Gemeenteblad van Waalre
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waalre | Gemeenteblad 2022, 278533 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waalre | Gemeenteblad 2022, 278533 | beleidsregel |
Uitvoeringsbesluit jeugd gemeente Waalre 2017
Dit Uitvoeringsbesluit geeft een nadere uitwerking van de Verordening Jeugdhulp gemeente Waalre, waarin nadere regels zijn gesteld over de door het college te verlenen individuele en overige voorzieningen. Hierbij is gelet op artikel 2.9; 2. 10;2. 12 en 8. 1.1. vierde lid van de Jeugdwet.
De Jeugdwet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar gemeenten van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ), de Zorgverzekeringswet en andere regelgeving. Deze taken worden toegevoegd aan het takenpakket dat al bij gemeenten lag (preventief jeugdbeleid). Hierbij wordt deels voortgeborduurd op de weg die met die wet al was ingezet. Sinds de aanvang van de Jeugdwet op 1 januari 2015 is ervaring opgedaan met wat er redelijkerwijs verwacht mag worden van de jeugdige en zijn sociaal netwerk, vervolgens zal waar nodig de gemeente in aanvulling hierop hem in staat stellen gebruik te maken van een Overige voorziening of — als dat niet volstaat — een Individuele voorziening waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de mogelijkheden om gezond en veilig op te groeien en zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen.
Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden. Dit om de hulpvraag van de jeugdige, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen, om te achterhalen wat de jeugdige op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren, om te bepalen of dat bijvoorbeeld een Individuele voorziening nodig is. De Jeugdwet, de verordening en deze beleidsregels leggen de toegangsprocedure vast.
Indien de jeugdige en/of zijn ouders van mening is dat het college hem ten onrechte geen Individuele voorziening verstrekt of dat de Individuele voorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, kan de jeugdige en/of zijn ouders daartegen vanzelfsprekend bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van de jeugdige en/of zijn ouders op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de jeugdige in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid
of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
De Jeugdwet en de verordening leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door het Centrum voor Maatschappelijke Deelname, geadviseerd door het PlusTeam. Waar in de verordening en in de wet ‘het college’ staat, kan het college deze bevoegdheid namelijk mandateren aan ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. Deze uitvoeringsregels geven handvatten voor de uitvoering van de taken die worden omschreven in de Jeugdwet en de verordening.
De ervaringen die in het jaar 2015 zijn opgedaan, zijn verwerkt in deze herziene versie van het Uitvoeringsbesluit. Het bieden van passende ondersteuning voor onze inwoners staat centraal; als de regels het inzetten van passende ondersteuning hinderen dan dient afgewogen en gemotiveerd te worden of uitzonderingen mogelijk zijn.
CMD: het CMD helpt inwoners (alsmede mantelzorgers, vrijwilligers en professionals) met alle vragen die betrekking hebben op het sociale domein. In het CMD wordt begeleiding/ondersteuning geboden, de professionals in het CMD activeren en versterken het netwerk rondom een vrager, bieden zelf hulp en organiseren professionele zorg. De professional uit het CMD is het aanspreekpunt voor het gezin en coördineert de ondersteuning die wordt ingezet.
PlusTeam: organisatie die inwoners met complexe advies- en hulpvragen helpt. In het PlusTeam werken gespecialiseerde professionals. Deze professionals verlenen professionele zorg, activeren en versterken het netwerk rondom een jeugdige en het gezin en zetten de benodigde zorg van andere organisaties in. Hierbij is de professional van het PlusTeam aanspreekpunt voor het gezin en coördinator van de zorg.
Jeugdigen en hun ouders kunnen een beroep doen op zowel overige- als individuele voorzieningen. Deze worden hier onder toegelicht.
Overige voorzieningen zijn vrij toegankelijk. Er zijn drie vormen van overige voorzieningen:
Informatie, consultatie en (handeIings)advies: Ondersteuning en begeleiding van hulpverleners en beroepskrachten- zoals huisartsen, jeugdartsen, wijkverpleegkundigen en leerkrachten - over bijvoorbeeld vermoedens van kinderen met psychiatrische of LVB problematiek en de omgang met deze kinderen. Dit kan ook betekenen dat een medewerker van het CMD of PT een consultatieve rol heeft in de ZATs op de scholen.
Voorzieningen die alleen toegankelijk zijn na een verleningsbeschikking en gericht zijn op specialistische jeugdhulp. Dit wil zeggen dat de diensten of activiteiten pas toegankelijk zijn na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers.
Deze voorziening wordt speciaal voor de jeugdige of zijn ouders georganiseerd. maatwerk is hierbij belangrijk. De voorziening wordt aangepast aan de persoonlijke omstandigheden. Een individuele voorziening wordt bij beschikking toegekend en de jeugdige of zijn ouders heeft de mogelijkheid voor bezwaar en beroep. Een individuele voorziening kan in natura of bij persoonsgebonden budget (pgb) worden verstrekt.
Er zijn verschillende vormen van individuele voorzieningen beschikbaar, zoals:
Zorgcoördinatie/ ondersteuning van het PlusTeam: indien er meerdere vormen van ondersteuning worden geboden in een gezin, is het PlusTeam verantwoordelijk voor de coördinatie, Dit betekent dat de hulpverleners coherent werken aan dezelfde doelen benoemd in het ondersteuningsplan en er niet langs elkaar heen wordt gewerkt. Eén PlusTeam medewerker is verantwoordelijk. Er wordt in duo's gewerkt zodat de klant altijd een tweede aanspreekpunt heeft in geval van ziekte of vakantie.
Ambulante zorg: psychosociaal functioneren en gedragsproblematiek van kinderen. Ouders en/of jeugdigen hebben periodiek contact met een hulpverlener. Voorbeelden van ambulante zorg zijn diverse therapieën (bijvoorbeeld spel-, creatieve- weerbaarheids- en psychomotorische therapie) en psychiatrische behandelingen (individueel of gericht op het gezin) bijvoorbeeld voor verslaving, depressie, eetstoornis of gedragsproblematiek. In het geval van ambulante spoedhulp gaat het om het oplossen van acute problemen, het herstellen van het evenwicht in het gezin en het voorkomen van een uithuisplaatsing van één of meer kinderen.
Pleegzorg: Bij pleegzorg worden kinderen uithuisgeplaatst om pedagogische onmacht van de ouders, emotionele of fysieke verwaarlozing en mishandeling of verslavingsproblemen van de ouders of (specifieke) problematiek van het kind. Voorbeelden zijn kortdurende-, deeltijd-, crisis-, langdurige- en therapeutische pleegzorg.
Verblijf 24-uurs residentiële of intramurale behandeling: Voorbeelden van zorgvormen zijn open groepen; gezinshuizen; crisiszorg; jeugdzorgplus; klinische opname en behandeling; logeerzorg; beschermd en begeleid wonen; verslavingszorg; acute psychiatrische behandeling; gesloten behandeling; behandeling met verblijf; kamertraining; weekend- of vakantieopname in logeerhuis.
Jeugdbescherming: Jeugdbescherming is voor jeugdigen die bescherming nodig hebben tegen invloeden die hun ontwikkeling bedreigen. Die invloeden kunnen geweld of agressie in het gezin zijn, of ouders of opvoeders die wel het goede willen, maar die niet bij machte zijn om hun kind(eren) de veiligheid en ook de aandacht te bieden die ze nodig hebben. De kinderrechter kan in die gevallen twee jeugdbeschermingsmaatregelen opleggen: de ondertoezichtstelling (OTS) of een ontheffing of ontzetting uit de ouderlijke macht,
Aanbieders van individuele voorzieningen jeugdhulp kunnen zich inschrijven op deelovereenkomst ambulante jeugdhulp en/of de deelovereenkomst jeugdhulp met verblijf (bijlagen 5 en 6).
2.3 Leeftijdscategorie 18-23 jaar
In de Jeugdwet geldt in principe het uitgangspunt dat er een leeftijdsgrens van 18 jaar geldt voor jeugdhulp en jeugdbescherming (artikel l.l Jeugdwet). Vanaf 18 jaarworden zorg en ondersteuning belegd in de WMO. Jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23ste levensjaar, indien de hulp niet onder een ander wettelijk kader valt (zoals de Zorgverzekeringswet, de Wetlangdurige zorg of de WMO) en mits het voldoet aan daarvoor geldende voorwaarden.
Voor jeugdreclassering geldt dat indien een delict is gepleegd vóór de jeugdige de leeftijd van 23 bereikt hij veroordeeld kan worden via het jeugdstrafrecht. De jeugdreclassering die dan wordt opgelegd en de jeugdhulp die uit de strafrechtelijke beslissing voortvloeit, loopt dan door tot het einde van de titel Jeugdreclassering en jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing kan dus doorlopen tot ná het 23ste levensjaar, indien de hulp niet onder een ander wettelijk kader valt en mits het voldoet aan daarvoor geldende voorwaarden. De gemeente is hiervoor verantwoordelijk met de inwerkingtreding van de Jeugdwet.
Wettelijke verantwoordelijkheid gemeenten
In de Jeugdwet 2015, artikel 2.3, tweede lid, is vastgesteld dat gemeenten een vervoersregeling moeten treffen voor het vervoer van een jeugdige van en naar een locatie waar de jeugdhulp wordt geboden, indien dit vervoer noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid. De inrichting van de vervoersregeling kan naar eigen inzicht van het college van burgemeester en wethouders ingericht worden. Toekennen van vervoer is onderdeel van het ondersteuningsplan, inclusief een overzicht van de dagen en tijden waar het om gaat. De CMDer of PTer die het ondersteunings- plan opstelt, neemt dit mee.
Wanneer heeft een cliënt recht op vervoer in het kader van jeugdhulp
Het college kan ten behoeve van het bezoeken van de jeugdhulpinstelling aan de jeugdige aan wie een individuele voorziening is verstrekt een vervoersvoorziening toekennen.
Bij jeugdhulp die valt onder verblijf en dagbehandeling is het uitgangspunt dat de dienstverlener verantwoordelijk is voor het regelen van het vervoer. Dit is alleen van toepassing wanneer gemeente vervoer toekent.
Het woonplaatsbeginsel is van toepassing op de financiering van de vervoersregeling.
Beveiligd vervoer en vervoer per ambulance vallen niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten, maar worden geregeld door resp. de (gesloten) jeugdzorgsetting en zorgverzekeraar.
Voorwaarden voor het verstrekken van een vervoersvoorziening:
Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.
Wanneer een jeugdige onder de Jeugdwet valt, mag nooit (wettelijk verboden) een eigen bijdrage gevraagd worden. Zowel niet voor de jeugdhulp als voor het vervoer.
Wanneer een cliënt onder de Wmo valt, is het wel mogelijk om een eigen bijdrage te vragen voor het vervoer. Die eigen bijdrage wordt dan gevraagd door de aanbieder.
Er zijn vier verschillende toegangspoorten naar jeugdhulp:
In geval van spoed, crisis en dwang wordt direct een tijdelijke voorziening geregeld. De beschikking volgt achteraf.
Het ondersteuningsplan is een schriftelijke onderbouwing van de hulpvraag waarin ook de mogelijke oplossingen worden aangegeven. Met een ondersteuningsplan kan een aanvraag voor een individuele voorziening worden ingediend. Het ondersteuningsplan wordt door de jeugdige en zijn ouders in samenspraak met de medewerker CMD of medewerker PlusTeam opgesteld. De jeugdige wordt gestimuleerd om een bijdrage te leveren.
Naar aanleiding van het ondersteuningsplan en de professionele vormen van ondersteuning die daarin zijn opgenomen, wordt de benodigde ondersteuning aangevraagd. De jeugdige en zijn ouders ontvangen de beslissing op de aanvraag in de vorm van een beschikking. Alleen voor individuele voorzieningen is een beschikking vereist en alleen tegen de toekenning van individuele voorzieningen kan dan ook bezwaar (en beroep) worden ingediend. Bij de toekenning van overige voorzieningen is dat niet mogelijk, omdat jeugdigen en/of hun ouders hier zonder beschikking terecht kunnen.
Als de jeugdige of zijn ouders twijfelt aan de mening, oplossing of behandeling van het CMD of PlusTeam, kan er een tweede beoordeling plaatsvinden. Deze tweede beoordeling wordt kosteloos verricht door een onafhankelijke, deskundige arts. De kosten van deze second opinion zijn voor rekening van de gemeente. De arts is deskundige op (een deel van) de problematiek van de jeugdige of zijn ouders. Het proces ver- loopt als volgt:
6. Het persoonsgebonden budget
Een PGB kan een geschikt instrument zijn voor de jeugdige en zijn ouders om zijn leven naar eigen wen- sen en behoeften in te vullen.
6.1 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb
Het persoonsgebonden budget (PGB) wordt aangevraagd door de jeugdige of zijn ouders. Zij worden dan ook ‘de aanvrager’ genoemd. Een PGB wordt verstrekt als:
Het uitgangspunt in de Jeugdwet is dat een voorziening 'in natura’ wordt verstrekt. Echter, als de jeugdige of zijn ouders dit wensen, dan heeft het college de mogelijkheid om hen een persoonsgebonden budget (PGB) toe te kennen (artikel 8. 1.1 lid 1 Jeugdwet).
Er is sprake van een volledige keuzevrijheid tussen een voorziening in natura en een PGB. Dat betekent dat als de jeugdige of zijn ouders voldoet aan de voorwaarden voor een PGB, het college het PGB moet verstrekken.
De jeugdige en/of zijn ouders moeten in staat zijn om de aan het PGB verbonden taken op verantwoorde wijze te voldoen. Hiervoor moeten de jeugdige en/of zijn ouders onder andere voldoen aan de volgende voorwaarden:
De jeugdige en/of zijn ouders moeten bekwaam zijn om zorg in te kopen. Bij jeugdigen onder de 16 jaar moeten de ouders hiertoe bekwaam zijn. Jeugdigen tussen 16 en 18 jaar kunnen zelf bekwaam zijn om zorg in te kopen, als naar oordeel van het CMD of PlusTeam wordt voldaan aan alle geschiktheidseisen en er geen sprake is van weigeringsgronden;
De jeugdige en/of zijn ouders kan de werkgeversplichten uitvoeren wanneer er sprake is van een ondersteuning of jeugdhulp bij vier dagen of meer. Denk hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn;
De jeugdige en/of zijn ouders heeft een PGB-plan opgesteld, waar in staat hoe zij het pgb wil besteden. Daarin wordt minimaal aangegeven wat de zorgvraag is, welke doel bereikt moet worden en de wijze waarop deze doelen behaald worden, de kwaliteit van zorg (op basis van de kwaliteitseisen), de duur van de ondersteuning en de soort ondersteuning.
6.3 Kwaliteit van dienstverlening
De kwaliteit van de jeugdhulp die wordt geleverd moet voldoende gewaarborgd zijn. Dit wordt vooraf getoetst door middel van het PGB- of ondersteuningsplan. De belangrijkste eisen zijn dat de zorg veilig, doeltreffend en jeugdig gericht geleverd wordt. Voor jeugdhulp die via een PGB geleverd wordt, gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor andere aanbieders van jeugdhulp. Deze kwaliteitseisen zijn:
De jeugdhulpaanbieder verleent verantwoorde hulp. Dit betekent hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en jeugdig gericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder. De jeugdhulpaanbieder zorgt door middel van de inrichting van de organisatie, personeel en materieel voor dat dit redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde hulp.
De jeugdhulpaanbieder is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag. Deze verklaring is niet eerder afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene gaat werken voor de aanvrager. 1
Er is systematische bewaking, beheersing en verbetering van kwaliteit van de hulpverlening. 2
Er wordt aangesloten bij de meldcode waarin wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling3
De jeugdhulpaanbieder stelt een vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te oefenen4
Onder bepaalde voorwaarden mag een PGB worden ingezet voor hulp door een persoon uit het sociale netwerk. Dit is iemand uit de huiselijke kring, of een andere persoon met wie de jongere of zijn ouders een sociale relatie onderhoudt. Denk bijvoorbeeld aan familieleden, vrienden, kennissen, etc. Het inzetten van een PGB sociaal netwerk is alleen mogelijk bij de volgende vormen van specialistische jeugdhulp:
Let op: een ouder mag zelf zorgverlener zijn voor zijn of haar kind en tegelijkertijd gemachtigd zijn als PGB houder.
In de motivatie van de cliënt kan hij of zij de wens uitspreken om zijn sociale netwerk in te willen zetten. In navolging van de regering is de gemeente van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt. Meer informatie over wat gezien wordt als gebruikelijke zorg, is te vinden in Bijlage 2.
De hoogte van het PGB sociaal netwerk is opgenomen in Bijlage 1: Financiële bijlage.
6.5. De voorziening is duurder dan zorg in natura
Dat een professionele voorziening die de aanvrager wil bekostigen met een PGB duurder is dan de Zorg in Natura, betekent niet dat het PGB direct geweigerd wordt. De hoogte van het PGB is dan gelijk aan het tarief dat is bepaald op basis van de eerder genoemde punten. De extra kosten die nodig zijn voor die specifieke voorziening, worden betaald door de aanvrager zelf. 5
Voor de uitbetaling van het PGB wordt een zogenoemd trekkingsrechtmodel gehanteerd. Hierbij krijgen PGB houders geen geld meer op de eigen rekening gestort, maar wordt op factuurbasis uitbetaald aan de door de PGB houder gecontracteerde zorgverlener. Hiervoor moeten de gemeenten de Sociale Verzekeringsbank (SVB) inschakelen. De PGB houder is verplicht zich te houden aan de door de SVB gestelde regels rondom het trekkingsrecht. Niet voldoen aan de bepalingen van de SVB t.a.v. het trekkingsrecht kan tot gevolg hebben dat het PGB wordt ingetrokken.
Jaarlijks moet steekproefsgewijs gecontroleerd worden of het toegekende PGB op de juiste manier besteed is. Onderzocht wordt of het budget uitgegeven is aan de ondersteuning waarvoor het is toegekend en voldoet aan de voorwaarden waarvoor het PGB is toegekend. Vragen hierbij zijn bijvoorbeeld of de resultaten die benoemd zijn in het PGB plan worden behaald en een controle van de kwaliteitseisen waaraan de ondersteuning moet voldoen.
Naast de controle van de PGB vindt ook een evaluatie van het ondersteuningsplan plaats. In het ondersteuningsplan wordt opgenomen binnen welke termijn(en) de evaluatie plaatsvindt. Tijdens de evaluatie wordt bekeken of een heroverweging noodzakelijk is door te kijken naar passendheid (sluit de pgb ondersteuning aan op de behoefte) en rechtmatigheid (tegengaan van fraude en oneigenlijk gebruik). Waar noodzakelijk worden het ondersteuningsplan- en pgb-plan bijgesteld aan de nieuwe situatie en/of op- nieuw vastgesteld welke specialistische hulp nodig is om de actuele ondersteuningsvraag te beantwoorden.
Het college moet ervoor zorgen dan jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon en informeert hen hierover. Deze functie is belegd bij het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ). Cliënten kunnen contact opnemen wanneer zij vinden dat hun behandeling beter kan of een vraag hebben over hun rechtspositie in de jeugdzorg.
In de Jeugdwet is geregeld dat de rechten en verplichtingen die vóór 2015 golden bij verwijzingen en indicaties naar vormen van zorg of jeugdzorg (inclusief PGB’s) en die vanaf januari 2015 onder de Jeugdwet vallen, in 2015 geldig bleven. Een indicatiebesluit met een looptijd die doorloopt na 2015 verliest door het eindigen van het overgangsrecht per januari 2016 zijn effect.
Als het een indicatiebesluit betreft waarin is vastgesteld dat de jeugdige is aangewezen op pleegzorg, dan eindigt het overgangsrecht niet per 1 januari 2016, maar geldt het voor de duur die is vastgesteld in het betreffende indicatiebesluit. In het uiterste geval kan dit betekenen dat de pleegzorg op basis van dat indicatiebesluit doorloopt tot het pleegkind 18 jaar wordt.
Voor beschermd wonen geldt een overgangsrecht van vijf jaar.
Voor de inzet van een PGB via zorg leverancier of ZZP’ers sluiten wij aan bij de tarieven zoals die zijn vastgesteld bij de aanbesteding.
Wanneer een jeugdige of zijn ouders een duurdere vorm van ondersteuning wil, komen de meerkosten voor rekening van de jeugdige of zijn ouders.
Voor de inzet van PGB sociaal netwerk, werkstudenten en overig hanteren wij het maximumtarief van
€ 20,- per uur of dagdeel. Daarbij sluiten wij aan bij de tariefstelling van het Zorgkantoor 2014. Dit kan geïndexeerd worden.
De tarieven jeugdhulp worden vastgelegd in het inkoopproces. Ze zijn hier niet opgenomen, omdat in het registratiesysteem waarin het CMD en het PlusTeam werken altijd de juiste, actuele tarieven staan.
Bijlage 2: CIZ indicatiewijzer gebruikelijke zorg versie juli 2014, hoofdstuk 4.
Wanneer er sprake is van gebruikelijke zorg kan er geen individuele voorziening worden verstrekt,
Gebruikelijke zorg: de normale dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar te bieden. Voor kinderen geldt dat ouders in beginsel hun minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook al is er sprake van een kind met een ziekte, aandoening of beperking.
Er is sprake van boven gebruikelijke zorg, als de voor het kind noodzakelijke zorg op het gebied van persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding in chronische situaties uitgaat boven de zorg die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft, voor wat betreft de aard, de frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen. Bij de functie verblijf gaat het om het leefklimaat beschermende woonomgeving, dat gelet op de levensfase van het kind als gebruikelijke zorg van ouders aan kinderen moet worden aangemerkt. Het hangt af van de sociale relatie welke zorg mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer zorg mensen elkaar horen te geven.
kortdurende en langdurige situaties
Bij gebruikelijke zorg wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties:
Algemeen aanvaarde maatstaven:
Algemeen beoordelingskader bij kinderen
Het onderzoek naar de aanspraak op zorg in relatie tot gebruikelijke zorg van ouders aan kinderen richt zich in stap 1 van het onderzoek op het bepalen van de stoornissen en beperkingen die voortkomen uit een aandoening.
In stap 2 van het onderzoek wordt beoordeeld:
Om vast te stellen op welke zorg het kind redelijkerwijs is aangewezen, wordt gelet op de omstandigheden van het betrokken kind, beoordeeld welke zorg op het gebied van Persoonlijke Verzorging, Verpleging en Begeleiding uitgaat boven de zorg die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft. Bij die beoordeling dienen de leeftijd van het kind, de aard van de zorg- handelingen, de frequentie van deze zorg handelingen en de omvang van de daarmee gemoeide tijd te worden betrokken. Deze thema’s worden hieronder uitgelegd.
Tevens wordt beoordeeld of sprake is van een of meer uitzonderingen die van invloed kunnen zijn bij het bepalen van de gebruikelijke zorg van ouders aan kinderen. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met die zorgsituaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om onplanbare zorg en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van het kind.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met verschillen die tussen kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Bij de beoordeling van wat tot gebruikelijke zorg van ouders voor hun kinderen behoort, past daarom een zekere marge. Ook bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd kan de zorg die het ene kind nodig heeft meer of minder zijn dan de zorg die een ander kind nodig heeft. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker of sneller zelfstandig dan het andere kind. Voorbeeld: Veel kinderen van 4 jaar zijn overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een kind van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft.
Op zorg handelingen die het kind zelfstandig kan uitvoeren, is dat kind redelijkerwijs niet aangewezen. Gebruikelijke zorg bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke zorg handeling vervangen, zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten. Of om handelingen die in samenhang met reguliere zorg momenten kunnen worden geboden, zoals het geven van medicijnen. Bij gebruikelijke zorg gaat het om handelingen welke vallen onder specialistische jeugdhulp. Voorbeelden van handelingen die gebruikelijke zorg handelingen vervangen kunnen zijn: het legen van een katheterzakje in plaats van verschonen; bij een kind met een verstandelijke beperking oefenen met het gebruik van pictogrammen in plaats van oefenen met topografie.
Zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse zorg voor een kind, zoals drie keer eten per dag, kunnen als gebruikelijke zorg worden aangemerkt.
Voorbeeld: Als een kind bij het ontbijt en het naar bed gaan medicatie aangereikt moet krijgen, loopt dit mee in de het normale patroon van dagelijkse zorg voor een kind en wordt dit als gebruikelijke zorg aan- gemerkt. Hetzelfde geldt voor het aanreiken van spullen of speelgoed na afloop van de maaltijd of na een drinkmoment, bij kinderen met een lichamelijke beperking.
Een voorbeeld van zorg handelingen die niet meelopen in het normale patroon van dagelijkse zorg van ouders aan een kind, is het meerdere malen per nacht bieden van zorg van ouders aan een ouder kind.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met die zorgsituaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om onplanbare zorg en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van het kind.
De omvang van de tijd die met de zorg handelingen is gemoeid, kan meebrengen dat niet langer van gebruikelijke zorg sprake is.
Voorbeeld: alle kinderen hebben tot een bepaalde leeftijd hulp nodig bij wassen en kleden, maar als deze handelingen veel meer tijd kosten vanwege bijvoorbeeld spasticiteit, wordt deze extra tijd niet als gebruikelijke zorg gezien.
De hiervoor genoemde criteria moeten telkens in samenhang en gelet op de omstandigheden van het kind worden beoordeeld.
Zo kan bij een kind van een bepaalde leeftijd dat is aangewezen op handelingen die niet bij alle gezonde kinderen voorkomen en die kunnen meelopen in het gebruikelijke patroon van dagelijkse verzorging, niet langer sprake zijn van gebruikelijke zorg vanwege de (extra) tijd die met deze zorg handelingen gemoeid gaat.
Een concrete uitwerking: het geven van medicatie (aard) bij een kind van 9 jaar (leeftijd) is gebruikelijke zorg. Als de medicatie elke nacht (meerdere malen) moet worden toegediend, loopt dit niet mee in het dagelijkse patroon en moet beoordeeld worden of ouders hierdoor zodanig belast worden dat het niet meer redelijk is dit als gebruikelijke zorg te beschouwen.
Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van de richtlijnen die zijn opgenomen in de bijlage bij dit hoofdstuk. Het uitgangspunt van de richtlijn is de zorg die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten bieden aan kinderen zonder beperkingen, rekening houdend met verschillen die bij kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan.
Gebruikelijke zorg per functie
Ouders aan kinderen, in kortdurende situaties
Alle Persoonlijke Verzorging door de ouder aan het kind is gebruikelijke zorg als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de verzekerde, dat AWBZ-zorg daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden. Voorbeeld: het (extra) verschonen bij buikgriep.
Ouders aan kinderen, in langdurige situaties
Een kind is aangewezen op AWBZ-zorg als het gaat om een chronische situatie, waarbij de gebruikelijke zorg in vergelijking tot kinderen zonder AWBZ-grondslag van dezelfde leeftijdscategorie volgens de in de bijlage opgenomen richtlijn wordt overschreden. Gebruikelijke zorg bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke zorg handeling vervangen, zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten, of om handelingen die in samenhang met reguliere zorg momenten kunnen worden geboden zoals het geven van medicijnen.
Voorbeeld: het toedienen van eten en drinken door een ouder aan een kind van 2 jaar is gebruikelijke zorg, ook als het om sondevoeding gaat. Als het voeden van dit kind via de sonde meer tijd kost, of vaker moet gebeuren dan de normale dagelijkse eet- en drinkmomenten, kan er een aanspraak op AWBZ- zorg zijn. Als een kind een handeling zelf kan uitvoeren, is er op grond van het begrip ‘redelijkerwijs’ geen aanspraak op AWBZ-zorg, zoals het legen of wisselen van een katheterzakje.
Het aanleren van handelingen op het gebied van Persoonlijke verzorging aan derden (familie, vrienden) is gebruikelijke zorg. Als anderen dan de gebruikelijke zorger de handelingen uitvoeren als de gebruikelijke zorger niet aanwezig is, wordt van de gebruikelijke zorger verwacht dat hij die handelingen zelf aan de desbetreffende persoon aanleert.
Voor zover een partner of ouder geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke Persoonlijke verzorging ten behoeve van verzekerde uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht. Bij kinderen geldt deze uitzondering alleen voor zover het handelingen betreft die bij een gezond kind c.q. een kind zonder beperkingen niet voorkomen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het geven van sondevoeding of medicijnen.
Voor zover een partner of ouder overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen bijdrage verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:
om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde AWBZ-zorg, dient men die overbelasting op te heffen door deze zorg door (andere) zorgverleners uit te Iaten voeren/in te kopen.
Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke Persoonlijke verzorging, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke Persoonlijke verzorging voor op die maatschappelijke activiteiten.
Voor zover gebruikelijke Persoonlijke Verzorging bij kinderen van niet uitstelbare aard is en degene die de gebruikelijke zorg moet verlenen niet beschikbaar is, wegens reguliere school- of werkweek van hem/haar zelf of van het kind, kan hiervoor een indicatie worden gesteld. Bij zorg- handelingen tijdens de kinderopvang of tijdens het onderwijs, is sprake van boven gebruikelijke Persoonlijke Verzorging als het gaat om handelingen die organisaties voor kinderopvang of onderwijs niet plegen te bieden zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten.
De opvang/zorg die instanties voor kinderopvang plegen te bieden is gebruikelijke zorg (Bza, artikel 2, lid 2). Alleen voor de zorg die aanvullend nodig is aan de opvang/zorg zoals instanties voor kinderopvang
die plegen te bieden, is er aanspraak op AWBZ-zorg. De niet-uitstelbare PV en VP kan tijdens kinderopvang geïndiceerd worden.
Voorbeeld: een baby krijgt bij de kinderopvang drie keer per dag een flesje. Voor een baby valt het geven van een flesje onder normale dagelijkse zorg zoals kinderopvang die biedt, dat is dus geen indiceerbare zorg. Nu kost het bij deze baby, vanwege ernstige slikproblemen, extra tijd om dat flesje te geven. Voor het geven van een flesje staat gemiddeld 20 minuten per keer en bij deze baby kost het 35 minuten per keer. De minuten meertijd komen voort uit aandoening gerelateerde stoornissen en beperkingen.
De extra tijd die het kost om het flesje te geven, is indiceerbaar, dus: drie keer 15 minuten = 45 minuten per dag dat het kind gebruik maakt van de kinderopvang.
Wanneer de baby geen flesje zou krijgen maar sondevoeding, dan is de volledige tijd voor het toedienen van de sondevoeding tijdens de kinderopvang indiceerbare zorg. Het geven van sondevoeding valt niet onder zorg zoals instanties voor kinderopvang die bieden. Om deze reden kan het geven van sondevoeding gedurende de kinderopvang volledig worden geïndiceerd.
De school biedt gangbare en normale dagelijkse zorg, zoals het strikken van veters, het aantrekken van een jas en hulp bij toiletgang bij kleuters. Voor deze gangbare en normale dagelijkse zorg kan geen AWBZ-indicatie worden afgegeven. Gedurende de tijd dat een kind de school bezoekt, is er voor de niet- uitstelbare zorg geen verplichting voor de ouders om deze gebruikelijke zorg op school te leveren. Deze zorg kan dus worden geïndiceerd. De onderwijsregelgeving is voorliggend op AWBZ-zorg tijdens schooltijd. Zie hiervoor ook hoofdstuk 5, Persoonlijke Verzorging en hoofdstuk 13, AWBZ-zorg in het onderwijs.
Alle begeleiding van de verzekerde door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke zorg als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie, met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de verzekerde, dat AWBZ-zorg daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Als het gaat om een chronische situatie is de Begeleiding van een volwassen verzekerde gebruikelijke zorg wanneer die Begeleiding naar algemeen aanvaarde maatstaven door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een verzekerde:
Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind in relatie tot AWBZ-zorg
Ouders aan kinderen in kortdurende situaties
Alle begeleiding door de ouder aan het kind is gebruikelijke zorg als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de verzekerde, dat AWBZ-zorg daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Ouders aan kinderen in langdurige situaties
Een kind is aangewezen op AWBZ-zorg als het gaat om een chronische situatie, waarbij de gebruikelijke begeleiding in vergelijking tot een gezond kind c.q. een kind zonder beperkingen van dezelfde leeftijdscategorie volgens de in de bijlage opgenomen richtlijn wordt overschreden.
Het Ieren omgaan van derden (familie/vrienden) met de verzekerde is gebruikelijke zorg.
Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke begeleiding verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:
Wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde AWBZ-zorg, dient men die overbelasting op te heffen door deze zorg door (andere) zorgverleners uit te laten voeren/in te kopen.
Ouderlijk toezicht aan kinderen is gebruikelijke zorg. Kinderen (met of zonder ziekte of handicap) hebben ouderlijk toezicht nodig. Dit toezicht wordt anders van aard naarmate een kind ouder wordt en zich ont- wikkelt. Zie de bijlage bij dit hoofdstuk.
Bovengebruikelijke Begeleiding bij kinderen tot 3 jaar komt in de praktijk niet vaak voor (kinderen in deze leeftijd hebben volledige verzorging en begeleiding van een ouder nodig). Toch kan boven gebruikelijk toezicht aan de orde zijn. Boven gebruikelijk toezicht is toezicht dat nodig is vanwege de aandoeningen, stoornissen of beperkingen van het kind en is aanvullend op gebruikelijk ouderlijk toezicht. Het kan gericht zijn op (toezicht op en aansturen van) gedrag vanwege een aandoening, stoornis of beperking, of op het bieden van fysieke zorg zodat tijdig kan worden ingegrepen bij bijvoorbeeld complicaties bij een ziekte.
Voorbeeld: bij kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel is pedagogische correctie op gedrag gebruikelijk. Bij een cognitief beperkt kind met gedragsproblemen kan het zijn, dat er meer dan gebruikelijk correctie en aansturing van gedrag en vaak ook meer aandacht voor vaste structuur nodig is.
Begeleiding naar ziekenhuis: als een kind vanwege bijvoorbeeld nierdialyse meerdere keren per week naar het ziekenhuis moet, is het gebruikelijk dat een ouder meegaat. Hiervoor is geen AWBZ-indicatie mogelijk. Deze uren worden wel meegewogen in de weging van de (over)belasting van ouders voor de zorg van hun kind vanwege de aandoening.
Begeleiding naar zwemles: hiervoor is geen AWBZ-indicatie mogelijk. Het is gebruikelijk dat ouders met hun kind meegaan naar zwemles.
Wanneer ouders werken, zijn/blijven zij verantwoordelijk voor de opvang/verzorging van hun kinderen. De Begeleiding die buiten dit werk/onderwijs om als gebruikelijke zorg wordt beschouwd, kan gedurende de tijd dat de ouders werken/onderwijs volgen niet worden geïndiceerd. Wanneer sprake is van boven gebruikelijke Begeleiding, wordt de omvang van de boven gebruikelijke Begeleiding vastgesteld over het hele etmaal/zeven dagen per week. Dus feitelijk ook gedurende de periode dat ouders werken/onderwijs volgen. Ouders kunnen de keuze maken wanneer zij de geïndiceerde uren inzetten, thuis of tijdens de kinderopvang.
Zie hiervoor hoofdstuk 7 Begeleiding en Hoofdstuk 13, AWBZ zorg in het onderwijs.
Beschermende woonomgeving en kinderen
Het door de ouders aan het kind bieden van een beschermende woonomgeving als omschreven in hoofdstuk 9 (Verblijf) moet afhankelijk van de levensfase van het kind als Gebruikelijke zorg worden aangemerkt, ook als er sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. In de bijlage bij dit hoofdstuk zijn per levensfase richtlijnen ten aanzien van de Gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel opgenomen.
Als een kind niet bij (een van) de ouder(s) kan wonen, vanwege de onmogelijkheden van de ouder(s) om een veilig thuis te bieden en/of vanwege opvoedingsonmacht van de ouder(s), is verblijf op grond van de Wet op de jeugdzorg aan de orde. Daarnaast kan er in deze situaties bij kinderen met een aandoening, stoornis of beperking aanspraak zijn op AWBZ Verblijf als de zorg noodzakelijkerwijs gepaard gaat met een therapeutisch leefklimaat en/of permanent toezicht.
In de bijlage bij dit hoofdstuk is beschreven dat het bieden van een beschermende woonomgeving waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden, gebruikelijk is tot een leeftijd van 17 jaar. Dit betekent dat kinderen (tot 17 jaar) alleen in aanmerking komen voor de functie Verblijf als er een noodzaak is voor een therapeutisch leefklimaat en/of permanent toezicht. Dit therapeutisch leefklimaat en permanent toezicht worden verder beschreven in hoofdstuk 9, Verblijf.
Er zijn geen uitzonderingen ten aanzien van het bieden van een beschermende woonomgeving aan kinderen.
Richtlijn bij (dreigende) overbelasting van partner, ouder, volwassen kind en/of andere huisgenoten.
De zorg voor een ziek kind of een zieke partner, kan zo zwaar worden dat van overbelasting sprake is. In de meeste gevallen is de boven gebruikelijke zorg die geïndiceerd wordt voldoende om deze overbelasting te voorkomen. Maar soms blijkt deze geïndiceerde zorg niet voldoende te zijn. In zulke gevallen kan de gebruikelijke Persoonlijke Verzorging, Verpleging en/of Begeleiding zo nodig geheel of gedeeltelijk geïndiceerd worden. Voor het bieden van een beschermende woonomgeving blijven ouders, ook bij overbelasting, zelf verantwoordelijk.
Aan het indiceren van gebruikelijke zorg gaat het beoordelen van de overbelasting vooraf. Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Tekort schieten van het ‘coping mechanisme’ kan er de oorzaak van zijn; emotionele labiliteit en slapeloosheid het gevolg. Naast de aard en ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze komt doordat er iets met de gebruikelijke zorger zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van de ernst van de ziekte van het kind of de partner (draaglast verhoging).
De vraag is of in individuele situaties van een uitzondering sprake is op grond waarvan toch gebruikelijke zorgtaken moeten worden overgenomen. Eén van de redenen daarvoor kan zijn dat degenen van wie wordt verwacht dat zij taken overnemen, overbelast zijn (geraakt) en niet meer in staat zijn de gebruikelijke zorg te leveren. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de huisarts over de ouder, partner of huisgenoot helpen om een oordeel te vormen. Soms is het duidelijk dat de ouder, partner of huisgenoot overbelast is, maar soms ook niet. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel gebruiken behandelaars en hulpverleners vragenlijsten waarmee overbelasting (mede) onderbouwd kan worden. Niet alleen de omvang van de planbare zorgtaken, maar ook de mate van de noodzaak tot het continu aanwezig zijn om onplanbare zorg te leveren is van invloed op de belastbaarheid van de gebruikelijke zorger. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele zorgtaken op vooraf afgesproken momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde zorgtaken waarbij continue aanwezigheid en alertheid van de gebruikelijke zorger noodzakelijk is.
Klachten en symptomen die bij een aanpassingsstoornis (DSM-IV-TR) optreden, kunnen op overbelasting wijzen zonder dat van een stoornis in psychiatrische zin sprake hoeft te zijn. Het gaat om klachten en symptomen zoals:
Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand (aan partner of kind) biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van te veel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk. Steeds zal daarom in het indicatiebesluit worden aangegeven dat, wanneer de overbelasting bijvoorbeeld door het herinrichten van het huiselijk leven en/of werk kan worden teruggedrongen, dit dan ook van een ouder, partner of huisgenoot wordt verwacht. Wanneer de geldigheidsduur van het indicatiebesluit verlopen is en een herindicatie wordt aangevraagd, zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.
Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind in relatie tot AWBZ-zorg
Via onderstaande link wordt verwezen naar een stappenplan waarmee een professional bepalen kan vaststellen welke gemeente verantwoordelijk is. Dit ten behoeve van de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten. De VNG en het Rijk hebben afgesproken om de Jeugdwet toe te passen zoals in dit stappenplan uiteen is gezet. Bij dit schema hoort een factsheet met uitleg over het woonplaatsbeginsel.
http://www.voordejeugd.nl/attachments/article/1373/Mindmap%20op%20A0-formaat.pdf
Op 1 januari 2015 treedt de Jeugdwet in werking en worden de gemeenten verantwoordelijk voor het
hele jeugdveld. Daarom is het voor gemeenten onder andere belangrijk om te bepalen of
jeugdigen die in hun gemeenten jeugdhulp nodig hebben, daadwerkelijk tot hun verantwoordelijkheid behoren.
De ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie hebben hiervoor sa- men met de VNG een stappenplan voor gemeenten ontwikkeld. Door de stappen uit dit
plan te volgen, wordt voor gemeenten duidelijk welke gemeente verantwoordelijk is voor het bepalen en financieren van de benodigde jeugdhulp of die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing of voor de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering.
De verantwoordelijke gemeente is in beginsel de gemeente waar de ouder met gezag woont. Als een jeugdige en zijn of haar ouders hulp nodig hebben, wordt eerst bekeken waar het gezag ligt.
Daarna wordt vastgesteld wat het adres is. Zo wordt duidelijk welke gemeente verantwoordelijk is voor de desbetreffende jeugdige. Bij een verhuizing, een wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig wordt, verandert de situatie. Voor de nieuwe situatie moet opnieuw met behulp van het stappenplan worden bepaald welke gemeente op dat moment de verantwoordelijke gemeente is.
Het vaststellen van de woon- of verblijfplaats
Bij het bepalen van het woonadres wordt aangesloten bij de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Als een jeugdige zelf, of zijn of haar gezagsdrager, niet heeft gezorgd voor de inschrijving in de BRP, moet hij of zij gewezen worden op zijn of haar wettelijke plicht om zich in te schrijven. Als er geen inschrijving in de BRP is, wordt gekeken naar het werkelijke
In sommige gevallen is het werkelijke verblijfplaats van de jeugdige bepalend voor de verantwoordelijke gemeente. Soms komt het voor dat het werkelijke verblijf van een jeugdige bij een nevenvestiging van een jeugdhulpaanbieder is. In die gevallen is het adres van de nevenvestiging het adres dat geldt. Als het moment van de hulpvraag wordt gehanteerd, geldt het eerste contact van de jeugdige bij de toegang.
Een wijziging van de inschrijving in de BRP betekent de start van overleg tussen gemeente die verantwoordelijk was en de gemeente die verantwoordelijk wordt. Dit overleg is gericht op de feitelijke overdracht.
Bij acute situaties wordt direct jeugdhulp aan de jeugdige geleverd of een kinderbeschermingsmaatregel uitgesproken. De gemeente die de acute hulp levert, stelt via het stappenplan vast welke gemeente formeel verantwoordelijk is. De kosten van alle geleverde acute hulp zijn immers voor rekening van die gemeente. Wanneer de Jeugdwet niet van toepassing is, is er geen gemeente direct verantwoordelijk voor de desbetreffende jeugdige. Gemeenten die kosten voor jeugdhulp hebben gemaakt moeten in die uitzonderlijke gevallen de kosten verhalen op de reisverzekering, de desbetreffende buitenlandse verzekeraar of via de gezagsdrager van de jeugdige.
Overgangsrecht m.i.v. 1-1-2016
In de Jeugdwet is geregeld dat de rechten en verplichtingen die vóór 2015 golden bij verwijzingen en indicaties naar vormen van zorg of jeugdzorg en die vanaf 1 januari 2015 onder de Jeugdwet vallen, in 2015 geldig bleven. Een indicatiebesluit met een looptijd die doorloopt na 2015 verliest door het eindigen van het overgangsrecht per 1 januari 2016 zijn effect.
Als het een indicatiebesluit betreft waarin is vastgesteld dat de jeugdige is aangewezen op pleegzorg, dan eindigt het overgangsrecht niet per 1 januari 2016, maar geldt het voor de duur die is vastgesteld in het betreffende indicatiebesluit. In het uiterste geval kan dit betekenen dat de pleegzorg op basis van dat indicatiebesluit doorloopt tot het pleegkind 18 jaar wordt.
Voor beschermd wonen geldt een overgangsrecht van vijf jaar.
Gescheiden ouders in verschillende gemeenten
Als ouders na een echtscheiding in verschillende gemeenten wonen en de jeugdige bij beide ouders woont, moet er een hoofdverblijf worden aangewezen. De rechter kan bij de scheidingsuitspraak het hoofdverblijf bepalen. Als het hoofdverblijf niet door de rechter is bepaald, geven de ouders aan wat het hoofdverblijf van de jeugdige is. Kunnen of willen de ouders dit niet aangeven dan gaan de twee desbetreffende gemeenten met elkaar in overleg. Daarbij hanteren zij het criterium: de verantwoordelijke gemeente is die gemeente waar de jeugdhulp in het belang van de jeugdige binnen zijn sociale netwerk (school, sport en vriendenkring) georganiseerd kan worden.
De kinderrechter kan om verschillende redenen een voorlopige voogdij uitspreken. Het gaat daarbij altijd om acute noodsituaties waarin een snel ingrijpen ter (tijdelijke) bescherming van de minderjarige nodig is. Zo kan het nodig zijn om een medische behandeling voor een kind mogelijk te maken, als toestemming door de ouder(s) wordt geweigerd. Voorlopige voogdij kan ook een tussenmaatregel zijn wanneer deze wordt uitgesproken gedurende het onderzoek naar een beëindiging van het ouderlijk gezag. Dan is het gezag van de ouder(s) geschorst, in afwachting van een definitieve maatregel. Bij de situatie van voorlopige voogdij is voor het bepalen van de woonplaats gekozen voor een praktische oplossing. Uitgangspunt is de situatie die gold voordat sprake was van voorlopige voogdij. De gemeente waar de ouder die het gezag had woont is verantwoordelijk. Als die ouder tijdens de duur van de situatie van voorlopige voogdij verhuist, wordt de gemeente waar deze ouder naar toe gaat verantwoordelijk.
Bij de situatie van tijdelijke voogdij is er tijdelijk in de voogdij voorzien. Deze situatie kan onbeperkt duren, tot het moment waarop ouders terugkeren, bijvoorbeeld na het uitzitten van een gevangenisstraf in het buitenland, of totdat een jeugdige terugkeert naar het land van herkomst (Nidos heeft dan meestal
de tijdelijke voogdij) of tot het moment waarop een jeugdige meerderjarig wordt. De verblijfplaats van de jeugdige is in deze situaties bepalend.
Als de voogdij door een gecertificeerde instelling wordt uitgeoefend is het werkelijke verblijf van de jeugdige bepalend. Vaak woont deze jeugdige in een pleeggezin of in een residentiële instelling. Als de jeugdige in een residentiële instelling woont, geldt niet het adres van de hoofdvestiging van de jeugdhulpaanbieder maar het werkelijke verblijf van een jeugdige bij de nevenvestiging.
Als een jeugdige 18 jaar wordt, is er geen gezagsrelatie meer. Daarom wordt in dat geval uitgegaan van het adres van de jeugdige.
Woonplaats van gezagdrager(s) onbekend of in het buitenland
Als de woonplaats van de gezagsdrager(s) onbekend is, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag. Als de gezagsdrager(s) in het buitenland wonen en de jeugdige in Nederland verblijft, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige. Er is dus altijd een gemeente verantwoordelijk.
Woonplaats gezagsdragers en jeugdige in buitenland
Als ouders en jeugdige in het buitenland wonen, is er geen recht op jeugdhulp. Gemeenten hoeven dan geen jeugdhulp te leveren.
Woonplaats gezagsdrager in Nederland en jeugdige in buitenland.
De gemeente waar de gezagsdrager woont is verantwoordelijk.
Soms wordt iemand op een briefadres en niet op een woonadres ingeschreven in de BRP. Dit kan voorkomen als iemand bijvoorbeeld in een psychiatrische instelling, een Blijf van mijn Lijf-huis of in een gevangenis verblijft. Bij een briefadres geldt het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag. Wanneer zowel het briefadres als het woonadres bekend zijn in de BRP, wordt het woonadres gehanteerd.
4.1 toegang via het centrum voor maatschappelijke deelname en het PlusTeam
Ondersteuning door vertrouwenspersoon of onafhankelijke cliëntondersteuning is te allen tijde mogelijk
4.2 toegang via het justitiële
Bij toegang via het justitiële kader wordt gezorgd voor de inzet van jeugdhulp die nodig wordt geacht door:
Voor de bescherming van en kinderbeschermingsmaatregel, een strafrechtelijke beslissing of de uitvoering van jeugdreclassering.
Het ‘samenwerkingsprotocol Gemeenten Zuidoost-Brabant – Raad voor de Kinderbescherming’ is van toepassing.
Ten slotte vormt ook Veilig Thuis (het voormalig meldpunt Kindermishandeling) een toegang tot onder andere jeugdhulp. Veilig Thuis geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling, onderzoekt indien nodig op basis van een melding of er sprake is van kindermishandeling, motiveert zo nodig ouders tot accepteren van jeugdhulp en legt hiervoor contacten met de hulpverlening.
In geval van spoed, crisis en dwang wordt direct een tijdelijke voorziening geregeld. De beschikking volgt achteraf.
Voor spoed: beschikking achteraf is mogelijk mits:
Voor crisis en dwang: beschikking achteraf is mogelijk mits:
Bijlage 5: Uitvoeringsbesluit Jeugd
Generalistische en specialistische GGZ
Vanuit de Jeugdwet is de gemeente verplicht via deskundige toeleiding een aanspraak op een voorziening te regelen. Gemeenten leveren jeugdhulp op basis van door een professional gestelde ‘indicatie’. Ook huisartsen en jeugdartsen worden aangemerkt als deskundige toeleiders (verwijzers).
In de huidige uitvoeringspraktijk ontvangen wij een tweetal signalen, die maken dat we bovenstaande onder de aandacht brengen. Het betreft:
In het kader van rechtmatigheid zijn wij gehouden aan het gegeven dat er aan iedere toewijzing en/of verlenging van jeugdhulp een geldige indicatie, gesteld door een deskundige toeleider, ten grondslag ligt. Dit betekent dat wanneer financiële administraties verzoeken om verlengingen en/of in mutaties ontvangen, deze doorgezet worden naar de deskundige toeleider (hetzij gemeentelijke professionals, hetzij huisarts/jeugdarts als verwijzer).
Hieronder volgt een korte toelichting van de huidige regels.
De generalistische basis GGZ is geneeskundige geestelijke gezondheidszorg, niet zijnde gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg. In de generalistische basis GGZ zijn er vier patiëntprofielen die de totale doelgroep van de generalistische basis GGZ bevatten met de bijbehorende zorgvraagzwaarte. De patiëntgroepen zijn gekoppeld aan de volgende prestaties:
Voor meer informatie over de inhoud van deze prestaties en de bijbehorende patiëntprofielen, kunt u de beleidsregel ’Generalistische basis-ggz’ van de Nederlandse zorgautoriteit raadplegen.
https://www.nza.nl/1048076/1048090/BR_REG_1716_Generalistische_basis_ggz.pdf
Hieronder geven we echter enkele belang rijke aandachtspunten mee, waarvan we in de praktijk merken dat deze niet helder zijn:
Een prestatie mag éénmalig ingezet worden. In beginsel mogen er niet meerdere prestaties tegelijkertijd worden gedeclareerd bij dezelfde patiënt. 6
Het is mogelijk om tijdens een behandeltraject een andere prestatie in rekening te brengen wanneer blijkt dat de patiënt een meer of minder intensieve behandeling nodig heeft en er op basis van zijn zorgvraagzwaarte een andere prestatie in rekening gebracht moet worden. In dit geval mag alleen de prestatie in rekening worden gebracht die daadwerkelijk van toepassing is op de patiënt. De patiënt moet hier altijd over geïnformeerd worden
Wanneer de GB-ggz behandelaar gedurende het behandeltraject de specialistische ggz consulteert om een diagnose te (Iaten) stellen dan valt dit onder consultatie en dient dit binnen het GB-ggz traject bekostigd te worden. Na diagnostiek bij de specialistische ggz kan de patiënt behandeling bij GB-ggz behandelaar vervolgen.
Indien tijdens het behandeltraject blijkt dat er vroegtijdig, dat wil zeggen binnen 120 minuten directe en indirecte tijd, wordt geconstateerd dat de patiënt in de gespecialiseerde ggz behandeld moet worden of dat de patiënt liever door een andere behandelaar behandeld wil worden, wordt de prestatie ‘Onvolledig behandeltraject’ in rekening gebracht.
Ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b en c van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen.
Ingevolge artikel 53 aanhef en onder b juncto artikel 52 aanhef en onder e van de Wmg stelt de NZa de tarieven en de prestatiebeschrijvingen die uit deze beleidsregels voortvloeien ambtshalve vast.
Ingevolge artikel 59, onderdeel a, Wmg heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met de brief van 8 juli 2013, kenmerk 129679-106375-MC, ten behoeve van de voorliggende beleidsregels een aanwijzing op grond van artikel 7 Wmg aan de NZa gegeven.
Met de brief van 15 juli 2013 (kenmerk 147345-109437-CZ) heeft de Minister van VWS de NZa de opdracht gegeven de regelgeving conform het gestelde in deze brieven aan te passen.
In deze beleidsregel zijn cursief weergegeven toelichtingen opgenomen.
Deze beleidsregel is van toepassing op geneeskundige geestelijke gezondheidszorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw) niet zijnde gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg, maar generalistische basis GGZ.
Voor zover geen sprake is van zorg als omschreven in de vorige zin, is deze beleidsregel van toepassing op handelingen7 of werkzaamheden8 op het terrein van de generalistische basis GGZ geleverd door of onder verantwoordelijkheid van beroepsbeoefenaren als bedoeld in artikel 3, dan wel 34, van de Wet BIG.
Het doel van deze beleidsregel is vast te leggen op welke wijze de NZa gebruik maakt van haar bevoegdheid om de tarieven en prestatiebeschrijvingen voor de generalistische basis GGZ vast te stellen.
De natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verleent, als bedoeld in artikel 1 aanhef en onder c van de Wmg.
De prestaties als genoemd in artikel 4; als ook de OVP niet- basispakketzorg consult en de OVP niet-basispakketzorg verblijf als vermeld in artikel 6; als ook de overige prestaties als vermeld in artikel 7 van deze beleidsregel.
Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg als omschreven bij of krachtens de Zvw, niet zijnde gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg. De patiëntprofielen als bedoeld in artikel 3.4 samen vormen een afspiegeling van de totale doelgroep van de Basis GGZ en de bijbehorende zorgvraagzwaarte.
De beschrijving van de kenmerken waarvoor de prestatie geschikt wordt geacht. Dit profiel is een weergave van de zorgvraagzwaarte van de patiënten per prestatie. Het patiëntprofiel is gebaseerd op de volgende criteria: DSM stoornis, ernst problematiek, risico, complexiteit en beloop klachten.
Zorgvraagzwaarte is gerelateerd aan de patiënt (de zwaarte van de zorgvraag) en onderscheidt zich daarmee van zorgzwaarte, wat gaat over de zwaarte van de behandeling.
Een stoornis als bedoeld in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (kortweg DSM), versie DSM-IV-TR. Een vermoeden van een in tot het verzekerde pakket behorende DSM stoornis is een noodzakelijke voorwaarde voor toegang tot de Basis GGZ. Voor behandeling in de generalistische basis GGZ dient een stoornis aanwezig te zijn.
Een combinatie van face-to-face en e-health behandelingen
De zorg als bedoeld in artikel 1, Wmg, die door een zorgaanbieder wordt verleend als onderdeel van een door een andere zorgaanbieder uit te voeren prestatie op het gebied van de generalistische basis GGZ. De eerstgenoemde zorgaanbieder wordt in dit kader aangeduid als ‘uitvoerende zorgaanbieder’. De laatstgenoemde zorgaanbieder wordt in dit kader aangeduid als de ‘opdrachtgevende zorgaanbieder’
Raadpleging van een specialist of andere behandelaar door een behandelaar ten behoeve van de diagnostiek en/of behandeling van de patiënt.
De hoofdbehandelaars in de generalistische basis GGZ hebben een GGZ- specifieke opleiding gevolgd, zijnde:
De hoofdbehandelaars zijn BIG-geregistreerd met uitzondering van de orthopedagoog generalist en de kinder- & jeugdpsycholoog. De orthopedagoog generalist is ingeschreven in het register van de NVO. De kinder- & jeugdpsycholoog is ingeschreven in het register van de NIP.
Voor wat betreft de taken en verantwoordelijkheden wordt verwezen naar de brief van de minister van VWS aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 juli 2013 betreffende het Hoofdbehandelaars schap GGZ (kenmerk 129353-106301-CZ).
De medebehandelaars zijn de zorgverleners, niet zijnde de hoofdbehandelaar, die zorg verlenen in het kader van het behandeltraject van de patiënt in de Basis GGZ.
Een behandeltraject omvat het geheel van activiteiten van de zorgaanbieder, voortvloeiend uit de zorgvraag waarvoor de patiënt in behandeling is. Een behandeltraject kan bestaan uit meerdere behandelcomponenten, inclusief intake en diagnostiek.
De behandelcomponenten zijn de bouwstenen van de prestatie. De behandelcomponenten bestaan uit zorgactiviteiten en worden niet afzonderlijk in rekening gebracht maar via één van de vier integrale prestaties BK, BM, BI of BC.
Dit consult betreft een onafgebroken tijdsspanne waarin de zorgaanbieder de patiënt voor één of meerdere indicaties begeleidt, adviseert en/of behandelt. Deze prestatie is bedoeld voor patiënten die zorg ontvangen welke niet behoort tot het verzekerde pakket op grond van de Zvw maar wel zorg is zoals omschreven in de Wmg. Dit is inclusief tijdsbesteding die uit dit contact voortvloeit. Het maximumtarief voor de OVP Consult is gebaseerd op een consult van 60 minuten.
Deze verblijfsprestatie betreft een verblijf met overnachting. Deze verblijfsprestatie is bedoeld voor patiënten die opgenomen zijn om zorg te ontvangen welke niet behoort tot het verzekerd pakket op grond van de Zvw maar wel zorg is zoals omschreven in de Wmg. De behandeling valt niet onder deze prestatie, het gaat hier uitsluitend om de verblijfskosten. Het maximumtarief voor de OVP Verblijf is gebaseerd op een verblijf van 24 uur.
Activiteiten die een behandelaar uitvoert in het kader van de diagnostiek en behandeling van een patiënt.
Activiteiten zoals scholing, algemene vergaderingen, intervisies over het functioneren van collega’s, productontwikkeling en het lezen van vakliteratuur.
De tijd waarin een behandelaar, in het kader van de diagnostiek of behandeling, contact heeft met de patiënt of met familieleden, gezinsleden, ouders, partner of andere naasten (het systeem) van de patiënt. Hier valt face-to-face, telefonisch en elektronisch contact via e-mail of internet onder (chatten, Skype, ect.).
De tijd die de behandelaar besteedt aan zaken rondom een contactmoment waarbij de patiënt (of het systeem van de patiënt) zelf niet aanwezig is. Onder indirect patiëntgebonden tijd valt bijvoorbeeld: het voorbereiden van een activiteit, verslaglegging in het kader van een activiteit, reistijd van en naar de patiënt, multidisciplinair overleg of eindverslaglegging van een behandeltraject.
Voor de generalistische basis GGZ zijn de volgende vier integrale prestaties van toepassing:
Elk van deze prestaties omvat het geheel van behandelcomponenten voor een categorie patiënten passend bij het patiëntprofiel.
Binnen de prestatie worden verschillende behandelcomponenten aangeboden die passen bij de individuele zorgvraagzwaarte van de individuele patiënt en waarbij sprake kan zijn van gezamenlijke zorgverlening door behandelaars. De Nza stelt de inhoud van de prestatie niet op detailniveau vast. Het is aan de zorgaanbieders (in samenspraak met verzekeraars) om binnen de kaders van de prestatieomschrijving een passend zorgaanbod te organiseren voor de patiënt. Voorwaarde is dat dit uiteraard dient te gebeuren binnen de door de NZa vastgestelde tariefruimte.
Elk van de in het vorige lid bedoelde prestaties is gebaseerd op een afzonderlijk patiëntprofiel.
Daar het patiëntprofiel is gebaseerd op vijf objectieve criteria (DSN stoornis, ernst problematiek, risico, complexiteit en beloop klachten) betekent dit dat de prestatie niet alleen iets zegt over de ernst van de stoornis maar over de mate van score op alle vijf de criteria.
Het patiëntprofiel dat hoort bij deze prestatie is:
Er is sprake van een laag tot matig risico.
Ondanks de aanwezigheid van klachten/symptomen zijn er geen aanwijzingen die duiden op gevaar voor ernstige zelfverwaarlozing of verwaarlozing van naasten, decompensatie, suïcide, geweld of automutilatie. Is wel sprake van een Patent gevarenrisico dan staan daar beschermende factoren tegenover zoals: adequate coping, werk of structurele dag invulling en een steunsysteem waarop men dagelijks kan terugvallen voor toezicht, zorg, praktische en emotionele steun.
Het patiëntprofiel dat hoort bij deze prestatie is:
Er zijn ondanks de aanwezigheid van klachten/symptomen geen aanwijzingen die duiden op gevaar voor ernstige zelfverwaarlozing of verwaarlozing van naasten, decompensatie, suïcide, geweld of automutilatie. Is er wel sprake van een latent gevarenrisico, dan staan daar beschermende factoren tegenover, zie prestatie Middel.
Eventueel verwijst de behandelaar de patiënt terug naar de huisarts als hij geen stoornis vaststelt, waarna de huisarts in overleg met de patiënt kan bepalen wat een geschikte andere behandeling zou kunnen zijn. In geval van de conclusie dat de patiënt verwezen moet worden naar de gespecialiseerde GGZ verloopt dat altijd alsnog via de huisarts (of de in de polis genoemde verwijzer).
Begin en einde van het behandeltraject
Een behandeltraject begint met intake en diagnostiek waarna de patiënt op basis van zijn individuele zorgvraagzwaarte ingedeeld wordt in een van de vier integrale prestaties. De startdatum van het behandeltraject wordt bepaald door de datum waarop de behandelaar voor het eerst direct en/of indirect patiëntgebonden tijd besteedt aan de betreffende patiënt
Het behandeltraject wordt afgesloten als de behandeling van de patiënt eindigt. Daarvan is sprake als: de behandeling is afgerond, vermoeden van DSM-stoornis niet bevestigd, patiëntprofiel patiënt te zwaar voor generalistische basis GGZ, voortijdige beëindiging behandeling op initiatief van patiënt en/of behandelaar, overlijden van de patiënt, na 365 dagen of ingeval van overgang naar een andere bekostiging.
De prestaties als omschreven in artikel 4 van deze beleidsregel worden in rekening gebracht mits er sprake is van betrokkenheid van een hoofdbehandelaar bij het behandeltraject van de patiënt.
Blijkt tijdens een behandeltraject dat een patiënt een meer of minder intensieve behandeling nodig heeft en op basis van zijn individuele zorgvraagzwaarte in een andere prestatie valt, dan is het mogelijk om tijdens een behandeltraject van prestatie te veranderen, mits de patiënt hierover adequaat is geïnformeerd.
Indien er sprake is van (een vermoeden van) een DSN stoornis en de huisarts niet zelf kan behandelen, verwijst de huisarts door naar de generalistische basis GGZ. Indien blijkt dat er sprake is van complexe- of acute problematiek kan de huisarts ervoor kiezen om een patiënt (rechtstreeks) door te verwijzen naar de Gespecialiseerde GGZ
De prestaties voor de generalistische basis GGZ als bedoeld in artikel 4 worden alleen in rekening gebracht indien sprake is van zorg die behoort tot het verzekerde pakket op grond van de Zvw.
Indien de prestatie of een behandelcomponent geen onderdeel uitmaakt van het eerder bedoelde verzekerde pakket, wordt de geleverde zorg in rekening gebracht in de vorm van een Overig Product (OVP): een OVP niet-basispakketzorg Consult of een OVP niet-basispakketzorg Verblijf.
De zorgaanbieder en de patiënt maken onderling afspraken voor wat betreft de duur en inhoud van de te leveren zorg. Zij komen een prijs overeen binnen het door de NZa bepaalde maximumtarief voor de OVP.
In geval van zorg die geen onderdeel uitmaakt van het verzekerde pakket hoeft niet te worden voldaan aan de noodzakelijke voorwaarden van betrokkenheid van een hoofdbehandelaar.
Zorgaanbieders kunnen de prestaties declareren voor keuringen, rapporten en informatieverstrekkingen die zijn opgenomen in de vigerende bijlage behorend bij de ‘Regeling medisch specialistische zorg’ met het overzicht van de overige zorgproducten (OZP). Deze overige prestaties behoren niet tot het verzekerde pakket op grond van de Zvw, maar betreffen wel zorg zoals omschreven in de Wmg.
De Overige Prestaties voor de GGZ zijn te selecteren door bij de kolom 'Soort overig zorgproduct’ voor 'OZP Overige Verrichtingen’ te kiezen én in de kolom 'Door GGZ te declareren’ te kiezen voor '›‹’.
Zoals in artikel 4.1 van deze beleidsregel is aangegeven kunnen verschillende behandelcomponenten worden aangeboden binnen een prestatie. Deze behandelcomponenten worden niet afzonderlijk bekostigd, maar in rekening gebracht als integraal onderdeel van een van de prestaties als omschreven in deze beleidsregel.
Wanneer tijdens het behandeltraject blijkt dat de patiënt op basis van (een verandering in) zorgvraagzwaarte een andere prestatie nodig heeft dan bij de start van het behandeltraject, wordt enkel de andere prestatie gedeclareerd. Bij overgang naar een andere prestatie dient de patiënt hierover te zijn geïnformeerd.
Indien tijdens de behandeling in de generalistische basis GGZ blijkt dat de problematiek en klachten verergeren waardoor de patiënt niet meer binnen de patiëntprofielen van de generalistische basis GGZ past, wordt het behandeltraject in de generalistische basis GGZ afgesloten en de geleverde prestatie in rekening gebracht. Ingeval de behandeling net is gestart (behandelinzet van maximaal 120 minuten directe en indirecte patiëntgebonden tijd) en blijkt dat het patiëntprofiel van de patiënt te zwaar is voor de generalistische basis GGZ, wordt de prestatie ‘Onvolledig behandeltraject’ in rekening gebracht.
Indien de behandeling voortijdig op initiatief van de patiënt en/of behandelaar wordt beëindigd, wordt het behandeltraject in de generalistische basis GGZ afgesloten en de geleverde prestatie in rekening gebracht. Ingeval de behandeling net is gestart (behandelinzet van maximaal 120 minuten directe en indirecte patiëntgebonden tijd) wordt de prestatie ‘Onvolledig behandeltraject’ in rekening gebracht.
Voor de vier integrale prestaties en de prestatie Onvolledig behandeltraject gelden gedifferentieerde maximumtarieven (zogenaamde max/max-tarieven). Er is per prestatie sprake van een standaard en van een verhoogd maximumtarief. Het verhoogd maximumtarief is 10% hoger dan het standaard maximumtarief. Een tarief hoger dan het standaard maximumtarief (maar niet hoger dan het verhoogd maximumtarief) mag in rekening worden gebracht indien hieraan een schriftelijke overeenkomst tussen de betreffende zorgaanbieder en ziektekostenverzekeraar ten grondslag ligt.
Een tarief dat niet hoger is dan het standaard maximumtarief kan aan eenieder in rekening worden gebracht.
Een tarief hoger dan het standaard maximumtarief kan uitsluitend in rekening worden gebracht aan (a) de ziektekostenverzekeraar met wie het verhoogde maximumtarief is overeengekomen of (b) de verzekerde ten behoeve van wie een ziektekostenverzekering met betrekking tot generalistische basis GGZ is gesloten bij een ziektekostenverzekeraar met wie een zodanig verhoogd maximumtarief schriftelijk is overeengekomen.
Voor de OVP niet-basispakketzorg Consult en Verblijf gelden maximumtarieven.
Voor onderlinge dienstverlening geldt een vrij tarief.
Het standaard maximumtarief wordt berekend door de som van de combinaties van kosten en tijd van de kostendragers.
Het tarief voor de generalistische basis GGZ is normatief ontwikkeld. Dit betekent dat het tarief niet op basis van kostprijsonderzoek bi) aanbieders tot stand is gekomen, maar op basis van openbare gegevens en informatie op onderdelen uit andere onderzoeken en publicaties.
Belangrijk onderdeel vormen de gedeponeerde jaarrekeningen op basis waarvan informatie wordt verkregen over de procentuele verhoudingen in het kostenpatroon van aanbieders. De indeling in de kostensoorten is conform de indeling van de jaarrekeningen voor zorginstellingen. Net kostendragers worden verder in dit hoofdstuk bedoeld de categorieën van beroepen.
Vergoeding voor overige personeelskosten en materiële kosten:
Vergoeding voor kapitaallasten:
Ten aanzien van de vergoeding voor kapitaallasten wordt uitgegaan van het verlenen van zorg in gehuurde locaties. De vergoeding voor kapitaallasten voorziet tevens in een vergoeding voor inventaris en apparatuur. De vergoeding kapitaallasten wordt uitgedrukt in een percentage van de loonkosten inclusief werkgeverslasten.
Vergoeding voor gederfd rendement eigen vermogen:
Categorie 2 zal het grootste deel van de zorg binnen de generalistische basis GGZ verlenen. Categorie 1zal (mede) uitvoering geven aan behandeling en begeleiding en categorie 3 zal doorgaans voor consultatie worden betrokken. Op basis van een functionele benadering is de volgende verdeling van de categorieën gemaakt binnen de vier prestaties:
Omdat ervaringsgegevens ontbreken is bovenstaande procentuele verdeling gebaseerd op een aanname en vindt afronding plaats op 5%. De verwachting is dat beroepen die generalistische basis GGZ verlenen met name psychiaters, psychotherapeuten, klinisch psychologen,
GZ-psychologen en verpleegkundigen zijn.
Op basis van de procentuele verdeling van de categorieën per prestaties worden de minuten per categorie per prestatie berekend. Het standaard maximumtarief per prestatie wordt berekend door de minuten per categorie te vermenigvuldigen met de kostprijs per minuut van de categorie en de uitkomsten per prestatie te sommeren.
De uitwerking van de standaard maximumtarieven voor de generalistische basis GGZ met bovengenoemde uitgangspunten en methode is toegelicht en uitgewerkt in een verantwoordingsdocument. Het verantwoordingsdocument is beschikbaar op de website van de NZa.
Voor de prestatie Onvolledig behandeltraject is het standaard maximumtarief gemaximeerd op 120/294 deel van het standaard maximumtarief voor de prestatie BK.
De tarieven voor de generalistische basis GGZ worden in beginsel jaarlijks ambtshalve geïndexeerd. Voor wat betreft de loonkosten wordt de index vastgesteld door het Ministerie van VWS. Deze index houdt verband met de cao-afspraken. Voor wat betreft de materiële kosten wordt aangesloten bij de prijsindexcijfer particuliere consumptie uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Planbureau (CPB). De op het tarief toe te passen index is het gewogen gemiddelde van de loon- en materiële indices waarbij wordt uitgegaan van een aandeel van 90% loonkosten en 10% materiële kosten. Het tarief wordt vastgesteld op basis van een voorcalculatie voor jaar t en de definitieve indices van jaar t-1.
De generalistische basis GGZ vormt een onderdeel van de nieuwe bekostigingsstructuur van de GGZ. Dit betekent dat ontwikkelingen goed gevolgd worden en dat een evaluatie zal plaatsvinden op het gestelde in deze beleidsregel, zowel ten aanzien van de prestaties als ook de tarieven.
Om deze evaluatie zorgvuldig uit te kunnen voeren legt de NZa registratie- en aanleveringsregels op. Hiervoor wordt verwezen naar de regeling Generalistische basis GGZ.
Om te kunnen zorgdragen dat aanbieders en verzekeraars op een gelijke en transparante wijze de nieuwe prestaties aanbieden en in rekening brengen worden in de eerdergenoemde regeling hieraan regels gesteld.
Om in dit kader de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken wordt waar mogelijk aangesloten bij/ gebruik gemaakt van de al bij partijen in gebruik zijnde registraties.
De beleidsregel ‘Generalistische basis GGZ’, met kenmerk BR/CU-7114, wordt per 1 januari 2016 ingetrokken.
De beleidsregel Generalistische basis GGZ (BR/CU-7114) blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.
Deze beleidsregel vervangt de reeds eerder door de NZa gepubliceerde, maar nog niet in werking getreden Beleidsregel Generalistische Basis GGZ met kenmerk BR/CU-7137.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1januari 2016. Indien de Staatscourant waarin de mededeling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2015 treedt de beleidsregel in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de mededeling wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1januari 2016.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel Generalistische basis GGZ’.
Bijlage 3: addendum 1 proces beschrijving
Voorstel; Wijzigingen d.d. 20 december 2016
De gemeente stuurt binnen 30 dagen na ontvangst van het JW303-bericht of het JW321- bericht middels een JW 304-bericht of een JW 322-bericht (j-ggz) een verwerkingsverslag van de factuur naar zorgaanbieder. In dit verslag zijn de afgekeurde factuurregels opgenomen. Indien relevant stuurt de desbetreffende gemeentelijke administratie de zorgaanbieder een mail met daarin een nadere toelichting. De zorgaanbieder kan via een JW 303-bericht of een JW 321-bericht een gecorrigeerde factuur sturen.
Voor wat betreft de jeugd-ggz is dezelfde werkwijze van toepassing. Echter de DBC systematiek, vraagt om een nadere uitwerking:
Dienstverleners brengen in beginsel de uitgevoerde voorziening maandelijks in rekening bij de gemeente. Het zorggebruik op maandniveau is gelijk aan het aantal geschreven minuten cliëntgebonden tijd in de desbetreffende maand. Het maandbedrag wordt door middel van de volgende formule bepaald: aantal geschreven minuten in de desbetreffende maand (in uren) maal
€85,- (prijspeil 2015). Na afloop van het zorgtraject volgt dan op basis van nacalculatie een eindfactuur/creditnota voor de resterende zorgkosten.
. Wanneer er sprake is van einde zorg, dan wordt dit binnen 4 weken gemeld bij de gemeente door de zorgaanbieder via een Wmo307-bericht. Dit geschiedt conform de afspraken in de desbetreffende deelovereenkomst. Wanneer de er sprake is van een gewijzigd besluit stuurt de gemeente een Wmo301-bericht met daarin het (nieuwe) besluit met daarbij een (nieuwe) einddatum.
Bijlage 6 Uitvoeringsbesluit Jeugd
De Deelovereenkomst voor het leveren van Individuele voorziening ambulante Jeugdhulp overgangs- en nieuwe cliënten (de Overeenkomst) gaat in op 1 januari 2015.
De onderstaande gemeenten vallen onder de Dommelvallei--
Gemeente Nuenen c.a., publiekrechtelijk rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudend aan de Jan van Schijnveltlaan 2 te Nuenen, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer M. Houben, de burgemeester, zulks ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van d.d. 28 oktober 2014.
Gemeente Waalre, publiekrechtelijk rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudend aan de Laan van Diepenvoorde 8 te Waalre, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer drs. J.W. Brenninkmeijer, de burgemeester, zulks ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van d.d. 28 oktober 2014.
Gemeente Son en Breugel, publiekrechtelijk rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudend aan de Raadhuisplein 1 te Son en Breugel, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer J.F.M. Gaillard, de burgemeester, zulks ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van d.d. 28 oktober 2014.,
Dienstverleners genoemd in bijlage 1.
De Overeenkomst noemt de gemeenten gezamenlijk Gemeente.
De Overeenkomst noemt Gemeente en Dienstverleners gezamenlijk Partijen en ook separaat van elkaar een Partij.
De Overeenkomst noemt Dienstverleners ook separaat van elkaar Dienstverlener.
Partijen overwegen bij het aangaan van deze Overeenkomst als volgt:
De Basisovereenkomst ziet toe op de uitvoering van een verantwoorde transitie en transformatie van onderdelen van de Jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet waaronder Individuele voorzieningen en van onderdelen uit de Algemene Wet Bijzondere Kosten (AWBZ), te weten individuele begeleiding, persoonlijke verzorging, dagbesteding en kortdurend verblijf.
Deze nieuwe invulling van voorzieningen moet voldoen aan de door Partijen onderschreven visie waarbij participatie en zelfredzaamheid het doel zijn, eigen kracht van Jeugdigen en hun omgeving het vertrekpunt zijn, mogelijkheden van Jeugdigen centraal staan, Partijen vraaggericht en resultaatgericht werken, Partijen oog hebben voor de totale context en niet alleen voor individuen daarbinnen en Partijen streven naar ontschotting en vermindering van administratieve lasten.
Tegelijkertijd realiseren Partijen zich dat het verwerkelijken van deze visie een groot beroep doet op het aanpassingsvermogen en de eigen verantwoordelijkheid van Jeugdigen, het verandervermogen van Dienstverleners en hun medewerkers en de faciliterende rol en het verandervermogen van Gemeente en met zich meebrengt dat Partijen met respect voor hun wederzijdse belangen en rollen een intensief ontwikkelproces aangaan.
Gemeente wenst de onder (D) genoemde visie met betrekking tot de Voorziening te realiseren, waarbij zij uitgaat van reële kosten voor het uitvoeren ervan door dienstverleners, binnen het financiële kader dat de Gemeenten beschikbaar hebben. Bij het realiseren van de Voorziening binnen het genoemde financiële kader zullen Partijen vooral kijken naar het verminderen van bureaucratie, het verlagen van administratieve lasten en een innovatief bekostigingsmodel.
De Voorziening bevordert, behoudt of compenseert de zelfredzaamheid en participatie van een Jeugdige opdat deze zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven. De Voorziening wordt ingezet als een Jeugdige over onvoldoende eigen kracht bezit, het sociale netwerk onvoldoende in staat is te helpen en geen geschikte Algemene voorziening aanwezig is.
Partijen verklaren als volgt overeen te zijn gekomen:
Ondersteuningsplan: hulpverleningsplan of behandelplan dat opgesteld wordt in samenspraak met de Jeugdige, zijn Ouders, en indien noodzakelijk samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving behoren. In het Ondersteuningsplan staan alle vormen van ondersteuning en hulp opgenomen die ten behoeve van de Jeugdige worden ingezet.
Individuele voorziening ambulante jeugdhulp: niet vrij toegankelijke voorziening gericht op:
Ambulante behandeling van en hulp en zorg, niet zijnde preventie en begeleiding, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie-gerelateerde problemen;
Ambulante behandeling/hulp voor de bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer, niet zijnde preventie en begeleiding, van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem;
de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, en voor wie de voortzetting van Jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, die was aangevangen, of voor wie het college voor het bereiken van de leeftijd van achttien jaar heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van Jeugdhulp noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van Jeugdhulp die was aangevangen voor het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de Jeugdhulp noodzakelijk is.
PlusTeam: organisatie waar de complexe advies- en hulpvragen aan worden overgedragen als deze door het CMD niet kunnen worden beantwoord. In het Plusteam werken gespecialiseerde professionals die enerzijds het netwerk rondom een Jeugdige activeren en versterken en anderzijds ook de professionele zorg organiseren. Indien een Jeugdige of zijn Ouders en zijn omgeving meer dan vijf gesprekken aan begeleiding of ondersteuning nodig hebben, dan wordt de begeleiding of ondersteuning georganiseerd door het Plusteam.
Artikel 2: voorwerp en omvang van de Overeenkomst
Dienstverlener voert in opdracht van Gemeente de Voorziening uit conform de Overeenkomst waaronder mede begrepen de bijlagen die integraal onderdeel uitmaken van deze overeenkomst.
Artikel 3: Algemene voorwaarden
Artikel 4: Duur van de Overeenkomst
Artikel 5: Opzegging van de Overeenkomst
Partijen hebben het recht om de Overeenkomst tussentijds per aangetekende brief te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste zes kalendermaanden. De opzegtermijn gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de aangetekende brief door de andere Partij is ontvangen. De Overeenkomst wordt voortgezet door overige Partijen, tenzij Gemeente opzeggende Partij is, waarna de Overeenkomst voor alle Partijen eindigt.
Als een Dienstverlener gebruik maakt van zijn mogelijkheid tot opzegging is deze verplicht om per direct in overleg te treden met de resterende Dienstverleners over de (mogelijke) overname van verplichtingen, zoals personeel en dienstverlening aan Jeugdigen, voortvloeiende uit de Overeenkomst. Opzeggende Dienstverlener verplicht zich tot volledige medewerking bij voornoemde mogelijke overname. Dit alles binnen de wettelijke kaders.
Gemeente controleert steekproefsgewijs of Dienstverleners de Voorziening uitvoeren zoals uitgewerkt in het Besluit en de Individuele opdrachtverstrekking. Als Gemeente constateert dat Dienstverlener toerekenbaar tekort schiet bij het nakomen van verplichtingen, stelt hij Dienstverlener schriftelijk in gebreke. Dienstverlener krijgt dan de mogelijkheid om binnen een redelijke, door Gemeente te bepalen termijn zijn verplichtingen alsnog na te komen. Komt Dienstverlener ook daarna zijn verplichtingen niet na, dan trekt Gemeente de Individuele opdrachtverstrekking in. Gemeente is daarbij niet verplicht tot het betalen van schadevergoeding of andere kosten. Als Gemeente in een kalenderjaar drie keer een Individuele opdrachtverstrekking terugtrekt bij dezelfde Dienstverlener, dan voldoet Dienstverlener niet meer aan de voorwaarden van de Overeenkomst en maakt Gemeente richting deze Dienstverlener gebruik van zijn mogelijkheden onder artikel 5 lid 3. De Dienstverlener kan gedurende drie jaar niet deelnemen aan de Overeenkomst.
Nieuwe Dienstverleners kunnen zich tussentijds aanmelden bij Gemeente. Zij kunnen alleen deelnemen aan de Overeenkomst als zij gelijktijdig deelnemen aan de Basisovereenkomst. Als Gemeente besluit tot toelating sluit zij namens alle Partijen de Overeenkomst inclusief de conform de Basisovereenkomst tussen Partijen overeengekomen wijzigingen, met Dienstverlener, waarvoor Dienstverleners voor zover nodig de Gemeente machtigen. Gemeente stelt Dienstverleners in kennis van het toetreden van een nieuwe Dienstverlener.
Artikel 7: Eisen aan de Voorziening
Dienstverlener die een Individuele opdrachtverstrekking tot levering van de Voorziening ontvangt van Gemeente, ontvangt voor die levering een vergoeding zoals opgenomen op bijlage 5.
Artikel 9: Gedeeltelijke nietigheid
Indien de Overeenkomst of enige bepaling daarin nietig is of vernietigd wordt, dan tast dit de geldigheid van de overige bepalingen niet aan. Partijen zullen vervolgens met elkaar in overleg treden om te trachten overeenstemming te bereiken over aanpassing van de Overeenkomst zodanig dat deze niet langer nietig of vernietigbaar is dan wel om overeenstemming te bereiken over een bepaling, ter vervanging van de nietige of vernietigde bepaling, die voor wat betreft aard en strekking zo dicht mogelijk aansluit bij de nietige of vernietigde bepaling.
Artikel 10: Evalueren en wijzigingen
Gemeente kan de Overeenkomst wijzigen per aangetekende brief na het doorlopen van de procedure beschreven in de Basisovereenkomst. De wijzigingen gaan in direct na ondertekening van een geheel nieuwe Overeenkomst, voorzien van bijlage(n). Als bijlagen bij de Overeenkomst wijzigen, is het voldoende de gewijzigde bijlage(n) te vervangen. Mondelinge afspraken kennen geen rechtskracht.
Artikel 11: Overgangsbepalingen
Jeugdigen met een indicatie Jeugdzorg afgegeven voor 1 januari 2015 en die doorloopt na 1 januari 2015 behouden gedurende de looptijd van het indicatiebesluit, maar uiterlijk tot 1 januari 2016 (in het geval pleegzorg kan de indicatie doorlopen tot het 18e levensjaar van Jeugdige), het recht op die zorg die aan het indicatiebesluit is verbonden, onder de voorwaarden die daarvoor onder de Jeugdzorg van toepassing waren en de Dienstverlener bij wie zij zorg ontvangen. Dienstverleners ontvangen voor het leveren van Individuele voorziening ambulante Jeugdhulp aan deze Jeugdigen een vergoeding zoals opgenomen op bijlage 5. Voor deze Jeugdigen en Dienstverleners gelden in aanvulling op de Overeenkomst de afspraken gemaakt in het Regionale Transitiearrangement van (november 2013) (ondertekend op 31 oktober 2013).
In geval van geschillen maken Partijen gebruik van de geschillenregeling zoals opgenomen in de Basisovereenkomst. Van die geschillenregeling kunnen Partijen afwijken als het geschil de dienstverlening aan een Inwoner betreft, waarbij een van de Partijen meent dat een voorlopige voorziening noodzakelijk is. In dat geval leggen Partijen hun geschil voor aan de bevoegde rechter in het arrondissement Oost-Brabant.
Op de Overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing.
Voorziening kan alleen bestaan uit resultaten en activiteiten genoemd onder punt 3 van deze bijlage. Jeugdigen en Dienstverleners kunnen een verzoek indienen via de procedure in de Basisovereenkomst (artikel 7 tot en met 10) om resultaten en activiteiten toe te laten voegen aan punt 3 van deze bijlage.
Deze bijlage is dynamisch en wordt beheerd door Gemeente. Aangesloten Dienstverleners die de Overeenkomst hebben ondertekend:
Resultaatsgebied 1: Consultatie bieden aan medewerkers van het CMD en Plusteam
Resultaatsgebied 2: Het stellen van diagnose al dan niet inclusief een advies voor begeleiding en/of behandeling voor Jeugdige met psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking.
Resultaatsgebied 3: Het bieden van ambulante behandeling/hulp bij een Jeugdige met psychische problemen en stoornissen, psychosociale Problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de Jeugdige, voedingsproblemen van de Ouders of adoptie- gerelateerde problemen, zodat een Jeugdige zo maximaal mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer in een zo veilig mogelijke omgeving.
Bijlage 2: Toegang Voorziening
Ambulante behandeling van en hulp en zorg, niet zijnde preventie en begeleiding, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie-gerelateerde problemen;
Ambulante behandeling/hulp voor de bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer, niet zijnde preventie en begeleiding, van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem;
Concrete doelen worden door Gemeente beschreven in de Individuele opdrachtverstrekking. In het kader van de uitvoering van de Voorziening, als deze deel uitmaakt van de Individuele opdrachtverstrekking en Gemeente een Besluit heeft afgegeven, kunnen Dienstverleners een of meer van de volgende activiteiten aanbieden in een of meer van de volgende resultaatsgebieden:
De door Dienstverlener te verrichten activiteiten vallen binnen de volgende resultaatsgebieden:
Het bieden van ambulante behandeling/hulp bij een Jeugdige met psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de Jeugdige, opvoedingsproblemen van de Ouders of adoptie-gerelateerde problemen, zodat een Jeugdige zo maximaal mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer in een zo veilig mogelijke omgeving.
Ad 1. Resultaatgebied: Consultatie bieden aan medewerkers van het CMD en Plusteam:
Ad 2. Resultaatgebied: Het stellen van diagnose al dan niet inclusief een advies voor begeleiding en/of behandeling voor Jeugdige met psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking:
Ad 3: Resultaatgebied: Het bieden van ambulante behandeling/hulp bij een Jeugdige met psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de Jeugdige, opvoedingsproblemen van de Ouders of adoptie-gerelateerde problemen, zodat een Jeugdige zo maximaal mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer in een zo veilig mogelijke omgeving:
Dienstverlener kan een of meer van de volgende activiteiten uitvoeren binnen de hiervoor genoemde resultaatsgebieden:
kortdurende behandeling gericht op herstel en/of het aanleren van nieuwe vaardigheden of gedrag, als dit een programmatische aanpak vereist waarvoor specifieke deskundigheid nodig is. De nieuw aan te leren vaardigheden of het gedrag richten zich op het terugdringen van stoornissen en beperkingen. De kortdurende behandeling kan zich ook richten op mantelzorg in de directe omgeving van de cliënt, als dit ten goede komt aan de cliënt. De behandeling is dan gericht op het aanleren van vaardigheden of gedrag aan de mantelzorger/gebruikelijke zorger hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de cliënt;
Dienstverlener kan bij wijze van uitzondering bij de activiteiten vervoer aanbieden. Dienstverlener regelt dit dan binnen de vergoeding die hij krijgt voor het uitvoeren van de Voorziening. Het vervoer kan hij regelen in samenspraak met de Jeugdige, hij kan dit zelf regelen of hij kan daarvoor een overeenkomst sluiten met een vervoerder.
Voor de Jeugdige geldt dat het college bij het besluiten tot het inzetten van vervoer twee afwegingen maakt:
Op basis van de bevindingen voortgekomen uit 2.2. en 2.3. wordt in de gemeenten Geldrop Mierlo en Waalre in het aanvraagproces bepaald of het CMD zelf met lichte ondersteuning in de hulpvraag kan voorzien, of doorverwijzing van het CMD naar een PT’er nodig is of een aanbod van Gemeente dient plaats te vinden in de vorm van een Voorziening. Bij inzet van een PT’er neemt deze verdere coördinatie en regie van de Voorziening op zich, anders blijft die bij het CMD.
Indien de situatie van de Ouders en Jeugdige voor afloop van de gestelde termijn verandert c.q. voor afloop van de termijn een passend alternatief, aan de Voorziening voorliggend (bijvoorbeeld een Algemene voorziening), aanbod voorhanden komt, waardoor de inzet van de Voorziening niet langer noodzakelijk is, kan Gemeente eenzijdig de Individuele opdrachtverstrekking voor het aanbieden van de Voorziening beëindigen. Gemeente neemt hiervoor een opzegtermijn in acht van zes weken, gerekend vanaf het moment dat hij Aanbieder schriftelijk in kennis stelt van de beëindiging.
De Ouders en Jeugdige bepalen van welke Dienstverlener zij een Voorziening willen ontvangen (met inachtneming van het gestelde onder 2.5.: integraliteit), Verwijzers kunnen hierbij ondersteuning bieden. Tot de leeftijd van 12 jaar bepaalt de Ouder, tussen de leeftijd van 12 jaar en 16 jaar bepalen Jeugdige en Ouder samen en bij 16 jaar of ouder bepaalt de Jeugdige zelf.
2.11 Richting de Dienstverlener wordt gelijktijdig aan 2.10 een Individuele opdracht verstrekking geformuleerd. Als sprake is van een Verwijzer, krijgt deze van Gemeente een melding.
In de Individuele opdrachtverstrekking wordt beschreven:
Verplichting tot informatievoorziening richting Gemeente indien sprake is van relevante veranderingen in situatie van Ouders en Jeugdige waardoor de Voorziening c.q. de Individuele opdrachtverstrekking daartoe mogelijk beëindigd of aangepast dient te/ kan worden. Informatie dient gegeven te worden op verzoek van Gemeente dan wel uit eigen beweging.
Verplichting tot jaarlijkse verstrekking van voortgangsrapportage. Bij einde Individuele opdrachtverstrekking wordt eindrapportage opgesteld. Indien de Individuele opdrachtverstrekking minder dan een jaar duurt behoeft geen voortgangsrapportage opgesteld te worden, maar kan worden volstaan met een eindrapportage.
Indien Dienstverlener meent dat (na afgifte dan wel gedurende de loop van de opdracht) de Individuele opdrachtverstrekking (qua benoemd resultaat) aanpassing behoeft, treedt Dienstverlener daarover in overleg met Gemeente. Gemeente beoordeelt vervolgens het verzoek van Dienstverlener en past — indien zij dat nodig acht — de Individuele opdrachtverstrekking aan.
Na afgifte Besluit en de Individuele opdrachtverstrekking vindt indien nodig geacht door de Verwijzer, een “warme overdracht” plaats in de vorm van een drieweggesprek (Ouders en Jeugdige, Verwijzer en Dienstverlener). Ook een vertrouwenspersoon kan (eventueel in plaats van de Verwijzer) aanwezig zijn bij het overdrachtsgesprek indien de Jeugdige de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon wenselijk acht.
Wijze van leveren van de Voorziening en eisen daaraan
Dienstverleners zetten personeel in dat beschikt over de gangbare competenties en vaardigheden die nodig zijn om de benodigde activiteiten uit te voeren onder de Overeenkomst. De competenties en vaardigheden moeten in overeenstemming zijn met de in de branche vastgestelde basiscompetentieprofielen (bcp's). Ook ingehuurd personeel en zelfstandigen zonder personeel moeten voldoen aan deze bcp’s. 9
Dienstverleners passen bij het uitvoeren van de Voorziening de wettelijke eisen inzake kwaliteit en verantwoording uit. Dienstverleners die Individuele voorzieningen Jeugdhulp uitvoeren, passen minimaal hetgeen gesteld in paragraaf 4.3 van de Jeugdwet toe. De Gemeente kan voor de Individuele voorziening Jeugdhulp op basis van de Jeugdwet bij Verordening nadere of andere regels stellen inzake kwaliteit.
Dienstverleners melden incident of geweld bij het uitvoeren van de Voorziening direct bij Gemeente. Zij doen dit door binnen 48 uur na ontvangst signaal een e- mail te sturen naar (e-mailadres), met daarbij een beschrijving van het incident of het geweld en de Jeugdige waar deze is gesignaleerd. Bij een calamiteit wordt de gemeente van waar de Jeugdige of de Ouder afkomstig is direct geïnformeerd.
Gemeente heeft het recht om een extern (accountants)onderzoek in te stellen als zij beschikt over een signaal dat Dienstverlener in een risicovolle situatie verkeert (financieel of inhoudelijk) die de continuïteit van Voorziening voor een of meer Ouders en Jeugdigen op wat voor manier dan ook kan bedreigen of bedreigt. Voor Gemeente van dit recht gebruik kan maken, krijgt Dienstverlener de mogelijkheid binnen veertien kalenderdagen na schriftelijke melding van het signaal door Gemeente te reageren en aan te tonen dat het signaal onjuist is of niet (langer) relevant is. Blijkt uit een extern (accountants)onderzoek dat Dienstverlener werkelijk in de in deze passage bedoelde risicovolle situatie verkeert, dan krijgt Dienstverlener veertien kalenderdagen de tijd na schriftelijke melding van het resultaat van het (accountants)onderzoek op de bevindingen te reageren. Na deze reactie van Dienstverlener kan Gemeente besluiten de zaak te beschouwen als afgedaan, over te gaan tot nader overleg voor verbetering van de situatie of tot sanctioneren van de Dienstverlener op basis van de Overeenkomst of de Basisovereenkomst Sociaal Domein Wet maatschappelijke ondersteuning.
Het prijspeil van het genoemde tarief is het jaar 2015. Gemeente indexeert de tarieven jaarlijks, startend op 1 januari 2016, met een percentage gelijk aan dat van de indexatie van de prijs in het macrobudget. Gemeente meldt schriftelijk voor 1 januari van ieder jaar het percentage waarmee het tarief wordt geïndexeerd en de hoogte van het tarief vanaf 1 januari van ieder jaar.
Dienstverlener mag het bedrag dat Gemeente betaalt alleen gebruiken voor direct aan de Voorziening gerelateerde kosten. Dienstverlener mag het bedrag dus niet gebruiken voor compensatie van kosten zoals voedsel, abonnementskosten, kosten verbonden aan het uitoefenen van een hobby of sport, et cetera, voor zover deze zijn aan te merken als Algemeen gebruikelijk).
Ouders en Jeugdigen hebben de mogelijkheid om van Dienstverlener of combinatie van Dienstverleners te wisselen. Zij moeten daarvoor een opzegtermijn van twee kalendermaanden in acht nemen. Deze opzegtermijn gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de opzegging is gedaan. De coördinatie bij opzegging en wisselen van Dienstverlener of combinatie van Dienstverleners ligt bij Gemeente. Gemeente kan, op advies van het CMD, besluiten de opzegtermijn van twee kalendermaanden te verkorten.
Bijlage 3: Algemene inkoopvoorwaarden
Link: http://www.geldropmierlo.nl/data/publicatiewebsite/XOA802C6013DA36D1FB894E90077014B/Algemene%20inkooplvoorwaarden%202013%20voor%20leveringen%20diensten%gem%20Geldrop-Mierlo.pdf? dc=1383816876817
De volgende onderwerpen lenen zich voor doorontwikkeling:
olgt berekend: het in 2015 geldende NZa-tarief minus een korting van 17%.
Regels rondom de registratie van DBC’s te volgen. De spelregels zijn opgenomen in het document 5’. Dit document is te downloaden van de website van DBC-Onderhoud (www.dbconderhoud.nl)
tie is zodanig ingericht dat een audit-trail mogelijk is. Gemeente moet te allen tijde de mogelijkheid tp juistheid te controleren.
Behoeve van de DBC-registratie en declaratie van DBC’s in hun registratie- en declaratiesoftware een ament ’Validatieregels GGZ 2015’ bevat de specificaties waaraan de validatiemodule moet voldoen. den van de website van de DBC-Onderhoud (www.dbconderhoud.nl). De validatiemodule dient uitsluitend DBC's in rekening kunnen worden gebracht die niet strijdig zijn met de inhoud van
ralidatiemodule als instrument om de betrouwbaarheid van DBC’s te toetsen en de juistheid van de ficatie geschiedt op basis van gegevens in bronbestanden
declaraties in via Vecozo conform de meest recente voorwaarden van haar rapport Externe Integratie u door Wmo zodra dit beschikbaar komt).
beginsel de uitgevoerde Voorziening maandelijks in rekening bij Gemeente. Het zorggebruik op
• t aantal geschreven minuten patiëntgebonden tijd in de desbetreffende maand. Het maandbedrag algende formule bepaald: aantal geschreven minuten in de desbetreffende maand (in uren) maal €85 van het zorgtraject volgt dan op basis van nacalculatie een eindfactuur voor de resterende zorgkosten.
• verplichtingen, zoals vastgelegd in de Nadere regeling Gespecialiseerde GGZ (NR/CU-538) van de f de opvolger daarvan, in acht. Mits in overeenstemming met de Jeugdwet en de WGBO.
Voorziening waarvoor hij Individuele opdrachtverstrekking heeft gelegen en die daadwerkelijk is a een Voorziening declareren, zolang de Inwoner een geldig Besluit heeft.
Facturatie vindt plaats uiterlijk binnen één maand na afloop van de betreffende maand.
Digitale totaalfactuur en verzamelbestand aan conform het geldende declaratieprotocol. De digitale nd kunnen, conform de algemene inkoopvoorwaarden, worden gestuurd naar de Gemeente.
meer worden vergeleken met de gegevens van Gemeente. Alleen regels die overeenkomen worden angt Dienstverlener binnen één maand een specificatie. Correcties die moeten worden doorgevoerd, i aparte factuur vermeld. Deze wordt door Dienstverlener tegelijk verstuurd met de eerst volgende.
dienstverlener na controle op juistheid en volledigheid binnen dertig kalenderdagen.
lan twee maanden na afloop van de betreffende maand worden ingediend worden niet meer in uurperiodes van januari tot en met juni 2015 wordt met deze termijn coulant omgegaan. Gemeente is ar komt, de Wmo-standaard te gebruiken om de geleverde dienstverlening te declareren en
Overeenkomst inzake ‘‘Jeugdhulp met verblijf en dagbehandeling’’
Hierna tevens gezamenlijk te noemen: ‘partijen’
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
In de overeenkomst wordt verstaan onder:
Ondersteuningsplan: hulpverleningsplan of behandelplan dat opgesteld wordt in samenspraak met de Jeugdige, zijn Ouders, en indien noodzakelijk samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving behoren. In het Ondersteuningsplan staan alle vormen van ondersteuning en hulp opgenomen die ten behoeve van de Jeugdige worden ingezet.
Individuele voorziening Jeugdhulp met verblijf en dagbehandeling: verblijf: behandeling wordt ingezet wanneer er sprake is van opvoedingsproblematiek, gedragsproblematiek, psychiatrische problematiek of een beperking, die gespecialiseerde behandeling behoeft omdat ambulante ondersteuning onvoldoende is. Dienstverlening is erop gericht om jeugdigen tijdelijk of langdurig een alternatieve thuissituatie te bieden. De opvang/ het verblijf is altijd gekoppeld aan ondersteuning van de jeugdige en waar nodig van het gezin.
De leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, en voor wie de voortzetting van Jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, die was aangevangen, of voor wie het college vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van Jeugdhulp noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van Jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de Jeugdhulp noodzakelijk is.
PlusTeam : organisatie waar de complexe advies- en hulpvragen aan worden overgedragen als deze door het CMD niet kunnen worden beantwoord. In het Plusteam werken gespecialiseerde professionals die enerzijds het netwerk rondom een Jeugdige activeren en versterken en anderzijds ook de professionele zorg organiseren. In- dien een Jeugdige of zijn Ouders en zijn omgeving meer dan vijf gesprekken aan begeleiding of ondersteuning nodig hebben, dan wordt de begeleiding of ondersteuning georganiseerd door het Plusteam. Nuenen en Son en Breugel kennen geen Plusteam.
Artikel 2 Voorwerp van de overeenkomst
Artikel 3 Duur van de overeenkomst
Partijen hebben vanaf 1januari 2016 het recht om deze overeenkomst tussentijds per aangetekende brief te beëindigen met inachtneming van een uitwerktermijn van 6 kalendermaanden. Dienstverleners waarmee een Deelovereenkomst is afgesloten en die willen stoppen met de dienstverlening dienen dit te melden bij de Gemeente, waarbij een plan voor overdracht van hun Cliënten aan een of meerdere gecontracteerde Dienstverleners overlegd wordt. Na instemming met het plan van overdracht kan gestart worden met de warme overdracht van de Cliënten.
Indien geen andere gecontracteerde aanbieder voor handen is, zal de Dienstverlener de Cliënt blijven voorzien van zorg totdat een alternatief is gevonden. Als een dienstverlener gebruik maakt van zijn mogelijkheid tot opzegging is deze verplicht om per direct in overleg te treden met de overige dienstverleners die deze deelovereenkomst met de gemeente hebben gesloten, over de (mogelijke) overname van verplichtingen, zoals personeel en de dienstverlening aan cliënten in de gemeente. Vanaf het moment van opzegging tot de einddatum (maximaal 6 kalendermaanden later) geldt het tarief van het moment van opzeggen.
Indien partijen geen overeenstemming bereiken over de tarieven voor ”Jeugdhulp met verblijf en dagbehandeling” voor het komende kalenderjaar, wordt overeenkomst opgezegd binnen twee weken na de datum waarop gemeente vraagt om overeenstemming over de tarieven. Gedurende de uitwerktermijn van 6 kalendermaanden geldt het tarief van het voorgaande kalenderjaar.
Artikel 4 Totstandkoming en beëindiging van opdrachten
Beoordeling van de hulpvraag vindt plaats in een brede context. Als Ouders en Jeugdige zich melden bij het CMD, dan maakt het ter ondersteuning, gebruik van bijvoorbeeld de Zelfredzaamheidsmatrix. Als ouders zich melden bij huisarts, jeugdarts of medisch specialist kan deze rechtstreeks verwijzen naar een zorgaanbieder. Zorgaanbieder meldt de verwijzing volgens de afgesproken procedure. Indien sprake is van Pleegzorg in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel, kan de Gecertificeerde Instelling een bepaling afgeven voor Jeugdhulp.
Op basis van de bevindingen voortgekomen uit lid 2 en lid 3 wordt in de gemeenten Geldrop-Mierlo en Waalre in het aanvraagproces bepaald of het CMD zelf met lichte ondersteuning in de hulpvraag kan voorzien, of doorverwijzing van het CMD naar een PT’er nodig is of een aanbod van Gemeente dient plaats te vinden in de vorm van een Voorziening. Bij inzet van een PT’er neemt deze verdere coördinatie en regie van de Voorziening op zich, anders blijft die bij het CMD.
Indien de situatie van de Ouders en Jeugdige vóór afloop van de gestelde termijn verandert c.q. vóór afloop van de termijn een passend alternatief, aan de Voorziening voorliggend (bijvoorbeeld een Algemene voorziening), aanbod voorhanden komt, waardoor de inzet van de Voorziening niet langer noodzakelijk is, kan Gemeente eenzijdig de Individuele opdrachtverstrekking voor het aanbieden van de Voorziening beëindigen. Gemeente neemt hiervoor een opzegtermijn in acht van zes weken, gerekend vanaf het moment dat hij Dienstverlener schriftelijk in kennis stelt van de beëindiging.
De Ouders en Jeugdige bepalen van welke Dienstverlener zij een Voorziening willen ontvangen (met inachtneming van integraliteit). Verwijzers kunnen hierbij ondersteuning bieden. Tot de leeftijd van 12 jaar bepaalt de gezaghebbende Ouder, tussen de leeftijd van 12 jaar en 16 jaar bepalen Jeugdige en gezaghebbende Ouder samen en bij 16 jaar of ouder bepaalt de Jeugdige zelf.
c.q. de Individuele opdrachtverstrekking daartoe mogelijk beëindigd of aangepast dient te/ kan worden. Informatie dient gegeven te worden op verzoek van Gemeente dan wel uit eigen beweging.
Verplichting tot jaarlijkse verstrekking van voortgangsrapportage. Bij einde Individuele opdrachtverstrekking wordt eindrapportage opgesteld. Indien de Individuele opdrachtverstrekking minder dan een jaar duurt behoeft geen voortgangsrapportage opgesteld te worden, maar kan worden volstaan met een eindrapportage.
Indien Dienstverlener meent dat (na afgifte dan wel gedurende de loop van) de Individuele opdrachtverstrekking (qua benoemd resultaat) aanpassing behoeft, treedt Dienstverlener daarover in overleg met Gemeente. Gemeente beoordeelt vervolgens het verzoek van Dienstverlener en past — indien zij dat nodig acht — de Individuele opdrachtverstrekking aan.
Na afgifte Besluit en de Individuele opdrachtverstrekking vindt indien nodig geacht door de Verwijzer, een ”warme overdracht” plaats in de vorm van een drieweggesprek (Ouders en Jeugdige, Verwijzer en Dienstverlener). Ook een vertrouwenspersoon kan (eventueel in plaats van de Verwijzer) aanwezig zijn bij het overdrachtsgesprek indien de Jeugdige de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon wenselijk acht.
Artikel 5 Tijdelijke stopzetting
Artikel 6 Algemene (inkoop)voorwaarden
Artikel 7 Toetreding nieuwe dienstverleners
Artikel 8 Eisen aan de dienstverlener
De dienstverlener voldoet gedurende de looptijd van deze overeenkomst aan de normen met betrekking tot integriteit, verkeert niet in staat van faillissement of surseance van betaling en heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen met betrekking tot de betaling van sociale zekerheidspremies en belastingen. Daartoe kan de dienstverlener, binnen een redelijke termijn, de volgende documenten overleggen:
Het in te zetten HBO en WO personeel van opdrachtnemer, welke beroepsmatig in contact kan komen met jeugdigen of ouders aan wie jeugdhulp wordt geboden, is geregistreerd als Jeugdprofessional of heeft een aantoonbare aanvraag ingediend om als jeugdprofessional geregistreerd te worden of is BIG-geregistreerd. Niet-geregistreerd personeel werkt altijd onder verantwoordelijk van een HBO/ WO geschoolde en geregistreerde medewerker.
Specifiek voor de GGZB en S: Als de opdrachtnemer vrijgevestigd is, gelden de volgende bepalingen om voor een contract in aanmerking te komen*: ingeschreven in BIG register of een lidmaatschap (specialistische) beroepsvereniging, beroepsregister NIP of NVO geldige AGB-codes, en in staat en bereid om met RON te werken.
Dienstverleners zetten personeel in dat beschikt over de gangbare competenties en vaardigheden die nodig zijn om de benodigde activiteiten uit te voeren onder de Overeenkomst. De competenties en vaardigheden moeten in overeenstemming zijn met de in de branche vastgestelde basiscompetentieprofielen (bcp’s). Ook ingehuurd personeel en zelfstandigen zonder personeel moeten voldoen aan deze bcp’s. 10
Dienstverleners passen bij het uitvoeren van de Voorziening de wettelijke eisen inzake kwaliteit en verantwoording toe. Dienstverleners die Individuele voorzieningen Jeugdhulp uitvoeren, passen minimaal hetgeen gesteld in paragraaf 4.3 van de Jeugdwet toe. De Gemeente kan voor de Individuele voorziening Jeugdhulp op basis van de Jeugdwet bij Verordening nadere of andere regels stellen inzake kwaliteit.
Onderaanneming: Het is dienstverlener toegestaan om voor de uitvoering van het contract derden in te schakelen. Opdrachtgever stelt daaraan de voorwaarde dat bij de in- schakeling van onderaannemers de aanbevelingen uit het rapport van de Inspectie Jeugdzorg in acht worden genomen. Het eindoordeel uit dit rapport luidt:
”De inspectie verwacht bij gebruik van onderaannemers dat er jeugdhulp wordt geleverd van voldoende kwaliteit. Dit houdt in dat de zorg voldoende veilig en verantwoord is, en dat deze aansluit bij de zorgvraag van de jeugdige. Daarnaast heeft de hoofdaannemer de verantwoordelijkheid voldoende zicht te houden op deze kwaliteit. Er dient sprake te zijn van aantoonbaar toezicht door de hoofdaannemer op de onderaannemer en de samenwerkingsafspraken tussen beiden moeten geformaliseerd zijn."
Indien een aanbieder voornemens is een onderaannemer in te schakelen vraagt hij daar vooraf van de opdrachtgever toestemming voor. Als bij inschrijving al bekend is dat onderdelen in onderaanneming uitgevoerd worden wordt dit in de offerte aangegeven. Als er pas tijdens de uitvoering van de opdracht een onderaannemer wordt ingeschakeld, wordt dit per omgaande gemeld aan opdrachtgever.
Verzekering : Dienstverlener is verzekerd voor beroepsaansprakelijkheid/bedrijfsaansprakelijkheid voor minimaal €2.500. 000 per gebeurtenis. Daartoe kan dienstverlener op ieder moment aantonen dat hij voldoet door het overleggen van een gewaarmerkte kopie van de polis, plus de voorwaarden en bewijs van betaling.
Dienstverlener neemt ten aanzien van alle informatie waarover hij de beschikking heeft, ongeacht de vorm van de gegevensdrager, bij gegevensverwerking en archivering de Archiefwet 1995, de Wet Bescherming persoonsgegevens en overige relevante wet- en regelgeving, in acht (zie ook bijlage 4, Voorlopige Ontwikkelagenda).
De in lid 1 van dit artikel genoemde vergoeding is vast tot en met 31 december 2016. Jaarlijks wordt op 1 september van ieder jaar de nieuwe prijs voor het komende jaar door de gemeente vastgesteld (Hiervan kan tussentijds in uitzonderlijke gevallen van worden afgeweken). Dit wordt vooraf in de COB besproken. Indien de Dienstverlener niet akkoord gaat met dit tarief, wordt de Deelovereenkomst automatisch opgezegd, waarbij de bepalingen van artikel 3 van kracht blijven. De Dienstverlener wordt, gedurende de periode van 1september tot uiterlijk 6 maanden hierna, vergoed tegen de tarieven van het afgelopen kalenderjaar.
Artikel 10 Facturatie en betaling
Product: groepen AWBZ en provinciaal
De digitale facturen van dienstverlener worden vergeleken met de gegevens van gemeente. Alleen regels die overeenkomen worden betaald. Van afwijkende regels ontvangt dienstverlener binnen één maand een specificatie. Correcties die moeten worden doorgevoerd, worden door dienstverlener op een aparte factuur vermeld. Deze wordt door dienstverlener tegelijk verstuurd met de eerstvolgende reguliere factuur.
Validatie is als volgt ingericht:
Dienstverlener neemt ten behoeve van de DBC-registratie en declaratie van DBC’s in hun registratie- en declaratiesoftware een validatiemodule op. Het document ‘Validatieregels GGZ 2015’ bevat de specificaties waaraan de validatiemodule moet voldoen. Dit document is te downloaden van de website van de DBC-Onderhoud (www.dbconderhoud.nl). De validatiemodule dient zodanig te zijn ingericht dat uitsluitend DBC’s in rekening kunnen worden gebracht die niet strijdig zijn met de inhoud van spelregels.
Dienstverlener brengt in beginsel de uitgevoerde Voorziening maandelijks in rekening bij Gemeente. Het zorggebruik op maandniveau is gelijk aan het aantal geschreven minuten patiëntgebonden tijd in de desbetreffende maand. Het maandbedrag wordt doormiddel van de volgende formule bepaald: aantal geschreven minuten in de desbetreffende maand (in uren) maal €85 (prijspeil 2015). Na afloop van het zorgtraject volgt dan op basis van nacalculatie een eindfactuur voor de resterende zorgkosten.
Van de Dienstverlener wordt verwacht dat hij voldoet aan de eisen van verantwoording en dat de volgende rapportages worden opgeleverd:
Indien u voor meer dan €50.000 op jaarbasis cumulatief aan de Gemeenten heeft gefactureerd moet u voor de controle op de prestatielevering een accountantsverklaring conform het landelijk controleprotocol op Iaten stellen. Deze accountantsverklaring moet u voor 1 maart verzenden aan die Gemeenten waar ondersteuning is geboden.
In geval Dienstverlener — al dan niet van rechtswege — in verzuim is, is Dienstverlener aansprakelijk voor alle schade die door Gemeente wordt geleden voortvloeiende uit de uitvoering van de werkzaamheden, ingevolge deze Deelovereenkomst. Deze bepaling is ook van toepassing wanneer de schade het gevolg is van het niet naleven van wetgeving of van een gebrek in de uitvoering van de Deelovereenkomst. Dit alles ongeacht het feit of de schade veroorzaakt is door dienstverlener zelf en/of zijn personeel en/of door de dienstverlener onder zijn verantwoordelijkheid ingezette derden.
De in het kader van de overeenkomst door de dienstverlener te vergoeden schade is per gebeurtenis beperkt tot een bedrag van driemaal de opdrachtwaarde tot een maximum van €2.500.000,- per jaar. Samenhangende gebeurtenissen worden beschouwd als één gebeurtenis. Dienstverlener is alleen aansprakelijk voor directe schade.
Het vervoer naar dagbehandeling, kan alleen worden toegekend als aanvulling op één van de andere producten uit deze Deelovereenkomst in combinatie met andere deelovereenkomst (bedoeld worden de deelovereenkomst “Individuele voorziening ambulante Jeugdhulp overgangs- en nieuwe cliënten" en de deelovereenkomst ”Individuele voorziening Begeleiding Jeugdhulp -9 maanden tot achttien jaar en maatwerkvoorziening Begeleiding Wmo 2015 nieuwe cliënten”). Voor de Jeugdhulp producten is het verplicht vervoer aan te bieden. Het uitgangspunt is dat Dienstverlener verantwoordelijk is voor het regelen van het vervoer. Dit is alleen van toepassing wanneer gemeente vervoer beschikt. Tarieven voor vervoer zijn opgenomen in bijlage 3.
Artikel 14 Tussentijdse beëindiging
Mocht tijdens de looptijd van de overeenkomst blijken dat een dienstverlener niet meer voldoet aan de in deze deelovereenkomst(en) gestelde voorwaarden, dan behoudt de gemeente zich het recht voor de dienstverlener van deelname aan de deelovereenkomst eenzijdig en per direct uit te sluiten door bij buitenrechtelijke verklaring de deelovereenkomst met die dienstverlener te ontbinden.
Onverminderd het bepaalde in artikel 12 van de inkoopvoorwaarden is de gemeente gerechtigd de overeenkomst tussentijds schriftelijk direct te (Iaten) beëindigen indien de contractant jegens gemeente toerekenbaar tekortschiet in het nakomen van zijn verplichtingen en contractant niet binnen een redelijke termijn na ingebrekestelling alsnog correct nakomt. Indien gemeente toerekenbaar tekortschiet, is artikel 3 lid 4 van toepassing.
Gemeente is in bovenstaande geval en in geval van het bepaalde in artikel 12 van de inkoopvoorwaarden, tevens gerechtigd haar betalingsverplichtingen op te schorten en/of uitvoering van de werkzaamheden geheel of gedeeltelijk aan derden op te dragen, zonder dat gemeente tot enige schadevergoeding gehouden is, onverminderd eventuele aan gemeente verder toekomende rechten, daaronder inbegrepen het recht van gemeente op volledige schadevergoeding.
Artikel 15 Voorlopige Ontwikkelagenda
Artikel 16 Toepasselijk recht en geschillen
Alle geschillen (daaronder inbegrepen geschillen die slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd) die naar aanleiding van deze overeenkomst of daaruit voortvloeiende overeenkomsten tussen partijen mochten ontstaan, worden zoveel als mogelijk in onderling overleg worden opgelost. Mocht dit niet lukken zullen geschillen aanhangig worden gemaakt bij de bevoegde rechter in het arrondissement Oost- Brabant.
Artikel 17 Wijzigen van de deelovereenkomst
Artikel 18 Bijlagen en rangorde
Bijlage 2: Beschrijving zorgproducten
Inhoudelijke beschrijving jeugdhulp met verblijf en dagbehandeling.
Terugdringen van het aantal jongeren dat uitvalt. Jongeren moeten zoveel mogelijk maat- schappelijk participeren. De regio Zuidoost Brabant gaat uit van het motto: ’kinderen groei- en het beste op thuis of in een vervangende gezinssituatie’.
Het aanbod dient te voldoen aan de ondersteuningsbehoefte en de borging van de veiligheid van de cliënten, waarbij er gedurende de looptijd van het contract maximaal samengewerkt wordt met andere relevante zorgverleners, het CMD / Plusteam, cliënten(raden), vertrouwenspersonen, etc. Doel daarvan is om de optimale zorg aan de cliënten te kunnen realiseren van de ‘een gezin, een plan’ aanpak.
De hulp die buitenshuis gegeven wordt, wordt altijd gecombineerd met ambulante hulp of ondersteuning in het gezin en met aandacht voor de leefomgeving. Hierbij wordt contact gezocht met het CMD / Plusteam, waarbij op maat samen met de Jeugdige / Ouder, de gezamenlijke aanpak wordt afgesproken tussen de specialistische zorgaanbieder en het CMD / Plusteam over wie welke (onderdelen van) ambulante begeleiding in het gezin voor zijn/haar rekening neemt.
We onderscheiden bij de ondersteuningsvraag van cliënten vier categorieën, waarbij verschillende doelstellingen voorop staan. In de praktijk is er vaak sprake van een combinatie van deze vragen en zijn er meerdere redenen waarom ondersteuning wenselijk is.
Hierbij is sprake van kind gerelateerde problematiek. Als gevolg daarvan kunnen jeugdigen vastlopen op de verschillende leefgebieden: thuis, op school en in de vrije tijd. Er kunnen verschillende oorzaken aan ten grondslag liggen of een combinatie van oorzaken:
Hierbij gaat het om jeugdigen die opgroeien in een gezinssituatie waar de ouders/verzorgers niet in staat zijn de belangen van jeugdigen voorop te stellen. Dit kan te maken hebben met psychiatrische problematiek of ernstige beperkingen bij de ouders, maar ook bijvoorbeeld met een situatie als resultaat van een vechtscheiding.
Het gaat hier om jeugdigen die vanwege eigen problematiek en/ of vanwege de thuissituatie vaak langdurig wonen of gewoond hebben in intramurale voorzieningen, niet terug naar huis kunnen en grote moeite hebben om zich zelfstandig te redden. Verschillende problematiek kan hieraan ten grondslag liggen:
Afhankelijk van de ernst van de (gedrags)problematiek wordt samen met ouders en de jeugdige een zorgvuldige afweging gemaakt welke zorg het best past bij de jeugdige. Uitgangspunten bij de behandeling/ begeleiding buiten het gezin zijn altijd de tijdelijkheid van de situatie en sturing op terugkeer naar de/ een gezinssituatie.
Veiligheidsrisico’sHierbij is het van belang een goede balans te vinden tussen enerzijds de bescherming en de veiligheid van de jeugdige, en anderzijds de kansen van de jeugdige om zich goed te ontwikkelen. Veiligheid staat voorop, maar bij opgroeien hoort het opdoen van eigen ervaringen om van te leren. Er dient binnen de zwaarste zorgvorm (behandelgroep in een gesloten of beperkende voorziening) een balans te zijn tussen vrijheid bieden en bescherming.
Druk op opvoeders, professionals en omgevingHet gedrag en/of de problematiek van een jeugdige kan een flinke belasting betekenen voor het oorspronkelijke gezin, maar ook voor de ondersteunende professionals, het netwerk of voor bijvoorbeeld een potentieel pleeggezin. Dit kan een reden zijn om te moeten kiezen voor een zwaardere en meer vrijheidsbeperkende vorm van zorg.
Dagbehandeling vindt overdag voor meerdere uren plaats. Vormen van dagbehandeling zijn:
De Plaatsing van jeugdigen binnen deze vormen van Verblijfszorg
Aan de hand van eerder genoemde criteria wordt bekeken welke gezinsvervangende plek het best geschikt is voor het kind en voor het gezin. Daarbij is het uitgangspunt om het kind als het kan in een situatie op te vangen, die het meest lijkt op een ”gewone” gezinssituatie. Het kan echter zo zijn dat dit vanwege de veiligheid en ontwikkelingsmogelijkheden van het kind of vanwege het beroep dat gedaan wordt op de ondersteuners/professionals niet mogelijk is en de jeugdige in meer aangepaste en beschermde omgeving moet worden geholpen.
Behandeling met verblijf kan aan dagbehandelingen ambulante zorg vooraf gegaan zijn dan wel daarop volgen.
Omschrijvingen categorieën zorgvormen verblijf met behandeling of begeleiding
1a. Gezinsvervangend via pleegouders
Het gaat voornamelijk om kinderen/jongeren (hierna 'jeugdige’) die om diverse redenen niet thuis kunnen wonen, maar waarbij de eigen problematiek niet voorop staat. Jeugdigen worden geplaatst in een pleeggezin of bij een ’hospita’. Via een zorgvuldige procedure worden gezinnen of hospita’s geselecteerd, gekoppeld aan de jeugdige en begeleid door een professional. Bij voorkeur komt het pleeggezin uit het directe netwerk van het gezin (netwerkplaatsing). De gezinnen en de hospita’s ontvangen een pleegzorgvergoeding. Dit is zo ‘normaal’ mogelijk. De jeugdige woont in een gewone gezinssituatie, gaat naar een reguliere school en neemt deel aan gewone vrijetijdsactiviteiten. Wanneer nodig of wenselijk kan de jeugdige ambulante specialistische zorg krijgen.
1b. Gezinsvervangend via opvoeders (ook dagverblijf op zorgboerderij)
Dit is pleegzorg, waarbij de jeugdige ook overdag en in de vrije tijd actief is in het zorgbedrijf. Dit wordt begeleid door een ”ondernemer“ in combinatie met zorg door een specialistische instelling.
1c. Gezinsvervangend met begeleiding
Deze vorm is bedoeld voor jeugdigen met ook ernstige eigen problematiek of ontwikkelingsachterstand. Behandeling is noodzakelijk. Het gaat dan om gezinshuizen, waar tenminste één van de ouders in dienst is van een specialistische instelling. Ook de hospita’s van ‘op kamers projecten’ vallen hieronder. Ondanks de begeleiding lijkt het leven op dat van een ‘normale’ gezinssituatie. Vaak bezoekt de jeugdige naar een reguliere school en ’normale’ vrije tijdsactiviteiten.
Toelichting intramurale variant
2a. Behandelgroepen/ woonvormen in de wijken
Dit zijn kleinschalige voorzieningen in wijken, gerund door professionals van specialistische instellingen. Vaak bezoekt de jeugdige daarbij het reguliere of speciale onderwijs in de buurt (soms een school of school vervangende of school voorbereidende behandelsetting op een locatie van de intramurale voorzieningen) en reguliere vrijetijdsactiviteiten. Hieronder valt ook de begeleiding aan 16-Vers die met hulp op eigen benen Ieren staan. Voor hen zijn er vormen van begeleid wonen in de wijk, vaak als overgang van een beschermde omgeving naar zelfstandigheid.
2b. Behandelgroep op het terrein van de voorziening
Hierbij wordt de jeugdige opgevangen in een intramurale voorziening. Bij deze kleine overzichtelijke groepen is vaak onderwijs en vrijetijdsbesteding op het terrein van de voorziening aanwezig. De behandeling is gericht op alle leefgebieden. In sommige gevallen kunnen jeugdigen ook speciaal onderwijs of een school vervangende of school voorbereidende behandelsetting buiten het terrein bezoeken.
2c. Behandelgroep in gesloten. Beperkende voorziening
Dit is opvang van jeugdigen waarbij vaak eigen problematiek speelt, maar de veiligheid/bescherming voorop staat. Het betreft bescherming van het kind tegen eigen gedrag, zoals weglopen, risicovol en suïcidaal gedrag. Het kan ook bescherming tegen de omgeving, zoals loverboys, zijn. Voor deze plaatsing is altijd een uitspraak van de rechter noodzakelijk (zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk). Bij de behandeling spelen veiligheidsaspecten vaak een belangrijke rol. Voorbeelden hiervan zijn jeugdhulp Plus (Vreekwijk en Icarus) en de Catamaran, forensische jeugdpsychiatrie en orthopsychiatrie (deze plaatsen vallen onder de LRO).
Bijlage 4: Voorlopige Ontwikkelagenda
Dienstverlener spant zich in om samen met gemeente in de eerste 6 maanden van 2016 te komen tot een ontwikkelagenda. Tijdens deze 6 maanden komen in elk geval de volgende onderwerpen aan bod:
1. Transformatie, innovatie en kwaliteit
Er is ook aandacht voor het risico van versplintering specialistische-jeugdhulp verblijf. Gemeente en aanbieders kijken gezamenlijk hoe ze dit risico kunnen managen. Voorop staat de zorginhoudelijke transformatie en hier hangen een aantal onderdelen mee samen: financieringssystematiek ondersteunend aan de zorg zoals bijvoorbeeld resultaat gerichte financiering en een integrale benadering met aandacht voor het omliggende veld zoals Passend Onderwijs en overige ontwikkelingen.
Er worden nadere afspraken gemaakt over de toegang tot verblijf tussen gemeente en dienstverleners. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn: matching tussen jeugdige en dienstverlener, inzichtelijk krijgen van open plaatsen en het neerleggen van signalen. Met het neerleggen van signalen wordt bijvoorbeeld bedoeld dat er een tekort is aan een bepaalde vorm van verblijf.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-278533.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.