Gemeenteblad van Beverwijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Beverwijk | Gemeenteblad 2022, 2777 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Beverwijk | Gemeenteblad 2022, 2777 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond, gemeente Beverwijk 2022
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
huishouden: persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling. Vanaf 24 weken zwangerschap telt het ongeboren kind als thuiswonend kind (verklaring van verloskundige noodzakelijk). Een ouder met kind wordt gerekend als gezin. In het geval van co-ouderschap behoort het kind tot twee huishoudens. Het woonadres van het kind is het woonadres waar het kind als ingezetene in de basisregistratie personen is ingeschreven;
inkomen: gezamenlijke verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 van de aanvragers van de huisvestingsvergunning voor een bij huisvestingsverordening aangewezen woonruimte, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor “belanghebbende” telkens wordt gelezen “aanvrager”;
Hoofdstuk 2: De verdeling van woonruimte
Artikel 2.2.2. Bekendmaking aanbod van woonruimte
Het aanbod van de in artikel 2.1.1, eerste lid onder a aangewezen woonruimten wordt, met uitzondering van de woningen die via een direct aanbod aan urgenten op grond van artikel 2.3.3 t/m 2.3.8 zijn toebedeeld, voor minimaal 75% openbaar bekendgemaakt door publicatie op het in de regio gangbare platform dat door toegelaten instellingen voor de verdeling van sociale huurwoningen wordt gebruikt.
Artikel 2.2.3 Rangorde woningzoekenden
Artikel 2.3.7. voorrang bij urgentie – uitstroomregeling
Tot de woningzoekenden bedoeld in artikel 2.3.3, derde lid behoort tevens de woningzoekende die moet omzien naar woonruimte aansluitend op, of ter vervanging van een verblijf in een instelling op sociaal, maatschappelijk of medisch terrein. Het betreft instellingen waarmee burgemeester en wethouders van één van de regiogemeenten afspraken hebben gemaakt.
§ 3.3. Overgangsrecht en slotbepalingen
Artikel 3.3.1 Overgangsbepaling
Vergunningen en urgentieverklaringen, met inbegrip van daaraan verbonden voorwaarden en voorschriften die zijn verleend op grond van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond, gemeente Beverwijk 2021, gelden als vergunningen en urgentieverklaringen, met inbegrip van daaraan verbonden voorwaarden en voorschriften als bedoeld in deze verordening.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Beverwijk in zijn openbare vergadering van
de raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,
Op 1 januari 2015 is de Huisvestingswet 2014 in werking getreden. De wet maakt het voor gemeenten met en vergunningstelsel mogelijk om in te grijpen:
Deze verordening is in samenwerking met de gemeenten in de regio Zuid-Kennemerland en IJmond (hierna: de regio) tot stand gekomen. De gemeenten hebben een zoveel mogelijk gelijkluidende verordening opgesteld met op onderdelen lokaal maatwerk. Hiermee wordt waar mogelijk een gelijk speelveld gecreëerd voor verhuurders, huurders en andere betrokken partijen. De regio kent geen gemeenschappelijk bestuursorgaan dat de verordening vast kan stellen. Dit is de bevoegdheid van de afzonderlijke raden.
De wet bepaalt dat alleen beperkende regels in een huisvestingsverordening mogen worden gesteld aan woonruimte indien sprake is van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste.
In de raming van de woningbehoefte van 2018 en in 2020 liet het onderzoeksbureau RIGO zien dat er ook de komende jaren meer sociale huurwoningen nodig zijn in de regio Zuid Kennemerland / IJmond om de groei in behoefte op te vangen.
Beverwijk heeft regionale en lokale woningbouwafspraken gemaakt en vertaald in beleid en afspraken met woningcorporaties. Het aantal sociale huurwoningen moet regionaal toenemen. De groei van het aantal sociale huurwoningen kan de groei in de behoefte echter niet bijbenen. Het tekort aan sociale huurwoningen zal op korte termijn niet afnemen. Voor een eerlijke verdeling van woonruimte en het voorkomen van negatieve effecten van schaarste is regulering van woningtoewijzing met een huisvestingsvergunning noodzakelijk.In
Bij het vaststellen van de Woonvisie Beverwijk-Heemskerk 2025 en het Woonakkoord 2025 Zuid-Kennemerland / IJmond door de gemeenteraad alsmede bij het bespreken van de Uitgangspunten voor de Huisvestingsverordening 2022 door de gemeenteraadscommissie zijn de negatieve effecten van schaarste aan woonruimte aangetoond en vastgesteld. Daarnaast is in een gezamenlijke raadscommissievergadering Beverwijk-Heemskerk specifiek ingegaan op de aangetoonde schaarste aan sociale huurwoningen in beide gemeenten en de effecten daarvan.
Artikel 1.1.1. Begripsbepalingen
Dit artikel bevat de begripsbepalingen, die relevant zijn voor de verordening.
Artikel 2.1.1 Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Huurwoningen van corporaties en particulieren met een huur onder de liberalisatiegrens (€ 752,33 per maand / prijspeil 2021) mogen niet zonder vergunning worden betrokken.
De bevoegdheid om te beslissen op een aanvraag van een huisvestingsvergunning kan door het college van Burgemeester en Wethouders bij afzonderlijk besluit worden gemandateerd aan de corporatie voor de eigen woningvoorraad. De corporatie legt hierover periodiek verantwoording af. Voor de woningzoekende staat een bezwaarprocedure open tegen de weigering van een huisvestingsvergunning of een urgentie bij de gemeente. Zo houdt de gemeente verantwoordelijkheid voor de lokale volkshuisvesting zonder dat dit leidt tot een extra procedure naast de inschrijving in het verdeelsysteem. Huisvestingsvergunningen van corporaties zijn vrijgesteld van leges, omdat de woningzoekende al betaalt voor de inschrijving in het verdeelsysteem.
Woonruimte die in het kader van de leegstandswet tijdelijk kan worden verhuurd (omdat de woning op korte termijn ingrijpend wordt gerenoveerd of gesloopt) valt buiten de werking van de verordening, omdat dit type verhuur slechts beperkt voorkomt en van tijdelijke aard is. Ook onzelfstandige woonruimte, studentenwoningen en bedrijfswoningen en woonwagenstandplaatsen behoren, gelet op hun beperkt voorkomen, specifieke karakter en doelgroep, niet tot de vergunningplichtige voorraad.
Artikel 2.1.2 Criteria voor verlening huisvestingsvergunning
Volgens de wet komen voor een huisvestingsvergunning slechts in aanmerking woningzoekenden:
De verordening bepaalt aanvullend dat de woningzoekende:
Meerderjarig zijn wordt voorgeschreven omdat minderjarigen in het algemeen nog deel uit maken van een gezin, of in studentenhuisvesting of op kamers wonen.
De tweede voorwaarde is gesteld omdat particuliere verhuurders niet gebonden zijn aan de inkomensgrens voor corporaties, die door de wetgever is overgenomen uit de Europese regelgeving. Om ruimte te bieden voor de middeninkomens is de grens voor particuliere verhuur ruimer gesteld dan de EC-grens en gekoppeld aan het inkomen, waarboven de corporaties de huren extra mogen verhogen voor huurders die meer verdienen dan de EU-norm (goedkoop scheefwoners). Deze inkomensgrens geldt ook voor urgenten, m.u.v. stadsvernieuwingsurgenten. Voor stadsvernieuwingsurgenten is de inkomensgrens iets ruimer genomen op grond van de afstemming met het sociaal plan van woningcorporaties bij stedelijke vernieuwing. Corporaties zullen zich inspannen om urgenten die hun woning moeten verlaten in verband met sloop of renovatie met een inkomen boven dit niveau een passende huurwoning aan te bieden in de vrije sector.
De huurtoeslaggrens is gelijk aan de zogenaamde liberalisatiegrens en ligt per 1 januari 2021 op € 752,33. Voor woningen met een huur boven de liberalisatiegrens is de verhuurder niet gebonden aan een puntenstelsel, maximale huur en maximale huurverhoging.
Artikel 2.1.3. Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning
De aanvraag voor een huisvestingsvergunning voor een corporatiewoning is onderdeel van de inschrijving voor een sociale huurwoning. Deze vergunning, bedoeld in het 2e lid, wordt na de inkomenstoets in mandaat afgegeven door de corporatie. Voor particuliere huurwoningen wordt de aanvraag voor een huisvestingsvergunning bij burgemeester en wethouders ingediend en wordt op de aanvraag ook door hen beslist.
Wanneer een woningzoekende voldoet aan de criteria van deze verordening en voldoende inschrijftijd heeft opgebouwd is noch de woningzoekende, noch de corporatie vanzelfsprekend gehouden om een huurovereenkomst aan te gaan. Wanneer wilsovereenstemming tussen partijen ontbreekt kan geen overeenkomst tot stand komen. Dit kan te maken hebben met woonwensen van de woningzoekende of een verleden van overlast of huurschuld, waardoor de corporatie het te risicovol vindt een overeenkomst aan te gaan.
Artikel 2.2.1. Inschrijving van woningzoekenden
Overeenkomstig de huidige praktijk stelt dit artikel de corporaties verantwoordelijk voor het in standhouden en beheren van een verdeelsysteem voor huurwoonruimte van corporatiewoningen. Zij kiezen de leverancier, schaffen het systeem aan en bepalen op welke manier de uitvoering plaatsvindt binnen het kader van de verordening. In de regio wordt met verschillende modellen en aanbieders gewerkt. Gemeenten en corporatiesstreven naar een samenhangend en uniform verdeelsysteem.
Sinds de vaststelling van de Wet Doorstroming Huurmarkt zijn er meer mogelijkheden voor tijdelijke huurcontracten voor doelgroepen die door de minister worden bepaald. Om ervoor te zorgen dat na afloop van de tijdelijke huurperiode er in het aanbodmodel mogelijkheid is om door te stromen naar een reguliere huurwoning moet de inschrijfduur worden behouden. Voorwaarde is dat men wel binnen 2 maanden na acceptatie van de woning de inschrijfkosten van de hernieuwde inschrijving heeft voldaan. Ook voor mensen die naar een éénkamerwoning of vanuit een urgentie naar een niet-eengezinswoning verhuizen bestaat de mogelijkheid om inschrijftijd in het aanbodmodel te behouden. Zij kunnen binnen twee maanden nadat het huurcontract is ingegaan hiertoe een verzoek indienen en een hernieuwde inschrijving doen.
Artikel 2.2.2. Bekendmaking aanbod van woonruimte
Dit artikel bepaalt dat de corporatie minimaal 75% van de beschikbare woningen, met uitzondering van de woningen die aan de urgent woningzoekenden (als benoemd in artikel 2.3.3 t/m 2.3.8) worden bemiddeld, openbaar moet aanbieden aan ingeschreven woningzoekenden op het regionaal gangbare platform dat door toegelaten instellingen voor de verdeling van sociale huurwoningen wordt gebruikt. De maximaal 25% vrije ruimte van corporaties is bedoeld om maatwerk te kunnen leveren. Onder deze regeling kunnen huurders of woningen uit een van de volgende categorieën vallen:
Woningen met specifieke kenmerken, zoals:
woningen bestemd voor groepswonen, waarbij onder groepswonen wordt verstaan personen die een woongemeenschap vormen op basis van een gemeenschappelijke levensvisie en met elkaar afzonderlijke woonruimtes bewonen in één daarvoor bestemd pand en bij het vrijkomen van een afzonderlijke woonruimte zeggenschap hebben over de toewijzing van deze woonruimte aan een woningzoekende.
De toewijzing van deze woningen wordt geregistreerd door de corporaties en jaarlijks gerapporteerd.
Artikel 2.2.3. Rangorde woningzoekenden
Dit artikel van de verordening geeft regels voor de rangorde tussen woningzoekenden die op dezelfde corporatiewoning reageren. Op grond van dit artikel geldt in het geval meerdere woningzoekenden voor een huisvestingsvergunning in aanmerking komen de volgende rangorde:
Eerst komen urgenten als omschreven in artikel 2.3.3, eerste lid voor woonruimte in aanmerking. De datum van verstrekken van de urgentie is bepalend wanneer meerdere urgenten met een passend zoekprofiel zelf reageren op een woning in het aanbodmodel. Als tweede, na de urgenten, komen woningzoekenden die voldoen aan de passendheidscriteria én eventueel bindingsvereisten, in aanmerking. Als derde personen die in ieder geval voldoen aan passendheidscriteria. Als vierde, personen die voorrang hebben op grond van de bindings-vereisten en daarna de overige woningzoekenden.
Mochten er op grond van deze rangorde nog steeds meerdere woningzoekenden in aanmerking komen, dan wordt de woning op grond van het tweede lid toegewezen aan degene met de oudste urgentieverklaring en/of langste inschrijftijd.
Mochten op grond van bovenstaande rangorde nog altijd meerdere woningzoekenden in aanmerking komen, dan wordt ingevolge het derde lid op grond van loting bepaald aan wie de woning wordt toegewezen.
Artikel 2.2.4. Vruchteloze aanbieding
Dit artikel biedt de uitweg wanneer zich binnen acht weken na het aanbieden van de woonruimte geen kandidaat meldt die voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn om in aanmerking te komen voor een woning. In dat geval wordt de vergunning altijd verleend.
Artikel 2.3.1. Voorrang bij woonruimte van een bepaalde aard of grootte
Dit artikel is de basis voor de mogelijkheid om corporatiewoningen in eerste aanleg voor een doelgroep te bestemmen (labelen). Als zij reageren hebben zij voorrang. Op deze manier kunnen woningen passend worden toegewezen. Wanneer in de doelgroep geen kandidaten beschikbaar zijn, wordt de woning aan een andere kandidaat die gereageerd heeft of zich ingeschreven heeft toegewezen.
Op grond van dit artikel kunnen grotere woningen worden bestemd voor gezinnen, en kan over-bewoning van kleine woningen worden voorkomen.
Bij op kosten van de WMO aangepaste woningen en complexen met een zorgpakket gaan huishoudens met een indicatie voor. Ook gelijkvloerse woningen kunnen met voorrang worden toegewezen aan huishoudens met een daartoe strekkende indicatie. De corporatie kan nultredenwoningen aanwijzen als seniorenwoning en op basis daarvan voorrang verlenen aan huishoudens ouder dan 55 of 65 jaar. Tevens kunnen corporaties woningen aanwijzen voor jongeren tot en met 23 jaar of tot en met 27 jaar.
Corporaties zijn wettelijk verplicht om het merendeel van hun bezit beneden de sociale huurprijsgrens toe te wijzen aan een doelgroep beneden de EU-norm. Daarnaast heeft het Rijk via een AMvB in het kader van de Woningwet 2015 voorschriften vastgesteld over toewijzing door corporaties van categorieën woningen aan bepaalde inkomensgroepen om het beroep op de huurtoeslag te beperken. Om aan deze verplichting te kunnen voldoen geven corporaties, in aanvulling op de voorrangsregels in dit artikel, ook op grond van passendheid van inkomen voorrang aan woningzoekenden met een bepaald inkomen voor specifieke typen woningen of stellen zij deze woningen uitsluitend beschikbaar voor een bepaalde inkomensgroep. Aangezien dit ‘’passend toewijzen’’ een verplichting is van de corporaties richting het Rijk op grond van de Woningwet 2015 wordt inkomen in de verordening niet nader uitgewerkt als voorrangsregel.
Artikel 2.3.2 Voorrang bij economische of maatschappelijke binding
De raad heeft de bevoegdheid om te besluiten maximaal de helft van de woningvoorraad bij voorrang toe te wijzen aan huishoudens met een economische of maatschappelijke binding aan de regio. Wat binding is, wordt gedefinieerd in artikel 14, lid 3, van de wet. Binding kan, indien daar aanleiding voor bestaat, via nadere regels worden begrensd. Er wordt door corporaties gemonitord of er sprake is van binding bij de toewijzing van woningen. De raad heeft tevens de bevoegdheid om conform de wet te besluiten maximaal 25% van de woningvoorraad bij voorrang toe te wijzen aan huishoudens met een economische of maatschappelijke binding uit de eigen gemeente of kern. Dit noemen wij Lokaal Maatwerk.
De gemeenten willen een grote regionale en open woonmarkt bieden. Een regio waar iets te kiezen valt voor woningzoekenden. Beschermende regelgeving voor de ‘eigen’ inwoners is in eerste instantie niet wenselijk en gaat in tegen de uitgangspunten van de wet. Tegelijk moeten gemeenten maatwerk kunnen leveren. Gericht sturen waar dat noodzakelijk is. Bij het vaststellen van de verordening wordt Lokaal Maatwerk in gemeenten toegepast. Bij de eerste verhuur van nieuwbouw sociale huurwoningen geeft gemeente Velsen voorrang aan inwoners uit Velsen en geeft gemeente Zandvoort voorrang aan inwoners uit Zandvoort. De gemeenten Beverwijk en Heemskerk geven bij de eerste verhuur van nieuwbouw sociale huurwoningen voorrang aan inwoners uit Beverwijk en Heemskerk. Sturing bij nieuwbouw heeft voordelen voor de lokale doorstroming en beschermt lokale doelgroepen (bv. jongeren) waarvoor een gemeente zich financieel en organisatorisch inzet, zonder dat dit leidt tot het benadelen van andere woningzoekenden in een wachtrij. Gemeente Bloemendaal geeft als gevolg van het beperkte aanbod voor alle sociale huurwoningen voor 25% voorrang aan inwoners uit Bloemendaal. Gemeente Haarlem en gemeente Heemstede passen bij het vaststellen van de verordening geen lokaal Maatwerk toe.
Artikelen 2.3.3. t/m 2.3.9. Voorrang bij urgentie
In deze artikelen wordt de voorrang bij urgentie op corporatiewoningen geregeld. De voorwaarde dat de woonruimte dringend noodzakelijk is, zoals geformuleerd in artikel 2.3.3. derde lid, geldt voor alle categorieën urgenten van artikel 2.3.3. tot en met artikel 2.3.9.
De wet bepaalt dat twee groepen woningzoekenden urgent zijn en daarom voorrang krijgen. Dit zijn:
De verordening bepaalt dat hiernaast in aanmerking komen voor een urgentieverklaring:
Personen die inwoner zijn van de gemeente waarbij de huidige woonsituatie een zeer ernstige bedreiging voor de lichamelijke en/of sociaal-psychische gezondheid vormt en deze woonsituatie niet langer dan 3 maanden kan voortduren. Om de medische noodzaak te toetsen kan het college advies vragen aan een extern deskundige. De woningcorporatie tracht binnen 26 weken een passende woning aan te bieden.
Personen die moeten omzien naar woonruimte aansluitend op, of ter vervanging van een verblijf in een instelling op sociaal, maatschappelijk of medisch terrein. De regiogemeenten, woningcorporaties en zorg- en welzijnsinstellingen zijn een Pact voor uitstroom overeengekomen, waarin de verantwoordelijkheden van de partijen, het proces van toetsing en huisvesting, als ook het aantal te huisvesten personen per gemeente en per corporatie zijn vastgelegd. Het basisprincipe is dat mensen uit de instellingen naar zelfstandige woonruimte gaan in de regio of gemeente waar zij voorafgaand aan het verblijf in de instelling woonachtig waren.
De verordening biedt de mogelijkheid om in beleidsregels door burgemeester en wethouders vast te laten leggen hoe uitvoering gegeven wordt aan de bevoegdheid die voortvloeit uit deze verordening. In de beleidsregels worden door het college het toetsingskader en de voorwaarden voor een urgentie nader omschreven. Voor urgent woningzoekenden als bedoeld in artikel 2.3.3 t/m 2.3.9 van de verordening zijn op deze manier regels vastgelegd in de Beleidsregels woonurgentie (INT-17-34831). De beleidsregels zijn eenduidig in de IJmond gemeenten. In de Zuid Kennemerland gemeenten zijn de uitvoeringsvoorschriften voor een deel ook opgenomen inde Huisvestingsverordening. Hierdoor zijn er tekstueel verschillen tussen de verordeningen. Periodiek worden beleidsregels geëvalueerd en door het college geactualiseerd.
Artikel 2.3.10 Weigeringsgronden urgentieverklaring
Als de aanvraag volledig en te beoordelen is, wordt getoetst of er zich één of meerdere algemene weigeringsgronden voordoen. Als er zich één of meerdere van deze weigeringsgronden voordoen, moet de aangevraagde urgentieverklaring geweigerd worden. Het betreft de volgende weigeringsgronden:
de aanvrager kon het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen. In bepaalde gevallen is wel sprake van een urgent huisvestingsprobleem, maar had aanvrager dit redelijkerwijs zelf kunnen voorkomen. Bijvoorbeeld door in verband met een voorzienbare beperking tijdig te verhuizen naar meer geschikte woonruimte. Of door met eigen vermogen geschikte woonruimte te kopen.
het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een verwijtbaar doen of nalaten van aanvrager of een lid van zijn huishouden. Van deze weigeringsgrond is bijvoorbeeld sprake als aanvrager zijn vorige woning heeft moeten verlaten in verband met door hem ondernomen wietteelt of als aanvrager met zijn gezin is gaan inwonen, terwijl het redelijkerwijs voorzienbaar was dat dit tot problemen zou leiden.
Artikel 2.3.9 Intrekken of aanpassen urgentieverklaring
Dit artikel geeft aan in welke gevallen het college de beschikking waarbij urgentie wordt verleend kan intrekken of wijzigen op basis van omstandigheden, die de aanvrager betreffen. Zijn positie kan gewijzigd zijn of er komen feiten aan het licht, die verwijtbaar zijn. Wanneer een woning wordt betrokken vervalt de urgentie.
Artikel 3.1.1. Bestuurlijke boete
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 35 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de verordening kan bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de verboden bedoeld in de artikelen 8, 21 en 22 van de wet. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete. De hoogte van de op te leggen boete wordt bepaald overeenkomstig onderstaande tabel:
De op te leggen boetes nemen in hoogte toe wanneer binnen vier jaar eenzelfde overtreding wordt begaan. In de wet en het Wetboek van Strafrecht zijn de maximale hoogtes van de boetes vastgesteld.
Het is mogelijk dat het gewenst is in het belang van de volkshuisvesting een pilotproject uit te proberen. Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat de verordening deze mogelijkheid belemmert. Wanneer het college dit overweegt zal de raad hier vooraf over worden geconsulteerd.
Artikel 3.2.2. Hardheidsclausule
Het is onmogelijk alle ontwikkelingen in de toekomst te kunnen voorzien en in regels vast te leggen. In de verordening is een hardheidsclausule opgenomen om van de verordening af te kunnen wijken in het geval dit voor een aanvrager gelet op het belang van de huisvesting tot een zeer onbillijke of harde situatie zou leiden. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot uitzonderlijke individuele gevallen waarvan de situatie niet te voorzien was bij het vaststellen deze verordening. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor een bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de verordening of in een uitvoeringsregeling te worden neergelegd. Indien het college gebruik maakt van de hardheidsclausule wordt dit gemotiveerd in de betreffende besluitvorming.
Artikel 3.3.1. Overgangsbepalingen
Dit artikel geeft overgangsbepalingen die onder meer duidelijkheid geven hoe met aanvragen voor vergunningen en bezwaarschriften, die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend moet worden omgegaan.
Artikel 3.3.2. en 3.3.3. Intrekken oude verordening en inwerkingtreding
De geldigheidsduur van een verordening is op grond van de wet maximaal vier jaar. Dat maakt dat binnen vier jaar de noodzaak voor het stellen van deze regels en de situatie op de woningmarkt opnieuw zal worden getoetst.
Regelingen die op basis van de oude verordening zijn gemaakt en nog niet zijn vervangen vervallen niet. De regelingen blijven van kracht onder de nieuwe verordening, totdat er nieuwe regelingen worden opgesteld die de oude vervangen. Het gaat dan bijvoorbeeld om beleidsregels voor wijzigingen in de woonruimtevoorraad en de urgentieregeling.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-2777.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.