Tweeëntwintigste wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012

De Raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 mei 2022;

(raadsvoorstel nr. 22bb003660/22bo3504)

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat het gewenst is de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 te wijzigen;

 

besluit:

Artikel I  

De Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

De inhoudsopgave en de inhoudsopgave van de toelichting worden als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Na 'Artikel 2:48a Lachgasverbod' wordt ingevoegd 'Artikel 2:48b Alcoholoverlastgebied'.

  • 2.

    'Artikel 2:50b Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties' vervalt.

  • 3.

    'Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren' wordt vervangen door 'Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren'.

  • 4.

    Na 'Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren' wordt ingevoegd Artikel 2:60a Verbod voeren van dieren op openbare plaats of openbaar water'.

B

Aan artikel 2:10a wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 3 door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 4.

    als het beoogd gebruik afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de openbare ruimte.

C

Artikel 2:26 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het derde lid vervalt onderdeel f, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel e door een punt.

  • 2.

    Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot het vierde lid.

D

Na artikel 2:48a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

2:48b Alcoholoverlastgebied

  • 1.

    De burgemeester kan een gebied aanwijzen als alcoholoverlastgebied indien naar zijn oordeel sprake is van ernstige aantasting van de openbare orde, de leefomgeving of de volksgezondheid door het gebruik van alcohol in dat gebied.

  • 2.

    In een overlastgebied, zoals bedoeld in het eerste lid, kan de burgemeester:

    • a.

      een verbod instellen om zwak-alcoholhoudende drank in of vanuit locaties als bedoeld in artikel 18, tweede lid, of artikel 19, tweede lid, onder a van de Alcoholwet bedrijfsmatig of anders. dan om niet verstrekken, of daar beperkingen aan stellen;

    • b.

      een Alcoholwetvergunning, als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet, weigeren indien naar zijn oordeel sprake is van ernstige aantasting van de openbare orde, de leefomgeving of de volksgezondheid door het gebruik van alcohol in dat gebied.

E

Artikel 2:50b vervalt.

 

F

Artikel 2:60, eerste lid, onderdeel d, vervalt, onder vervanging van '; of aan het slot van onderdeel c door een punt.

 

G

Na artikel 2:60 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

2:60a Verbod voeren van dieren op openbare plaats of openbaar water

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats of openbaar water dieren te voeren.

  • 2.

    Dit verbod geldt niet:

    • a.

      voor personen die dieren voeren in opdracht van de beheerder van de openbare plaats of het openbaar water;

    • b.

      ten aanzien van door het college aan te wijzen categorieën van gevallen;

    • c.

      in door het college aan te wijzen gebieden.

H

Aan artikel 2:72, derde lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g.

    niet wordt voldaan aan de beleidsregels zoals opgenomen in het vergunningenbeleid.

I

In artikel 2:78, eerste lid, vervalt 'aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven'.

 

J

Artikel 4:15, zevende lid, vervalt, onder vernummering van het achtste lid tot het zevende lid.

 

K

Artikel 5:21 a, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a.

    oliebollen van 15 oktober tot en met 15 januari;

L

In de rangschikking van artikel 6.1, eerste lid, vervalt artikel 2:50b (verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties) en wordt ingevoegd: artikel 2:48b (alcoholoverlastgebied) en artikel 2:60a (verbod voeren van dieren op openbare plaats of openbaar water).

Artikel II  

De Toelichting op de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

In de toelichting op artikel 2:26 vervalt 'Voor de toelichting bij het derde lid, onderdeel f, en het vierde lid, wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 2:50b'.

 

B

Na de toelichting op artikel 2:48a wordt een toelichting ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:48b Alcoholoverlastgebied

In dit artikel wordt de burgemeester de bevoegdheid toegekend om alcoholoverlastgebieden aan te wijzen. Dit artikel is gebaseerd op artikel 25f van de Alcoholwet. In sommige gebieden bevindt zich een grote concentratie van alcoholverkooppunten waar alcohol prominent wordt aangeboden. In deze gebieden veroorzaken personen onder invloed van alcohol overlast en incidenten zoals geluidsoverlast, baldadigheid, agressief gedrag, wildplassen, vervuiling en verstoring van de openbare orde. Ondanks de inzet van verschillende instrumenten en een intensieve aanpak om de veiligheid en leefbaarheid te verbeteren blijft de overlast door personen die onder invloed zijn van alcohol groot. Aan verkooppunten van zwakalcoholhoudende drank, voor gebruik elders dan ter plaatse, gelegen in zo'n alcoholoverlastgebied kan de verkoop van alcohol verboden of beperkt worden (lid 2, onder a). Ook kan in het aangewezen gebied een Alcoholwetvergunning geweigerd worden. Die weigering kan reeds zonder aanwijzing van een alcoholoverlastgebied als redelijkerwijs aangenomen kan worden dat de verstrekking van alcohol zal leiden tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. Maar die weigering is beperkter dan het weigeren van een vergunning om de overlast, aantasting van het woon- en leefklimaat of de gezondheid als gevolg van verstrekking of verkoop van alcohol te voorkomen in een reeds belaste situatie, hetgeen het geval is op grond van lid 2, onder b. In deze gebieden kan het aantal verkooppunten worden beperkt door het weigeren van een aangevraagde vergunning. De weigeringsgronden moeten in het verlengde liggen van de gronden waarop het gebied als alcoholoverlastgebied is aangewezen. De aanwijzing van de burgemeester wordt ingetrokken indien de leefbaarheid of de openbare orde in het gebied niet meer onder druk staan.

 

C

De toelichting op artikel 2:50b vervalt.

 

D

De toelichting op artikel 2:60 komt te luiden:

 

Artikel 2:60 houden van hinderlijke of schadelijke dieren

Door in het eerste lid de zinsnede "buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer" op te nemen wordt de afbakening met de Wet milieubeheer direct vastgelegd. Het kan voor de omgeving hinderlijk zijn als iemand dieren houdt. Er moet kunnen worden ingegrepen als overlast of schade voor de volksgezondheid dreigt. Dan moeten belangen worden afgewogen. Daarom is gekozen voor de constructie dat het college bevoegd wordt verklaard om de plaatsen aan te wijzen waar naar zijn oordeel het houden van bepaalde dieren overlast of schade voor de volksgezondheid veroorzaakt. Waar het college bij een aanwijzing bevoegd is verklaard daarbij nadere regels te geven inzake het houden van dieren, is er sprake van delegatie van verordenende bevoegdheid als bedoeld in artikel 156 Gemeentewet. Tevens wordt in dit verband nog gewezen worden op de Wet natuurbescherming, waarin regels worden gegevens ter bescherming van dieren. Hier is van het toepassen van de lex silencio positivo afgezien. Dit vooral omdat in gevallen waarin dit artikel wordt toegepast vaak al enig ongenoegen leeft over de in de buurt ondervonden overlast. Een van rechtswege ontstane ontheffing en daardoor weer toenemende hinder zou de sfeer niet ten goede komen.

 

E

Na de toelichting op artikel 2:60 wordt een toelichting ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:60a Verbod voeren van dieren op openbare plaats of openbaar water

Het verbod op het voeren van dieren in de openbare buitenruimte is opgenomen om de verrommeling van de buitenruimte en de overlast van dieren zoals ratten, meeuwen, duiven en ganzen te verminderen. Voedsel op straat heeft een enorme aantrekkende werking op overlastgevende dieren. Het terugdringen dan wel voorkomen van rattenoverlast is een wettelijke taak voor de gemeente. Een stadsbreed voederverbod is één van de instrumenten die de gemeente hiervoor inzet, naast preventie, voorlichting en bestrijding. Door het voeren van dieren overal in de stad te verbieden ontstaat er duidelijkheid voor zowel bewoners als handhavers en ontstaat er de mogelijkheid om hier zo nodig handhavend tegen te kunnen optreden. Lid 2 beschrijft de uitzonderingen op het voederverbod. De beheerder van het betreffende gebied kan opdracht geven tot het bijvoeren van dieren, bijvoorbeeld tijdens strenge vorst. Het college heeft op grond van onderdeel b de bevoegdheid om categorieën van gevallen aan te wijzen die zijn uitgezonderd van het verbod. Ook kan het college in uitzonderlijke gevallen gebieden aanwijzen waar het wel is toegestaan om dieren te voeren (onderdeel c). Dit kan enkel als aan bepaalde voorwaarden kan worden voldaan, zoals extra inzet van reiniging en/of plaagdierbeheersing en voorlichting over het op een juiste wijze voeren.

 

F

De toelichting op artikel 2:78 komt te luiden:

 

2:78 Aanpak woonoverlast

Op 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden (artikel 151d van de Gemeentewet). Deze wet maakt het mogelijk dat de gemeenteraad de burgemeester de bevoegdheid toekent om bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast gedragsaanwijzingen op te leggen aan gebruikers van een woning of erf.

Tot 1 januari 2021 was de gedragsaanwijzing aan verhuurders alleen mogelijk als de persoon die overlast gaf niet als ingezetene in de desbetreffende gemeente stond ingeschreven. Met de inwerkingtreding van de Wet toeristische verhuur van woonruimte (Stb. 2020, 460) op 1 januari 2021 is die beperking vervallen. De zorgplicht geldt thans in alle gevallen voor verhuurders van woonruimten. Dat betekent dat verhuurders zorgdragen dat vanuit de woningen die zij verhuren geen ernstige en herhaaldelijke hinder plaatsvindt. Als de verhuurder zich niet of op een verkeerde manier inzet tegen ernstige en herhaaldelijke hinder, kan de burgemeester direct een verhuurder aanspreken en hoeft de burgemeester daarvoor niet eerst de huurder te hebben aangesproken.

Tot aan de invoering van artikel 151d Gemeentewet bestond de mogelijkheid in het kader van de aanpak van woonoverlast om een bestuurlijke waarschuwing te geven of de woning van de. overlastgever tijdelijk te sluiten. In de Rotterdamse aanpak van woonoverlast werd een tussenvorm gemist. Want een bestuurlijke waarschuwing blijkt in de praktijk een (te) licht instrument en heeft vaak niet het gewenste effect. Een tijdelijke woningsluiting is daarentegen een zwaar instrument. Woonoverlast bestaat vaak uit relatief kleine incidenten, die weliswaar een grote invloed kunnen hebben op omwonenden maar die zich niet (altijd) lenen voor een tijdelijke woningsluiting. De mogelijkheid om een gedragsaanwijzing op te leggen versterkt de Rotterdamse aanpak van woonoverlast en biedt mogelijkheden voor een maatwerkoplossing.

 

Eerste lid

Het eerste lid van artikel 2:78 bevat een zorgplicht die inhoudt dat gedragingen in of vanuit een woning of het daarbij behorende erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder mogen veroorzaken voor omwonenden. Gedragingen in de onmiddellijke nabijheid van de woning of het erf, die ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaken, vallen tevens onder de bepaling. De hinder moet ernstig en herhaaldelijk zijn voordat het onder deze bepaling valt. Een eenduidige definitie van hinder is niet te geven. De hinder moet worden aangetoond vanuit de Rotterdamse aanpak van woonoverlast. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het draaien van luide muziek in de nachtelijke uren. Deze zorgplicht geldt voor gebruikers van een woning en/of bijbehorend erf. Er hoeft geen huurrechtelijk of eigendomsrechtelijke relatie met de woning te bestaan. Ook een regelmatige gast, een illegale onderhuurder of een kraker van de woning valt onder de bepaling. De zorgplicht geldt tevens· voor verhuurders. Ook zij moeten zorgdragen dat de woningen die zij verhuren geen ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaken. Dat geldt ook als een persoon zijn of haar woning tegen betaling in gebruik geeft aan personen die niet staan ingeschreven in Rotterdam in de Basisregistratie Personen (BRP). Hier worden bijvoorbeeld personen mee bedoeld die de eigen woning te huur aanbieden via een online verhuurplatform, zoals Airbnb en Wimdu.

 

Tweede lid

Wanneer de zorgplicht wordt geschonden, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing geven in de vorm van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang. Uitgangspunt is dat de last proportioneel is en in verhouding staat tot de overtreding. In de last staat bijvoorbeeld omschreven welke handelingen een gebruiker van de woning en/of erf moet verrichten of moet nalaten. Er kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de overtreder geen luide muziek mag draaien na een bepaalde tijd. De last kan ook een tijdelijk verbod inhouden voor een meerderjarige gebruiker om aanwezig te zijn in of bij de woning of op het erf. Het doel hiervan is dat de overlast tijdelijk stopt. Bovendien ontstaat hierdoor ruimte om te zoeken naar een definitieve oplossing en kunnen ingrijpendere maatregelen zoals een woningsluiting worden voorkomen. Het verbod om aanwezig te zijn geldt voor een periode van tien dagen en kan bij ernstige vrees voor verdere overtreding worden verlengd tot ten hoogste vier weken. De Wet tijdelijk huisverbod is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de bepalingen die specifiek zien op huiselijk geweld. Als de verhuurder zich niet of op een verkeerde manier inzet tegen ernstige en herhaaldelijke hinder, kan de burgemeester direct een verhuurder aanspreken en hoeft de burgemeester daarvoor niet eerst de huurder te hebben aangesproken. Dit is wenselijk wanneer verschillende huurders van dezelfde verhuurder hinder hebben veroorzaakt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn in panden waar meerdere huurders wonen of waar huurders snel wisselen. De burgemeester kan dan dus direct aan een verhuurder een last onder bestuursdwang of dwangsom opleggen. Er kan ook een gedragsaanwijzing worden gegeven aan degene die zijn of haar woning tegen betaling in gebruik geeft aan· perso(o)n(en) die niet staan ingeschreven in Rotterdam in de BRP, en waarbij de betreffende personen ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaken voor omwonenden. Het tweede lid schrijft voor dat de burgemeester in beleidsregels vastlegt hoe hij invulling geeft aan zijn bevoegdheid. De wijze waarop de burgemeester gebruik maakt van de bevoegdheid is vastgelegd in de beleidslijn 'Wet Aanpak Woonoverlast in Rotterdam'.

 

G

In de toelichting op artikel 4: 15 wordt 'In het derde lid van artikel 4:15 is de werkingssfeer van dit artikel ten opzichte van hogere regelgeving afgebakend' vervangen door 'In het vijfde en zesde lid van artikel 4: 15 is de werkingssfeer van dit artikel ten opzichte van hogere regelgeving afgebakend' en vervalt '· Indien een reclameconstructie is aan te merken als bouwwerk, is voor het plaatsen ervan een reguliere of lichte bouwvergunning vereist. Het welstandsbelang wordt dan meegewogen bij de beoordeling.'

 

H

In de toelichting op artikel 5:21a wordt 'oliebollen van 1 november tot en met 31 januari' vervangen door 'oliebollen van 15 oktober tot en met 15 januari'

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2022.

Artikel IV

Dit besluit wordt aangehaald als: tweeëntwintigste wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 23 juni 2022.

De griffier,

A. de Bondt, plv.

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Naar boven