Financiële verordening Gemeente Molenlanden 2022

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    BBV: Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;

  • b.

    vakteam: organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie;

  • c.

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

  • d.

    uitgaven: totaal van de lasten voor toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

  • e.

    taakvelden: voorgeschreven eenheden waarin de programma's zijn onderverdeeld.

  • f.

    Incidentele baten en lasten: baten en lasten met een maximale looptijd van 3 jaar.

  • g.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • h.

    MJIP: Meerjarig Investeringsprogramma van grondexploitaties en overige grondgebonden projecten.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling en paragraafindeling

De raad ontvangt bij aanvang van iedere raadsperiode ter vaststelling een voorstel inhoudende:

  • a.

    een programma-indeling;

  • b.

    per programma de bijbehorende taakvelden;

  • c.

    de paragrafen;

  • d.

    per programma en per paragraaf de relevante (beleids)indicatoren.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma's, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van overhead de baten en lasten per programma weergegeven.

  • 2.

    De rubricering van de financiële begroting en jaarrekening vindt plaats op basis van taakvelden.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe en lopende investeringen het benodigde investeringsbudget weergegeven.

  • 4.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de projecten van het MJIP.

  • 5.

    In het overzicht van incidentele baten en lasten worden incidentele baten en lasten opgenomen die groter zijn dan € 25.000.

  • 6.

    De post onvoorzien bedraagt € 40.000.

 

Artikel 4. Kadernota

  • 1.

    Het college biedt uiterlijk medio juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

  • 2.

    De kadernota vermeldt:

    • a.

      per programma de maatschappelijke opgaven (1e W-vragen) met de daarbij behorende nieuwe beleidsuitgangspunten met een financiële vertaling; Daarbij wordt een ondergrens aangehouden van €25.000 per punt;

    • b.

      de financieel technische uitgangspunten;

    • c.

      de te verwachten meerjarige financiële positie op grond van de verwachte inkomsten en uitgaven;

    • d.

      de reservepositie.

 

Artikel 5. Tussentijdse rapportages: Zomernota en Najaarsnota

  • 1.

    Het college informeert de raad over de uitvoering van de begroting over eerste 5 maanden en over de eerste 9 maanden van het lopende boekjaar

  • 2.

    De tussenrapportages bevatten een toelichting op de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma, de algemene dekkingsmiddelen, uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het totale saldo van de baten en de lasten;

    • c.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves;

    • d.

      de bijgestelde raming van investeringsbudgetten;

    • e.

      een voortgangsrapportage van de projecten die volgens de uitgangpunten van het projectmatig werken als groot zijn gekwalificeerd;

    • f.

      de prognose van het jaarresultaat.

  • 3.

    De afwijkingen op de oorspronkelijke raming van de baten en lasten van taakvelden en investeringsbudgetten in de begroting groter dan € 25.000 worden toegelicht.

  • 4.

    In de Najaarsnota wordt een voorstel opgenomen voor overheveling van budgetten naar het volgende jaar.

 

Artikel 6. Autorisatiebeleid begroting en investeringsbudgetten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting, de baten en de lasten per programma, de onttrekkingen aan reserves en voorzieningen en de investeringsbudgetten.

  • 2.

    De raad geeft bij de begrotingsbehandeling aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringsbudget wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling geautoriseerd.

  • 3.

    Het doen van exploitatie-uitgaven ten laste van de post onvoorzien is gemandateerd aan het college. De verantwoording van de uitgaven vindt plaats via de rapportages en de jaarrekening.

  • 4.

    Het college is gemachtigd gedurende het lopende begrotingsjaar ongedekt uitgaven te doen tot maximaal € 100.000 bij nieuwe aanvragen van exploitatiebudgetten, investeringen of bijdragen aan derden en verantwoordt de aanvragen vervolgens in de Zomernota, Najaarsnota of jaarrekening.

  • 5.

    Het college is gemachtigd om bij investeringen, ingeval van tegenvallers bij de voorbereiding en aanbesteding, tot een overschrijding van maximaal 10% van het budget verplichtingen aan te gaan. Hiervoor geldt een maximum van € 300.000. Bij de eerstvolgende Zomer- of Najaarsnota wordt het extra benodigde budget aangevraagd.

  • 6.

    Indien over- of onderschrijdingen zijn geconstateerd of worden verwacht op lopende exploitatiebudgetten zal rapportage per programma plaatsvinden via de Zomer- of Najaarsnota op taakveldenniveau en per investering op het totaal van de investering.

  • 7.

    De raad stemt in met overschrijdingen op budgetten die vermeld zijn in de jaarrekening als één van de volgende situaties van toepassing is, waardoor er sprake is een overschrijding die passend is binnen het bestaande beleid:

    • a.

      Tegenover de niet geraamde lasten staan niet geraamde baten;

    • b.

      De raad is over de overschrijding geïnformeerd;

    • c.

      Het gaat om een openeinderegeling (bijvoorbeeld jeugdzorg, gladheidsbestrijding, Wmo of leerlingenvervoer);

    • d.

      Een aanvraag zoals bedoeld in het vierde lid.

Artikel 7 Budgetoverheveling

  • 1.

    Niet-bestede (delen van) structurele exploitatiebudgetten lopende het begrotingsjaar worden niet overgeheveld naar het volgende jaar.

  • 2.

    Niet bestede (delen van) incidentele budgetten kunnen bij uitzondering worden overgeheveld als de volgende situaties zich voordoen:

    • a.

      Als de reden van uitstel ligt buiten de invloedsfeer van de gemeente;

    • b.

      Verwachte negatieve gevolgen voor de gemeente bij het niet overhevelen bijvoorbeeld het mislopen van subsidie of niet voldoen aan gewekte verwachtingen bij derden;

    • c.

      De activiteit is al in het boekjaar gestart;

    • d.

      Specifieke Rijksbijdragen die voor meerdere jaren zijn bedoeld.

  • 3.

    Lopende investeringsbudgetten kunnen maximaal drie jaar administratief zonder raadsbesluit worden doorgeschoven naar het volgende jaar. Als het college een investeringsbudget verder wil verlengen dan vraagt het college gemotiveerd de raad hiertoe te besluiten bij de jaarrekening.

Artikel 8. Meerjarig Investeringsprogramma (MJIP)

  • 1.

    Het college informeert de raad bij de Zomernota en de Najaarsnota over de voortgang, financiën, risico's en ontwikkelingen van de MJIP-projecten via de voortgangsrapportages.

  • 2.

    Het college vraagt bij de Zomernota vaststelling van de actualisatie van de grondexploitaties; afwijkingen boven de € 25.000 worden toegelicht.

  • 3.

    Het college informeert per grondexploitatie over de financiële risico’s, de eindwaarden en de netto contante waarden en de te nemen (voordelige en nadelige) resultaten.

 

Artikel 9. Informatieplicht

Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen van:

  • 1.

    aankoop van vastgoed waarvan de voorgenomen aankoopwaarde € 100.000 of meer bedraagt of 15% hoger is ten opzichte van de marktwaarde.

  • 2.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties vanaf € 100.000.

 

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 10. Afschrijvingsbeleid

  • 1.

    De economische levensduur van een activum wordt als basis voor de afschrijvingstermijn van het betreffende activum gehanteerd.

  • 2.

    Investeringen in materieel en immaterieel actief worden lineair op basis van de verwachte (resterende) levensduur afgeschreven.

  • 3.

    Gebouwde eigendommen worden afgeschreven tot een restwaarde van 20% van de aanschafwaarde. Voor sportaccommodaties wordt een restwaarde van 10% van de aanschafwaarde aangehouden. Van deze percentages kan worden afgeweken als informatie beschikbaar is dat restwaarde daarvan af zal wijken.

  • 4.

    De afschrijving start volgend op het jaar van de eindoplevering van het actief.

  • 5.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 6.

    Bijdragen in juridische en economische eigendom van derden worden niet geactiveerd.

  • 7.

    Duurzame goederen met een aanschafwaarde kleiner dan € 15.000 worden niet geactiveerd.

  • 8.

    Activa wordt afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in bijlage 1.

  • 9.

    Het college heeft de bevoegdheid om gemotiveerd af te wijken van de in de bijlage genoemde afschrijvingstermijnen. Dit wordt aan de raad kenbaar gemaakt.

 

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

Bij de jaarrekening wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen.

 

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    De raad stelt een nota reserves en voorzieningen vast.

  • 2.

    Het uitgangspunt is een zo beperkt mogelijk aantal bestemmingsreserves.

 

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

Voor de levering van goederen, werken en diensten, verstrekken van leningen, garanties of kapitaal en door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs of kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang verstrekt het college aan de raad een voorstel waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

 

Artikel 14. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de kostprijs van goederen, werken en van diensten van de gemeente die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, en de kostprijzen van rechten en heffingen, bestaat de kostentoerekening uit de directe kosten, de indirecte kosten en de overhead die rechtstreeks samenhangen met de betreffende goederen, werken en diensten.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van reserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de afschrijvingslasten van de in gebruik zijnde activa, de rentelasten van deze activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Rentetoerekening over reserves en voorzieningen vindt niet plaats en maakt geen deel uit van de kostprijzen. De verwachte betaalde rente op leningen maakt wel deel uit van de kostprijzen. Behoudens het rentepercentage voor de onderdelen waarop VPB-heffing van toepassing is, wordt het rentepercentage op een half procent afgerond.

  • 4.

    Bij projectfinanciering worden de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

  • 5.

    Aan projecten die onderdeel zijn van een structurele projectenportefeuille zoals de grond- en vastgoedexploitaties, ruimtelijke initiatieven en de buitenruimteprojecten worden de integrale gemeentelijke kosten doorbelast en geactiveerd waaronder de directe en de indirecte loonkosten en de overhead.

  • 6.

    Aan projecten die geen onderdeel zijn van een structurele projectenportefeuille worden alleen de directe en de indirecte loonkosten doorbelast.

  • 7.

    De doorbelasting van de directe loonkosten, inclusief externe inhuur, vindt plaats op basis van de werkelijk aan deze projecten bestede tijd vermeerderd met een voorcalculatorische opslag voor overhead.

  • 8.

    De omvang van de door te belasten overhead en de daaruit voortvloeiende opslag wordt jaarlijks bij het vaststellen van de begroting bepaald.

 

Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, de leges en begraafrechten.

  • 2.

    Het college doet jaarlijks via de kadernota een voorstel voor de prijzen van de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

 

Artikel 16. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het aantrekken en / of het uitzetten van middelen binnen de kaders van de Wet Fido en schatkistbankieren de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;

    • c.

      het aantrekken van geldmiddelen gebeurt bij voorkeur bij Nederlandse financiële instellingen of andere (mede) overheden;

    • d.

      Het uitzetten van geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij ’s Rijksschatkist, de gelden dienen beschikbaar te blijven voor uitoefening van de publieke taak;

    • e.

      In afwijking op punt d. kan de gemeente liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij andere openbare lichamen.

  • 2.

    Het college stelt uitvoeringsregels voor de financiering en regels voor de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op. Het college legt deze vast in het Treasurystatuut.

 

Artikel 17. Beleid inzake garantiestelling/ uitgegeven geldleningen

  • 1.

    Garantieverlening en uitgegeven geldleningen dienen te passen binnen de kaders van de Wet Fido en schatkistbankieren, het gemeentelijke beleid en moeten een publieke taak of het algemeen belang dienen.

  • 2.

    Het college toetst de financiële positie van de aanvrager, vraagt indien mogelijk zakelijke zekerheden en stelt voorwaarden op om de financiële positie van de aanvrager gedurende looptijd te kunnen monitoren.

  • 3.

    Het college legt verantwoording af over alle garanties en uitgegeven geldleningen via de planning en controlcyclus.

  • 4.

    Het college stelt uitvoeringsregels voor gemeentegaranties en uitgegeven geldleningen vast.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 18. Lokale heffingen

In deze paragraaf neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    afschrijvingen, toevoegingen en onttrekkingen aan reserves en voorzieningen en eventuele compensabele BTW;

  • b.

    de toerekenbare overheadkosten;

  • c.

    alle overige lasten welke in heffingen en rechten worden verrekend;

  • d.

    de omvang en de bestemming van een voor- of nadelig saldo.

 

Artikel 19. Paragraaf Financiering

In deze paragraaf neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    overzicht leningen met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • c.

    de rentevisie voor de komende vier jaar;

  • d.

    het renteresultaat op het taakveld treasury.

 

Artikel 20. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    In deze paragraaf neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV in ieder geval op de dekkingsgraad van het weerstandsvermogen (= weerstandsratio).

  • 2.

    De raad stelt een nota weerstandsvermogen & risicobeheersing vast waarin de uitgangspunten zijn opgenomen aangaande de weerstandscapaciteit en de risicobeheersing.

 

Artikel 21. Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    In deze paragraaf neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het BBV in ieder geval de voortgang van het geplande onderhoud op.

  • 2.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een kadernota beheer openbare ruimte aan. Deze nota geeft het kader weer voor het door het college op te stellen beheerplan buitenruimte. Dit kader betreft het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de financiële uitgangspunten ten aanzien van investeringen en het onderhoud voor wegen, verkeersvoorzieningen en straatmeubilair, openbare verlichting, groenvoorzieningen, watergangen, oeverbescherming, begraafplaatsen, speelvoorzieningen, sportparken, bruggen en duikers en overige voorzieningen aangaande de openbare ruimte. De raad stelt deze nota vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een kadernota vastgoed-, accommodatie en tarievenbeleid aan. Deze nota geeft het kader weer voor het eigendom, beheer en exploitatie met de financiële uitgangspunten. De raad stelt de nota vast.

  • 4.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een rioleringsplan aan (GRP). Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

 

Artikel 22. Paragraaf Bedrijfsvoering

In deze paragraaf neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de kosten, omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant;

  • d.

    een toelichting op de rechtmatigheidsverantwoording van het college, met daarin een uiteenzetting van de geconstateerde bevindingen en oorzaken, afwijkingen van wet- en regelgeving en maatregelen ter voorkoming van soortgelijke bevindingen in de toekomst. Daarbij geldt een ondergrens per bevinding van 8% van de verantwoordingsgrens.

 

Artikel 23. Beleid verbonden partijen en paragraaf verbonden partijen

  • 1.

    In deze paragraaf neemt het college naast der verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      de jaarlijkse actualisatie van de sturingsprofielen voor verbonden partijen conform hoofdstuk 3 van de Nota Verbonden Partijen;

    • b.

      de stand van zaken met betrekking tot pluspakketten (taken die naast de wettelijke verplichting bij een verbonden partij belegd zijn);

    • c.

      ontwikkelingen bij de verbonden partij die in het jaar van invloed gaan zijn.

  • 2.

    De basis voor de verbonden partijen zijn de algemene normen van goed bestuur. Het betreft de vijf normen: transparantie, democratische verantwoording, effectiviteit en efficiency; vraaggerichtheid; governance.

  • 3.

    Bij vraagstukken over het toetreden tot, oprichten van, uittreden uit of opheffen van een verbonden partij wordt:

    • a.

      het voorstel getoetst aan de algemene normen van goed bestuur zoals opgenomen in lid 2 van dit artikel, waarbij de selectiecriteria uit de Nota Verbonden Partijen leidend zijn;

    • b.

      de Nota Verbonden Partijen als kader gezien voor het te lopen proces.

  • 4.

    De gemeentelijke inspanning is erop gericht dat de planning- & controlcyclus van de gemeenschappelijke regeling optimaal aansluit op de gemeentelijke planning- & controlcyclus.

  • 5.

    Het college toetst de voorstellen van de verbonden partijen op de volgende aspecten:

    • a.

      financiële aspecten, waarbij aangesloten wordt op het Provinciale toetsingskader voor verbonden partijen;

    • b.

      beleidsmatige aspecten, waarbij wordt getoetst op basis van de (beleids)kaders die door de gemeenteraad van Molenlanden zijn vastgesteld;

    • c.

      aspecten ten aanzien van de bestuursstructuur, sturingsmogelijkheden, bedrijfsvoering en governance, waarbij getoetst wordt op de Nota Verbonden Partijen en de algemene normen van goed bestuur zoals opgenomen in lid 2 van dit artikel.

  • 6.

    Wanneer door een verbonden partijen aan de gemeenteraad om een zienswijze of reactie wordt gevraagd, geldt dat:

    • a.

      bij verbonden partijen met een hoog sturingsprofiel het college een concept-zienswijze/-reactie aan de raad voorlegt door middel van een raadsvoorstel;

    • b.

      bij verbonden partijen met een gemiddeld sturingsprofiel het college verantwoordelijk is voor het opstellen en indienen van een zienswijze/reactie, met inachtneming dat de Verbonden Partijen-commissie geraadpleegd wordt wanneer het voorliggende stuk naar inschatting van het college in grote mate beleidsmatige of financiële effecten heeft;

    • c.

      bij verbonden partijen met een laag sturingsprofiel het college verantwoordelijk is voor het opstellen en indienen van een zienswijze/reactie.

 

Artikel 24. Paragraaf Grondbeleid

  • 1.

    In deze paragraaf neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het BBV in ieder geval op:  

    • a.

      het verloop van de grondvoorraad;  

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen ruimtelijke projecten;  

    • c.

      de uitvoering van het grondbeleid;  

  • 2.

    De raad stelt eens in de 5 jaar een beleidsnota grondbeleid vast. In deze nota wordt aandacht besteed aan:  

    • a.

      de strategische visie voor het grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • e.

      de uitgangspunten voor het kostenverhaal;

    • f.

      de uitgangspunten voor het opleggen van een bijdrage voor gebiedsontwikkeling.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 25. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de vakteams;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van inzicht over de uitputting van de toegekende exploitatiebudgetten, investeringsbudgetten en grondexploitaties;

  • d.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 26. Financiële organisatie

Het college zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en afspraken over opdrachtverlening, aansturing en verantwoording binnen de organisatie; (organisatieverordening, mandaatregeling, uitgangspunten projectmatig werken);

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringsbudgetten en grondexploitaties; (budgetbeheerregeling);

  • d.

    de interne regels voor het proces van inkoop tot en met betaling;

  • e.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoording en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie; (treasurystatuut);

  • f.

    de afspraken met de vakteams/medewerkers over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

Artikel 27. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de financiële beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college legt hierover verantwoording af aan de raad door middel van een rechtmatigheidsverklaring, conform wet- en regelgeving als onderdeel van de jaarrekening. Daarbij wordt een verantwoordingsgrens in acht genomen van 1 % van de totale lasten inclusief mutaties in de reserves voor fouten en onduidelijkheden waarbij dit percentage geldt voor fouten en onduidelijkheden afzonderlijk.

  • 3.

    Het college zorgt vanaf 2023 voor de systematische controle van de registratie van de bezittingen en het vermogen van de gemeente.

 

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking de dag na haar bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2022.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: "Financiële verordening gemeente Molenlanden 2022".

  • 3.

    De “Financiele verordening 2019 gemeente Molenlanden” wordt met terugwerkende kracht per 1 januari 2022 ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2021.

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 31 mei 2022.

De voorzitter,

Theo Segers

De griffier,

Marjolijn Teunissen

Bijlage 1. Afschrijvingsbeleid behorend bij artikel 10

 

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling;

  • b.

    5 jaar: ontwikkeling computerapplicaties.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 15.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De volgende vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    60 jaar: Leidingen riolering: persleiding, drukleiding en vacuümleiding;

  • b.

    50 jaar: Bouwkundig riolering: gemalen, drukrioleringsputten, vacuümbufferputten, vacuümstations en randvoorzieningen;

  • c.

    45 jaar: vrijverval-riolering, putten en kolken;

  • d.

    30 jaar: vacuümtank en compostfilter;

  • e.

    20 jaar: vacuümkleppen en randvoorzieningen;

  • f.

    20 jaar: mechanisch/elektrisch: rioolpompen en vacuümpompen;

  • g.

    50 jaar: nieuwbouw gebouwen;

  • h.

    25 jaar: renovatie, verbouw, bouwkundige aanpassingen gebouwen;

  • i.

    40 jaar: restauratie van (kerk-)torens;

  • j.

    15 jaar: technische installaties in gebouwen;

  • k.

    2 jaar: mobiele telefoons/smartphones;

  • l.

    3 jaar: laptops en I-pads;

  • m.

    5 jaar: automatisering hard- en software;

  • n.

    n.15 jaar: inrichting (meubels/stoffering enz.) gemeentelijke gebouwen;

  • o.

    o.10 jaar: vervoermiddelen;

  • p.

    p.10 jaar: materiaal buitendienst (grasmaaiers/zoutstrooiers e.d.);

  • q.

    15 jaar: ondergrondse afvalcontainers;

  • r.

    10 jaar: kunstwerken.

 

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    30 jaar: aanleg “groene” sportvelden/banen;

  • b.

    20 jaar: vervangen kunstgrasveld;

  • c.

    10 jaar: aanleg toplaag kunstgras;

  • d.

    8 jaar: kunstgrasveld, transplanteren doelgebieden;

  • e.

    15 jaar: renovatie sportvelden/banen;

  • f.

    50 jaar: aanleg/uitbreiding begraafplaatsen (excl. grond);

  • g.

    25 jaar: renovatie begraafplaatsen (alleen bij creëren nieuwe begraafruimte);

  • h.

    30 jaar: wegen, straten, pleinen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden;

  • i.

    15 jaar: speelvoorzieningen/speeltoestellen;

  • j.

    20 jaar: houten walbeschoeiing;

  • k.

    40 jaar: stalen/betonnen walbeschoeiing;

  • l.

    50 jaar: kademuur;

  • m.

    60 jaar: staal/betonnen/composiet bruggen;

  • n.

    20 jaar: houten bruggen;

  • o.

    25 jaar: plantsoenen/openbaar groen/groenvoorzieningen;

  • p.

    10 jaar: straatmeubilair;

  • q.

    40 jaar: waterwegen/waterbergingen;

  • r.

    20 jaar: openbare verlichting/armaturen;

  • s.

    40 jaar: openbare verlichting/lichtmasten.

 

Bijlage 2. Toelichting op de artikelen waarin de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vorige verordening zijn aangegeven.

 

Artikel 1

1.f. De definitie wat we verstaan onder incidentele baten en lasten is opgenomen.

 

Artikel 3

Lid 5. Toegevoegd is een minimumbedrag voor incidentele baten en lasten mede met het oog op het financieel toezicht door de provincie. Dit op advies van de commissie BBV.

Lid 6. Toegevoegd is de hoogte van de post onvoorzien (bestaand beleid).

 

Artikel 4

Lid 2. aangepast als gevolg van de discussie en afspraken met de auditcommissie over de doel en opzet van de kadernota. De 1e W- vraag betreft de 1e vraag van de trits W-vragen die in elk programma wordt gesteld: 1. Wat willen we bereiken? 2. Wat gaan we daarvoor doen? 3. Wat mag het kosten?

 

Artikel 5

Uitgangspunten voor de Zomernota en de Najaarsnota zijn nu in 1 artikel opgenomen. De benaming van Eindejaarsnota is gewijzigd in Najaarsnota;

Lid 2. De monitoring van de uitvoering van de programma’s is ook opgenomen voor de Najaarsnota. Deze gold alleen voor de Zomernota. Dit had als effect dat tussen Zomernota en jaarrekening, dus over een lange periode van 1 jaar, niet werd gerapporteerd;

Lid 2e. De voortgangsrapportage van de grotere projecten is toegevoegd;

Lid 3. Uit praktische overweging is een ondergrens opgenomen van € 25.000.

Lid 4. De budgetoverheveling is toegevoegd.

 

Artikel 6

Lid 3. Om de slagvaardigheid te vergroten is deze bepaling toegevoegd.

Lid 4. Verduidelijkt is over welke budgetten het gaat. In de praktijk wordt dit bijvoorbeeld toegepast bij de voorbereiding van investeringen. Het bedrag € 100.000 is ook opgenomen in de huidige verordening.

Lid 5. Deze bepaling is opgenomen om slagvaardig te kunnen handelen in de periode voor de Zomernota of voor en na de Najaarsnota als de voorbereiding en/of aanbesteding tegenvalt. Bijvoorbeeld bij projecten in de openbare ruimte komt het voor dat bij het bestek-gereedmaken als gevolg van onvoorziene situaties en ook de uitkomst van de aanbesteding afwijkt van het oorspronkelijke budget. Als voorbeeld wordt genoemd de bovenmatige prijsstijgingen als gevolg van de ontwikkeling op de (wereld)markt van grondstoffen en materialen. Bij de vaststelling van de beheerplannen hebben wij aangegeven de slagvaardigheid te willen vergroten. Gebruikelijk is dat een overschrijdingsgrens van 10% wordt toegepast. Aan de overschrijding is een maximum gekoppeld van € 300.000.

Lid 6. Deze bepaling betreft een verduidelijking. Het niveau van taakvelden wordt toegepast in de huidige rapportages. De bepaling over de investeringen is toegevoegd omdat tot nu toe op onderdelen van investeringen werd gerapporteerd terwijl het inzicht in het totaal van de investering ontbrak.

Lid 7. Omdat het college, zoals het er nu naar uitziet, vanaf het dienstjaar 2022 verantwoordelijk wordt voor de rechtmatigheidsverantwoording is het nodig om in de verordening aan te geven wanneer overschrijdingen rechtmatig of als onrechtmatig moeten worden beschouwd. Dit op advies van de commissie BBV. De accountant past deze uitgangpunten tot op heden ook zo toe.

Voor de mandaten genoemd in dit artikel geldt dat bij de zomernota of najaarsnota door het college dient te worden gemotiveerd en verantwoord waarom het nodig was om gebruik te maken van dit mandaat en waarom aanvullend budget noodzakelijk was.

 

Artikel 7

De leden 1 en 2 zijn nieuw. Uitgangpunten voor budgetoverheveling zijn eerder door het college bepaald en gedeeld met de raad. Deze zijn getoetst op praktische uitvoerbaarheid en nu in de verordening opgenomen.

Lid 3 komt in grote lijnen overeen met de bepaling uit de huidige verordening (artikel 5 lid 5), zij het dat de termijn is verlengd van maximaal 2 naar 3 jaar. De reden is dat in de praktijk de uitvoering van vooral de grotere projecten in de openbare ruimte een langere doorlooptijd kennen door bijvoorbeeld de inspraakprocedures. De bepaling komt nu neer op een maximale doorlooptijd van 4 jaar te weten het 1e jaar van de uitvoering en maximaal 3 verlengingen.

 

Artikel 8

Dit artikel is geactualiseerd. De belangrijkste wijziging is de aanpassing van het grensbedrag van €50.000 naar €25.000 uit oogpunt van uniformering.

 

Artikel 10

Lid 3. vermeldt de door de raad vastgestelde uitgangspunten voor de restwaardes.

Lid 4. betreft een verduidelijking. De formulering luidde: De afschrijving start volgend op het jaar van investeren. In de praktijk kwam het voor dat de afschrijving pas startte na betaling van de laatste factuur terwijl de eindoplevering en ingebruikname al veel eerder had plaatsgevonden. De koppeling van afschrijving met oplevering en gebruik is vanuit bedrijfseconomisch perspectief passender.

Lid 9. is eveneens een verduidelijking. Het kan in de praktijk voorkomen dat in specifieke situaties de verwachte economische levensduur afwijkt van de in de tabel genoemde termijn.

 

Artikel 14

In dit artikel zijn de leden 5, 6, en 7 geactualiseerd aan de hand van de besluiten die de raad heeft genomen over de doorbelasting van interne kosten aan investeringen.

 

Artikel 16

De punten 1.b en 2.d zijn geactualiseerd aan de hand van de gewijzigde wet Fido.

 

Artikel 21

De leden 2, 3 en 4 zijn geactualiseerd aan de hand van de praktijk. Zo is de termijn bepaald op 5 jaar in plaats van 4 jaar. Verder is onderscheid gemaakt in de kaderstelling door de raad en de vaststelling van de beheerplannen door het college. Dit geldt niet voor het GRP, het GRP dient op basis van artikel 4.22 van de Wet Milieubeheer door de raad te worden vastgesteld.

 

Artikel 22

Onderdeel d is toegevoegd in verband met de rechtmatigheidsverantwoording die met ingang van 2022 door het college plaatsvindt. Er geldt nu op basis van het controleprotocol een rapportagegrens van 5% van de verantwoordingsgrens zoals genoemd in artikel 27 lid 2. Dit komt neer bij de jaarrekening 2021 op € 63.150. Op advies van de auditcommissie is deze nu bepaald op 8% van de verantwoordingsgrens. Deze komt neer op ca. € 100.000.

 

Artikel 23

Dit artikel is grondig herzien mede aan de hand van de door de raad vastgestelde nota Verbonden partijen.

 

Artikel 24

In dit artikel zijn de thema’s voor de nota grondbeleid aangevuld aan de hand van de in 2021 vastgestelde nota grondbeleid. Het vastgoedbeleid uit het bestaande artikel 25 is nu opgenomen in artikel 21 Onderhoud kapitaalgoederen.

 

Artikel 26

In dit artikel zijn de bepalingen concreter gemaakt door te verwijzen naar de betreffende regelingen. Ook is het projectmatig werken benoemd.

 

Artikel 27

Lid 2 is toegevoegd in verband met de rechtmatigheidsverantwoording door het college. De verantwoordingsgrens van 1% komt overeen met de grens die nu geldt volgens het controleprotocol voor de accountantscontrole. Overigens is in de visie op bedrijfsvoering de ambitie bepaald op 0,5%.

Lid 3 is toegevoegd. Het betreft een bepaling uit de modelverordening van de VNG. We hebben op dit moment nog geen eigendommenadministratie, vandaar dat voor de realisatie een bepaalde tijd is uitgetrokken.

 

Bijlage: Afschrijvingsbeleid

Onderdelen a t/m f activa met economisch nut zijn aangepast aan de omschrijvingen genoemd in het GRP.

Activa met maatschappelijk nut: onderdelen b, c en d zijn gewijzigd/toegevoegd, onderdeel h is gewijzigd van 25 naar 30 jaar in lijn met het vastgestelde beheerplan.

Naar boven