Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren Hoorn 2022

 

Zaaknummer: 1907919

 

De raad van de gemeente Hoorn;

 

  • gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van [datum en nummer];

 

  • gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 5.4, vierde lid, van de Telecommunicatiewet;

 

b e s l u i t

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren Hoorn 2022 (AVOI Hoorn 2022)

 

 

HOOFDSTUK 1. Inleidende bepalingen

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    bovengrondse voorzieningen: transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations die onderdeel uitmaken van een net of netwerk, als bedoeld in onderdeel j van dit artikel, die bovengronds worden geplaatst;

  • b.

    breekverbod: tijdelijk verbod voor het uitvoeren van werkzaamheden in de grond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van deze verordening;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn;

  • d.

    gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, een publiekrechtelijke vergunning of een privaatrechtelijke overeenkomst;

  • e.

    grondroerder; degene, waaronder de netbeheerder, onder wiens verantwoordelijkheid of leiding werkzaamheden worden verricht;

  • f.

    huisaansluiting: niet met andere kabels en/of leidingen samengebonden delen van kabels en/of leidingen die een verbinding vormen tussen een net of netwerk dat naar zijn aard voor aansluiting van huishoudens wordt opengesteld en één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onder a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;

  • g.

    instemmingsbesluit: besluit van het college als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder b, van de Telecommunicatiewet en artikel 11, eerste lid, van deze verordening;

  • h.

    kabels en/of leidingen; één of meer kabels en/of leidingen die onderdeel zijn van een net(werk), daaronder mede begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations, distributie- en/of mutatiepunten, en tevens omvattende lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken;

  • i.

    marktconforme kosten: kosten zoals deze onder normale omstandigheden in een markteconomie op de desbetreffende markt worden gemaakt;

  • j.

    net of netwerk; een samenstel van ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en), bestemd voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie (een elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1. van de Telecommunicatiewet);

  • k.

    netbeheerder: de (rechts)persoon die acteert als beheerder van een net of netwerk;

  • l.

    omwonenden: de bewoners en bedrijfsmatige gebruikers van alle percelen, grenzend aan het tracé van kabels en/of leidingen;

  • m.

    openbare gronden: dat wat daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van de Telecommunicatiewet;

  • n.

    registratiesysteem: geautomatiseerd systeem dat het college hanteert om meldingen en instemmingen van werkzaamheden te registreren;

  • o.

    spoedeisende werkzaamheden: werkzaamheden, zoals genoemd in onderdeel r van dit artikel, voor reparatie of onderhoud waarvan uitstel niet mogelijk is als een ernstige belemmering of storing van de dienstverlening in het betreffende netwerk is opgetreden;

  • p.

    vergunning: vergunning die op aanvraag verleend kan worden voor voorgenomen werkzaamheden aan kabels en/of leidingen als bedoeld in artikel 5 van deze verordening;

  • q.

    voorzieningen: ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken als bedoeld in artikel 5.15 van de Telecommunicatiewet;

  • r.

    werkzaamheden: handmatige en/of mechanische (graaf)werkzaamheden, waaronder ook begrepen het opbreken en herstellen van de sleufbedekking en sleufloze technieken, in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen;

  • s.

    werkzaamheden van niet-ingrijpende aard:

  • °1. werkzaamheden zoals genoemd in onderdeel r van dit artikel, waarbij geen wegen, watergangen of groenvoorzieningen volledig worden gekruist en/of bovengrondse voorzieningen worden geplaatst, tot een gezamenlijke tracélengte van vijfentwintig (25) meter;

  • °2. het aanbrengen of verwijderen van kabels en/of leidingen in reeds aangebrachte voorzieningen zoals mantelbuizen;

  • °3. het maken van maximaal twee opbrekingen met elk een afmeting van maximaal 2 m².

 

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1.

    Hoofdstuk 2 is van toepassing op (werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van) kabels en/of leidingen in, op of boven openbare gronden, met uitzondering van (werkzaamheden aan) kabels en/of leidingen die onder de reikwijdte van hoofdstuk 3 vallen.

  • 2.

    Hoofdstuk 3 is van toepassing op (werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van) in, op of boven openbare gronden gelegen:

  • a.

    kabels als bedoeld in artikel 1.1. van de Telecommunicatiewet, die ten dienste staan van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1. van de Telecommunicatiewet; en

  • b.

    ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken als bedoeld in artikel 5.15 van de Telecommunicatiewet.

  • 3.

    Hoofdstuk 4 is van toepassing op (de werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van) zowel kabels en/of leidingen als bedoeld in het eerste lid, als die bedoeld in het tweede lid, telkens voor zover die in, op of boven openbare gronden zijn gelegen.

  • 4.

    Het bepaalde in deze verordening geldt niet voor zover hierin reeds is voorzien in de Telecommunicatiewet of privaatrechtelijke overeenkomsten.

 

Artikel 3. Coördinatie van werkzaamheden

  • 1.

    Het college is belast met de coördinatie van werkzaamheden.

  • 2.

    Het college bevordert het medegebruik van voorzieningen, waarbij in ieder geval de technische mogelijkheden in acht worden genomen.

 

Artikel 4. Nadere regels

Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen met betrekking tot:

  • a.

    openbare orde en veiligheid;

  • b.

    de eisen aan de wijze van uitvoering van werkzaamheden;

  • c.

    ordening, planning en coördinatie van werkzaamheden;

  • d.

    de omgang met kabels en/of leidingen in verontreinigde gronden, rond watergangen en stedelijk groen, en op verhardingen boven kabels en/of leidingen;

  • e.

    het bevorderen van het medegebruik van voorzieningen;

  • f.

    de te verstrekken gegevens alsmede de wijze waarop die moeten worden verstrekt;

  • g.

    de verrekening van herstel-, beheer- en degeneratiekosten.

 

HOOFDSTUK 2. Werkzaamheden inzake kabels en/of leidingen, uitgezonderd kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk

 

Artikel 5. Vergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college:

  • a.

    werkzaamheden uit te voeren; en/of

  • b.

    in of op openbare gronden kabels en/of leidingen in stand te houden en/of te exploiteren.

  • 2.

    De vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt tenminste acht weken voor de voorgenomen aanvang van de werkzaamheden bij het college aangevraagd met gebruikmaking van het door het college gehanteerde registratiesysteem.

  • 3.

    In verband met voorgenomen werkzaamheden kan vooroverleg plaatsvinden met het college om de aanvraag als bedoeld in het tweede lid voor te bereiden.

  • 4.

    Als de werkzaamheden ook betrekking hebben op openbare gronden van een andere gedoogplichtige of grondeigenaar dan de gemeente en/of als er een aanvraag voor een vergunning al dan niet bij een ander bestuursorgaan op grond van een andere wet is ingediend, dan stelt de aanvrager het college hiervan op de hoogte.

  • 5.

    Voor het uitvoeren van werkzaamheden van niet-ingrijpende aard of spoedeisende werkzaamheden, is geen vergunning als bedoeld in het eerste lid vereist. In afwijking van het tweede lid, wordt het voornemen tenminste twee werkdagen voor de voorgenomen aanvang van de werkzaamheden bij het college gemeld. De raad kan om redenen van veiligheid delen van een grondgebied aanwijzen waarvoor het voorgaande niet van toepassing is.

  • 6.

    Bij spoedeisende werkzaamheden kan de melding als bedoeld in het vijfde lid tevens voorafgaand aan de uit te voeren werkzaamheden worden gedaan bij de burgermeester of bij een daartoe door hem gemachtigd ambtenaar. Ingeval de melding bij de gemachtigde heeft plaatsgevonden, stelt de gemachtigde de burgemeester zo spoedig mogelijk daarvan in kennis.

 

Artikel 6. Gegevensverstrekking

  • 1.

    Voor het aanvragen van een vergunning, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van deze verordening worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de netbeheerder;

  • b.

    als het een aanvraag betreft voor het verrichten van werkzaamheden voor of namens een netbeheerder de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de gemachtigde en een schriftelijke machtiging bij de eerste aanvraag van enig kalenderjaar;

  • c.

    een opgave van het aantal, de soort, de aard en het beoogde gebruik van de kabels en/of leidingen;

  • d.

    vereiste vergunning(en), ontheffing(en) of toestemming(en) op grond van overige wetgeving, alsmede informatie over de afstemming met andere gedoogplichtigen, grondeigenaren en/of beheerders van openbare gronden;

  • e.

    een digitale tekening (PDF- en optioneel DWG-formaat) op basis van een BGT-ondergrond met legenda en eenduidige en volledige maatvoering (RD-coördinaten) met daarop aangegeven:

  • 1° een opgave van het gewenste tracé;

  • 2°. een opgave van de tijdelijke en permanente voorzieningen;

  • 3°. een opgave van de te plaatsen bovengrondse voorzieningen.

  • f.

    overtuigende gegevens en inzicht omtrent de uitvoerbaarheid van de voorgenomen werkzaamheden waaruit blijkt:

  • 1°. dat binnen de beschikbare ruimte aangelegd wordt;

  • 2°. dat de bereikbaarheid van de overige kabels en/of leidingen blijft gewaarborgd;

  • 3°. dat de vereisten voor het passeren van groenvoorzieningen gewaarborgd blijven.

  • g.

    de tracélengte en de lengte en breedte van de te graven sleuf, alsmede de aard van de sleufbedekking die wordt opengebroken;

  • h.

    de voorgenomen datum van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden;

  • i.

    een opgave van het aantal kabels en/of leidingen dat direct in gebruik wordt genomen en het aantal kabels en/of leidingen dat niet direct in gebruik wordt genomen;

  • j.

    indien de gemeente de coördinaten van de zich in het tracé bevindende (monumentale) bomen aanlevert, dan moet de netbeheerder deze (inclusief de kroonprojectie) op de instemmingstekening weergeven.

  • 2.

    Voor een melding, als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van deze verordening voor werkzaamheden van niet-ingrijpende aard, worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de netbeheerder;

  • b.

    als het een melding betreft voor het verrichten van werkzaamheden voor of namens een netbeheerder de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de gemachtigde en een schriftelijke machtiging bij de eerste aanvraag van enig kalenderjaar;

  • c.

    de uitvoerende partij, het adres van de graaflocatie(s), inclusief een situatieschets;

  • d.

    de lengte en breedte van de sleuf of montagegat(en), alsmede de aard van de sleufbedekking die wordt opengebroken;

  • e.

    de datum van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden;

  • 3.

    Voor een melding, als bedoeld in artikel 5, vijfde en zesde lid, van deze verordening in geval van spoedeisende werkzaamheden, worden in aanvulling op de in het tweede lid genoemde gegevens tevens verstrekt:

  • a.

    de aanduiding van de spoedeisende aard van de werkzaamheden;

  • b.

    de omschrijving van de werkzaamheden die zijn uitgevoerd.

  • 4.

    Het college kan op grond van artikel 4 van deze verordening nadere regels stellen aan de gegevens die bij een melding worden verstrekt en over de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt.

 

Artikel 7. Weigeringsgronden

Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de veiligheid;

  • c.

    het voorkomen of beperken van overlast;

  • d.

    het voorkomen van schade aan en de bescherming van de gebruiksmogelijkheden van gemeentelijke eigendommen, waaronder begrepen gemeentelijke groenvoorzieningen;

  • e.

    de bereikbaarheid van gronden en gebouwen;

  • f.

    de ondergrondse ordening, planning en coördinatie van werkzaamheden;

  • g.

    het bevorderen van medegebruik van voorzieningen; en

  • h.

    de energietransitie, waaronder (doch niet uitsluitend) begrepen het behoud van de mogelijkheden tot realisatie van gemeentelijk beleid gericht op het aardgasvrij maken van een gebied.

 

Artikel 8. Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    De werkzaamheden als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van deze verordening moeten binnen een jaar na de datum waarop de vergunning onherroepelijk is geworden zijn voltooid.

  • 2.

    De werkzaamheden van niet-ingrijpende aard als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van deze verordening, moeten binnen de in de melding omschreven periode zijn voltooid.

  • 3.

    Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 4.

    De voorschriften, zoals genoemd in het derde lid, kunnen betrekking hebben op:

  • a.

    de plaats van de werkzaamheden;

  • b.

    het tijdstip van de werkzaamheden, met dien verstande dat het toegestane tijdstip van aanvang, behoudens zwaarwichtige redenen van publiek belang, niet later mag liggen dan 12 maanden na de datum van verlening van de vergunning;

  • c.

    de wijze van uitvoering van de werkzaamheden;

  • d.

    het bevorderen van medegebruik van voorzieningen;

  • e.

    het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken;

  • f.

    de energietransitie, waaronder (doch niet uitsluitend) begrepen het behoud van de mogelijkheden tot realisatie van gemeentelijk beleid gericht op het aardgasvrij maken van een gebied.

  • 5.

    De omwonenden ter plaatse van de uit te voeren werkzaamheden moeten schriftelijk worden geïnformeerd door of namens de aanvrager van de vergunning over aanvang, duur, aard en plaats van de werkzaamheden.

  • 6.

    Twee dagen voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden wordt dit gemeld bij het college.

  • 7.

    Het is verplicht om openbare gronden na beëindiging van de werkzaamheden in de oude staat terug te brengen, tenzij het college vooraf heeft aangegeven hier (gedeeltelijk) zelf voor te willen zorgdragen.

  • 8.

    Het college kan op grond van artikel 4 van deze verordening nadere regels stellen over vergoeding van de kosten die gepaard gaan met door het college verrichte werkzaamheden als bedoeld in het zevende lid.

  • 9.

    Het college kan bepalen dat de grondroerder moet handelen conform het Handboek kabels en leidingen Hoorn.

  • 10.

    Er kunnen ook voorschriften worden verbonden aan de vergunning van een netbeheerder over de vergoeding van kosten die gepaard gaan met in opdracht van het college uitgevoerde herstel-, beheer- en degeneratiekosten die het gevolg zijn van het terugbrengen van de openbare gronden in de oude staat.

 

Artikel 9. Termijnen

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van deze verordening binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Indien niet binnen acht weken een besluit wordt genomen, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een zo kort mogelijke termijn, van ten hoogste zes weken, waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3.

    Op een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard of voor spoedeisende werkzaamheden wordt gereageerd binnen twee dagen nadat de melding is gedaan.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op een aanvraag om een vergunning, bedoeld in het eerste lid.

 

Artikel 10. Intrekking of wijzigen vergunning

Het college kan een vergunning als bedoeld in artikel 5 intrekken of (de voorschriften of beperkingen daarbij) wijzigen als:

  • a.

    blijkt dat bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag om de vergunning zou hebben geleid;

  • b.

    niet of niet langer wordt voldaan aan de voorschriften en/of beperkingen bij de vergunning;

  • c.

    de vergunningverlening onjuist was en aanvrager dit wist of behoorde te weten;

  • d.

    zich een wijziging voordoet in de omstandigheden voor zover die gewijzigde omstandigheden zich verzetten tegen instandlating van de vergunning;

  • e.

    de kabels en/of leidingen niet langer de stoffen of goederen vervoeren waarvoor de vergunning is verleend;

  • f.

    de kabels en/of leidingen worden geruimd;

  • g.

    de grondroerder niet binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning met de werkzaamheden als omschreven in de vergunning is begonnen;

  • h.

    de in de vergunning benoemde werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van zes maanden stilliggen;

  • i.

    de vergunninghouder daarom verzoekt.

 

HOOFDSTUK 3. Werkzaamheden inzake kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk

 

Artikel 11. Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden

  • 1.

    Voor het uitvoeren van werkzaamheden is een instemmingsbesluit, als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder b, van de Telecommunicatiewet en artikel 1, onder g, van deze verordening vereist.

  • 2.

    Het voornemen, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder a, van de Telecommunicatiewet, wordt tenminste acht weken voor de voorgenomen aanvang van de werkzaamheden bij het college gemeld met gebruikmaking van het door het college gehanteerde registratiesysteem.

  • 3.

    In verband met voorgenomen werkzaamheden kan vooroverleg plaatsvinden met het college om de melding voor het instemmingsbesluit als bedoeld in het tweede lid, voor te bereiden.

  • 4.

    Als de werkzaamheden ook betrekking hebben op openbare gronden van een andere gedoogplichtige of grondeigenaar dan de gemeente en/of als er een aanvraag voor een vergunning al dan niet bij een ander bestuursorgaan op grond van een andere wet is ingediend, dan stelt de aanvrager het college hiervan op de hoogte.

  • 5.

    Voor het uitvoeren van werkzaamheden van niet-ingrijpende aard is geen instemmingsbesluit als bedoeld in het eerste lid vereist. In afwijking van het tweede lid, wordt het voornemen tenminste twee werkdagen voor de voorgenomen aanvang van de werkzaamheden bij het college gemeld.

  • 6.

    Voor het uitvoeren van spoedeisende werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet, is geen instemmingsbesluit als bedoeld in het eerste lid vereist. In afwijking van het tweede lid, kan worden volstaan met een melding voorafgaand aan de uit te voeren werkzaamheden bij de burgermeester of bij een daartoe door hem gemachtigd ambtenaar. Ingeval de melding bij de gemachtigde heeft plaatsgevonden, stelt de gemachtigde de burgemeester zo spoedig mogelijk daarvan in kennis.

  • 7.

    De raad kan om redenen van veiligheid delen van een grondgebied aanwijzen waarvoor artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet niet van toepassing is.

 

Artikel 12. Gegevensverstrekking

  • 1.

    Bij de melding van een voornemen als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder a, van de Telecommunicatiewet, en artikel 11, tweede lid, van deze verordening, worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de netbeheerder;

  • b.

    als het een aanvraag betreft voor het verrichten van werkzaamheden voor of namens een netbeheerder de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de gemachtigde en een schriftelijke machtiging bij de eerste aanvraag van enig kalenderjaar;

  • c.

    een opgave van het aantal, de soort, de aard en het beoogde gebruik van de kabels en/of leidingen;

  • d.

    vereiste vergunning(en), ontheffing(en) of toestemming(en) op grond van overige wetgeving, alsmede informatie over de afstemming met andere gedoogplichtigen, grondeigenaren en/of beheerders van openbare gronden;

  • e.

    een digitale tekening (PDF- en optioneel DWG-formaat) op basis van een BGT-ondergrond met legenda en eenduidige en volledige maatvoering (RD-coördinaten) met daarop aangegeven:

  • 1° een opgave van het gewenste tracé;

  • 2°. een opgave van de tijdelijke en permanente voorzieningen;

  • 3°. een opgave van de te plaatsen bovengrondse voorzieningen.

  • f.

    overtuigende gegevens en inzicht omtrent de uitvoerbaarheid van de voorgenomen werkzaamheden waaruit blijkt:

  • 1°. dat binnen de beschikbare ruimte aangelegd wordt;

  • 2°. dat de bereikbaarheid van de overige kabels en/of leidingen blijft gewaarborgd;

  • 3°. dat de vereisten voor het passeren van groenvoorzieningen gewaarborgd blijven.

  • g.

    de tracélengte en de lengte en breedte van de te graven sleuf, alsmede de aard van de sleufbedekking die wordt opengebroken;

  • h.

    de voorgenomen datum van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden;

  • i.

    een opgave van het aantal kabels en/of leidingen dat direct in gebruik wordt genomen en het aantal kabels en/of leidingen dat niet direct in gebruik wordt genomen;

  • j.

    indien de gemeente de coördinaten van de zich in het tracé bevindende (monumentale) bomen aanlevert, dan moet de netbeheerder deze (inclusief de kroonprojectie) op de instemmingstekening weergeven.

  • 2.

    Voor een melding, als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van deze verordening voor werkzaamheden van niet-ingrijpende aard, worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de netbeheerder;

  • b.

    als het een melding betreft voor het verrichten van werkzaamheden voor of namens een netbeheerder de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de gemachtigde en een schriftelijke machtiging bij de eerste aanvraag van enig kalenderjaar;

  • c.

    de uitvoerende partij, het adres van de graaflocatie(s), inclusief een situatieschets;

  • d.

    de lengte en breedte van de sleuf of montagegat(en), alsmede de aard van de sleufbedekking die wordt opengebroken;

  • e.

    de datum van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden;

  • 3.

    Voor een melding, als bedoeld in artikel 11, zesde lid, van deze verordening in geval van spoedeisende werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet, worden in aanvulling op de in het tweede lid genoemde gegevens tevens verstrekt:

  • a.

    de aanduiding van de spoedeisende aard van de werkzaamheden;

  • b.

    de omschrijving van de werkzaamheden die zijn uitgevoerd.

  • 4.

    Het college kan op grond van artikel 4 van deze verordening nadere regels stellen aan de gegevens die bij een melding worden verstrekt en over de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt.

 

Artikel 13. Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    De werkzaamheden als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van deze verordening moeten binnen een jaar na de datum waarop het instemmingsbesluit onherroepelijk is geworden zijn voltooid.

  • 2.

    De werkzaamheden van niet-ingrijpende aard moeten binnen de in de melding omschreven periode zijn voltooid.

  • 3.

    Het college kan om redenen van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening in het instemmingsbesluit voorschriften opnemen.

  • 4.

    De voorschriften, zoals genoemd in het derde lid kunnen slechts betrekking hebben op:

  • a.

    de plaats van de werkzaamheden;

  • b.

    het tijdstip van de werkzaamheden, met dien verstande dat het toegestane tijdstip van aanvang, behoudens zwaarwichtige redenen van publiek belang als genoemd in het derde lid, niet later mag liggen dan 12 maanden na de datum van afgifte van het instemmingsbesluit;

  • c.

    de wijze van uitvoering van de werkzaamheden;

  • d.

    het bevorderen van medegebruik van voorzieningen;

  • e.

    het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken.

  • 5.

    De omwonenden ter plaatse van de uit te voeren werkzaamheden moeten schriftelijk worden geïnformeerd door of namens de aanvrager van het instemmingsbesluit over aanvang, duur, aard en plaats van de werkzaamheden.

  • 6.

    Twee dagen voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden wordt dit gemeld bij het college.

  • 7.

    Het is verplicht om openbare gronden na beëindiging van de werkzaamheden in de oude staat terug te brengen, tenzij het college vooraf heeft aangegeven hier (gedeeltelijk) zelf voor te willen zorgdragen.

  • 8.

    Het college kan op grond van artikel 4 van deze verordening nadere regels stellen over vergoeding van de kosten die gepaard gaan met door het college verrichte werkzaamheden als bedoeld in het zesde lid.

 

Artikel 14. Termijnen

  • 1.

    Een beslissing op een melding als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van deze verordening wordt genomen uiterlijk acht weken na de datum van ontvangst van de melding.

  • 2.

    Indien een instemmingsbesluit niet binnen acht weken wordt gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. De beslistermijn kan op grond van artikel 5.4, tweede lid, van de Telecommunicatiewet ten hoogste met acht weken worden verlengd.

  • 3.

    Op een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard of voor spoedeisende werkzaamheden wordt gereageerd binnen twee dagen nadat de melding is gedaan.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op een beslissing of reactie op een melding als bedoeld in het eerste en derde lid.

 

HOOFDSTUK 4. Overige bepalingen

 

Artikel 15. Overleg

  • 1.

    Het college organiseert periodiek een overleg, waarvoor in ieder geval de bij het college bekende netbeheerders, rechthebbenden van kabels en/of leidingen in openbare gronden en andere betrokken partijen of belanghebbenden worden uitgenodigd.

  • 2.

    In dit overleg worden plannen van de gemeente en van de diverse netbeheerders en andere betrokken partijen of belanghebbenden besproken en afgestemd in het kader van de bepalingen van deze verordening.

  • 3.

    Indien openbare gronden verkocht, verpacht of verhuurd worden, stemt het college met de betrokken netbeheerders, rechthebbenden van kabels en/of leidingen af, waar (mogelijk) kabels en/of leidingen liggen.

 

Artikel 16. Informatieplicht

  • 1.

    De netbeheerder en/of rechthebbende van kabels en/of leidingen in openbare gronden stelt het college onverwijld en schriftelijk in kennis van het in of uit gebruik nemen daarvan. Het college kan hiervoor een overzicht van alle (niet) in gebruik zijnde kabels en/of leidingen in openbare gronden verlangen.

  • 2.

    De netbeheerder en/of rechthebbende van kabels en/of leidingen in openbare gronden stelt het college in kennis van het feit dat de eigendom, de exploitatie of het beheer van kabels en/of leidingen in openbare gronden verandert.

  •  

Artikel 17. (Mede)gebruik van voorzieningen

  • 1.

    Op verzoek van het college wordt bij werkzaamheden (mede)gebruik gemaakt van bestaande, voorzieningen, voor zover dit technisch en economisch haalbaar is en medegebruik geen belemmering vormt voor de veiligheid, toegankelijkheid en leveringszekerheid.

  • 2.

    Indien de voorziening in eigendom is van de gemeente, dan is voor het medegebruik schriftelijke toestemming van de gemeente vereist.

  • 3.

    In het vooroverleg als bedoeld in artikel 5, derde lid en artikel 11, derde lid, van deze verordening, wordt mede bepaald of en, zo ja, langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

 

Artikel 18. Ernstige belemmeringen en verstoringen

  • 1.

    Ingeval de openbare orde of gevaar dan wel vrees voor het ontstaan van gevaar, als bedoeld in artikel 5.6, derde lid, van de Telecommunicatiewet, zich verzet tegen de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden, dan kan de burgemeester besluiten dat de werkzaamheden op een ander dan het voorgenomen tijdstip plaatsvinden.

  • 2.

    Het college kan een breekverbod instellen als het maatschappelijk belang zich verzet tegen de uitvoering van werkzaamheden, tenzij de Telecommunicatiewet zich tegen het instellen van een breekverbod verzet.

  • 3.

    Het maatschappelijk belang verzet zich in ieder geval tegen de uitvoering van werkzaamheden, wanneer er sprake is van:

  • a.

    weersomstandigheden, waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast of gevaar voor de bewoners en/of schade voor de gemeente kan leiden;

  • b.

    tijdens door de gemeente vergunde evenementen voor aangewezen gebieden.

  • 4.

    Een breekverbod geldt niet voor spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing als bedoeld in artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet.

  • 5.

    De termijnen zoals bedoeld in artikel 9 en artikel 14 worden automatisch verlengd met de periode van het breekverbod.

  • 6.

    Uiterlijk een dag voor beëindiging van het breekverbod, zal het college de betrokken uitvoerende partij(en) hierover informeren.

  • 7.

    Het college kan nadere regels stellen over het breekverbod.

 

Artikel 19. Verlegregeling

  • 1.

    De netbeheerder en/of de rechthebbende is verplicht op aanwijzing van het college over te gaan tot het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, van kabels en/of leidingen ten dienste van zijn netwerk.

  • 2.

    De instemming of vergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden in of op openbare gronden inzake de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en/of leidingen of het in stand houden en/of exploiteren van die kabels en/of leidingen wordt door het college ingetrokken of gewijzigd voor de kabels en/of leidingen waar de aanwijzing uit het eerste lid op ziet.

  • 3.

    De bepalingen uit deze verordening gelden onverminderd voor de werkzaamheden als gevolg van een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Het college en de netbeheerder en/of rechthebbende zullen bij het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, van kabels en/of leidingen als bedoeld in het eerste lid elkaars schade zoveel mogelijk beperken.

  • 5.

    Het eerste lid is niet van toepassing op maatregelen aan een elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1. van de Telecommunicatiewet, voor zover artikel 5.8 van de Telecommunicatiewet daar reeds in voorziet.

 

Artikel 20. Nadeelcompensatie

  • 1.

    Het college kent een netbeheerder en/of de rechthebbende, niet zijnde een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in de Telecommunicatiewet, die schade lijdt als gevolg van een besluit van het college als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van deze verordening dan wel als gevolg van een aanwijzing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van deze verordening, op verzoek een vergoeding toe, wanneer de schade uitstijgt boven het normale maatschappelijke risico en hem in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.

  • 2.

    Het college stelt een nadeelcompensatieregeling vast over de uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid.

 

HOOFDSTUK 5. Toezicht en handhaving

 

Artikel 21. Toezicht en handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door het college aangewezen personen.

  • 2.

    Indien het college vaststelt dat de verplichtingen van deze verordening niet zijn nagekomen, kan het college besluiten handhavend op te treden, dan wel legalisatie achteraf van de ontstane situatie te verlangen.

  • 3.

    Indien blijkt dat de uitgevoerde werkzaamheden zijn gemeld, maar dat hiervoor een vergunning als bedoeld in artikel 5 of een instemmingsbesluit als bedoeld in artikel 11 is vereist, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 22. Stillegging

Het college is bevoegd werkzaamheden stil te leggen, indien:

  • a.

    er wordt gewerkt zonder vergunning als bedoeld in artikel 5, of instemmingsbesluit als bedoeld in artikel 11;

  • b.

    er wordt gewerkt zonder melding als bedoeld in artikel 5 en artikel 11;

  • c.

    de vergunning als bedoeld in artikel 5 is verleend ten gevolge van onjuiste of onvolledige gegevens;

  • d.

    de vergunning als bedoeld in artikel 5 of het instemmingsbesluit als bedoeld in artikel 11 in strijd met enig wettelijk voorschrift is verleend;

  • e.

    er wordt gewerkt in afwijking van de voorschriften of beperkingen van de vergunning als bedoeld in artikel 5 of het instemmingsbesluit als bedoeld in artikel 11;

  • f.

    werkzaamheden als bedoeld in artikel 5 en artikel 11 plaatsvinden in afwijking van de nadere regels;

  • g.

    er wordt gewerkt in strijd met een breekverbod als bedoeld in artikel 18.

 

Artikel 23. Strafbepaling

Overtreding van artikel 5, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

 

HOOFDSTUK 6. Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 24. Intrekken oude regeling

De Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Hoorn 2014 wordt ingetrokken.

 

Artikel 25. Overgangsbepalingen

  • 1.

    Op aanvragen om een instemmingsbesluit als bedoeld in de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Hoorn 2014, waarop nog geen besluit is genomen op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, wordt met toepassing van deze verordening een beslissing genomen.

  • 2.

    Een krachtens de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Hoorn 2014 gegeven instemmingsbesluit voor (werkzaamheden in verband met) de aanleg, instandhouding en opruiming van) kabels en/of leidingen in, op of boven openbare gronden, met uitzondering van (werkzaamheden aan) kabels als bedoeld in artikel 1.1. van de Telecommunicatiewet, die ten dienste staan van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1. van de Telecommunicatiewet en ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken als bedoeld in artikel 5.15 van de Telecommunicatiewet, geldt als vergunning als verleend krachtens artikel 5 van deze verordening.

  • 3.

    Een krachtens de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Hoorn 2014 gegeven instemmingsbesluit voor (werkzaamheden in verband met) de aanleg, instandhouding en opruiming van) kabels als bedoeld in artikel 1.1. van de Telecommunicatiewet, die ten dienste staan van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1. van de Telecommunicatiewet en ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken als bedoeld in artikel 5.15 van de Telecommunicatiewet in, op of boven openbare gronden, geldt als instemmingsbesluit als verleend krachtens artikel 11 van deze verordening.

 

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

 

Artikel 27. Hardheidsclausule

Het college kan artikelen uit deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 28. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Hoorn 2022.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Hoorn in zijn openbare vergadering van 31 mei 2022

 

 

De griffier,                                       De voorzitter,

 

 

TOELICHTING ALGEMENE VERORDENING ONDERGRONDSE INFRASTRUCTUREN HOORN 2022

 

Niet alle (sub)artikelen worden van een toelichting voorzien. Er wordt slechts een toelichting gegeven indien een nadere uitleg noodzakelijk wordt geacht.

 

ALGEMEEN

Deze Algemene verordening ondergrondse infrastructuren 2022 (hierna: AVOI) bevat regels met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen. Het doel van deze toelichting is het toelichten van bepalingen in de AVOI en het geven van informatie, zowel voor gebruik binnen de gemeente als voor de netbeheerders.

 

De AVOI heeft als doel de werkzaamheden die nodig zijn voor de aanleg, instandhouding en opruiming van alle kabels en/of leidingen in openbare gronden binnen de gemeentegrenzen te reguleren en coördineren. De AVOI reguleert de werkzaamheden in de openbare ruimte, waarbij onder andere de (weg)verharding, maar ook bermen en andere groenvoorzieningen worden opgebroken. De AVOI is ook gericht op minimalisatie van overlast en maatschappelijke kosten ten gevolge van werkzaamheden in de openbare ruimte: proactieve regie1 , meer grip en sturing op werkzaamheden, het waarborgen van bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie tijdens werkzaamheden; uniforme regels en sanctiemogelijkheden en een efficiënt gebruik van de openbare ruimte.

 

_______

1 Op initiatief van de gemeente wordt proactieve regie gevoerd. Dit heeft als doel om de overlast en maatschappelijke kosten ten gevolge van werkzaamheden in de openbare ruimte te minimaliseren. Het voeren van proactieve regie in de ondergrond door de gemeente bevordert de graafrust en bespaart kosten, een win-win situatie.

Rode draad van proactieve regie is informatie-uitwisseling tussen alle belanghebbenden. Partijen (gemeenten, netbeheerders en uitvoerende partijen) betrekken elkaar vroegtijdig en in de juiste fase bij projecten. De plannen van de gemeente én van de netbeheerders worden vanuit een lange termijn planning (tot vijf jaar vooruit) zoveel als mogelijk inzichtelijk gemaakt en gemonitord teneinde werkzaamheden zoveel als mogelijk op elkaar af te stemmen en/of te combineren.

 

Kaders voor de gemeentelijke bevoegdheden en rollen

De gemeentelijke bevoegdheden vloeien voort uit de Gemeentewet, de Belemmeringenwet privaatrecht, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), de Algemene plaatselijke verordening, de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten (hierna: WIBON), de Telecommunicatiewet en uit contractuele afspraken met netbeheerders. De gemeente is in vele rollen betrokken bij werkzaamheden in de openbare ruimte, onder andere als grondeigenaar, ruimtelijk planner, aanlegger van infrastructuur, verkeersregelaar, bodembeschermer, et cetera.

 

In het belang van de gemeente, burgers, bedrijven en netbeheerders moet een zorgvuldig, uniform en integraal beleid gevoerd worden bij voorbereiding, uitvoering en nazorg van werkzaamheden in openbare gronden. De gemeente heeft hierin een coördinerende rol voor een goed verloop van het integrale proces met betrekking tot de werkzaamheden van alle netbeheerders. Mede doordat de fysieke ondergrond vol raakt met een groot aantal kabels en/of leidingen, is goede afstemming van werkzaamheden en belangen noodzakelijk.

 

Ondanks de verschillende uitgangsposities van partijen wordt door de gemeente efficiëntie en harmonisering van de uitvoering van werkzaamheden nagestreefd. Het opbreken van de openbare ruimte moet tot zo min mogelijk overlast leiden, met waarborging van veiligheid en bereikbaarheid en voorkoming van verstoring van openbare orde en ondergrondse ordening. Ten aanzien van het ontwerp, voorbereiding, uitvoering en beheer van de werkzaamheden moet voldaan worden aan de (uitvoerings-)eisen die door de gemeente zijn vastgelegd in het Handboek kabels en leidingen. Voor de te hanteren tarieven voor onder andere herstel-, beheer- en degeneratiekosten kunnen burgemeester en wethouders tevens nadere regels vaststellen.

 

Twee regimes voor kabels en/of leidingen

Een onderscheid dient gemaakt te worden tussen werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk en werkzaamheden in verband met aanleg, instandhouding en opruiming van overige kabels en/of leidingen.

 

Voor de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk bepaalt de Telecommunicatiewet (afgekort: Tw), dat de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk die het voornemen heeft werkzaamheden uit te voeren, slechts overgaat tot het verrichten van deze werkzaamheden als het voornemen daartoe schriftelijk is gemeld aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) en de aanbieder van het college instemming heeft verkregen voor de uitvoering van de werkzaamheden (artikel 5.4, eerste lid, van de Tw). De Telecommunicatiewet bepaalt daarbij (onder andere) eveneens dat het college in het instemmingsbesluit bijzondere voorschriften kan opnemen (artikel 5.4, tweede en derde lid, van de Tw) en dat de gemeenteraad met betrekking tot het verrichten van de werkzaamheden bij verordening regels vaststelt (artikel 5.4, vierde lid, van de Tw). Voor de werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van de overige kabels en/of leidingen ontbreekt een dergelijke vorm van wetgeving.

 

In deze AVOI is voor elk regime een apart hoofdstuk met bepalingen opgenomen. Hoofdstuk 2 is van toepassing op (de werkzaamheden voor wat betreft) de (zogenoemde) overige kabels en/of leidingen. Hoofdstuk 3 is van toepassing op (werkzaamheden voor wat betreft) kabels die ten dienste staan of komen van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk.

 

De bepalingen van hoofdstuk 2 sluiten inhoudelijk en voor wat betreft de afweging die de gemeente dient te maken zo veel mogelijk aan bij de bepalingen voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van de kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk, zoals deze zijn opgenomen in de Telecommunicatiewet (zie paragraaf 5.1.2, van de Tw). Hoofdstuk 4 bevat een aantal overige bepalingen die zien op overleg, (mede)gebruik van voorzieningen, de informatieplicht en ernstige belemmeringen en verstoringen. De bepalingen in hoofdstuk 4 zijn van toepassing op zowel ‘overige kabels en/of leidingen’ als op kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk.

 

Publiekrechtelijke vergunning of instemming en privaatrechtelijke toestemming

De vergunning of instemming voor het uitvoeren van werkzaamheden in verband met kabels en/of leidingen is van publiekrechtelijke aard. Dat wil zeggen dat de verkrijger van de vergunning of instemming het recht krijgt om (tijdelijk en onder bepaalde voorwaarden) de openbare orde te mogen verstoren, dit om de gewenste werkzaamheden te kunnen uitvoeren.

 

De vergunning tot het uitvoeren van werkzaamheden geeft geen privaatrechtelijke toestemming aan de aanvrager of melder om daadwerkelijk de werkzaamheden uit te voeren. De verkrijger van de vergunning dient daartoe eveneens een privaatrechtelijke toestemming te verkrijgen van de eigenaar van de openbare gronden. Dat kan weliswaar de gemeente zijn, maar ook een andere overheid of een instelling, bedrijf of privépersoon. Op grond van artikel 5.2 van de Tw is de rechthebbende op of de beheerder van openbare gronden verplicht te gedogen dat ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk kabels in en op deze gronden worden aangelegd, in stand gehouden of opgeruimd.

 

Medegebruik van voorzieningen

De Telecommunicatiewet en deze verordening bevatten diverse bepalingen om medegebruik van voorzieningen te bevorderen. Echter, niet elke voorziening leent zich voor medegebruik. Wat onder mede te gebruiken voorzieningen moet worden verstaan kan afgeleid worden uit de volgende passage uit de memorie van toelichting bij wijziging van de Telecommunicatiewet (Kamerstukken II 2004/05, 29 834, nr.3, pp.60-61):

 

“Het gaat hierbij om medegebruik van de voorzieningen ter zake van de aanleg en instandhouding van kabels; daaronder kunnen de bij de kabel behorende ondersteunings- en beschermingswerken worden verstaan. Het medegebruik betreft niet de kabeldraad of glasvezel zelf. Onder bij de kabel behorende ondersteunings- en beschermingswerken worden in dit verband onder meer verstaan de kabelgoten en kabelsleuven. Ook vallen mantelbuizen ter bescherming van kabels en de handholes, lasdozen en duikers onder de voor medegebruik in aanmerking komende voorzieningen”.

 

Voor wat betreft medegebruik van voorzieningen geldt in de eerste plaats dat degene die de voorziening ter beschikking stelt en degene die de kabels en/of leidingen wil aanleggen tot overeenstemming moeten komen. Voor zover het betreft kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk kan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) daarbij verzocht worden om een eventueel geschil te beslechten (op grond van artikel 12.2, eerste lid, van de Tw).

 

De gemeente is bevoegd te bevorderen dat voorzieningen medegebruikt worden. Voor het onderzoeken van het medegebruik kan degene die voornemens is werkzaamheden uit te voeren gebruik maken van reeds aanwezige informatie bij de gemeente. Als het voornemen tot werkzaamheden voldoende uitgewerkt is – bekend is bijvoorbeeld langs welk tracé de kabels zullen lopen – dan kan de gemeente naar degene die over de voorziening beschikt door verwijzen of, als de gemeente zelf degene is die de voorziening ter beschikking kan stellen, daarover in gesprek gaan.

 

Waarborgen gemeentelijke rol in de energietransitie

Het klimaatakkoord, de energietransitie en de rol van de gemeente

Nederland staat, net als de rest van de wereld, voor grote uitdagingen op het gebied van klimaat. In het Klimaatakkoord zijn afspraken opgenomen over de manier waarop Nederland die uitdagingen aangaat. Het centrale doel is de nationale broeikasgasuitstoot in 2030 met 49% en in 2050 met 95% terug te dringen ten opzichte van 1990. De maatregelen ter verwezenlijking van dit doel worden genomen op verschillende gebieden. Een van die gebieden is de gebouwde omgeving; daar wordt onder meer voorzien in een grote verduurzamingsslag in huizen en gebouwen door middel van isolatie, verwarming met duurzame warmte en gebruik of opwekking van schone energie.

Het Klimaatakkoord voorziet in een ‘wijk voor wijk’-aanpak voor de warmte-/energietransitie. Gemeenten hebben daarin een regierol. Samen met bewoners en gebouweigenaren moet in een zorgvuldig proces een afweging gemaakt worden over wat per wijk de beste oplossing is, als gebouwen niet langer met een traditionele cv-ketel worden verwarmd.

Gemeenten dienen als eerste stap in het proces zoals omschreven in het Klimaatakkoord een Transitievisie Warmte (hierna ook: ‘TVW’) vast te stellen. Daarin wordt een tijdspad vastgelegd waarop wijken van het aardgas gaan. Voor wijken waarin de transitie vóór 2030 gepland is, moeten bovendien ook de potentiële alternatieve energie infrastructuren al bekend zijn.

Verschillende oplossingen / alternatieven (voor aardgas) zijn denkbaar, zoals (niet-limitatief): warmtenetten, all electric, mogelijk gebruik van het aardgasnet voor groen gas of waterstof alsook hybride ketels. De verschillende alternatieve warmtevoorzieningen hebben daarbij ieder hun eigen voor- en nadelen.

 

Regie van de gemeente

Voor wijken waarvoor een keuze is gemaakt voor de aanleg van een alternatieve warmtevoorziening zal de gemeente een partij moeten vinden die bereid is om deze aan te leggen en te exploiteren. Dat kan op verschillende manieren. Zo kan gefaciliteerd worden dat een bestaande alternatieve warmtevoorziening, zoals een warmtenet, (deels) wordt uitgebreid. Ook kan besloten worden tot het organiseren van een aanbestedingsprocedure voor de aanleg en exploitatie van een nieuwe alternatieve warmtevoorziening.

Om haar centrale rol in de energietransitie te kunnen vervullen is noodzakelijk dat de gemeente regie kan voeren over de vraag in welke gebieden welke alternatieve warmtevoorziening wordt gerealiseerd of uitgebreid. Aansluiting van (een deel van) een wijk op een bepaalde alternatieve warmtevoorziening kan er namelijk niet alleen voor zorgen dat een andere alternatieve warmtevoorziening in (dat deel van) de wijk niet langer kansrijk is, maar kan ook voor andere gebieden gevolgen hebben. In het geval van warmtenetten geldt bijvoorbeeld dat sommige gebouwen (financieel) aantrekkelijker zijn om aan te sluiten dan andere, bijvoorbeeld omdat zij relatief dicht bij elkaar zijn gelegen. Door aantrekkelijke gebouwen te combineren met minder aantrekkelijke gebouwen, kunnen grote(re) gebieden van het aardgas af worden gehaald. Zijn de aantrekkelijke gebouwen al aangesloten op een warmtenet, dan kan het zijn dat voor de resterende, ‘onaantrekkelijke’ gebouwen geen rendabel warmtenet meer kan worden gerealiseerd en er dus gebouwen/gebieden niet of moeilijker van het aardgas af kunnen worden gehaald.

In lijn met het vorenstaande formuleert de gemeente beleid omtrent het gasvrij maken van gebieden. Het gaat hier om gemeentelijk beleid, gericht op het aardgasvrij maken van een gebied, opgenomen in een beslissing van het gemeentebestuur dat een samenhangend geheel van op elkaar afgestemde keuzes bevat omtrent door het gemeentebestuur te nemen besluiten of te verrichten (andere) handelingen, teneinde de doelstelling aardgasvrij te bereiken.

Gezien het vorenstaande, heeft de raad ervoor gekozen in de verordening voor het college een specifieke weigeringsgrond en een specifieke mogelijkheid tot het verbinden van voorschriften en beperkingen aan een vergunning op te nemen. Beide houden verband met de energietransitie, waaronder begrepen het behoud van de mogelijkheden tot realisatie van gemeentelijk beleid gericht op het aardgasvrij maken van een gebied. Deze weigeringsgrond en de mogelijkheid om aan een vergunning voorschriften te verbinden is gerechtvaardigd in het algemeen belang, geschikt en proportioneel aan het beschreven doel dat ermee wordt nagestreefd, en gaat als instrument ook niet verder dan noodzakelijk (het is een ‘kán-bepaling’).

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel de artikelen behandeld die in aanvulling op het algemeen deel verdere toelichting behoeven.

 

HOOFDSTUK 1. Inleidende bepalingen

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Naast de hierna genoemde begripsbepalingen zijn ook de begripsbepalingen uit de Telecommunicatiewet van toepassing op deze verordening. Voor de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk is deze verordening namelijk een verordening in medebewind. En aangezien een medebewindsverordening valt onder de zinsnede “en de daarop berustende bepalingen” (zie artikel 1.1, aanhef, van de Tw), werken de wettelijke begripsbepalingen uit de Telecommunicatiewet ook door in deze verordening.

 

Breekverbod

In de verordening zijn bepalingen over het breekverbod opgenomen die het college de bevoegdheid geven een verbod op te leggen tot uitvoering van werkzaamheden bij bepaalde weersomstandigheden (bijvoorbeeld wateroverlast, zware sneeuwval of ijzel, strenge vorst) of tijdens evenementen en/of feest- en gedenkdagen. Dat wil zeggen dat er niet in de grond gegraven mag worden zolang het breekverbod geldt. Een nadere omschrijving van het breekverbod is opgenomen in het Handboek kabels en leidingen.

 

Gedoogplichtige

De gemeente is voornamelijk betrokken in haar rol als beheerder van de openbare gronden. In deze hoedanigheid is de gemeente in het kader van de Telecommunicatiewet gedoogplichtige als het gaat om openbare elektronische communicatienetwerken. Het begrip gedoogplichtige ziet in deze AVOI ook op de gemeente indien zij gedoogplichtig is krachtens de Belemmeringenwet privaatrecht dan wel anderszins leidingen (impliciet) moet gedogen. Te denken valt aan privaatrechtelijke afspraken tussen gemeente en een kabel- en/of leidingeigenaar of indien voor deze kabel- en/of leidingeigenaar een aansluitplicht geldt. Gedoogplichtigen moeten de aanleg, instandhouding en/of opruiming van kabels en/of leidingen toestaan in en op hun gronden. Onder instandhouding van de kabels en/of leidingen wordt verstaan het hebben, houden en onderhouden van de kabels en/of leidingen. Het gaat daarbij dus niet alleen om het verrichten van onderhouds- en exploitatiewerkzaamheden.

 

Huisaansluiting

Voor wat betreft het begrip huisaansluiting is aangesloten bij de aanduiding van een huisaansluiting in het kader van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (afgekort WION). Een nadere toelichting op dit begrip huisaansluiting kan gevonden worden in de memorie van toelichting bij de wet van 28 januari 2010 tot wijziging van de Wet informatie ondergrondse netten in verband met uitsluiting van huisaansluitingen (Kamerstukken II 2007/08, 31 540, nr.3, blz.2):

 

“Het gaat daarbij om netten die bedoeld zijn voor reguliere levering of afname die – onverminderd eventuele wettelijke of contractuele voorwaarden en beperkingen – doorgaans beschikbaar zijn voor de huishoudens in het desbetreffende gebied. Of het feitelijk gaat om een verbinding met een huishouden is niet relevant. Aansluitingen van ondernemingen en andere organisaties op gas, water en elektra zijn derhalve eveneens huisaansluitingen in de zin van dit wetsvoorstel, zo lang het net waarop wordt aangesloten naar zijn aard maar óók open staat voor aansluiting van een huishouden. Geen huisaansluiting daarentegen is de aansluiting van een bedrijf op een net dat een specifieke functie heeft en dat niet is bestemd voor algemene openstelling voor huishoudens. Het gaat dan bijvoorbeeld om een situatie waarin de aansluiting van het net op huishoudens technisch onmogelijk of moeilijk realiseerbaar is, of waarbij aansluiting op een huishouden niet in de rede ligt vanwege de functie van het net. Denkbaar is dat bij wijze van uitzondering een verbinding is gelegd tussen een net en een huishouden. Het enkele feit dat er een verbinding is tussen een net en een huishouden, maakt deze en andere verbindingen met dat net nog niet tot een huisaansluiting. Bepalend is of dit net naar zijn aard open wordt gesteld voor aansluiting van huishoudens”.

 

De WION kent het begrip huisaansluiting overigens niet en spreekt van: “de niet met andere kabels of leidingen samengebonden delen van kabels of leidingen die een verbinding vormen tussen een net dat naar zijn aard voor aansluiting van huishoudens wordt opengesteld, en één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdeel a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken” (artikel 1, lid 2, van de WION). Het is deze zinsnede die in deze verordening is overgenomen.

 

In het bijzonder houdt de begripsbepaling rekening met het bestaan van zogenoemde stervormig aangelegde aansluitnetwerken (zie blz.2-3 van de hiervoor aangehaalde memorie van toelichting):

 

“Bij stervormige aansluitnetwerken loopt vanaf een centraal punt in een wijk een groot aantal, bijv. ca 60, kabels naar verschillende huishoudens, althans onroerende zaken. Deze kabels lopen in een bundel in de ondergrond van een straat en na elke aansluiting ligt er een kabel minder in de grond. Het is niet gewenst dat een dergelijke bundel van kabels die elk een verbinding met één onroerende zaak buiten de reikwijdte van de WION worden gebracht. Daarom is een uitzondering gemaakt voor samengebonden delen van kabels en leidingen. Bij stervormig aangelegde netwerken geldt derhalve als huisaansluiting het deel van de kabel vanaf de aftakking van de samengebonden kabels tot aan de onroerende zaak”.

 

Instemmingbesluit

Werkzaamheden als bedoeld in deze verordening aan een elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1. van de Telecommunicatiewet moeten vooraf (digitaal) gemeld worden, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

  • werkzaamheden;

  • werkzaamheden van niet ingrijpende aard;

  • spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing.

 

Voor de werkzaamheden geldt dat pas gestart mag worden met die werkzaamheden als op basis van een aanvraag een instemmingsbesluit is verleend. De gemeente hanteert een doorlooptijd van in beginsel acht weken voor het nemen van een besluit op aanvragen voor werkzaamheden.

 

Voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard is geen instemmingsbesluit noodzakelijk maar kan worden volstaan met een (digitale) melding vooraf. Die geldt ook voor spoedeisende werkzaamheden. Indien blijkt dat de uitgevoerde werkzaamheden omvangrijk zijn geweest of bijvoorbeeld een waterweg hebben gekruist, moet alsnog een instemmingsbesluit worden aangevraagd volgens de gebruikelijke procedure. Zo kan de gemeente alsnog de aan haar verstrekte relevante informatie verwerken.

 

Kabels en/of leidingen

Kabels en/of leidingen zijn onderdeel van een net of netwerk, daaronder ook begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations, distributie- en/of mutatiepunten. Voorbeelden van kabels en/of leidingen zijn telecommunicatie- en omroepkabels, elektriciteitskabels (koppel-, transport- en distributiekabels), leidingen voor gasvormige stoffen (bijvoorbeeld aardgas, waterstof, biogas), waterleidingen, leidingen ten behoeve van een warmtenet (transport-, distributie- en dienstleidingen) en kabels en/of leidingen voor industriële netwerken. Voorbeelden van distributie- of mutatiepunten zijn handholes, afsluiters, brandkranen, lassen, enzovoort. Het begrip kabels en/of leidingen omvat ook lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken (zoals mantelbuizen, kabelgoten, duikers) en beschermingswerken. Met lege buizen worden onder andere bedoeld de buizen die worden aangelegd met het oogmerk deel uit te gaan maken van een elektronisch communicatienetwerk of ook buizen die worden aangelegd als een voorziening voor medegebruik.

 

Marktconforme kosten

De gemeente streeft ernaar om het medegebruik van bestaande voorzieningen (van de gemeente zelf of van andere betrokken partijen) te stimuleren. Partijen kunnen worden verplicht daarvan gebruik te maken, op voorwaarde dat de te betalen vergoeding marktconform is. Hierbij is aansluiting gezocht bij de definitie zoals die in de Telecommunicatiewet wordt gebruikt.

 

Net of netwerk

De omschrijving maakt met name duidelijk dat het gaat om het geheel van kabels of leidingen die bestemd zijn voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, bijvoorbeeld de distributie- en transportnetten voor energie (gas, water, elektriciteit) en de elektronische communicatienetwerken (zoals geregeld in en krachtens de Telecommunicatiewet, artikel 1.1).

 

Netbeheerder

Netbeheerders zijn de beheerders van netwerken bestemd voor bijvoorbeeld het transport van water, energie en informatie. Ook aanbieders van elektronische communicatienetwerken vallen onder het begrip netbeheerder, al is de term netbeheerder breder. Vaak zal de netbeheerder in het geval van voorgenomen werkzaamheden de rol van opdrachtgever op zich nemen.

 

Openbare gronden

Hiertoe worden, conform het in de begripsbepalingen genoemde wetsartikel, gerekend de openbare wegen inclusief trottoirs/voetpaden, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, duikers, tunnels, beschoeiingen en andere werken, evenals wateren inclusief bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn (ook wel openbare ruimte genoemd).

 

Het begrip openbare gronden is dezelfde als de begripsbepaling zoals deze in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet is opgenomen. Door in de verordening voortdurend te spreken over “werkzaamheden in of op openbare gronden” (evenals in de Telecommunicatiewet overigens, zie bijvoorbeeld artikel 5.4, eerste lid, van de genoemde wet) behoort duidelijk te zijn, dat het hier gaat om zowel werkzaamheden onder het maaiveld alsook werkzaamheden boven het maaiveld.

 

Spoedeisende werkzaamheden

Hiervoor geldt een lichter procedureel regime. De netbeheerder moet duidelijk maken dat dit werk redelijkerwijs geen uitstel kan dulden op grond van de aangegeven belangen.

 

Werkzaamheden

(Graaf)werkzaamheden in de openbare grond, inclusief het opbreken en herstel van de sleufverharding en sleufloze technieken in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen. Onder instandhouding in de zin van deze verordening wordt mede begrepen het nemen van maatregelen, waaronder verplaatsen van de kabels en/of leidingen zoals bedoeld in artikel 19 van de AVOI en in de Telecommunicatiewet. Onder sleufloze technieken wordt verstaan het maken van een holle ruimte in de grond, met behulp van een (gestuurde) boring of persing, zonder daarbij de omringende grondslag te verwijderen. De regels van de AVOI hebben betrekking op mechanische werkzaamheden en handmatige werkzaamheden. Deze laatste zijn vooral van toepassing op werken nabij bomen en andere groenvoorzieningen en bij spoedeisende werkzaamheden of niet ingrijpende werkzaamheden. De AVOI ziet voorts op werkzaamheden in verband met het bevorderen van medegebruik van voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten of geleidingen.

 

Werkzaamheden van niet ingrijpende aard

Het onderscheid tussen werkzaamheden van al dan niet ingrijpende aard vloeit voort uit artikel 5.4, vijfde lid, van de Telecommunicatiewet. De definitie geeft op hoofdlijnen aan voor welke situaties deze lichtere procedure van toepassing is. Vaak gaat het om werkzaamheden aan reeds bestaande kabels en/of leidingen en betreft het een beperkte lengte of oppervlakte die niet of nauwelijks het normale gebruik van de openbare gronden beperkt. Daarbij wordt ook mede in de beoordeling betrokken of er rijbanen en andere verhardingen, wateren of groenvoorzieningen gekruist worden of dat boringen noodzakelijk zijn.

 

Onder deze werkzaamheden vallen ook:

  • het aanbrengen of verwijderen van kabels en/of leidingen in reeds aangebrachte voorzieningen, zoals buizen ten behoeve van glasvezelkabels (bijvoorbeeld HDPE-buizen) en mantelbuizen;

  • het maken van maximaal twee opbrekingen met elk een afmeting van maximaal 2 m².

 

Een opbreking kan zijn het maken van een montagegat c.q. lasgat ten behoeve van de toegang tot een distributie- of mutatiepunt, het plaatsen van afsluiters, het opgraven van een kabelrol ten behoeve van aansluitingen, het herstellen van kabel- c.q. leidingstoringen of voor inspectiedoeleinden. Het maken van twee montagegaten c.q. lasgaten tegelijkertijd kan onder andere aan de orde zijn bij het inblazen van glasvezelkabels in bestaande HDPE-buizen.

 

Overige begripsbepalingen

Behoeven geen nadere toelichting.

 

Artikel 2. Reikwijdte

Deze AVOI geeft invulling aan de wettelijke plicht van de gemeente om een Telecommunicatieverordening op te stellen voor werkzaamheden aan kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk. De AVOI geldt voor netbeheerders en hun eventuele rechtsopvolger(s) en andere rechthebbenden. Eventuele bepalingen in de AVOI gelden niet voor deze kabels indien en voor zover hierin reeds is voorzien in de Telecommunicatiewet of privaatrechtelijke overeenkomsten. Vooralsnog is er geen vergelijkbare wettelijke regeling voor andere kabels en/of leidingen, zoals elektriciteitskabels en waterleidingen.

 

Onder instandhouding in de zin van deze verordening wordt mede begrepen het nemen van maatregelen, waaronder verplaatsen van de kabels en/of leidingen zoals bedoeld in artikel 19 van de AVOI en in de Telecommunicatiewet.

 

De AVOI heeft twee regelingen. Hoofdstuk 2 ziet op (werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van) kabels en/of leidingen in, op of boven openbare gronden voor zover die niet vallen onder de Telecommunicatiewet. Hoofdstuk 3 ziet op kabels als bedoeld in artikel 1.1. van de Telecommunicatiwet en ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken als bedoeld in artikel 5.15 van de Telecommunicatiewet. De bepalingen van hoofdstuk 2 sluiten inhoudelijk en voor wat betreft de afweging die de gemeente dient te maken zo veel mogelijk aan bij de bepalingen voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van de kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk, zoals deze zijn opgenomen in de Telecommunicatiewet (zie paragraaf 5.1.2, van de Tw). Hoofdstuk 4 bevat een aantal overige bepalingen die zien op overleg, (mede)gebruik van voorzieningen, de informatieplicht en ernstige belemmeringen en verstoringen. De bepalingen in hoofdstuk 4 zijn van toepassing op zowel ‘overige kabels en/of leidingen’ als op kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk.

 

Artikel 3. Coördinatie van werkzaamheden

Het college is belast met de coördinatie van de binnen haar grondgebied uit te voeren werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen. Degene die voornemens is om werkzaamheden uit te voeren moet een vergunning of instemming van het college hebben. Deze instemming betreft het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden. Het college kan bij het instemmingsbesluit zo nodig in afwijking van het gemelde voornemen voorwaarden stellen aan het tijdstip en de werkwijze van de werkzaamheden. Door deze coördinatie kan de overlast van graafwerkzaamheden voor burgers en bedrijfsleven beperkt worden.

 

Artikel 4. Nadere regels

Het college krijgt de mogelijkheid toegekend door de raad om in voorkomende gevallen nadere regels ter uitvoering van deze verordening vast te stellen. Deze nadere regels kunnen worden opgenomen in een Schaderegeling ingravingen voor de te hanteren tarieven voor onder andere herstel-, beheer- en degeneratiekosten en een Handboek kabels en leidingen. In bijvoorbeeld het Handboek kabels en leidingen kunnen technische en procedurele voorwaarden worden opgenomen in verband met onder andere:

  • feest- of gedenkdagen en/of beperking van overlast voor belanghebbenden, bijvoorbeeld een winkelier;

  • de wijze van uitvoering;

  • het opstellen van voorschriften op het gebied van markering en afzetting;

  • het maken van proefsleuven;

  • opruimen van buiten gebruik zijnde kabels en/of leidingen;

  • toetsingskader voor het toestaan van de aanleg van een netwerk dat niet valt onder het begrip openbaar netwerk.

 

Artikel 20 bevat een aparte grondslag voor een Nadeelcompensatieregeling.

 

HOOFDSTUK 2. Werkzaamheden inzake kabels en/of leidingen, uitgezonderd kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk

 

Artikel 5. Vergunning

In deze bepaling is een vergunningstelsel opgenomen voor werkzaamheden aan kabels en/of leidingen die niet onder de Telecommunicatiewet vallen. Er is aangesloten bij de bepalingen in hoofdstuk 3, om de beide stelsels zo veel mogelijk te uniformeren. Voor werkzaamheden van niet-ingrijpende aard en spoedeisende werkzaamheden, geldt er geen vergunningplicht.

Voor spoedeisende werkzaamheden, zoals ingeval van storingen, wordt een uitzondering gemaakt. Spoedeisende werkzaamheden mogen ook bij de burgemeester worden gemeld, dan wel bij een daartoe door hem gemachtigd ambtenaar. In de praktijk kan buiten kantooruren de melding veelal plaatsvinden bij de calamiteiten- of piketdienst.

In dit artikel wordt beschreven dat de voorgenomen werkzaamheden ook betrekking kunnen hebben op openbare gronden van andere gedoogplichtigen of grondeigenaren dan de gemeente. Omdat het college op grond van artikel 3 van de AVOI een coördinerende rol heeft over alle openbare gronden binnen de gemeentelijke grenzen moet voor alle voorgenomen werkzaamheden in openbare grond in beginsel een vergunningaanvraag worden gedaan. Dit geldt dus ook in het geval dat voorgenomen werkzaamheden zich beperken tot bijvoorbeeld openbare gronden van de Provincie of het Waterschap.

Wellicht ten overvloede wordt erop gewezen dat naast deze vergunning mogelijk ook andere vergunningen aangevraagd moeten worden voor de voorgenomen werkzaamheden. In het geval dat naast de vergunning een vergunning van een al dan niet ander bestuursorgaan dan het college nodig is, heeft het college hierin een coördinerende rol om afstemming te bevorderen.

Als de aanvrager daar om verzoekt kan de gemeente inhoudelijke afstemming van de beoordeling van de aanvragen bij andere bestuursorganen nastreven. De aanvrager blijft echter zelf verantwoordelijk voor de afstemming en toestemming van alle betrokken gedoogplichtigen of grondeigenaren en het aanvragen en verkrijgen van de benodigde vergunningen.

 

Artikel 6. Gegevensverstrekking

Uit dit artikel volgt op welke wijze een aanvraag moet worden gedaan en welke gegevens daarbij verstrekt moeten worden. Het betreft informatie die de gemeente als beheerder van de openbare gronden nodig heeft om een juiste beoordeling te maken en inzicht te krijgen in de belangen die door de voorgenomen werkzaamheden worden geraakt. Zo moeten in het geval dat een netbeheerder opdracht geeft om de werkzaamheden te laten verrichten en daartoe een externe uitvoerder machtigt, behalve de gegevens van de externe partij ook die van de netbeheerder worden verstrekt.

De aanvraag moet (digitaal) gebeuren door middel van het door he college gehanteerde registratiesysteem. Voor meldingen van werkzaamheden van niet ingrijpende aard behoeft slechts een beperkt aantal gegevens verstrekt te worden. Voor reguliere aanvragen moeten meer gegevens verstrekt worden.

 

Het college kan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4:5 lid 1 Awb.

 

Het waarborgen van de blijvende bereikbaarheid van de kabels en/of leidingen kan bijvoorbeeld worden aangetoond door een opgave van de doorsnede van de kabel- en/of leidingsleuf of -goot waarin het ruimtebeslag van de aanwezige en de aan te brengen kabels en/of leidingen gezamenlijk is aangegeven. Indien de aanleg van kabels en/of leidingen (mogelijk) hinderlijke ligging teweeg zal brengen moet aan de gemeente overlegd worden wat de uitkomst is van overleg met andere netbeheerders en welke afspraken inzake de hinderlijke ligging er zijn gemaakt tussen netbeheerders. Indien het beoogde tracé geen ruimte biedt voor de aanleg van nieuwe kabels en/of leidingen moet een alternatief tracé worden gekozen.

Op grond van de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten (WIBON) is er een elektronisch informatiesysteem waarmee informatie tussen beheerders enerzijds en opdrachtgevers, grondroerders en bestuursorganen anderzijds wordt uitgewisseld. De netbeheerders zijn verplicht, conform WIBON, om hun kabels en/of leidingen zodanig te registreren, dat steeds inzicht daarin kan worden verkregen.

Er is samenhang tussen de WIBON en de AVOI van de gemeente. De WIBON heeft betrekking op het voorkomen van graafschade via een plicht tot zorgvuldig graven én een plicht tot zorgvuldige en tijdige informatie-uitwisseling. De WIBON bepaalt in artikel 44 dat het onverlet laat dat de gemeente in het belang van openbare orde en veiligheid bij verordening voorschriften kan geven over werkzaamheden, waaronder het binden van graafwerkzaamheden aan het hebben van een vergunning (in de zin van deze verordening een instemmingsbesluit).

 

Artikelen 7 (Weigeringsgronden) en 8 (Voorschriften en beperkingen)

Artikel 7 somt de weigeringsgronden voor het verlenen van de vergunning op. De gronden zijn voor een groot deel gelijkluidend aan de belangen zoals genoemd in artikel 5.4, tweede lid, van de Telecommunicatiewet. Ook kan het college, op grond van artikel 8, voorschriften en beperkingen aan vergunningen verbinden. Dit artikel is in lijn met artikel 5.4, tweede en derde lid, van de Telecommunicatiewet. Omdat de werkzaamheden in hoofdstuk 2 niet worden beperkt door de mogelijkheden in de Telecommunicatiewet, zijn er enkele weigeringsgronden en voorschriftmogelijkheden toegevoegd.

 

Wat betreft eventueel te stellen voorschriften met betrekking tot het tijdstip van de werkzaamheden geldt dat dit (parallel aan artikel 5.4, derde lid, onder b, van de Tw) in beginsel niet later mag liggen dan 12 maanden na het gemelde voornemen. Hiermee wordt voorkomen dat de termijnen waarbinnen gemeenten de werkzaamheden toestaan te zeer uiteen gaan lopen. Het tijdstip van de werkzaamheden zal echter in het overgrote deel van de gevallen veel eerder liggen dan de genoemde 12 maanden. Deze termijn wordt genoemd om aanbieders de zekerheid te bieden dat de aanvang niet later kan liggen dan 12 maanden, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn van publiek belang die zich hier tegen verzetten. Slechts in dat geval kan het college een later gelegen tijdstip voorschrijven.

 

Onder artikel 7 sub h wordt een nieuwe weigeringsgrond in de verordening geïntroduceerd waarmee het college invulling kan geven aan de regierol die de gemeente heeft gekregen in het kader van de energietransitie (zie ook het algemene deel van deze toelichting). Een vergunning kan worden geweigerd indien dit in het belang is van de energietransitie, waaronder het begrepen het behoud van de mogelijkheden tot realisatie van gemeentelijk beleid gericht op het aardgasvrij maken van een gebied. Daarmee wordt gedoeld op beleid dat is opgenomen in een beslissing van het gemeentebestuur dat een samenhangend geheel van op elkaar afgestemde keuzes bevat omtrent door het gemeentebestuur te nemen besluiten of te verrichten (andere) handelingen, teneinde de doelstelling aardgasvrij te bereiken. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de TVW en later het uitvoeringsplan, maar ook andere beleidsdocumenten zijn denkbaar. Daarnaast bevat artikel 8, derde lid onder f de mogelijkheid om voorschriften of beperkingen te verbinden aan een vergunning, welke betrekking hebben op de energietransitie, waaronder het begrepen het behoud van de mogelijkheden tot realisatie van gemeentelijk beleid gericht op het aardgasvrij maken van een gebied.

 

Als het college vooraf heeft aangegeven zelf zorg te dragen voor het in oude staat terugbrengen van verhardingen en beplanting moet de netbeheerder de marktconforme kosten daarvan aan de gemeente vergoeden. Artikel 4 van de AVOI bevat een grondslag voor het opnemen van nadere regels hierover, bijvoorbeeld in het Handboek kabels en leidingen. Artikel 8 bevat voorts grondslagen om voorschriften voor het vergoeden van schade te verbinden aan de vergunning.

 

Artikel 9. Termijnen

De beslistermijn van het college is maximaal acht weken en is afgeleid van de Telecommunicatiewet en de Awb. Op grond van de Telecommunicatiewet en de Awb delen burgemeester en wethouders indien een instemmingsbesluit niet binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn kan worden genomen, dit aan de aanvrager mede en noemen daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen het instemmingsbesluit wel kan worden genomen. In aansluiting op het bepaalde in artikel 5.4, tweede lid, Telecommunicatiewet wordt in artikel 9, tweede lid, van de AVOI de mogelijkheid geboden om de beslistermijn met zes weken te verlengen. Daarmee wordt aangesloten bij de termijnen zoals zullen gelden onder de Omgevingswet.

In lid 4 is bepaald dat paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (de lex silencio positivo) niet van toepassing is op de beslistermijnen van artikel 9; hetgeen betekent dat de vergunning voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en/of leidingen niet als van rechtswege verleend mag worden beschouwd bij het verstrijken van de beslistermijn.

 

Artikel 10. Intrekking of wijzigen vergunning

Deze bepaling geeft het college een aantal mogelijkheden om een vergunning in te trekken of (de voorschriften daarbij) te wijzigen.

 

HOOFDSTUK 3. Werkzaamheden inzake kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk

 

Artikel 11. Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden

In dit artikel wordt aangegeven dat het voornemen van de voorgenomen werkzaamheden ter verkrijging van een instemmingsbesluit bij het college moet worden gedaan. Er is zoveel mogelijk gestreefd de bepalingen en termijnen in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 gelijk te houden. Voor werkzaamheden van niet-ingrijpende aard en spoedeisende werkzaamheden, geldt er een apart regime.

Voor spoedeisende werkzaamheden, zoals ingeval van storingen, wordt een uitzondering gemaakt. Spoedeisende werkzaamheden moeten bij de burgemeester worden gemeld dan wel bij een daartoe door hem gemachtigd ambtenaar. In de praktijk kan buiten kantooruren de melding veelal plaatsvinden bij de calamiteiten- of piketdienst.

Voor het overige wordt verwezen naar de toelichting op artikel 5. Waar artikel 11 verschilt van artikel 5 is dit gedaan om aan te sluiten bij de Telecommunicatiewet.

 

Artikel 12. Gegevensverstrekking

Deze bepaling is inhoudelijk gelijk aan artikel 6. Voor de toelichting wordt verwezen naar de toelichting op artikel 6.

 

Artikel 13. Voorschriften en beperkingen

Artikel 13 beschrijft de eventueel te stellen voorschriften aan het instemmingsbesluit. Dit artikel is in lijn met artikel 5.4, tweede en derde lid, van de Telecommunicatiewet.

 

Wat betreft eventueel te stellen voorschriften met betrekking tot het tijdstip van de werkzaamheden geldt dat dit (parallel aan artikel 5.4, derde lid, onder b, van de Tw) in beginsel niet later mag liggen dan 12 maanden na het gemelde voornemen. Hiermee wordt voorkomen dat de termijnen waarbinnen gemeenten de werkzaamheden toestaan te zeer uiteen gaan lopen. Het tijdstip van de werkzaamheden zal echter in het overgrote deel van de gevallen veel eerder liggen dan de genoemde 12 maanden. Deze termijn wordt genoemd om aanbieders de zekerheid te bieden dat de aanvang niet later kan liggen dan 12 maanden, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn van publiek belang die zich hier tegen verzetten. Slechts in dat geval kan het college een later gelegen tijdstip voorschrijven.

 

Artikel 14. Termijnen

Deze bepaling is gelijk aan artikel 9. Voor een toelichting wordt verwezen naar de toelichting op artikel 9.

 

HOOFDSTUK 4. Overige bepalingen

 

Artikel 15 en 16. Overleg en Informatieplicht

Deze bepalingen hebben tot doel om werkzaamheden in de ondergrond beter te coördineren en af te stemmen en om een actueel beeld te houden van de situatie in de ondergrond.

 

Artikel 17. (Mede)gebruik van voorzieningen

Dit artikel heeft als doel om medegebruik zoveel als mogelijk te bevorderen. Op verzoek van het college moet zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van reeds aanwezige voorzieningen, mits deze tegen een marktconforme prijs worden aangeboden. Het doel hiervan is te voorkomen dat onnodig gegraven wordt in gemeentegrond en dat er zo effectief mogelijk gebruik wordt gemaakt van de openbare ruimte bijvoorbeeld door middel van het delen van voorzieningen. Voorzieningen zijn bijvoorbeeld kabelgoten en geleidingen.

 

Artikel 18. Ernstige belemmeringen en verstoringen

Ondanks het feit dat er een instemmingsbesluit, geaccepteerde melding of vergunning voor de werkzaamheden is verstrekt, is het college bevoegd een breekverbod in te stellen tijdens door de gemeente vergunde evenementen of als er naar het oordeel van het college sprake is van weersomstandigheden, waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast of gevaar voor de bewoners en/of schade voor de gemeente kan leiden. Een afweging die hierbij gemaakt wordt is de kans op schade en de omvang hiervan aan de openbare gronden als er gegraven wordt. Het breekverbod wordt op de dag dat dit ingaat, gecommuniceerd naar de betrokken uitvoerende partijen. In ieder geval een dag voor het beëindigen van het breekverbod wordt dit meegedeeld aan de betrokken uitvoerende partijen.

Gedurende het breekverbod mogen er op geen enkele wijze werkzaamheden plaatsvinden in de openbare grond en/of bestrating. In het geval van spoedeisende werkzaamheden is het breekverbod niet van toepassing. Een nadere omschrijving van het breekverbod is opgenomen in het Handboek kabels en leidingen. De geldigheidsduur van het instemmingsbesluit en/of goedgekeurde melding wordt automatisch verlengd met de periode van het breekverbod.

De burgemeester kan besluiten dat de werkzaamheden op een ander dan het voorgenomen tijdstip plaatsvinden als de openbare orde zich verzet tegen de uitvoering van bovengenoemde werkzaamheden. Dit geldt ook als er gevaar dan wel de vrees voor het ontstaan van gevaar is. Dit is opgenomen in het eerste lid. Deze bepaling is overgenomen uit artikel 5.6, derde lid, van de Tw.

 

Artikel 19. Verlegregeling

In deze verlegregeling is aangesloten bij de verlegregeling uit artikel 5.8 van de Telecommunicatiewet. Omdat die bepaling een verlegregeling bevat voor elektronische communicatienetwerken als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet, is artikel 19 van de AVOI buiten toepassing verklaard voor de gevallen die onder artikel 5.8 vallen. Als het college kabels uit een dergelijk netwerk verplaatst wil zien, kan zij daarvoor haar bevoegdheid op grond van de Telecommunicatiewet gebruiken.

Om te voorkomen dat er twee strijdige toestemmingen / plichten ontstaan, waarbij enerzijds de netbeheerder via de vergunning het recht heeft om kabels en/of leidingen aanwezig te hebben en anderzijds de verplichting om deze te verplaatsen, voorziet de bepaling in een intrekkingsregeling. Omdat voor het verplaatsen van kabels en/of leidingen op verzoek van het college strikt genomen ook een vergunning nodig is, is dit verduidelijkt in het derde lid.

 

Artikel 20. Nadeelcompensatie

Artikel 20 vormt tot de inwerkingtreding van titel 4.5. van de Awb de invulling van de ongeschreven verplichting om onevenredige – boven het normaal maatschappelijk risico uitstijgende – schade te vergoeden. Dit volgt uit het egalitébeginsel. Ten aanzien van aanpassingen aan kabels en leidingen zijn er twee situaties waarin een netbeheerder in aanmerking zou kunnen komen voor nadeelcompensatie, te weten bij:

(i) de intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 19, tweede lid,;

(ii) de situatie dat er sprake is van een aanwijzing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, waarbij geen vergunning wordt gewijzigd of ingetrokken

Voor kabels die onder de Telecommunicatiewet vallen is geen sprake van nadeelcompensatie, maar van het regime van de Telecommunicatiewet. In de nadeelcompensatieregeling van het college zal worden aangegeven onder welke voorwaarden een netbeheerder aanspraak kan maken op nadeelcompensatie.

 

HOOFDSTUK 5. Toezicht en handhaving

 

Artikel 21. Toezicht en handhaving

De gemeente is belast met de handhaving van hetgeen in de verordening is opgenomen en ten aanzien van het instemmingsbesluit. Dit artikel geeft aan het college ambtenaren kan aanwijzen die belast zijn met toezicht op de naleving van het bepaalde krachtens deze AVOI. Als een of meer partijen zich niet houden aan de voorschriften van deze AVOI behoudt het college zich nadrukkelijk het recht voor gebruik te maken van de hen toekomende bevoegdheden en mogelijkheden zowel bestuursrechtelijk als civielrechtelijk en eventueel strafrechtelijk.

Bestuursrechtelijk zijn met name de Awb en de Gemeentewet van belang met de huidige bepalingen inzake bestuursdwang, last onder dwangsom en bestuurlijke boete. Civielrechtelijk blijven de opties van onrechtmatige daad van toepassing.

Normaliter zullen burgemeester en wethouders handhavend optreden, maar onder bijzondere omstandigheden kan worden verlangd dat achteraf een situatie wordt gelegaliseerd. Bijvoorbeeld indien voor reeds uitgevoerde werkzaamheden een melding is gedaan terwijl een instemmingsbesluit had moeten worden aangevraagd.

 

Artikel 22. Stillegging

Afgezien van voornoemde preventieve en vooral correctieve of repressieve acties kunnen burgemeester en wethouders in voorkomende gevallen ook ingrijpen in het lopende proces en werkzaamheden (onder bepaalde voorwaarden) ook tijdelijk stil leggen. In dit artikel staat beschreven in welke gevallen dit kan. Bijvoorbeeld bij overtreding van het breekverbod.

 

Artikel 23. Strafbepaling

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

 

HOOFDSTUK 6. Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 24. Intrekken oude regeling

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 25. Overgangsbepalingen

Op bij inwerkingtreding van deze AVOI lopende aanvragen om een instemmingbesluit voor een elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1. Telecommunicatiewet zal de procedure uit hoofdstuk 3 van de AVOI worden gevolgd. Bij inwerkingtreding van deze AVOI lopende aanvragen om een vergunning voor netwerken die vallen onder hoofdstuk 2, zullen worden behandeld als aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 5 van de AVOI.

Het tweede en derde lid voorzien in een bepaling waarbij instemmingsbesluiten die zijn verleend krachtens de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Hoorn 2014 onder deze AVOI gelden als instemmingsbesluit dan wel vergunning.

 

Artikel 26. Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 27. Inwerkingtreding

Voor de formulering van de hardheidsclausule is aangesloten bij het model uit de Aanwijzingen voor de regelgeving.

 

Artikel 28. Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

 

Naar boven