Gemeenteblad van Dantumadiel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dantumadiel | Gemeenteblad 2022, 303829 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dantumadiel | Gemeenteblad 2022, 303829 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening geurhinder en veehouderij Dantumadiel 2022
In deze verordening wordt verstaan onder:
Bebouwde kom: de grens van de bebouwde kom wordt bepaald door de aard van de omgeving: een gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon-en verblijfsfunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. De bijlage geeft uitsluitsel of het binnen of buiten de bebouwde kom is.
Artikel 2. Afstanden veehouderijen zonder geuremissiefactor
In afwijking van artikel 4, eerste lid, van de Wet of artikel 3.117 lid 1 van het Besluit, geldt voor de voorkomende adressen op de in de bijlage opgenomen inventarisatielijst dat de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object minimaal moet bedragen:
Op een aanvraag om een omgevingsvergunning, die is ingediend vóór inwerkingtreding van deze verordening en waarop op dit tijdstip nog niet is beschikt, blijven de bepalingen van de verordening geurhinder en veehouderij van de gemeente Dantumadiel als genoemd onder artikel 4 van toepassing.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Dantumadiel in zijn openbare vergadering d.d. 31 mei 2022
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
M. Frensel N.L. Agricola
Bijlage 1. Inventarisatielijst
Toelichting Verordening geurhinder en veehouderij Dantumadiel 2022
Op 28 januari 2020 is door de gemeenteraad een verordening op grond van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: geurverordening) vastgesteld. In deze geurverordening was een definitie van het begrip ‘bebouwde kom’ opgenomen. Op grond van deze definitie is bepaald voor welke veehouderijen de afstanden uit artikel 4, eerste lid, van de Wgv een knelpunt vormden. De gemeenteraad heeft in de MOTIE GBD-VVD 280120: VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ 2019 aangegeven alle knelgevallen m.b.t. de geurverordening in kaart te brengen. Voor deze, in kaart gebrachte, knelgevallen maatwerk te leveren, met de intentie de boer en omwonenden vooruit te helpen in de ontwikkeling van het bedrijf en woongenot. Dit maatwerktraject te verwerken in de geest van de nieuwe omgevingswet. Dit maatwerk te verwerken in een nieuwe geurverordening die vooruitloopt op en handelt in de geest van de aanstaande omgevingswet.
De op de lijst staande agrariërs zijn benaderd met de vraag of de behoefte aanwezig was om een kortere afstand tot de wettelijke norm, aanwezig was. De op de lijst staande agrariërs willen graag de mogelijkheid hebben om hiervan gebruik te maken indien dit nodig is voor een mogelijke uitbreiding. De omwonenden binnen de invloedssfeer van de geurverordening zijn schriftelijk in kennis gesteld van het ontwerp van de geurverordening.
In de bijlage bij de verordening is een inventarisatielijst opgenomen waarop is vermeld voor welke veehouderijen de veehouderijen de afstanden uit artikel 4, eerste lid, van de Wgv een knelpunt vormen.
In de Wet en het Besluit zijn grenswaarden voor geurhinder opgenomen. Deze grenswaarden zijn bij dieren zonder geuremissiefactor (bijvoorbeeld melkrundvee) gesteld in een minimaal aantal meters en bij vee met geuremissiefactor (bijvoorbeeld pluimvee) in odeur units per kubieke meter lucht. In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) zijn de geuremissiefactoren per diersoort aangegeven.
De Wet en het Besluit bieden de mogelijkheid om binnen bepaalde marges een eigen gemeentelijk beleid te ontwikkelen voor geurhinder vanuit veehouderijen. Dat gemeentelijk beleid kan worden neergelegd in een gebiedsvisie en een verordening zoals bedoeld in artikel 6 van de Wgv. Een aantal veehouderijen valt ook onder de reikwijdte van paragraaf 3.5.8 van het Besluit. Het Besluit verwijst in artikel 3.118 naar de bevoegdheid van de raad om op basis van artikel 6 van de Wet een eigen verordening op te stellen.
Bij het vaststellen van andere waarden of afstanden als in de Wet geurhinder en veehouderij opgenomen, dient de gemeenteraad een aantal aspecten, genoemd in artikel 8 van de Wgv te betrekken.
a. de huidige en de te verwachten geursituatie vanwege de veehouderijen in het gebied;
b. het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging;
c. de noodzaak van een even hoog niveau van de bescherming van het milieu;
d. de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied, of de afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder.
Deze aspecten worden onder het kopje “gebiedsvisie” beschreven.
De overwegingen voor een gemeentelijk geurbeleid kunnen divers zijn. In het ene geval kan de reden zijn dat ruimte moet worden geboden aan de ontplooiing van veehouderijen waarbij de bescherming naar de omgeving minimaal wordt aangetast. In andere gevallen betreft het van oorsprong aanwezige agrarische bedrijven in de nabijheid van vrij liggende bebouwing.
Deze verordening heeft als doelstelling het vastleggen van beleid op grond van de Wgv. De gemeente heeft daarmee de mogelijkheid om geurbeleid voor de veehouderij af te stemmen op de doelstellingen van haar gebiedsgerichte visie. Met de vaststelling van een geurverordening, waarin opgenomen een gebiedsvisie, wordt invulling gegeven aan enerzijds de bescherming van het leefklimaat en anderzijds de ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderij. Deze verordening in het kader van de Wgv is tot stand gekomen om bestaande knelpunten de mogelijkheid te bieden in stand te blijven dan wel in specifieke situaties uit te breiden.
Wil de gemeente Dantumadiel afwijken van de normen genoemd in de Wgv dan zal de gemeente een eigen geurbeleid moeten vaststellen. In het geurbeleid zal tevens de visie moeten worden gegeven op het betreffende gebied. Een en ander kan worden opgenomen in een verordening, als bedoeld in artikel 6 van de Wgv, welke door de Gemeenteraad moet worden vastgesteld.
De Gemeenteraad heeft volgens de Wgv de beleidsvrijheid om voor de geurhinder van veehouderijen maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting.
Uit een inventarisatie van de afstanden van de binnen de gemeente aanwezige veehouderijen tot geurgevoelige objecten is gebleken dat het wenselijk is om voor de gemeente Dantumadiel een verordening met daarin een gebiedsvisie op te stellen, waarin de in artikel 8 van de Wgv vermelde aspecten in beeld worden gebracht.
Om een leefbaar platteland te houden kan het niet de bedoeling zijn om van oudsher aanwezige bedrijven nabij de enkele verspreid liggende woningen te saneren. Wel dient een mogelijke uitbreiding de milieu situatie gunstiger te maken dan voor de uitbreiding. Deze uitbreiding is gelegen van de bestaande geurgevoelige objecten af. Door invulling te geven aan deze randvoorwaarde wordt de leefkwaliteit van de omliggende woningen niet nadelig beïnvloed (aspect a).
Algemeen uitgangspunt in het bestemmingsplan Bûtengebiet Dantumadiel is dat de gemeente ontwikkelingsruimte geeft voor, onder andere, agrarische bedrijven. Met betrekking tot nieuwe vergunningen voor uitbreidingen van agrarische bedrijven is opgenomen dat deze worden getoetst aan de Wet geurhinder en veehouderij en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij en de gemeentelijke geurverordening (aspect b).
Door bovenstaande geïntegreerde aanpak wordt de noodzaak van een even hoog beschermingsniveau van de bescherming van het milieu aangetoond (aspect c).
Gestreefd moet worden naar een agrarisch gebied waarbij de functie werken mogelijk wordt gemaakt met de hier en daar van oorsprong bestaande bebouwing (aspect d). Randvoorwaarde hierbij is de minimaal genoemde afstand in de Wet geurhinder en veehouderij.
In de Wgv zijn minimale afstanden genoemd tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden, waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object van:
- binnen de bebouwde kom ten minste 100 meter;
- buiten de bebouwde kom ten minste 50 meter.
In deze verordening worden de minimale afstanden tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden, waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissie-factor is vastgesteld, en de buitenzijde van een geurgevoelig object vastgesteld op minimaal:
- binnen de bebouwde kom ten minste 50 meter;
- buiten de bebouwde kom ten minste 25 meter.
Indien er binnen het bedrijf waar binnen de genoemde afstand een veebezetting aanwezig is en geen uitbreiding van de veebezetting plaats vindt, is er sprake van een “stand still beginsel” ofwel: de situatie wordt geaccepteerd zoals deze is.
Bij uitbreiding van de veestapel moet de minimale afstand tussen de veehouderij waar dieren worden gehouden, waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en de buitenzijde van een geurgevoelig object minimaal de in de verordening genoemde afstand bedragen. Dit houdt in dat bij uitbreiding er binnen de minimale afstanden geen dieren mogen worden gehouden.
Als bijlage bij deze verordening zijn de resultaten van de inventarisatie van de afstanden van de binnen de gemeente aanwezige veehouderijen tot geurgevoelige objecten opgenomen. Geïnventariseerd is op welke adressen de veehouderijen niet voldoen aan de vaste afstanden genoemd in de Wet geurhinder en veehouderij. Bij deze adressen is vastgesteld op welke afstand ten opzichte van een geurgevoelig object de veehouderij zijn veebezetting huisvest. Bij een veebezetting binnen de afstanden welke middels deze verordening worden vastgesteld is bij uitbreiding van het bedrijf geen huisvesting van vee mogelijk. Echter, de ondernemer heeft de mogelijkheid om de afstand tussen geurgevoelig object en de huisvesting van dieren te vergroten tot minimaal 25 meter en voldoet daarmee aan het minimum criterium van deze verordening. Binnen de grensafstand is geen uitbreiding mogelijk, indien binnen deze afstand een veebezetting aanwezig is dan moet bij een uitbreiding van de veebezetting de complete veebezetting buiten de grensafstand worden gehuisvest.
De gemeentelijke beslissing om een bepaald gebied een alternatief beschermingsniveau te geven, kan effecten hebben op de uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijen in nabijgelegen gemeenten.
Een relatief hoog beschermingsniveau voor geurgevoelige objecten in een grensgebied vermindert immers de uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijen direct buiten de gemeentegrens.
Om die reden is overleg voorgeschreven met de nabijgelegen gemeenten, voorafgaande aan besluitvorming over de andere waarde of de andere afstand (artikel 9 van de Wgv). Om deze reden is het concept toegestuurd naar naburige gemeenten.
Een gebiedsvisie heeft op zichzelf geen juridische status. De normen die volgen uit de gebiedsvisie worden daarom vastgelegd in een gemeentelijke verordening. Uit de verordening moet in ieder geval duidelijk blijken wat de grenzen zijn van de onderscheiden (deel)gebieden en wat de maximale geurbelasting en de minimumafstanden zijn in een gebied voor zover daarbij wordt afgeweken van de normstelling en afstanden uit de Wgv.
De Wgv stelt geen specifieke eisen aan de procedure voor de verordening. Inspraak is geregeld in de gemeentelijke Inspraakverordening. Voor zover een wettelijke regeling geen inspraak voorschrijft bepaalt het bestuursorgaan of en bij afwijking van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht op welke wijze inspraak wordt verleend.
Toepassing van de afwijkende normen vindt wel plaats op basis van besluiten waartegen beroep en bezwaar kan worden aangetekend, namelijk in besluiten op vergunningaanvragen. Wanneer tegen dergelijke besluiten beroep wordt aangetekend, kan de rechter de totstandkoming van de andere normen op hoofdlijnen beoordelen (motiveringsbeginsel). Als de verordening eenmaal van kracht is, gelden bij vergunningverlening de daarin opgenomen normen. Deze gelden per geurgevoelig object. Ook de provincie en buurgemeenten zijn bij vergunningverlening gebonden aan de in de verordening vastgelegde normen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-303829.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.