Gemeenteblad van Zundert
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zundert | Gemeenteblad 2022, 286345 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zundert | Gemeenteblad 2022, 286345 | beleidsregel |
Beleidsregels handhaving op artikel 13 b Opiumwet in de gemeente Zundert 2022
De burgemeester van de gemeente Zundert;
gelezen het bepaalde in art. 13 b en artikel 174 a van de Opiumwet, de gemeentewet
overwegende dat ter bescherming van de gezondheid, openbare orde en veiligheid handhavend dient te worden opgetreden tegen handel in drugs het wenselijk is hiertoe een strikter handhavingsbeleid te formuleren waarin staat aangegeven hoe de bevoegdheden worden uitgevoerd
Om de handel in drugs in de gemeente Zundert tegen te gaan is, ter bescherming van de gezondheid en openbare orde en veiligheid, een strikte handhaving bij overtredingen van de Opiumwet gewenst en noodzakelijk, niet alleen vanuit het strafrecht maar ook op grond van het bestuursrecht. Uitgangspunt is dat de handel in drugs (zowel soft- als harddrugs) in alle gevallen is verboden en hier handhavend tegen opgetreden wordt. Daarvoor is het gewenst om een strikt handhavingsbeleid te formuleren. Dit handhavingsbeleid is beschreven in deze beleidsregel en geeft weer hoe de burgemeester omgaat met de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet ten aanzien van niet-gedoogde verkooppunten. Tegen openbare ordeverstoringen vanuit woningen en niet voor publiek toegankelijke lokalen kan daarnaast worden opgetreden op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. De wijze waarop de burgemeester uitvoering geeft aan deze bevoegdheid is ook opgenomen in deze beleidsregel.
Aanscherping van handhavingsmaatregelen ten opzichte van eerdere beleidsregel
In de beleidsregel zoals die in 2013 is vastgesteld, is het zogenoemde ‘one strike you are out’-principe opgenomen. Behoudens de gevallen waarbij wordt gehandeld in harddrugs en direct – dat wil zeggen zonder waarschuwing – tot sluiting wordt overgegaan, beantwoordt het beleid niet volledig aan dit principe. Bij de eerste constatering van drugshandel in een woning of lokaal wordt namelijk in de regel eerst een waarschuwing gegeven. Pas na een volgende constatering van drugshandel wordt overgegaan tot de sluiting van de woning of het lokaal. Bestuurlijk bestaat echter de behoefte, mede op basis van praktijkervaringen bij andere gemeenten, om slagvaardiger te kunnen optreden door in bepaalde gevallen direct na de eerste constatering tot sluiting te kunnen overgaan. Een schriftelijke waarschuwing heeft namelijk niet altijd het effect dat de drugshandel ter plaatse wordt beëindigd. Het leidt er dan alleen toe dat betrokkenen anders gaan opereren, bijvoorbeeld door de drugsdeal in een aantal activiteiten op te delen waarbij afspraak, betaling en overdracht op verschillende plaatsen en/of tijden plaatsvinden. Terwijl de drugshandel dan voortgang vindt, wordt het lastiger dit ook vast te stellen. Een constatering vraagt dan ook meer inzet van politiecapaciteit. Uit de rechtspraak volgt ook dat het mogelijk is een woning of lokaal zonder waarschuwing te sluiten, maar dan niet zonder meer direct voor lange tijd.
Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II) van de Opiumwet, is in die wet het artikel 13b opgenomen 1 . Artikel 13b van de Opiumwet luidt als volgt:
Eveneens is de Aanwijzing Opiumwet van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie van 13 december 2012 van kracht (inwerking getreden per 1 januari 2013; Staatscourant 2012, 26938), waarop het onderhavig beleid is afgestemd.
In deze beleidsregel wordt onder drugshandel in ieder geval verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van drugs in een pand en de daarbij behorende erven.
Bij de te nemen maatregelen wordt onderscheid gemaakt naar hard- (lijst I) en softdrugs (lijst II). Reden daarvoor is dat van harddrugs algemeen bekend is dat het gebruik van en de handel in harddrugs leidt tot een ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid en een grote impact heeft op de directe omgeving van een pand waar harddrugs gebruikt worden en/of de handel in harddrugs plaatsvindt. De handel in harddrugs vindt meestal plaats in een harder en crimineler milieu dan de handel in softdrugs en de gezondheidsrisico’s voor de gebruikers zijn groot. Het is niet voor niets dat de wetgever in de Opiumwet onderscheid maakt naar hard- en softdrugs. Het algemeen belang is hier meer in het geding dan bij de handel in softdrugs. Dit is de reden waarom dit algemeen belang zwaarder weegt dan de belangen als genoemd in het eerste lid van artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (verder: EVRM).
Mede daarom wordt bij harddrugs uitgegaan van het principe ‘one strike and your out’ om een einde te maken aan de overtreding in of vanuit het pand, danwel om herhaling daarvan in of vanuit het pand te voorkomen en worden langere sluitingstermijnen noodzakelijk geacht.
De bedrijfsmatige teelt van hennep of het bedrijfsmatig exploiteren van een hennepdrogerij of –knipperij wordt eveneens aangemerkt als drugshandel. In jurisprudentie is aangegeven dat de burgemeester op basis van artikel 13b Opiumwet tot sluiting van een pand over kan gaan als sprake is van bedrijfsmatige hennepteelt. Er is in deze beleidsregel in ieder geval sprake van beroeps- of bedrijfsmatige teelt als sprake is van meer dan vijf hennepplanten (of hennepstekjes). Ook bij minder dan vijf planten kan in voorkomende gevallen sprake zijn van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Bij het beoordelen daarvan wordt aangesloten bij wat is gesteld in de eerder genoemde Aanwijzing Opiumwet. Bij hennepknipperijen, -drogerij en buitenteelt is vaak al sprake van meer dan 5 gram hennep of hasjiesj. In het geval van meer dan 5 gram brengt dit het risico van overdraagbaarheid met zich mee. Er is dan geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik.
3.2. Drugshandel in of vanuit lokalen niet zijnde woningen
Deze overtreding betreft de handel in harddrugs in of vanuit een voor het publiek toegankelijk dan wel niet voor het publiek lokaal en daarbij behorende erven, zoals een horeca-inrichting (zowel nat als droog), winkel, groothandel, loods of bedrijfsruimte. Zoals in de inleiding (3.1) is aangegeven wordt onderscheid gemaakt naar harddrugs en softdrugs.
Bij overtreding van artikel 2 Opiumwet jo artikel 13b Opiumwet lid 1 (handel in harddrugs) in of vanuit een voor het publiek toegankelijk lokaal, dan wel een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, of daarbij behorende erven wordt als volgt gehandeld:
Van deze overtreding is in ieder geval (het betreft dus geen limitatieve opsomming) sprake in de volgende gevallen:
Bij overtreding artikel 3 Opiumwet jo artikel 13b Opiumwet lid 1 (handel in softdrugs) in of vanuit een voor het publiek toegankelijk lokaal, dan wel een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, of daarbij behorende erven wordt als volgt gehandeld:
Van deze overtreding is in ieder geval sprake (het betreft dus geen limitatieve opsomming) in de volgende gevallen:
3.3. Drugshandel in of vanuit woningen
De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning: een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en dat/die daarvoor ook mag worden gebruikt (woongenot). Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen van de politie. Wat betreft het sluiten van woningen moet rekening worden gehouden met artikel 8 van het EVRM.
Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale vrijheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Uit artikel 8 EVRM volgt dat de toepassing van de bestuursdwang op basis van artikel 13b Opiumwet niet er toe mag leiden dat het recht op respect voor het privéleven, het familie- en gezinsleven en de woning onevenredig wordt aangetast. De in het algemeen belang nagestreefde doeleinden, voor zover die onder het bereik van het tweede lid van artikel 8 van het EVRM vallen, moeten worden afgewogen tegen de belangen als bedoeld in het eerste lid. Deze taak is op de eerste plaats aan de burgemeester. Gelet op deze afweging is voor de drugshandel in of vanuit woningen een afzonderlijke handhavingmatrix vastgesteld waarin recht wordt gedaan aan hetgeen is bepaald aan artikel 8 van het EVRM. Zoals in de inleiding bij 3.1 is aangegeven wordt in onderstaande matrix onderscheid gemaakt naar hard- en softdrugs.
Bij overtreding artikel 2 Opiumwet jo artikel 13b Opiumwet lid 1 (handel in harddrugs) in of vanuit een woning of daarbij behorende erven wordt als volgt gehandeld:
Van deze overtreding is in ieder geval (het betreft dus geen limitatieve opsomming) sprake in de volgende gevallen:
Bij overtreding artikel 3 Opiumwet jo artikel 13b Opiumwet lid 1 (handel in softdrugs) in of vanuit een woning of daarbij horende erven wordt als volgt gehandeld:
Van deze overtreding is in ieder geval sprake (het betreft dus geen limitatieve opsomming) in de volgende gevallen:
Bij openbare ordeverstoringen als bedoeld in artikel 174a Gemeentewet in of vanuit een woning of daarbij behorende erven wordt als volgt gehandeld op basis van genoemd artikel:
Van deze overtredingen is in ieder geval (het betreft dus geen limitatieve opsomming) sprake in de volgende gevallen:
Het is mogelijk om na constatering van een zeer ernstig incident met een burgemeestersbevel ex artikel 174a Gemeentewet een onmiddellijke sluiting te gelasten voor de duur van minimaal twee tot vier weken om de woning zo nodig met bestuursdwang te sluiten.
Derde belanghebbenden moeten er op kunnen vertrouwen dat wettelijke voorschriften worden gehandhaafd en dat bij overtreding wordt opgetreden. Volgens vaste jurisprudentie is het, behoudens bijzondere omstandigheden, onjuist noch onredelijk te achten dat de gemeente in het geval waarin is gehandeld in strijd met een wettelijk voorschrift – in het belang van de handhaving van wettelijke voorschriften en het voorkomen van precedentwerking – besluit tot het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel.
Gelet op het algemene belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel gebruik van deze bevoegdheid moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Daarbij wordt aangetekend dat ingevolge vaste jurisprudentie het feit dat een exploitant een financieel belang heeft bij de exploitatie van een inrichting, niet als een bijzondere omstandigheid kan worden aangemerkt op grond waarvan van handhavend optreden dient te worden afgezien.
De politie informeert de burgemeester zo spoedig mogelijk na een constatering van een overtreding van de Opiumwet of bij overlast als bedoeld in artikel 174a Gemeentewet, door middel van een politierapportage aan de burgemeester. De politie maakt daarnaast proces-verbaal op voor het openbaar ministerie.
Op basis van deze beleidsregel bepaalt de burgemeester welke bestuurlijke maatregel moet volgen op de geconstateerde overtreding. In beginsel wordt er overeenkomstig deze beleidsregel besloten. Alleen op basis van feiten en omstandigheden kan de burgemeester in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals in deze beleidsregel is vastgesteld (artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb), de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid). Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat bij zeer ernstige overtredingen een stap wordt overgeslagen of voor een langere periode wordt gesloten.
Zienswijzen/spoedeisende bestuursdwang
Al naar gelang de omstandigheden van het geval kan gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang of wordt - alvorens tot besluitvorming over te gaan - de belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze kenbaar te maken. In de artikelen 5:21 en verder van de Awb zijn de procedureregels opgenomen die gevolgd moeten worden indien tot toepassing van bestuursdwang wordt overgegaan.
In het geval van softdrugs wordt degene die het in zijn macht heeft om uitvoering aan het gegeven sluitingsbevel te geven, wel een begunstigingstermijn gegeven. Dit zal in de regel vijf werkdagen zijn. Gedurende deze dagen kan betrokkene de nodige voorbereidingen treffen zoals het verwijderen van bederfelijke etenswaar en andere spullen en/of afsluiten van water en elektriciteit. Blijkt betrokkene na afloop van de begunstigingstermijn geen uitvoering te hebben gegeven aan het op grond van artikel 13b Opiumwet gegeven sluitingsbevel van de burgemeester, dan wordt dit door of namens de burgemeester uitgevoerd. Daarbij kunnen de eventuele kosten worden verhaald.
Als uitgangspunt bij optreden bij handel in drugs wordt in de regel gekozen voor een sluiting (het toepassen van bestuursdwang) en niet voor het opleggen van een dwangsom. Een sluiting wordt gezien als het meest effectieve middel om de overtreding ongedaan te maken, een einde te maken aan de handel in drugs vanuit dat pand en de loop naar dat pand te ontnemen, zodat klanten en dealers geen gebruik meer maken van dat pand voor de handel in drugs. Gezien het grote financiële gewin in het circuit van de drugshandel, mag van een dwangsom weinig effect worden verwacht, in de zin dat naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald. Bestuursdwang is een directer middel;
Sluiting zal in de regel gebeuren door het sluiten van de deuren van het pand en de verzegeling van deze toegangen. Hiermee wordt voorkomen dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving zo min mogelijk negatief wordt aangetast. Dit zal bijvoorbeeld al snel het geval zijn als een pand met houten platen wordt dicht gemaakt. Indien blijkt dat de verzegeling niet werkt doordat deze is verbroken, dan wordt overgegaan tot een effectievere feitelijke uitvoering van de bestuursdwang. Gedacht moet worden aan het fysiek dichtmaken van de toegangen tot het pand;
Bij het toepassen van een sluiting dan wel bestuursdwang, wordt het (niet) voor het publiek toegankelijke lokaal gesloten. Op grond van artikel 2:41 lid 1 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Zundert (APV) is het verboden zich in een door de burgemeester krachtens artikel 174a Gemeentewet gesloten lokaal of ruimte te bevinden en op grond van artikel 2:41 lid 2 APV geldt een dergelijk verbod ook wanneer er sprake is van een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten lokaal of ruimte.
Indien van toepassing, zal naast de bestuurlijke handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet, bij elke constatering van een overtreding van de Opiumwet de mogelijkheid worden bezien van intrekking van de Alcoholwetvergunning op grond van artikel 31 eerste lid sub c van de Alcoholwet, dan wel de horeca-exploitatievergunning op grond van artikel 2:28.1 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Zundert 2020.
De termijn waarbinnen er sprake is van een herhaalde overtreding is twee jaar. Dus als een overtreding heeft plaatsgevonden wordt, zoals in paragraaf 3 weergegeven, van een volgende overtreding uitgegaan als deze heeft plaatsgevonden binnen twee jaar na de vorige overtreding. Is de termijn langer dan twee jaar dan wordt de nieuwe overtreding weer beschouwd als een eerste overtreding;
Met dit beleid wordt voorkomen dat telkens van een eerste overtreding moet worden uitgegaan wanneer een pand van eigenaar verwisselt of van exploitant. Het beleid is uitdrukkelijk gericht op het voorkomen van herhaling van de overtreding in dezelfde inrichting. Daarbij is het niet nodig dat de herhaling van de overtreding door dezelfde exploitant wordt gepleegd. Hiermee wordt voorkomen dat zich steeds een nieuwe ondernemer (stroman) in het betreffende bedrijf vestigt en daarmee de beleidsuitgangspunten van deze beleidsregel worden omzeild;
In beginsel wordt er overeenkomstig de bovenstaande beleidsregel besloten waarbij de getrapte sanctionering in de matrixen is weergegeven. Er kunnen zich echter situaties voordoen die dermate ernstig zijn dat van de matrix afgeweken moet kunnen worden.
Ook indien niet dezelfde overtreding voor de tweede of derde keer is begaan, maar een overtreding uit een andere (matrix) categorie kan er aanleiding zijn van de matrix af te wijken. Van het in de matrix vervatte arrangement kan door de burgemeester dan ook gemotiveerd worden afgeweken. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat bij zeer ernstige overtredingen een stap wordt overgeslagen of voor een langere periode wordt gesloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-286345.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.