voor overwinterende lijsterachtigen. Verdraagt slecht zure bodem. Niet te verwarren met Japanse haagliguster (Ligustrum ovalifolium), die vaak als haag wordt aangeplant. |
Behoud blad in milde winters, geschikt als schuilplaats voor vogels. Bessen in trek bij vogels. Bloemen in trek bij bijen, zweefvliegen en hommels. |
||
In hagen. Gemakkelijk te snoeien als een formele vorm maar kan ook informeel. |
Kan op bijna iedere grondsoort. Mooie herfstkleur. Snoeien in de nazomer of vroege herfst. |
Voedselbron voor larven van vlinders. Appelvink en boomklever eten de zaden. Bos- en hazelmuizen eten de nootjes. |
||
Als klimplant of struik in gaas, gemengde hagen, struweelheggen, houtkanten etc |
Belangrijke plant voor veel insecten: hommel, honingbijen en wilde bijen. Lichtminnend/halfschaduw. Stelt weinig eisen aan de bodem; groeit op bijna alle bodemtypes. Bloeit uitbundig in juni. Vrucht: eetbare koraalrode bottels. |
Belangrijke plant voor veel insecten: hommel, honingbijen en wilde bijen. De bottels worden graag gegeten door allerlei vogels, zoals de koperwiek en de kramsvogel tijdens de wintermaanden december t/m februari. |
||
Groeit het beste op goed doorlatende en humusrijke grond, hoewel bijna iedere grondsoort geschikt is. Zeer winterhard en gemakkelijk bij te houden. Goed alternatief voor buxus. |
Bloemen in trek bij vliegen en kevers. Zaden worden gegeten door vogels. |
|||
Als klimplant aan een raster. De volwassen versie vormt een struik. |
Wintergroen. Als klimplant aan een raster geschikt als smalle groene afscheiding. |
Volwassen versie: Bloeit van september tot december als de meeste planten uitgebloeid zijn en daardoor belangrijk voor bijen en vlinders. Bessen worden gegeten door vogels. Door dichte bladeren erg in trek als nestplaats bij merel. Als klimblad vanwege het wintergroene karakter een goede schuilplaats. |
||
Als struik in gemengde hagen, struweelheggen, houtkanten etc |
Is een van de drie inheemse bessensoorten. Goede drachtplant (stuifmeel en nectar) voor hommels, honingbijen en solitaire wilde bijen. Groeit op zonnige plaatsen tot lichte schaduw en in halfschaduw; bodem van vrij droog tot vochtig tot vrij nat, matig voedselrijk, kalkhoudende bodem tot zwak zuur. Geeft eetbare bessen vanaf juni. |
Goede drachtplant (stuifmeel en nectar) voor hommels, honingbijen en solitaire wilde bijen. |
||
Crataegus calycina (koraalmeidoorn) |
Als struik in gemengde hagen, struweelheggen (m.n. monogyna). |
* Wageningen ligt in een bufferzoen waar de inheemse meidoorns (op de cultivars van Crataegus monogyna (eenstijlige meidoorn) na) niet mogen worden aangeplant i.v.m. risico’s op bacterievuur in de fruitteelt (zie: https://www.nvwa.nl/onderwerpen/plantenziekten-en-plagen/bacterievuur/bufferzones |
Door dichte groei met doorns veilige schuilplaats voor vogels. Bessen worden gegeten door vogels. De bloemen trekken insecten aan. |
|
Als struik in gemengde hagen, struweelheggen, houtkanten etc |
Verdraagt goed regelmatige snoei, maar kan ook worden afgezet. Houdt niet van zure grond. Drachtplant voor allerlei insectensoorten zoals vlinders, honingbijen, solitaire bijen, hommels. |
Drachtplant voor allerlei insectensoorten zoals vlinders, honingbijen, solitaire bijen, hommels. De bessen worden gegeten door vogels. Het dichte takkengestelsel biedt schuilgelegenheid. |
||
Door veel wortelopschot niet geschikt voor gebruik in de tuin. Bloeit van maart tot en met april / mei en trekt hierbij veel insecten aan, vooral bijen. Krijgt in de nazomer blauw-zwarte bessen die gebruikt kunnen worden voor het maken van jam, vruchtensap en wijn. |
De sleedoorn bloeit vroeg in het jaar en wordt bezocht door veel soorten insekten. Waardplant van de sleedoornpage. De sleedoornpage is een beschermde vlinder en een van de weinige zelzame vlindersoorten die niet gebonden is aan bijzondere natuurgebieden en ook in het stedelijk gebied voorkomt. De bessen worden door vogels gegeten. Door de dichte takken is het ook een veilige broedplaats voor veel kleine vogelsoorten. |
|||
Wintergroen, dus geeft ook in de winter goede beschutting aan vogels. De “bessen” worden gegeten door vogels. |
||||
Als struik in gemengde hagen, struweelheggen, ook als strakke haag te snoeien |
Is een voedselplant voor bijen en vlinders, maar komt bij veel snoeien (haag) niet tot bloei. Biedt zomers wel beschutting. Zaden worden door vinkachtigen gegeten. |
|||
Sterke groeier en klimmer. Goede drachtplant voor hommels, honingbijen en solitaire wilde bijen. De zilverachtige zaadpluizen blijven de hele winter aan de struik hangen. |
||||
Als klimplant voor pergola’s, struweelheggen, houtkanten etc. |
Algemene soort die op verschillende bodemsoorten voorkomt.Bloeitijd: juni-juli tot september-oktober, heerlijk geurend, met name ’s avonds. |
|||
Zwarte bes is een van de drie inheemse bessensoorten. Goede drachtplant (stuifmeel en nectar) voor hommels, honingbijen, solitaire wilde bijen en nachtvlinders. Groeit op zonnige tot (enigszins) beschaduwde plaatsen; bodem nat tot vochtig, matig voedselrijk tot voedselrijk, matig stikstofrijk. Geeft eetbare bessen. |
Bloemen zijn aantrekkelijk voor hommels, wilde solitaire bijen en honingbijen. Bessen worden gegeten door vogels. |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-30621.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.