Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre;

 

Overwegende,

 

dat op grond van artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s tot vaststelling van de regio-indeling van gemeenten met betrekking tot taken in het kader van de Wet Veiligheidsregio’s de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre zijn aangewezen tezamen een regio te vormen als bedoeld in artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s;

 

dat de gemeenteraad, zoals vereist op grond van artikel 1, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, het college toestemming heeft gegeven om een regeling te treffen c.q. te wijzigen;

 

dat de korpschef van het landelijk politiekorps, voor zover het de integrale afstemming van de politietaken ten aanzien van de voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing, het veiligheidsbeleid in de gemeenten en de gemeenschappelijke meldkamer betreft, met instemming kennisgenomen heeft van deze gemeenschappelijke regeling;

 

dat voornoemde gemeenten, respectievelijk hun bestuursorganen, verplicht zijn een gemeenschappelijke regeling te treffen op grond van artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s;

dat deze gemeenschappelijke regeling belast wordt met de wettelijke taken genoemd in de Wet veiligheidsregio’s

 

gelet op de Wet veiligheidsregio’s, de Wet publieke gezondheid, de Politiewet 2012, de Gemeentewet en de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

Besluiten:

 

de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost per 1 januari 2022 te wijzigen, zodat deze komt te luiden als volgt:

 

HOOFDSTUK I (Algemene bepalingen)

 

Instelling en plaats van vestiging.

 

Artikel 1.  

  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost.

  • 2.

    Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost is een regionaal samenwerkingsverband van de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre.

  • 3.

    Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost is gevestigd in Eindhoven.

 

Begripsbepalingen.

 

Artikel 2.  

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: De Wet veiligheidsregio’s;

  • b.

    gemeenschappelijke regeling: de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost;

  • c.

    openbaar lichaam: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 1, eerste lid;

  • d.

    gemeente: één van de in artikel 1, tweede lid, genoemde gemeenten;

  • e.

    samenwerkingsgebied: het gezamenlijk grondgebied van de in artikel 1, tweede lid, genoemde gemeenten;

  • f.

    Veiligheidsregio: de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost als bedoeld in artikel 1, eerste lid;

  • g.

    Algemeen Bestuur: het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio;

  • h.

    Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio;

  • i.

    voorzitter: de voorzitter van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio;

  • j.

    korpschef: de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012, deze krachtens mandaat vertegenwoordigd door de politiechef van de eenheid Oost-Brabant;

  • k.

    hoofdofficier van justitie: de hoofdofficier van justitie als bedoeld in artikel 12, eerste lid van de Wet;

  • l.

    directeur Veiligheidsregio: het hoofd van de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

  • m.

    directeur Publieke Gezondheid: de functionaris als bedoeld in artikel 32, eerste lid van de Wet;

  • n.

    GHOR: de geneeskundige hulpverleningsorganisatie bij rampen als bedoeld in artikel 32, eerste lid van de Wet

  • o.

    coördinerend gemeentesecretaris: de functionaris als bedoeld in artikel 36 van de Wet;

  • p.

    bevolkingszorg: de regionale organisatie die onder verantwoordelijkheid van de coördinerend gemeentesecretaris bij een crisis belast is met het uitvoeren van aan gemeenten toegewezen processen en belast is met de voorbereiding van die processen;

  • q.

    directeurenberaad: Strategisch overleg, gericht op de integrale ambtelijke afstemming en multidisciplinaire samenwerking.

  • 2.

    Daar waar in de gemeenschappelijke regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, onderscheidenlijk: de Veiligheidsregio, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

 

HOOFDSTUK II (Doel, taken en bevoegdheden)

 

 

Doel.

 

Artikel 3.  

De Veiligheidsregio behartigt de belangen van de gemeenten in het samenwerkingsgebied op de terreinen van:

  • a.

    brandweerzorg;

  • b.

    rampenbestrijding en crisisbeheersing, waaronder bevolkingszorg en GHOR

 

Taken en bevoegdheden.

 

Artikel 4.  

  • 1.

    de Veiligheidsregio draagt zorg voor

  • a.

    de taken genoemd in de Wet veiligheidsregio’s;

  • b.

    overige taken die bij of krachtens andere wetgeving aan de Veiligheidsregio worden opgedragen;

  • c.

    uitvoeren van overige taken en bevoegdheden welke door de colleges aan het bestuur van de veiligheidsregio zijn overgedragen dan wel opgedragen.

  • 2.

    De Veiligheidsregio heeft alle bevoegdheden tot regeling, bestuur en beheer die nodig zijn voor de uitvoering van de aan haar opgedragen taken.

     

Integrale afstemming

 

Artikel 5  

Ten aanzien van het bevorderen van een eenduidig veiligheidsbeleid en de multidisciplinaire rampen- en crisisbeheersing is voorbereiding, afstemming en besluitvorming van het bestuur van de Veiligheidsregio, de korpschef en hoofdofficier van justitie vereist. De resultaten van deze afstemming met korpschef en hoofdofficier van justitie worden vastgelegd in een convenant.

 

HOOFDSTUK III (Organen)

 

 

Bestuursorganen.

 

Artikel 6.  

De Veiligheidsregio kent de volgende bestuursorganen:

  • a.

    het Algemeen Bestuur

  • b.

    het Dagelijks Bestuur

  • c.

    de voorzitter

  • d.

    door het bestuur ingestelde commissies

 

HOOFDSTUK IV (Algemeen Bestuur)

 

 

Samenstelling Algemeen Bestuur.

 

Artikel 7.  

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De burgemeester wordt bij verhindering of ontstentenis vertegenwoordigd overeenkomstig artikel 77 van de Gemeentewet.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt van rechtswege zodra men ophoudt burgemeester te zijn van de vertegenwoordigde gemeente.

 

Bevoegdheden Algemeen Bestuur.

 

Artikel 7a  

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur is bevoegd tot regeling en bestuur inzake de aan de Veiligheidsregio opgedragen taken en bevoegdheden, voor zover bij de Wet of in deze regeling de bevoegdheid daartoe niet aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter is toegekend. Het Algemeen Bestuur kan met inachtneming van artikel 33a van de Wet gemeenschappelijke regelingen bevoegdheden overdragen aan het Dagelijks Bestuur, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur is bevoegd tot de oprichting van en de deelneming in andere gemeenschappelijke regelingen, stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dit in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur is bevoegd tot het instellen van een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een verordening voor de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor de externe behandeling van klachten wordt aangesloten bij de Nationale ombudsman.

 

Werkwijze Algemeen Bestuur.

 

Artikel 8.  

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks ten minste driemaal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het Dagelijks Bestuur het nodig oordelen, of indien het door ten minste drie leden schriftelijk met opgave van redenen wordt gevraagd.

  • 2.

    De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer ten minste een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of indien de voorzitter dit nodig acht. Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 3.

    In een besloten vergadering van het Algemeen Bestuur kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:

  • a.

    de vaststelling en wijziging van de begroting;

  • b.

    de vaststelling van de jaarstukken;

  • c.

    de toetreding tot, de uittreding uit, de wijziging of de opheffing van de gemeenschappelijke regeling;

  • d.

    de vaststelling van het liquidatieplan;

  • e.

    de vaststelling, intrekking of wijziging van verordeningen;

  • f.

    de vaststelling, wijziging, verlenging of opheffing van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere bestuursorganen van organisaties als bedoeld in artikel 8, eerste tot en met derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

  • g.

    de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daaraan.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 t/m 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    De commissaris van de Koning, de hoofdofficier van justitie en de voorzitters van de waterschappen, die binnen het grondgebied van de veiligheidsregio zijn gelegen, alsmede de vaste leden van het directeurenberaad worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergadering. Zij kunnen zich laten vertegenwoordigen.

  • 6.

    Anderen kunnen worden uitgenodigd als adviseur de vergaderingen van het Algemeen Bestuur bij te wonen.

 

Besluitvorming

 

Artikel 9.  

  • 1.

    Bij het nemen van besluiten door het algemeen bestuur tot vaststelling van de jaarrekening en tot vaststelling van de begroting en begrotingswijzigingen brengen de leden die een gemeente vertegenwoordigen tot 20.000 inwoners één stem uit. De leden die een gemeente vertegenwoordigen met 20.000 of meer inwoners brengen twee stemmen uit vermeerderd met een stem per volledig veelvoud van 15.000 inwoners, waarmee het aantal van 20.000 inwoners door die gemeente wordt overschreden. Hierbij geldt dat de stemmen afkomstig van de gezamenlijke leden van het Dagelijks Bestuur nimmer de meerderheid van het totale aantal stemmen mogen vormen.

  • 2.

    Bij de overige besluitvorming door het algemeen bestuur vindt stemming plaats op basis van gewone stemwaardering (één stem per gemeente).

  • 3.

    De besluitvorming vindt plaats bij meerderheid van stemmen. Bij het staken van de stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

 

HOOFDSTUK V (Dagelijks Bestuur)

 

 

Samenstelling Dagelijks Bestuur.

 

Artikel 10.  

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur bestaat naast de voorzitter en plaatsvervangend-voorzitter uit minimaal 1 en maximaal 5 leden, aan te wijzen door en uit de leden van het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Bij de samenstelling van het Dagelijks Bestuur geldt het uitgangspunt dat een evenredige geografische verdeling over de regio wordt aangehouden. Hierbij wordt de onderstaande verdeling gehanteerd:

  • a.

    1 zetel in te vullen door Eindhoven;

  • b.

    1 zetel in te vullen door Helmond;

  • c.

    1 zetel namens de gemeenten Best, Geldrop-Mierlo, Nuenen c.a., Son en Breugel, Veldhoven en Waalre;

  • d.

    1 zetel namens de gemeenten Bergeijk, Bladel, Cranendonck, Eersel, Heeze-Leende, Oirschot, Reusel-De Mierden en Valkenswaard;

  • e.

    1 zetel namens de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek en Someren

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur kan van het uitgangspunt onder het eerste en tweede lid afwijken.

  • 4.

    De zittingsperiode van de leden van het Dagelijks Bestuur is voor onbepaalde tijd.

  • 5.

    Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt lid te zijn van het Algemeen Bestuur dan wel ontslag neemt als lid van het Dagelijks Bestuur.

  • 6.

    Het lid van het Dagelijks Bestuur dat ontslag neemt blijft in functie tot de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur.

  • 7.

    Een lid, met uitzondering van de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter, kan door het Algemeen Bestuur worden ontslagen als lid van het Dagelijks Bestuur, indien dit lid het vertrouwen niet meer bezit van het Algemeen Bestuur.

 

Taken en bevoegdheden Dagelijks Bestuur.

 

Artikel 11.  

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt na ieder besluit over invulling van een vacature binnen het Dagelijks Bestuur een portefeuilleverdeling vast en deelt zijn besluit hierover mee aan het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur stelt voor de uitvoering van zijn taken een reglement van orde vast. Op het houden en de orde van de vergadering van het Dagelijks Bestuur zijn de artikelen 52, 53 en 54 tot en met 60 van de Gemeentewet, voor zover daarvan niet bij of krachtens wet wordt afgeweken, van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur oefent, eventueel naar door het Algemeen Bestuur te stellen regels en tenzij het Algemeen Bestuur anders bepaalt, de wettelijk toegekende of krachtens de gemeenschappelijke regeling aan het Algemeen Bestuur toevallende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

  • a.

    het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  • b.

    het vaststellen van de jaarstukken;

  • c.

    het vaststellen van strategische regionale plannen;

  • d.

    het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen, tenzij de verordening een rechtspositionele regeling betreft;

  • e.

    het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk XIV;

  • f.

    het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen de Veiligheidsregio en andere lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke gemeenschappelijke regeling;

  • g.

    het oprichten van of deelnemen in een stichting, maatschap, vennootschap, coöperatieve en andere vereniging dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan.

 

Artikel 12.  

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur is overeenkomstig artikel 33b, lid 1 en 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bevoegd:

  • a.

    het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de gemeenschappelijke regeling het Algemeen Bestuur hiermee is belast;

  • b.

    beslissingen van het Algemeen Bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

  • c.

    regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de Veiligheidsregio;

  • d.

    ambtenaren in dienst te nemen, te benoemen, te schorsen en te ontslaan, voor zover niet aan het Algemeen Bestuur voorbehouden;

  • e.

    tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de Veiligheidsregio te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • f.

    te besluiten namens de Veiligheidsregio, het Dagelijks Bestuur of het Algemeen Bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het Algemeen Bestuur, voor zover dit het Algemeen Bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

  • g.

    tot het nemen, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, van alle conservatoire maatregelen en te doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

  • 2.

    Daarnaast is het Dagelijks Bestuur bevoegd met betrekking tot:

  • a.

    het voorstaan van de belangen van de veiligheidsregio bij andere overheden, instellingen en diensten waarmee, of personen met wie contact met de veiligheidsregio van belang is;

  • b.

    de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van de Veiligheidsregio;

  • c.

    het beheer van de eigendommen en geldmiddelen van de Veiligheidsregio;

  • d.

    de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • e.

    het voortdurend houden van toezicht op alles wat de Veiligheidsregio aangaat;

  • f.

    de zorg voor de archiefbescheiden van de Veiligheidsregio en haar bestuursorganen;

  • g.

    het vaststellen van regelingen en besluiten met betrekking tot de rechtspositie voor het personeel van de Veiligheidsregio;

  • h.

    Overige taken en bevoegdheden die elders in deze gemeenschappelijke regeling worden toebedeeld aan het Dagelijks Bestuur.

 

Vergaderingen Dagelijks Bestuur.

 

Artikel 13.  

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur vergadert minimaal vijfmaal per jaar of zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste twee leden van het Dagelijks Bestuur de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed hierom verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.

  • 2.

    Besluiten van het Dagelijks Bestuur vinden plaats op basis van gewone meerderheid van stemmen. Bij het staken der stemmen beslist de voorzitter.

  • 3.

    De commissaris van de Koning, de hoofdofficier van justitie en de voorzitters van de waterschappen, die binnen het grondgebied van de veiligheidsregio zijn gelegen, de vaste leden van het directeurenberaad en overige personen kunnen worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergadering. Zij kunnen zich laten vertegenwoordigen.

 

HOOFDSTUK VI (De voorzitter, plaatsvervangend-voorzitter, secretaris)

 

 

Artikel 14.  

  • 1.

    De voorzitter wordt overeenkomstig artikel 11, tweede lid van de Wet, benoemd bij koninklijk besluit.

  • 2.

    De voorzitter wordt bij zijn afwezigheid vervangen door een door het Algemeen bestuur aan te wijzen lid van het Algemeen Bestuur.

  • 3.

    De voorzitter is verantwoordelijk voor de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur en draagt er zorg voor, dat de besluiten van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur naar behoren worden uitgevoerd

  • 4.

    De voorzitter vertegenwoordigt de Veiligheidsregio in rechtsgedingen en bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen. Hij kan de vertegenwoordiging in rechtsgedingen en bij buitengerechtelijke rechtshandelingen opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 5.

    De voorzitter tekent de stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan.

  • 6.

    De directeur Veiligheidsregio fungeert als ambtelijk secretaris van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

 

HOOFDSTUK VII (Commissies, werkgroepen, overleg)

 

 

Bestuurscommissies.

 

Artikel 15.  

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur kan, overeenkomstig artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2.

    Een lid van het Dagelijks Bestuur is voorzitter van een commissie als bedoeld in het eerste lid.

 

Commissies van advies

 

Artikel 16.  

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur kan besluiten ten behoeve van de uitvoering van de aan het Algemeen Bestuur, Dagelijks Bestuur of de voorzitter opgedragen taken vaste commissies van advies in te stellen overeenkomstig artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Tenminste wordt ingesteld een vaste commissie van advies op het gebied van financiën.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur, Dagelijks Bestuur en de voorzitter kunnen andere tijdelijke commissies van advies aan het Algemeen Bestuur, Dagelijks Bestuur onderscheidenlijk de voorzitter instellen

 

Werkgroepen, overleg

 

Artikel 17.  

Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter kunnen werkgroepen en overlegvormen instellen.

 

HOOFDSTUK VIII (Informatie en verantwoordingsplicht)

 

 

Het Dagelijks Bestuur en de voorzitter ten opzichte van het Algemeen Bestuur

 

Artikel 18  

  • 1.

    De leden van het Dagelijks Bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven ongevraagd aan het Algemeen Bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3.

    Zij geven – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het Algemeen Bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter, voor het door hem gevoerde bestuur.

 

Het Algemeen en Dagelijks Bestuur ten opzichte van raden

 

Artikel 19  

  • 1.

    Het Algemeen en het Dagelijks Bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Het Algemeen en het Dagelijks Bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.

 

De leden en de voorzitter van het Algemeen Bestuur ten opzichte van raden

 

Artikel 20  

  • 1.

    Een lid van het Algemeen Bestuur verschaft aan zijn raad, met inachtneming van artikel 19 van de Wet gemeenschappelijke regelingen alle inlichtingen, die door die raad of door één of meer leden van die raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 2.

    Een lid van het Algemeen Bestuur is aan zijn raad, met inachtneming van artikel 19 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 3.

    De voorzitter van het Algemeen Bestuur verstrekt na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, aan de raden van de getroffen gemeenten informatie over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die hij heeft genomen. Met inachtneming van artikel 40 van de Wet geschiedt de informatieverstrekking door middel van een verslag, het schriftelijk beantwoorden van vragen en/of het in de raadsvergadering verstrekken van mondelinge inlichtingen.

 

HOOFDSTUK IX (Ambtelijke organisatie)

 

 

De ambtelijke organisatie

 

Artikel 21.  

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur regelt de inrichting van de ambtelijke organisatie in een organisatiebesluit.

  • 2.

    De directeur Veiligheidsregio is het hoofd van de ambtelijke organisatie.

  • 3.

    De directeur Veiligheidsregio en de commandant brandweer worden benoemd door het Algemeen Bestuur.

 

Bevolkingszorg

 

Artikel 21a  

  • 1.

    Ten behoeve van de deelnemende gemeenten wordt een operationele organisatie ingesteld en in stand gehouden, bevolkingszorg genaamd, voor de voorbereiding op en uitvoering van de gemeenschappelijke taken ten aanzien van gemeentelijke bevolkingszorg waaronder in ieder geval wordt verstaan de gecoördineerde inzet van daartoe aangesteld en opgeleid personeel belast met de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of crisis.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur van de veiligheidsregio wijst de coördinerend gemeentesecretaris aan die is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die voor de gemeenten worden getroffen met het oog op een ramp of crisis. Voor de uitvoering van bevolkingszorg vertegenwoordigt de coördinerend gemeentesecretaris de deelnemende gemeenten.

 

HOOFDSTUK X (Directeurenberaad)

 

 

Directeurenberaad.

 

Artikel 22.  

  • 1.

    Er is een directeurenberaad.

  • 2.

    De directeur Veiligheidsregio is voorzitter van het directeurenberaad.

  • 3.

    Het directeurenberaad bestaat naast de voorzitter uit vaste leden en leden die op ad hoc basis deelnemen aan de besprekingen.

  • 4.

    De vaste leden van het directeurenberaad zijn:

  • a.

    een vertegenwoordiger van de korpschef;

  • b.

    de commandant brandweer;

  • c.

    de directeur Publieke Gezondheid;

  • d.

    de coördinerend gemeentesecretaris.

  • 5.

    De vaste leden van het directeurenberaad zijn belast met het individueel en/of integraal ambtelijk voorbereiden van de besluitvorming van de mono- respectievelijk multidisciplinaire aspecten en zien toe op de uitvoering in de eigen kolom.

  • 6.

    Werkwijze van het directeurenberaad worden opgenomen in een door het Dagelijks Bestuur vast te stellen instructie.

  • 7.

    Ter uitvoering van deze taken kan het directeurenberaad werkgroepen en projectgroepen instellen.

 

HOOFDSTUK XI (Personeel, Rechtspositie)

 

 

Personeel.

 

Artikel 23.  

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur is belast met het in dienst nemen, benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel van de Veiligheidsregio, voor zover op basis van deze regeling niet anders wordt bepaald.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden tot het in dienst nemen, benoemen, schorsen en ontslaan van personeel van de Veiligheidsregio mandateren aan de directeur Veiligheidsregio, tenzij het de controller en ambtenaren betreft die belast zijn met functies van leidinggevende aard welke rechtstreeks onder de directeur Veiligheidsregio ressorteren. Dit met uitzondering van de directeur Veiligheidsregio en de commandant brandweer.

 

Rechtspositie.

 

Artikel 24.  

  • 1.

    Op het personeel in dienst van de Veiligheidsregio zijn (ook) de landelijk voor het personeel van alle veiligheidsregio’s vastgestelde collectieve arbeidsvoorwaarden van toepassing. Daar waar deze collectieve arbeidsvoorwaarden niet in voorzien besluit het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur regelt de taken en bevoegdheden van het personeel voor zover dit niet in deze gemeenschappelijke regeling geschiedt.

 

HOOFDSTUK XII (Financiële bepalingen)

 

 

Begroting.

 

Artikel 25.  

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar een ontwerpbegroting op overeenkomstig de voorschriften van het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten.

  • 2.

    De ontwerpbegroting en begrotingswijzigingen wordt minimaal 13 weken voordat deze wordt vastgesteld door het Algemeen Bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten gezonden om hen in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Het Dagelijks Bestuur voegt de zienswijzen met de nota van beantwoording bij de ontwerpbegroting en biedt deze aan het Algemeen Bestuur aan.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur stuurt de door het Algemeen Bestuur vastgestelde begroting vóór 1 augustus van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, op aan gedeputeerde staten en de colleges van Burgemeester en Wethouders van de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Besluiten tot wijzigen van de begroting kunnen tot uiterlijk het einde van het betreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 5.

    In afwijking van het onder het tweede lid vermelde, kunnen begrotingswijzigingen, die niet leiden tot een verhoging van de gemeentelijke bijdragen, direct worden vastgesteld door het Algemeen Bestuur.

 

Rekening.

 

Artikel 26.  

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar de ontwerp jaarrekening met een jaarverslag van het voorgaande jaar op.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast vóór 1 juli van het jaar volgend op het verslagjaar.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur stuurt de door het Algemeen Bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag vóór 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de jaarrekening geldt op aan gedeputeerde staten en aan de colleges van Burgemeester en Wethouders van de deelnemende gemeenten.

 

Verdeling der kosten.

 

Artikel 27.  

  • 1.

    De Rijksbijdragen worden aangewend ter dekking van de kosten verband houdend met de uitvoering van de in de betreffende rijksbijdrageregeling genoemde wettelijke taken op het gebied van rampenbestrijding

  • 2.

    De verdeling van de algemene kosten, alsmede de specifieke kosten, die gemaakt worden ten behoeve van de deelnemende gemeenten, geschiedt naar rato van de bijdrage aan de gemeente uit het gemeentefonds voor het onderdeel Openbare Orde en Veiligheid exclusief gemeentelijke rampenbestrijding en bluswatervoorziening.

  • 3.

    De bepaling en verdeling van de kosten als genoemd in het vorige lid van dit artikel geschiedt door het Algemeen Bestuur.

  • 4.

    De deelnemers waarborgen de betaling van rente en aflossing van de door de Veiligheidsregio onder goedkeuring van gedeputeerde staten gesloten geldleningen volgens door het Algemeen Bestuur vast te stellen regels en indien de geldschieters dit wensen onder het doen van afstand van de voorrechten, welke de wet aan borgen toelaat.

 

Artikel 28.  

Wanneer aan het Algemeen Bestuur blijkt dat de raad van een deelnemende gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 27, doet het Algemeen Bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot overeenkomstige toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet.

 

Artikel 29.  

  • 1.

    De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat de Veiligheidsregio te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan alle verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2.

    Indien aan het Algemeen Bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het Algemeen Bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

  • 3.

    De deelnemers verbinden zich in geval van opheffing van de Veiligheidsregio een liquiditeitsplan op te stellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de Veiligheidsregio over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

 

Financiële voorschriften

 

Artikel 30  

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt overeenkomstig artikel 212 van de Gemeentewet bij verordening de uitgangspunten vast voor het financieel beleid alsmede het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet bij verordening regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur wijst overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet de accountant aan die belast wordt met de controle op de in artikel 26 genoemde jaarrekening

  • 4.

    De accountant zendt de accountantsverklaring en een verslag van bevindingen aan het Algemeen Bestuur.

  • 5.

    De verordeningen als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel worden na vaststelling gezonden aan gedeputeerde staten en aan de deelnemende gemeenten.

  • 6.

    De Veiligheidsregio verzekert zich tenminste tegen:

  • a.

    burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en goederen;

  • b.

    wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.

  • 7.

    Als de verzekering een voor rekening van de Veiligheidsregio komende schade niet dekt wordt deze gedragen door de Veiligheidsregio voor zover een deelnemende gemeente geen beroep kan doen op uitkeringen bij of krachtens de Wet tegemoetkoming schade bij rampen.

 

HOOFDSTUK XIII (Archief)

 

 

Archiefbescheiden.

 

Artikel 31.  

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de Veiligheidsregio en haar organen, overeenkomstig door het Algemeen Bestuur met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen en aan gedeputeerde staten mee te delen regels.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan het samenwerkingsverband gedelegeerde taken.

  • 3.

    Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling ten aanzien van de archiefbescheiden wordt een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.

  • 4.

    Voor de door deelnemende gemeenten gemandateerde taken berust die zorg voor de desbetreffende archiefbescheiden bij deze gemeenten.

  • 5.

    De directeur Veiligheidsregio is belast met het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de door het Dagelijks Bestuur vast te stellen nadere regels, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de aangewezen archiefbewaarplaats als genoemd in het zesde lid.

  • 6.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde bestuursorganen wijst het Dagelijks Bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 7.

    De beheerder van de in het zesde lid aangewezen archiefbewaarplaats oefent toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de Veiligheidsregio en haar organen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

 

HOOFDSTUK XIV (toetreding, uittreding, wijziging, opheffing)

 

 

Toetreding en uittreding.

 

Artikel 32.  

  • 1.

    Toetreding van gemeenten tot de gemeenschappelijke regeling of uittreding van gemeenten uit de gemeenschappelijke regeling is slechts mogelijk na wijziging van de verdeling van gemeenten in regio’s, als bedoeld in artikel 8 van de Wet.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding.

 

Wijzigingen of opheffing.

 

Artikel 33.  

  • 1.

    Een voorstel tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling kan worden gedaan door het Algemeen Bestuur of door de colleges van ten minste vijf van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De gemeenschappelijke regeling wordt gewijzigd indien de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, na verkregen toestemming van de gemeenteraden, daartoe eensluidend besluiten.

  • 3.

    De gemeenschappelijke regeling kan slechts worden opgeheven voor zover dit op grond van artikel 8 jo. artikel 9 van de Wet mogelijk is. Een besluit tot opheffing van deze gemeenschappelijke regeling wordt niet genomen voordat de colleges van burgemeester en wethouders van alle deelnemende gemeenten daartoe hebben besloten.

  • 4.

    Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het Algemeen Bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Daarbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 5.

    Het liquidatieplan wordt door het Algemeen Bestuur, nadat de raden van de deelnemende gemeenten hun zienswijze hebben kunnen inbrengen, vastgesteld.

  • 6.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel.

  • 7.

    Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van het samenwerkingsverband.

  • 8.

    Het Dagelijks Bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 9.

    De organen van het openbaar lichaam blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie volledig is voltooid.

 

Geschillen en klachten.

 

Artikel 34.  

  • 1.

    Voordat over een bestuursgeschil de beslissing van gedeputeerde staten dan wel een rechtscollege op grond van artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt ingeroepen, legt het Algemeen Bestuur het geschil voor aan de commissaris van de Koning in de provincie Noord-Brabant.

  • 2.

    De commissaris van de Koning hoort de bij het geschil betrokken partijen.

  • 3.

    De commissaris van de Koning brengt binnen drie maanden advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

  • 4.

    Indien de aard van het geschil daartoe aanleiding geeft, dan wel indien een bestuursorgaan van de provincie partij is in het geschil, laat de commissaris van de Koning zich bij de voorbereiding van het in het derde lid bedoelde advies bijstaan door twee door de commissaris van de Koning aan te wijzen burgemeesters van deelnemende, niet als partij bij het geschil betrokken gemeenten.

  • 5.

    Voor de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt door het Algemeen Bestuur een voorziening getroffen.

 

HOOFDSTUK XV (Slot en overgangsbepalingen)

 

 

Overgangs- en slotbepalingen.

 

Artikel 35.  

  • 1.

    De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. De gemeenschappelijke regeling geldt voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar zal aanvangen op 1 januari 2022.

  • 3.

    Het college van de gemeente Eindhoven zendt de gemeenschappelijke regeling aan gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant en draagt zorg voor de bekendmaking in alle deelnemende gemeenten, zoals bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Citeertitel

 

Artikel 36.  

Deze gemeenschappelijke regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost.

 

 

Eindhoven, .

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

urgemeester

, secretaris

Mij bekend,

De gemeentesecretaris van Eindhoven

Toelichting

 

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

 

Algemene toelichting bij versie 2014

 

Het kabinetsbeleid met betrekking tot de Veiligheidsregio

De Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost heeft tot doel het opzetten, vormgeven en in stand houden van een regionaal veiligheidsbestuur dat voldoet aan de eisen die de Wet veiligheidsregio’s daaraan stelt én aan de regionale visie zoals vastgelegd in het visiedocument ‘Bouwen aan de Veiligheidsregio’ en de daarin bestuurlijk vastgelegde ambitie, en de strategische meerjarenvisie ‘Ver(der) bouwen aan de Veiligheidsregio’. De kabinetseisen zijn neergelegd in het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's (TK 2003-2004, 29517, nr. 1). Uiteindelijk heeft dit kabinetsbeleid geresulteerd in de Wet veiligheidsregio’s en het Besluit veiligheidsregio’s en het Besluit personeel veiligheidsregio’s, die – deels als resultante van wijziging van de in 2010 in werking getreden wetgeving – per 1 januari 2013 in werking zijn getreden.

 

De Wet veiligheidsregio’s draagt de colleges van Burgemeester en Wethouders op een gemeenschappelijke regeling af te sluiten en veiligheidsregio’s te vormen. Deze veiligheidsregio's zijn het resultaat van de samenvoeging van de regionale brandweer en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR). Daarnaast dienen veiligheidsregio's afspraken te maken met de politie over de vormgeving van de multidisciplinaire samenwerking op het terrein van rampen- en crisisbeheersing en over het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer. Deze afspraken moeten in een convenant worden neergelegd.

 

In het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's werd aangegeven dat de Veiligheidsregio moet voldoen aan negen verschillende vereisten, aangeduid als 'basisniveaus'. Het realiseren van deze basisniveaus was volgens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de eerste fundamentele stap die doorontwikkeling naar integraal veiligheidsbeleid op regionaal niveau mogelijk moet maken.

 

De uitgangspunten bij de gemeenschappelijke regeling

 

Veiligheidsregio als verlengd lokaal bestuur

De Veiligheidsregio heeft de vorm van een gemeenschappelijke regeling die door gemeenten wordt aangegaan. Het gaat om een gemeenschappelijke regeling waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld. Dit betekent dat de voorschriften in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) met betrekking tot gemeenschappelijke regelingen met een openbaar lichaam van toepassing zijn, voor zover de Wet veiligheidsregio’s daarvan niet afwijkt. Zo kent de Wgr allerlei bepalingen die moeten waarborgen dat gemeenten controle en invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming en het functioneren van gemeenschappelijke regelingen. Hiermee moet worden voorkomen dat een bestuur van een gemeenschappelijke regeling los komt te staan van de deelnemende gemeenten, waardoor het karakter van samenwerking als verlengd lokaal bestuur wordt aangetast.

Voor de gemeenschappelijke regeling zijn de beleidsvoornemens, zoals neergelegd in het document “Bouwen aan de Veiligheidsregio”, de bestuurlijk vastgelegde ambitie in het regionaal project Veiligheid op_maat en de strategische meerjarenvisie ‘Ver(der) bouwen aan de Veiligheidsregio’ en de ‘Prospectieve Foto’ (als belangrijke uitgangspunten gehanteerd. Wijziging van de gemeenschappelijke regeling thans, komt voort uit de aanpassingswet Wet veiligheidsregio’s van 27 september 2012 en de Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012.

 

De beginselen van deugdelijk overheidsbestuur, zoals verwoord in de Nederlandse code voor goed openbaar bestuur van juni 2009 worden door de Veiligheidsregio onderschreven en waar nodig geacht onderdeel uit te maken van deze gemeenschappelijke regeling.

 

Burgemeesters vormen het bestuur van de Veiligheidsregio

De Wet stelt als eis dat het Regionale Veiligheidsbestuur bestaat uit de burgemeesters van de in onze regio gelegen gemeenten (artikel 11, 1e lid).

 

De negen basisniveaus van de Veiligheidsregio

Hieronder wordt aangegeven op welke wijze in de gemeenschappelijke regeling wordt voldaan aan de gestelde basisniveaus.

 

1. Verdere regionalisering van de brandweer

De Wet stelt een aantal eisen aan de inrichting van de gemeenschappelijke regeling. In de gemeenschappelijke regeling wordt niet vastgelegd welke soort brandweerfunctionarissen wél en welke niet in dienst van de Veiligheidsregio komen. De omschrijving van de taken en bevoegdheden in de gemeenschappelijke regeling, gebaseerd op de Wet laat wat dat betreft enige ruimte.

 

2. Integratie van de besturen van regionale brandweer en GHOR

De zorgtaken van de regionale brandweer en GHOR zijn integraal onderdeel van deze gemeenschappelijke regeling.

 

3. Regionalisering van de beheersaspecten van de rampenbeheersing

Deze taken met bijbehorende bevoegdheden zijn in de gemeenschappelijke regeling opgenomen.

 

4. Verplichte bestuurlijke samenwerking van regionale brandweer en GHOR met de politie

In de gemeenschappelijke regeling is de bevoegdheid van en tevens opdracht aan het Algemeen Bestuur neergelegd om een overeenkomst te sluiten met de politie over de inrichting en het beheer van een gemeenschappelijke meldkamer en om overeenkomsten te sluiten met (onder andere) de politie over de aansturing, afstemming, voorbereiding en uitvoering van taken die betrekking hebben op hulpverlening en veiligheid.

 

5. Doorzettingsmacht van het regionaal bestuur

De Wet en bijvoorbeeld ook de Wet publieke gezondheid leggen een aantal taken en bevoegdheden neer bij het bestuur en/of de voorzitter van de Veiligheidsregio. Dit bevordert de doorzettingsmacht van de regionale organisatie, met name daar waar de gevolgen van een calamiteit de gemeentelijke grens overschrijden.

 

6. Versterking bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer

De Wet en de gemeenschappelijke regeling bevatten geen regeling over de bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer. Wel is in gemeenschappelijke regeling neergelegd dat het Dagelijks Bestuur de inrichting van de ambtelijke organisatie regelt middels een organisatiebesluit. Op basis van deze bevoegdheid stelt het Dagelijks Bestuur een instructie vast waarin de taken en bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer zijn vastgelegd. Het gaat zowel om taken in de preventieve, preparatieve als de repressieve sfeer.

 

7. Pro-actie en preventie (adviesrol regio)

In de gemeenschappelijke regeling is een bepaling opgenomen die regelt dat bepaalde onderwerpen door de gemeenten ter advisering aan de Veiligheidsregio moeten worden voorgelegd (artikel 4, 2e lid).

 

8. Versterking GHOR.

De eisen die de Wet stelt aan de GHOR met het oog op het 'veiligheidsregio-proof’ zijn, hebben geen directe consequenties voor de inrichting van de gemeenschappelijke regeling. Op grond van de Wet Publieke Gezondheid wordt een directeur Publieke Gezondheid aangesteld door het bestuur van de GGD in afstemming met het bestuur van de Veiligheidsregio en wordt een aantal verplichtingen opgelegd aan “instellingen” die een taak hebben binnen de geneeskundige hulpverlening

 

9. Financieringssystematiek

De gemeenschappelijke regeling en de Gemeentewet bevatten waarborgen dat de Veiligheidsregio voldoende financiële middelen van de deelnemende gemeenten ontvangt om de taken volgens de gestelde kwaliteitsnormen te kunnen uitvoeren. In de gemeenschappelijke regeling is geregeld dat het Algemeen Bestuur de begroting van de Veiligheidsregio bij stemming vaststelt. De uitgaven ten behoeve van een gemeenschappelijke regeling zijn verplichte uitgaven voor gemeenten. Als blijkt dat een gemeente weigert de financiële bijdrage in haar begroting op te nemen of tot betaling daarvan over te gaan, kunnen gedeputeerde staten ingrijpen op grond van respectievelijk artikel 194 en 195 van de Gemeentewet.

 

Aanvullende algemene toelichting bij versie 2022

 

Evaluatie Wet veiligheidsregio’s

De Wet veiligheidsregio’s is recentelijk in opdracht van de minister van Justitie & Veiligheid geëvalueerd. De resultaten van deze evaluatie zijn aan de minister aangeboden en zullen in de volgende kabinetsperiode worden behandeld en waar wenselijk kunnen leiden tot aanpassing van de Wet veiligheidsregio’s.

 

De Commissie schetst in het evaluatierapport dat risico’s en crises steeds meer onvoorspelbaar zijn geworden. Ze zijn vaak ingewikkelder dan een grote brand en houden zich niet aan regio- of landsgrenzen. Het is moeilijker om crises af te bakenen, bijvoorbeeld geografisch, beleidsmatig of qua tijdsduur. Sociale media dragen eraan bij dat plaatselijke gebeurtenissen een landelijke of zelfs internationale impact kunnen hebben. Sluimerende crises kunnen langzaam ontstaan, uitdoven en weer snel aanwakkeren. Actuele dreigingen zijn veelzijdig: van een digitale hack of een terroristische aanval tot boerenprotesten en de klimaattransitie. Covid-19 laat zien dat een crisis van ogenschijnlijk onvoorstelbare proporties mogelijk is. Bij de aanpak van crises zijn in toenemende mate meerdere veiligheidsregio’s betrokken, samen met de nationale crisisorganisatie. Ook andere partners zijn in wisselende rollen en samenstelling betrokken.

 

De Commissie constateert dat de Wet veiligheidsregio’s in de afgelopen tien jaar heeft bijgedragen aan professionalisering van crisisbeheersing en brandweerzorg. Voor de incidenten en crises met een lokaal of regionaal effect – zo stelt de Commissie – functioneert het huidige stelsel goed.

Gezien het geschetste beeld is de Commissie in het onderzoek uitgegaan van het idee dat veiligheidsregio’s moeten kunnen omgaan met verschillende soorten crises. Dat betreft de bekende crises zoals rampen en ongevallen, maar vooral ook ongekende crises zoals digitale verstoringen, langdurige energie-uitval, grootschalige pandemieën en andere typen crises waar Nederland minder ervaring mee heeft. Dat betekent volgens de Commissie dat de veiligheidsregio’s in staat moeten zijn verschillende crises te beheersen met diverse crisispartners en dat zij tevens de brandweerzorg op hoogwaardig inhoudelijk niveau weten te realiseren.

De Wet veiligheidsregio’s is naar het oordeel van de Commissie een complexe en onevenwichtige wet, die vooral gericht is op individuele veiligheidsregio’s, regiogrenzen als uitgangspunt neemt en onvoldoende stimulans biedt voor interregionale en grensoverschrijdende crisisbeheersing. De verbinding met nationale crisisbeheersing moet naar het oordeel van de Commissie nadrukkelijker wettelijk worden geborgd. De Commissie doet de aanbeveling om te komen tot nieuwe wetgeving voor crisisbeheersing en brandweerzorg. Kern van deze wetgeving is het realiseren van grenzeloze samenwerking. De veiligheidsregio’s, maar ook andere organisaties die een rol spelen in de crisisbeheersing en de brandweerzorg, moeten naar het oordeel van de Commissie over geografische, organisatorische, wettelijke en institutionele grenzen heen met elkaar samenwerken. De commissie adviseert om de regie over crisisbeheersing decentraal te beleggen bij de burgemeesters en voorzitters veiligheidsregio en centraal bij de Minister van Justitie en Veiligheid.

 

Visie VRBZO 2025

Op 7 april 2021 heeft het Algemeen Bestuur de Visie VRBZO 2025 vastgesteld. VRBZO begon ooit als een (regionale) brandweerorganisatie en verbreedde zich steeds meer naar een crisisbeheersingsorganisatie. Die ontwikkeling vindt ook nu nog plaats. In een steeds veranderende maatschappij is het nodig om te kunnen blijven anticiperen op de omgeving. Om te zorgen voor een stabiele en veilige leefomgeving door preventie, advies,

voorbereiding, bestrijding en nazorg. Dit vraagt om een organisatie met een passend netwerk en een duidelijke en unieke taak: het voorkomen en bestrijden van noodsituaties waarbij het maatschappelijke functioneren ernstig verstoord raakt.

Om de verschillende crises te kunnen beheersen moeten we weten welke risico’s er zijn. We realiseren ons dat we niet alle risico’s kunnen voorkomen. Wel kunnen we de kans verkleinen of het effect beperken. Wij kijken als VRBZO ook naar de landelijke agenda, die spreekt over de ongekende crisis. We leren van de crises en incidenten die ons hebben getroffen. Die lessen betrekken we bij ons optreden in de hele veiligheidsketen. Maar de geschiedenis leert ons ook dat de bron of oorzaak van een nieuwe crisis of incident ons steeds kan verrassen en overvallen. Terwijl de effecten vaak dezelfde zijn, los van de bron of oorzaak. Deze effecten hebben bijna altijd een relatie met de continuïteit van een belangrijk of vitaal proces. Dat varieert van de continuïteit van een groot bedrijf, bijvoorbeeld als gevolg van een brand bij een toeleverancier, tot de continuïteitsvraagstukken waar we als land mee te maken hebben tijdens de coronacrisis. Of denk bijvoorbeeld aan het effect op de continuïteit van

de samenleving, wanneer vitale infrastructuur uitvalt. We concentreren ons niet alleen op risico’s die we kennen, maar we willen vooral ook kunnen omgaan met de effecten van ongekende risico’s, crises en incidenten. Ongeacht de bron. Dit vraagt dus niet alleen om maatwerkplannen voor risico’s die we kennen en herkennen. Het vereist vooral ook flexibiliteit en aanpassingsvermogen van VRBZO en haar partners. En veerkracht van de hele maatschappij.

 

Aanleiding tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling 2014

Wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost op dit moment komt voort uit een aantal aanleidingen:

  • Wijziging in de aanwijzing RAV: Vanwege de Wet ambulancezorgvoorzieningen en het verzoek hiertoe van de beide besturen is de aanwijzing tot Regionale Ambulance Voorziening RAV voor deze regio overgegaan van het bestuur VRBZO naar het bestuur GGD-BZO.

  • Juridische consultaties: Vanwege verschillende vraagstukken en voorvallen hebben in de afgelopen jaren juridische consultaties bij diverse regio’s plaatsgevonden met betrekking tot de formuleringen van bepalingen in gemeenschappelijke regelingen. Hoewel de gemeenschappelijke regelingen onderling verschillen zijn uit deze consultaties wel verbetervoorstellen te halen die ook voor onze Gemeenschappelijke regeling van toepassing zijn.

  • Archiefwetgeving: Het RHCe stelt aanpassingen in de formuleringen binnen gemeenschappelijke regelingen in hun werkingsgebied voor.

  • Consequenties Wnra: Op grond van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren zijn de rechtspositieregelingen en arbeidsvoorwaarden overeenkomstig de landelijk geldende regels voor gemeentepersoneel, de CAR/UWO, niet langer van toepassing op personeel van veiligheidsregio’s.

  • Tekstuele verbeteringen: Uit opgedane ervaringen is gebleken dat aanscherpingen en redactionele verbeteringen in diverse artikelen gewenst zijn.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Instelling en plaats van vestiging

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Wijziging 2022:

In de oude tekst stond dat naast colleges ook burgemeesters een regeling dienen te treffen. Op grond van artikel 9 van de Wet veiligheidsregio is dit alleen voor colleges van toepassing.

 

Artikel 2 Begripsbepalingen

1e lid: In dit artikel zijn onder de leden j, k en m drie functies toegevoegd: de korpschef, als hoofd van de nationale politie, de hoofdofficier van justitie, die op grond van de Wet een positie heeft bij de rampenbestrijding en de directeur Publieke Gezondheid, de nieuwe wettelijke functionaris, die de opvolger is van de directeur GHOR.

 

Wijziging 2022: In dit artikel is toegevoegd de begripsbepaling van bevolkingszorg en het Directeurenberaad. Aanleiding hiervoor is dat beide begrippen wel in de gemeenschappelijke regeling voorkomen, maar niet nader zijn gedefinieerd.

 

Artikel 3 Doel

De bestuurlijke ambitie is om te komen tot een eenduidige bestuurlijke aansturing van aspecten op het terrein van spoedeisende hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing en afstemming op het terrein van het veiligheidsbeleid in de gemeenten. Met uitzondering van de “Ambulancezorg” zijn de terreinen vastgelegd in de Wet.

 

Wijziging 2022:

- Bij besluit van de Minister van Medisch Zorg is GGD Brabant-Zuidoost voor deze regio de Regionale Ambulancevoorziening, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Wet ambulancezorgvoorzieningen. Ambulancezorg is daarom als doel verwijderd.

- De rol van de veiligheidsregio ten aanzien van de meldkamerfunctie is vanwege aanpassingen in de Politiewet en dientengevolge in de Wet veiligheidsregio’s aangepast. Gemeenschappelijke meldkamer is daarom als doel verwijderd.

 

Artikel 4 Taken en bevoegdheden

De taken van de Veiligheidsregio zijn de activiteiten die het samenwerkingsverband ontplooit in het kader van de doelstelling. Deze taken zijn grotendeels in de Wet neergelegd. Met het van kracht worden van de Wet veiligheidsregio’s worden de Brandweerwet en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen ingetrokken.

Daarnaast kan het gaan om taken waarvoor gemeenten expliciete publiekrechtelijke bevoegdheden overdragen aan de Veiligheidsregio. Om in de toekomst de taken te kunnen aanpassen, zonder elke keer de gehele Gemeenschappelijke Regeling opnieuw te moeten vaststellen, zijn de taken opgenomen in een bijlage, waarnaar in het tweede lid wordt verwezen.

 

Wijziging 2022: de beschrijving van taken en bevoegdheden is vanwege de veranderde positionering van de Regionale Ambulancevoorziening en het laten vervallen van de opsomming van taken in een afzonderlijke bijlage herschreven.

 

Artikel 5 Integrale afstemming

Vooralsnog is een integrale afstemming tussen Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio en de politie vereist bij de uitvoering van de taken, zoals in de wet vastgelegd. Op grond van de Wet dient de noodzakelijke integrale afstemming geregeld te worden per convenant. De door de korpschef nationale politie gemandateerde politiechef van de eenheid Oost-Brabant en het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio regelen daarin tenminste:

- de onderwerpen waarover integrale besluitvorming moet plaatsvinden;

- de wijze waarop besluitvorming plaatsvindt;

- welke inspanningen (personeel en middelen) worden geleverd door de betrokken partijen om de uitvoering van de integrale besluiten te realiseren.

 

Wijziging 2022: de resultaten van de gewenste afstemming zijn vastgelegd in een convenant, afgeleid van een nationaal model convenant. In deze afstemming en vastlegging tussen veiligheidsregio en politie is ook de hoofdofficier van justitie betrokken. Om deze reden is de hoofdofficier van justitie als vertegenwoordiging van het Openbaar Ministerie toegevoegd als convenantspartij.

 

Artikel 6 Organen

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Wijziging 2022: de opsomming is toegespitst op bestuursorganen.

 

Artikel 7 Samenstelling Algemeen Bestuur

De Wet bepaalt in artikel 11 dwingend dat het Algemeen Bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Dit in afwijking van de Wgr.

Omdat het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is gekoppeld aan de functie van burgemeester, heeft het geen zin de zittingsperiode aan een bepaalde termijn te verbinden. Om die reden is in dit artikel geen regeling opgenomen over de zittingsduur van de leden van het Algemeen Bestuur.

De vervanging van de burgemeester in zijn functie is geregeld in artikel 77 van de Gemeentewet. Omdat op grond van dat artikel de acterend burgemeester lid is van het Algemeen Bestuur, eindigt het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur dan ook, op het moment, dat men ophoudt burgemeester te zijn van de vertegenwoordigde gemeente. Op dat moment wordt de voormalige burgemeester vervangen door zijn plaatsvervanger (waarnemer) overeenkomstig artikel 77 Gemeentewet.

 

Wijziging 2022: om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de betreffende tekst van de gemeentewet is toegevoegd dat ook sprake kan zijn van ontstentenis.

 

Artikel 7a bevoegdheden Algemeen Bestuur

 

Wijziging 2022: de bevoegdheden van het Algemeen Bestuur waren voorheen niet expliciet benoemd, maar konden grotendeels impliciet worden afgeleid van de uitzonderingen op de bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur. Er is voor gekozen de bevoegdheden van het Algemeen Bestuur concreet te benoemen.

 

Artikel 8 Werkwijze Algemeen Bestuur

In artikel 22, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen is geregeld dat het Algemeen Bestuur een reglement van orde vaststelt. In het reglement van orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot:

- vaststellen vergaderschema;

- opstellen agenda, uitnodiging c.q. kennisgeving vergadering en verslaglegging;

- wijze van behandeling van voorstellen en besluitvorming;

- handhaving van de orde tijdens de vergadering;

- besloten- c.q. openheid van vergadering. In beginsel zijn de vergaderingen openbaar. Onder voorwaarden kan besloten worden tot een besloten vergadering. De onderwerpen waarover niet in een besloten vergadering kan worden beraadslaagd of besloten, zijn limitatief opgesomd in het 3e lid.

 

Wijziging 2022: Er is voor gekozen de formuleringen van bepalingen zoveel mogelijk te laten aansluiten bij die in de Wet gemeenschappelijke regelingen. De formulering van bepalingen met betrekking tot uitnodigen voor vergaderingen is vereenvoudigd en bepalingen zijn samengevoegd.

 

Artikel 9 Besluitvorming.

1e Lid: Voor de toepassing van de stemverdeling gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorafgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers. Voor de stemverhouding is uitgegaan van de verdeelsleutel zoals die ook wordt gehanteerd bij de gemeenschappelijke regeling van het SRE. Gezien het feit dat in het algemeen bestuur alleen burgemeesters zitting hebben is het aantal gemeentelijke stemmen verenigd in één stemgerechtigde. In de voorgaande Gemeenschappelijke Regeling Hulpverleningsregio Zuid-oost Noord-Brabant was sprake van een verdeelsleutel in het aantal leden dat per gemeente mocht worden afgevaardigd en gold één stem per gerechtigde.

 

Wijziging 2022: De Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt dat het Dagelijks Bestuur nooit meer dat helft van alle stemmen mag vertegenwoordigen. In geval van gewogen stemverhoudingen zoals in dit artikel beschreven kan deze bepaling belemmerend werken bij het samenstellen van een Dagelijks Bestuur.

 

Op basis van de inwoneraantallen per 1-1-2020 geldt de volgende gewogen stemverhouding:

 

Gemeente

Inwoneraantal per

1-1-202 1

Gewogen

stemmen

Asten

16.817

1

Bergeijk

18754

1

Best

30.216

2

Bladel

20.529

2

Cranendonck

21.001

2

Deurne

32.437

2

Eersel

19.528

1

Eindhoven

235.691

16

Geldrop-Mierlo

40.066

3

Gemert-Bakel

30.760

2

Heeze-Leende

16.243

1

Helmond

92.627

6

Laarbeek

22.805

2

Nuenen ca.

23.702

2

Oirschot

18.842

1

Reusel-De Mierden

13.127

1

Someren

19.428

1

Son en Breugel

17.552

1

Valkenswaard

31.221

2

Veldhoven

45.500

3

Waalre

17.544

1

Totaal

784.390

53

 

 

Artikel 10 Samenstelling Dagelijks Bestuur

2e Lid: Het is niet gewenst de evenredige geografische verdeling over de regio dwingend op te leggen. Dit ontneemt het Algemeen Bestuur de mogelijkheid criteria op grond van kwaliteiten, persoonlijke interesses et cetera van kandidaten in voldoende mate mee te nemen in de keuze van samenstelling van het Dagelijks Bestuur. Dit mede in verband met de operationele rol die de leden van het Dagelijks Bestuur gebruikelijkerwijs vervullen als (plaatsvervangend) voorzitter Veiligheidsregio.

 

4e Lid: De zittingsperiode parallel aan de zittingsperiode van de colleges van Burgemeester en Wethouders is opgenomen om wijzigingen en roulatie in samenstelling van Dagelijks Bestuur mogelijk te maken.

 

Wijziging 2022: De koppeling van de zittingsperiode van leden van het Dagelijks Bestuur aan die van de zittingsperiode van de colleges van Burgemeester en Wethouders wordt in de praktijk niet gehanteerd en is in de gewijzigde versie weggelaten. Het Algemeen Bestuur kan, ongeacht de zittingsperiode van colleges, besluiten tot mutaties in de samenstelling.

Toegevoegd is dat de plaatsvervangend voorzitter is uitgesloten van de mogelijkheid te worden ontslagen als lid van het Dagelijks Bestuur. Het Algemeen Bestuur kan wel besluiten een ander lid aan te wijzen als plaatsvervangend voorzitter.

 

Artikel 11 Taken en bevoegdheden Dagelijks Bestuur

1e Lid: Naast de vaste portefeuilles van voorzitter en plaatsvervangend-voorzitter is er tenminste een portefeuillehouder financiën. Daarnaast kunnen er portefeuillehouders per te onderscheiden aandachtsveld worden aangesteld.

Te denken valt daarbij aan:

- brandweerzorg;

- geneeskundige hulpverlening en regionale ambulancevoorziening;

- multidisciplinaire rampenbestrijding en crisisbeheersing;

- integrale afstemming gemeentelijk veiligheidsbeleid (b.v. prostitutiebeleid, drugsbeleid etc.)

Combinatie van portefeuilles is mogelijk.

2e Lid In het reglement van orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot:

- opstellen agenda, uitnodiging vergadering en verslaglegging;

- wijze van behandeling van voorstellen en besluitvorming;

- handhaving van de orde tijdens de vergadering.

3e Lid ad c

Tot de strategische regionale plannen worden onder andere gerekend:

- het regionaal beleidsplan als bedoeld in artikel 14 van de Wet;

- het regionaal crisisplan als bedoeld in artikel 16 van de Wet.

 

Wijziging 2022:

- Eerste lid: Tekst dat vacatures direct worden ingevuld komt te vervallen. Er kan voor worden gekozen om een vacature in het Dagelijks Bestuur niet in te vullen, mits blijvend wordt voldaan aan de vereisten als genoemd in artikel 10, eerste lid van deze regeling.

- Derde lid: Sprake was van een formulering van de regeling dat over elke door het Dagelijks Bestuur uit te voeren taak afzonderlijk door het Algemeen bestuur moest worden besloten. Dit sloot niet aan bij de praktijk. Het Algemeen Bestuur behoudt de mogelijkheid om alsnog voorschriften te verbinden of de uitvoering zelf ter hand te nemen.

 

Artikel 12 Taken en bevoegdheden Dagelijks Bestuur

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Wijziging 2022: de formulering van dit artikel is aangepast zonder inhoudelijke veranderingen in optreden in de taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur

 

Artikel 13 Vergaderingen Dagelijks Bestuur

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Wijziging 2022: De formulering van bepalingen met betrekking tot uitnodigen voor vergaderingen is vereenvoudigd en bepalingen zijn samengevoegd.

 

Artikel 14 Voorzitter, plaatsvervangend-voorzitter, secretaris

Artikel 11, 2e lid van de Wet bepaalt dat de voorzitter wordt benoemd bij koninklijk besluit, gehoord het algemeen bestuur. Ook de commissaris van de Koning wordt om advies gevraagd. Het Algemeen bestuur dient op grond van het derde lid van artikel 11 van de Wet één van zijn leden aan te wijzen, die de voorzitter bij afwezigheid vervangt. De directeur van de ambtelijke organisatie fungeert als ambtelijk secretaris van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur. Hij kan deze taak binnen de ambtelijke organisatie mandateren aan bijvoorbeeld de directiesecretaris

 

Wijziging 2022:

- Derde lid: de voorzitter is niet langer belast met maar verantwoordelijk voor de leiding waardoor het ook mogelijk is dat de vergadering door een technisch voorzitter wordt voorgezeten in aanwezigheid van de voorzitter.

- Vierde lid: Indien de voorzitter vertegenwoordiging in rechtsgedingen en bij buitengerechtelijke rechtshandelingen wenst op te dragen aan een door hem aan te wijzen persoon, hoeft dit niet langer in afstemming met het DB te gebeuren. Dit sluit aan bij de huidige werkwijze en praktijk

 

Artikel 15 Bestuurscommissies

Omwille van korte heldere bestuurslijnen wordt in beginsel terughoudend omgegaan met het instellen van het zware instrument van bestuurscommissies. Het Algemeen Bestuur dient vooraf toestemming van alle raden te hebben alvorens tot instelling van een commissie over te kunnen gaan. Dit op grond van Wgr artikel 25 lid 2

 

Artikel 16 Commissies van advies

Tenminste wordt ingesteld een adviescommissie financiën. Onder voorzitterschap van de betreffende portefeuillehouder in het Dagelijks Bestuur bestaat deze commissie uit een aantal (maximaal 7) inhoudsdeskundigen. De aanstelling van de leden gebeurt op voordracht van het Algemeen Bestuur.

De voorgedragen leden hoeven niet per definitie lid te zijn van dit Algemeen Bestuur (b.v. controllers van deelnemende gemeenten).

Op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen leden van commissie van advies die geen burgemeester, wethouder of lid van een gemeenteraad zijn een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen ontvangen. In voorkomende gevallen zal hierover door het Algemeen Bestuur een besluit worden genomen.

 

Wijziging 2022: in dit artikel is in lijn met de bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen duidelijker onderscheid gemaakt tussen vaste en tijdelijke commissies van advies.

 

Artikel 17 Werkgroepen, overlegvormen

Gerelateerd aan de onder artikel 11 bedoelde portefeuilles kan het bestuur besluiten tot het instellen van bestuurlijke werkgroepen c.q. klankbordgroepen. Ook hiervoor geldt dat op voordracht van het Algemeen Bestuur de leden worden aangesteld en dat de voorgedragen leden niet per definitie lid behoren te zijn van dit Algemeen Bestuur. Als voorzitter treedt op de portefeuillehouder van het betreffende aandachtsveld in het Dagelijks Bestuur. Voor het eventueel toekennen van vergoedingen voor leden van werkgroepen en overlegvormen geldt eveneens hetgeen in de toelichting op artikel 16 is aangegeven.

 

Artikel 18 Dagelijks bestuur (Informatie en verantwoordingsplicht)

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Wijziging 2022: omwille van de leesbaarheid en aansluiting bij de formuleringen in de wet hieromtrent zijn de artikelen 18, 19 en 20 redactioneel aangepast en vernummerd.

 

Artikel 19 Voorzitter (Informatie en verantwoordingsplicht)

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Wijziging 2022: omwille van de leesbaarheid en aansluiting bij de formuleringen in de wet hieromtrent zijn de artikelen 18, 19 en 20 redactioneel aangepast en vernummerd.

 

Artikel 20 Algemeen bestuur (Informatie en verantwoordingsplicht)

Omdat het hier een gemeenschappelijke regeling van de colleges betreft, beperkt de verantwoordingsplicht van de leden van het Algemeen Bestuur zich tot de colleges. De colleges zijn ingevolge de Gemeentewet informatie- en verantwoordingsplichtig naar de gemeenteraad.

 

Wijziging 2022: omwille van de leesbaarheid en aansluiting bij de formuleringen in de wet hieromtrent zijn de artikelen 18, 19 en 20 redactioneel aangepast en vernummerd.

 

Artikel 21 Ambtelijke organisatie

De plicht om een organisatiebesluit door de raad te laten vaststellen is uit de gemeentewet verwijderd. Er is geen plicht voor het vaststellen van een dergelijk besluit door het Dagelijks Bestuur in de plaats gekomen. Ook de Wet gemeenschappelijke regelingen schrijft een dergelijk besluit niet voor. Binnen de Veiligheidsregio bestaat echter wel behoefte aan een dergelijk besluit.

 

Wijziging 2022: de bepalingen rond benoeming van de Directeur Publieke Gezondheid en de coördinerend gemeentesecretaris zijn aangepast. De Directeur Publiek Gezondheid wordt conform de Wet publieke gezondheid benoemd door het bestuur van de GGD met instemming van het bestuur Veiligheidsregio. De coördinerend gemeentesecretaris wordt op voordracht van de kring van gemeentesecretarissen door het bestuur Veiligheidsregio aangewezen.

 

Artikel 21a Bevolkingszorg

Wijziging 2022: dit artikel is toegevoegd vanwege de besluitvorming rond regionalisering van bevolkingszorgtaken.

 

Artikel 22 Directeurenberaad

Voor de afstemming binnen het directeurenberaad is gekozen voor een belangenbehartiging vanuit de kolommen. De directeur Veiligheidsregio fungeert als technisch voorzitter van het overleg.

De coördinerend gemeentesecretaris wordt op voordracht vanuit de gemeenschappelijke gemeentesecretarissen aangesteld door het bestuur van de Veiligheidsregio. In de regel zal de voordracht komen vanuit het regionaal overleg van gemeentesecretarissen. De coördinerend gemeentesecretaris waarborgt de belangen van de gemeenten in het directeurenberaad enerzijds en de inbedding van de crisisbeheersing- en rampenbestrijdingsoptiek in het overleg van gemeentesecretarissen anderzijds.

 

In tegenstelling tot de overige leden van de veiligheidsdirectie beschikt de coördinerend gemeentesecretaris niet over bevoegdheden in de “kolom Bevolkingszorg” (de gemeenten). Hij vervult vooral een adviserende, stimulerende, diplomatieke rol. Bij niet nakomen van de regionaal vastgelegde afspraken door een van de gemeenten kan sturing plaatsvinden door bestuurlijke beïnvloeding door het Algemeen Bestuur.

 

Wijziging 2022: de opsomming van adhoc leden is verwijderd om zo meer mogelijkheid te bieden om situationeel en vraag gestuurd adviseurs en leden uit te nodigen.

 

Artikel 23 Personeel

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Wijziging 2022: formulering is aangepast aan de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren

 

Artikel 24 Rechtspositie

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Wijziging 2022: formulering is aangepast aan de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren

 

Artikel 25 Begroting

De artikelen 186f tot en met 213 van de Gemeentewet zijn ook van toepassing verklaard op de gemeenschappelijke regelingen. Ook het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is van toepassing.

De ontwerpbegroting is zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke kosten met welke producten verband houden.

Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting minimaal dertien weken voordat zij wordt vastgesteld toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten. Gekozen is voor een ruimere termijn dan de wettelijke zes weken, om de gemeenten voldoende tijd te geven te reageren en de colleges in de gelegenheid te stellen het gevoelen van de gemeenteraad in te winnen.

 

Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast vóór 1 juli in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting

dient.

 

De termijn waarop de begroting uiterlijk moet zijn vastgesteld door het Algemeen Bestuur stelt gemeenten in staat de uitgaven die gemoeid zijn met de Veiligheidsregio in de eigen begroting te verwerken. Het gaat immers om verplichte uitgaven.

Conform artikel 34, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt de begroting uiterlijk 15 juli van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient, gezonden aan gedeputeerde staten van Noord-Brabant.

 

Wijziging 2022: Termijnen en uiterste data zijn aangepast aan het gestelde in wet- en regelgeving. In de praktijk worden termijnen en uiterste data, met in achtneming van wettelijke bepalingen, ook vastgelegd in een overeenkomst tussen de deelnemende gemeenten en de vier regionale gemeenschappelijke regelingen, waarbij tenminste wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen.

 

Artikel 26 Rekening

Het Algemeen Bestuur stelt de rekening vast vóór 1 juli in het jaar volgend op het jaar waarop deze rekening betrekking heeft. De jaarrekening wordt na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van Noord-Brabant en aan de colleges van de deelnemende gemeenten gezonden.

 

Artikel 27 Verdeling der kosten

6e Lid: Voor de bepaling van de omvang van de begroting wordt een bestuurlijk opdracht uitgevoerd om te komen tot een toekomstvisie brandveiligheidszorg en een daaraan te relateren omvang van de begroting. Eerst dan zal door het bestuur een voorstel voor de omvang van toekomstige begrotingen worden gedaan welke voor instemming aan de deelnemende gemeenten zal worden voorgelegd. Zodra dit voorstel de instemming van gemeenten heeft zal in de eerstkomende wijziging van de gemeenschappelijke regeling het artikel 27, zesde lid hierop worden aangepast.

Vooralsnog is een overgangsregeling vastgesteld welke in de begroting is verwerkt.

 

Wijziging 2022: Rijksbijdragen worden niet langer geregeld via het Besluit Doeluitkering Rampenbestrijding. Specifieke kostenverdelingen worden niet langer via de gemeenschappelijke regelingen gedifferentieerd vastgelegd.

 

Artikel 28 Verdeling der kosten

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Artikel 29 Verdeling der kosten

Deze bepaling is op verzoek van de Bank Nederlandse Gemeenten opgenomen. De bank verkrijgt hiermee de zekerheid dat de Veiligheidsregio alle maatregelen zal nemen om de gemeenten aan hun verplichtingen te laten voldoen.

 

Artikel 30 Financiële voorschriften

De verordenende bevoegdheid als genoemd in dit artikel wordt ontleend aan de Gemeentewet hoofdstuk XIV-artikel 212 en 213 en is daarmee niet strijdig met hetgeen is bepaald in artikel 4, lid 2 onder g van deze gemeenschappelijke regeling.

 

Wijziging 2022: de specificatie met betrekking tot hetgeen in de financiële verordening behoort te worden geregeld is weggelaten omdat kan worden verwezen naar de gemeentewet. De eerdere specificatie was ook incompleet.

 

Artikel 31 Archiefbescheiden

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Wijziging 2022: formulering is aangepast aan de formuleringen in de Archiefwet 1995 en de voorschriften van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.

 

Artikel 32 Toetreding en uittreding

Een gemeenschappelijke regeling dient een regeling te bevatten (art. 9 van de Wet gemeenschappelijke regelingen) over toetreding en uittreding. In een bijlage bij de Wet zijn de gemeenten aangewezen waarvan de colleges een gemeenschappelijke regeling moeten treffen ter zake van regionale brandweer en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Dit betekent dat gemeenten alleen kunnen uittreden uit deze gemeenschappelijke regeling of toetreden tot deze regeling als de verdeling van de gemeenten in regio’s in deze bijlage wordt gewijzigd. In dat geval zijn de gemeenten zelfs verplicht over te gaan naar een andere gemeenschappelijke regeling.

 

Artikel 33 Wijziging of opheffing

Gekozen is voor wijziging van de Gemeenschappelijk regeling alleen ingeval alle colleges hierover eensluidend besluiten. Dit doet recht aan de intentie tot samenwerking zoals dit al decennialang in onze regio aanwezig is.

 

Artikel 34 Geschillen en klachten

De bedoeling van dit artikel is om geschillen als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen eerst op intergemeentelijk niveau te doen beslechten. Dit middels een bemiddelende rol van de Commissaris van de Koning. Mochten de partijen er op dit niveau niet uitkomen, dan staat de weg naar gedeputeerde staten op grond van artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen weer volledig open. Voor de behandeling van klachten is de Veiligheidsregio verplicht een voorziening te treffen.

 

Artikel 35 Overgangs- en slotbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 36 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Naar boven