Gemeenteblad van Molenlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Molenlanden | Gemeenteblad 2022, 294369 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Molenlanden | Gemeenteblad 2022, 294369 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Financiële verordening Gemeente Molenlanden 2022
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Programma-indeling en paragraafindeling
De raad ontvangt bij aanvang van iedere raadsperiode ter vaststelling een voorstel inhoudende:
Artikel 5. Tussentijdse rapportages: Zomernota en Najaarsnota
Artikel 6. Autorisatiebeleid begroting en investeringsbudgetten
Het college is gemachtigd om bij investeringen, ingeval van tegenvallers bij de voorbereiding en aanbesteding, tot een overschrijding van maximaal 10% van het budget verplichtingen aan te gaan. Hiervoor geldt een maximum van € 300.000. Bij de eerstvolgende Zomer- of Najaarsnota wordt het extra benodigde budget aangevraagd.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen
Bij de jaarrekening wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, werken en diensten, verstrekken van leningen, garanties of kapitaal en door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs of kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang verstrekt het college aan de raad een voorstel waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Artikel 14. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de kostprijs van goederen, werken en van diensten van de gemeente die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, en de kostprijzen van rechten en heffingen, bestaat de kostentoerekening uit de directe kosten, de indirecte kosten en de overhead die rechtstreeks samenhangen met de betreffende goederen, werken en diensten.
Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van reserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de afschrijvingslasten van de in gebruik zijnde activa, de rentelasten van deze activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.
Rentetoerekening over reserves en voorzieningen vindt niet plaats en maakt geen deel uit van de kostprijzen. De verwachte betaalde rente op leningen maakt wel deel uit van de kostprijzen. Behoudens het rentepercentage voor de onderdelen waarop VPB-heffing van toepassing is, wordt het rentepercentage op een half procent afgerond.
Artikel 16. Financieringsfunctie
In deze paragraaf neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:
Artikel 19. Paragraaf Financiering
In deze paragraaf neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV in ieder geval op:
Artikel 21. Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een kadernota beheer openbare ruimte aan. Deze nota geeft het kader weer voor het door het college op te stellen beheerplan buitenruimte. Dit kader betreft het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de financiële uitgangspunten ten aanzien van investeringen en het onderhoud voor wegen, verkeersvoorzieningen en straatmeubilair, openbare verlichting, groenvoorzieningen, watergangen, oeverbescherming, begraafplaatsen, speelvoorzieningen, sportparken, bruggen en duikers en overige voorzieningen aangaande de openbare ruimte. De raad stelt deze nota vast.
Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een rioleringsplan aan (GRP). Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.
Artikel 22. Paragraaf Bedrijfsvoering
In deze paragraaf neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in ieder geval op:
een toelichting op de rechtmatigheidsverantwoording van het college, met daarin een uiteenzetting van de geconstateerde bevindingen en oorzaken, afwijkingen van wet- en regelgeving en maatregelen ter voorkoming van soortgelijke bevindingen in de toekomst. Daarbij geldt een ondergrens per bevinding van 8% van de verantwoordingsgrens.
Artikel 23. Beleid verbonden partijen en paragraaf verbonden partijen
Wanneer door een verbonden partijen aan de gemeenteraad om een zienswijze of reactie wordt gevraagd, geldt dat:
bij verbonden partijen met een gemiddeld sturingsprofiel het college verantwoordelijk is voor het opstellen en indienen van een zienswijze/reactie, met inachtneming dat de Verbonden Partijen-commissie geraadpleegd wordt wanneer het voorliggende stuk naar inschatting van het college in grote mate beleidsmatige of financiële effecten heeft;
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de financiële beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college legt hierover verantwoording af aan de raad door middel van een rechtmatigheidsverklaring, conform wet- en regelgeving als onderdeel van de jaarrekening. Daarbij wordt een verantwoordingsgrens in acht genomen van 1 % van de totale lasten inclusief mutaties in de reserves voor fouten en onduidelijkheden waarbij dit percentage geldt voor fouten en onduidelijkheden afzonderlijk.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 31 mei 2022.
De voorzitter,
Theo Segers
De griffier,
Marjolijn Teunissen
Bijlage 1. Afschrijvingsbeleid behorend bij artikel 10
Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa
De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:
Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut
Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 15.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze worden altijd geactiveerd.
Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.
De volgende vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:
Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut
De volgende vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:
Bijlage 2. Toelichting op de artikelen waarin de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vorige verordening zijn aangegeven.
1.f. De definitie wat we verstaan onder incidentele baten en lasten is opgenomen.
Lid 5. Toegevoegd is een minimumbedrag voor incidentele baten en lasten mede met het oog op het financieel toezicht door de provincie. Dit op advies van de commissie BBV.
Lid 6. Toegevoegd is de hoogte van de post onvoorzien (bestaand beleid).
Lid 2. aangepast als gevolg van de discussie en afspraken met de auditcommissie over de doel en opzet van de kadernota. De 1e W- vraag betreft de 1e vraag van de trits W-vragen die in elk programma wordt gesteld: 1. Wat willen we bereiken? 2. Wat gaan we daarvoor doen? 3. Wat mag het kosten?
Uitgangspunten voor de Zomernota en de Najaarsnota zijn nu in 1 artikel opgenomen. De benaming van Eindejaarsnota is gewijzigd in Najaarsnota;
Lid 2. De monitoring van de uitvoering van de programma’s is ook opgenomen voor de Najaarsnota. Deze gold alleen voor de Zomernota. Dit had als effect dat tussen Zomernota en jaarrekening, dus over een lange periode van 1 jaar, niet werd gerapporteerd;
Lid 2e. De voortgangsrapportage van de grotere projecten is toegevoegd;
Lid 3. Uit praktische overweging is een ondergrens opgenomen van € 25.000.
Lid 4. De budgetoverheveling is toegevoegd.
Lid 3. Om de slagvaardigheid te vergroten is deze bepaling toegevoegd.
Lid 4. Verduidelijkt is over welke budgetten het gaat. In de praktijk wordt dit bijvoorbeeld toegepast bij de voorbereiding van investeringen. Het bedrag € 100.000 is ook opgenomen in de huidige verordening.
Lid 5. Deze bepaling is opgenomen om slagvaardig te kunnen handelen in de periode voor de Zomernota of voor en na de Najaarsnota als de voorbereiding en/of aanbesteding tegenvalt. Bijvoorbeeld bij projecten in de openbare ruimte komt het voor dat bij het bestek-gereedmaken als gevolg van onvoorziene situaties en ook de uitkomst van de aanbesteding afwijkt van het oorspronkelijke budget. Als voorbeeld wordt genoemd de bovenmatige prijsstijgingen als gevolg van de ontwikkeling op de (wereld)markt van grondstoffen en materialen. Bij de vaststelling van de beheerplannen hebben wij aangegeven de slagvaardigheid te willen vergroten. Gebruikelijk is dat een overschrijdingsgrens van 10% wordt toegepast. Aan de overschrijding is een maximum gekoppeld van € 300.000.
Lid 6. Deze bepaling betreft een verduidelijking. Het niveau van taakvelden wordt toegepast in de huidige rapportages. De bepaling over de investeringen is toegevoegd omdat tot nu toe op onderdelen van investeringen werd gerapporteerd terwijl het inzicht in het totaal van de investering ontbrak.
Lid 7. Omdat het college, zoals het er nu naar uitziet, vanaf het dienstjaar 2022 verantwoordelijk wordt voor de rechtmatigheidsverantwoording is het nodig om in de verordening aan te geven wanneer overschrijdingen rechtmatig of als onrechtmatig moeten worden beschouwd. Dit op advies van de commissie BBV. De accountant past deze uitgangpunten tot op heden ook zo toe.
Voor de mandaten genoemd in dit artikel geldt dat bij de zomernota of najaarsnota door het college dient te worden gemotiveerd en verantwoord waarom het nodig was om gebruik te maken van dit mandaat en waarom aanvullend budget noodzakelijk was.
De leden 1 en 2 zijn nieuw. Uitgangpunten voor budgetoverheveling zijn eerder door het college bepaald en gedeeld met de raad. Deze zijn getoetst op praktische uitvoerbaarheid en nu in de verordening opgenomen.
Lid 3 komt in grote lijnen overeen met de bepaling uit de huidige verordening (artikel 5 lid 5), zij het dat de termijn is verlengd van maximaal 2 naar 3 jaar. De reden is dat in de praktijk de uitvoering van vooral de grotere projecten in de openbare ruimte een langere doorlooptijd kennen door bijvoorbeeld de inspraakprocedures. De bepaling komt nu neer op een maximale doorlooptijd van 4 jaar te weten het 1e jaar van de uitvoering en maximaal 3 verlengingen.
Dit artikel is geactualiseerd. De belangrijkste wijziging is de aanpassing van het grensbedrag van €50.000 naar €25.000 uit oogpunt van uniformering.
Lid 3. vermeldt de door de raad vastgestelde uitgangspunten voor de restwaardes.
Lid 4. betreft een verduidelijking. De formulering luidde: De afschrijving start volgend op het jaar van investeren. In de praktijk kwam het voor dat de afschrijving pas startte na betaling van de laatste factuur terwijl de eindoplevering en ingebruikname al veel eerder had plaatsgevonden. De koppeling van afschrijving met oplevering en gebruik is vanuit bedrijfseconomisch perspectief passender.
Lid 9. is eveneens een verduidelijking. Het kan in de praktijk voorkomen dat in specifieke situaties de verwachte economische levensduur afwijkt van de in de tabel genoemde termijn.
In dit artikel zijn de leden 5, 6, en 7 geactualiseerd aan de hand van de besluiten die de raad heeft genomen over de doorbelasting van interne kosten aan investeringen.
De punten 1.b en 2.d zijn geactualiseerd aan de hand van de gewijzigde wet Fido.
De leden 2, 3 en 4 zijn geactualiseerd aan de hand van de praktijk. Zo is de termijn bepaald op 5 jaar in plaats van 4 jaar. Verder is onderscheid gemaakt in de kaderstelling door de raad en de vaststelling van de beheerplannen door het college. Dit geldt niet voor het GRP, het GRP dient op basis van artikel 4.22 van de Wet Milieubeheer door de raad te worden vastgesteld.
Onderdeel d is toegevoegd in verband met de rechtmatigheidsverantwoording die met ingang van 2022 door het college plaatsvindt. Er geldt nu op basis van het controleprotocol een rapportagegrens van 5% van de verantwoordingsgrens zoals genoemd in artikel 27 lid 2. Dit komt neer bij de jaarrekening 2021 op € 63.150. Op advies van de auditcommissie is deze nu bepaald op 8% van de verantwoordingsgrens. Deze komt neer op ca. € 100.000.
Dit artikel is grondig herzien mede aan de hand van de door de raad vastgestelde nota Verbonden partijen.
In dit artikel zijn de thema’s voor de nota grondbeleid aangevuld aan de hand van de in 2021 vastgestelde nota grondbeleid. Het vastgoedbeleid uit het bestaande artikel 25 is nu opgenomen in artikel 21 Onderhoud kapitaalgoederen.
In dit artikel zijn de bepalingen concreter gemaakt door te verwijzen naar de betreffende regelingen. Ook is het projectmatig werken benoemd.
Lid 2 is toegevoegd in verband met de rechtmatigheidsverantwoording door het college. De verantwoordingsgrens van 1% komt overeen met de grens die nu geldt volgens het controleprotocol voor de accountantscontrole. Overigens is in de visie op bedrijfsvoering de ambitie bepaald op 0,5%.
Lid 3 is toegevoegd. Het betreft een bepaling uit de modelverordening van de VNG. We hebben op dit moment nog geen eigendommenadministratie, vandaar dat voor de realisatie een bepaalde tijd is uitgetrokken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-294369.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.