Volmacht aan directeur uitvoeringsorganisatie GGD Haaglanden inzake Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

 

De locoburgemeester van Den Haag,

gelet op:

 

  • -

    Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, artikelen 5:1 en 5:2;

  • -

    titel 3 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

  • -

    artikel 171 van de Gemeentewet; en

  • -

    hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

0verwegende dat:

 

  • -

    het college op grond van artikel 5:1 jo. 5:2 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) vanaf 1 januari 2020 verantwoordelijk is voor de uitvoering van een verkennend onderzoek, naar aanleiding van meldingen van familie of een andere persoon uit de omgeving van betrokkene, naar de vraag of verplichte ggz-zorg nodig is;

  • -

    het college tevens verantwoordelijk is voor het informeren van de melder (familie/essentiële naaste(n)) over de uitkomsten van het verkennend onderzoek en het indienen van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging bij de officier van justitie, indien vastgesteld is dat verplicht zorg nodig is;

  • -

    de gemeentelijke Wvggz-taken betreffende melding en verkennend onderzoek zorgmachtiging door respectievelijk de uitvoeringsorganisatie GGD Haaglanden en Parnassia vanaf 1 januari 2020 worden uitgevoerd; en

  • -

    dat de gemeentelijke taken van verkennend onderzoek zorgmachtiging, die door Parnassia worden uitgevoerd, met terugwerkende kracht vanaf 1 juni 2022 worden belegd bij de uitvoeringsorganisatie GGD Haaglanden. De afgegeven volmacht aan Parnassia eindigt in verband met een korte overgangsperiode hierdoor vanaf 1 juli 2022;

 

besluit:

 

  • I.

    aan de directeur van uitvoeringsorganisatie GGD Haaglanden volmacht te verlenen om bij de officier van justitie een verzoekschrift tot voorbereiding van een zorgmachtiging in te dienen;

 

  • II.

    dat de gevolmachtigde onder I. bevoegd is de aan haar verleende volmacht aan anderen binnen de uitvoeringsorganisatie GGD Haaglanden te verlenen en dat de verleende ondervolmacht binnen deze uitvoeringsorganisatie wordt vastgelegd;

 

  • III.

    dat dit besluit met terugwerkende kracht per 1 juni 2022 in werking treedt.

 

Den Haag, 14 juni 2022,

 

Hilbert Bredemeijer

 

 

Naar boven